32 633 (R1930) Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en het Koninkrijk Zweden inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Parijs, 10 september 2009

B/ Nr. 2 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 26 augustus 2010 en het nader rapport d.d. 20 december 2010, aangeboden aan de Koningin door de minister van Buitenlandse Zaken. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2010, no.10.002060, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en het Koninkrijk Zweden inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 173 en Trb. 2010, 131), met toelichtende nota.

Het Verdrag ziet op de uitwisseling van informatie met het oog op de belastingheffing. De Raad van State van het Koninkrijk onderschrijft de goedkeuring van het Verdrag, maar plaatst daarbij enige kanttekeningen.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 19 juli 2010, nr. 10.002060, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk haar advies inzake het bovenvermelde Verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 26 augustus 2010, nr. W02.10.0323/II/K, bied ik U hierbij aan.

1. Doelstelling en reikwijdte Verdrag

In artikel 1, eerste lid, tweede volzin, van de Nederlandse tekst van het Verdrag wordt gesproken over «het onderzoek naar of de vervolging van belastingzaken». De Engelse tekst spreekt over «the investigation or prosecution of tax matters». De woorden «vervolging» en «prosecution» duiden op strafrechtelijke vervolging. Dit lijkt in strijd met artikel 1, derde lid, van het Verdrag, waarin staat dat het Verdrag de toepassing van de regels inzake de wederzijdse rechtshulp in strafzaken onverlet laat, en met de toelichting op dit derde lid, waarin wordt gesteld «dat informatieverzoeken ten behoeve van een onderzoek in de strafrechtelijke sfeer niet worden bestreken door het Verdrag».

De Raad adviseert hier in de toelichtende nota nader op in te gaan.

1. Doelstelling en reikwijdte Verdrag

De toelichting op artikel 1, eerste lid, is aangevuld, in aanmerking genomen het advies van de Raad.

2. Belastingen waarop het Verdrag van toepassing is

In artikel 3, tweede lid, van het Verdrag staat dat het Verdrag ook van toepassing is op alle in wezen gelijksoortige belastingen die na de datum van ondertekening van dit Verdrag naast of in plaats van de bestaande belastingen worden geheven, mits de bevoegde autoriteiten zulks overeenkomen. De toelichtende nota vermeldt hierover dat «belastingen die na de inwerkingtreding van dit Verdrag worden ingevoerd en die in wezen gelijksoortig zijn met of ter vervanging dienen van de in dit artikel genoemde belastingen, eveneens onder de reikwijdte van dit Verdrag vallen». De toelichtende nota vermeldt eveneens «[...] dat dit Verdrag na de staatkundige hervorming in ieder geval van toepassing zal zijn op de [...] vastgoedbelasting en opbrengstbelasting die op de BES-eilanden zullen worden geheven». In de toelichtende nota ontbreekt de verdragsrechtelijke voorwaarde dat de bevoegde autoriteiten dit moeten overeenkomen.

De Raad adviseert de toelichtende nota op dit punt aan te vullen.

2. Belastingen waarop het Verdrag van toepassing is

De toelichting op artikel 3, tweede lid, is aangevuld, in aanmerking genomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad.

3. Begripsomschrijvingen

In artikel 4, eerste lid, onderdelen p en q, van het Verdrag zijn omschrijvingen opgenomen van de begrippen «criminal laws» respectievelijk «criminal tax matters». In de toelichting op die onderdelen wordt opgemerkt dat deze omschrijvingen feitelijk overbodig zijn omdat de begrippen in het Verdrag verder niet voorkomen. De Raad merkt op dat de omschrijvingen nog wel betekenis kunnen hebben voor het begrip «criminal matters» in artikel 1, derde lid, van het Verdrag, welk begrip niet is omschreven.

De Raad adviseert de toelichtende nota op dit punt aan te passen.

3. Begripsomschrijvingen

De toelichting op artikel 4, eerste lid, is aangepast, in aanmerking genomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad.

4. Mogelijkheid een verzoek af te wijzen

In de toelichting op artikel 7, vijfde lid, van het Verdrag staat dat de zinsnede «door de belastingbetaler» is toegevoegd om te verduidelijken dat slechts de betreffende belastingplichtige een verzoek kan tegenwerken. Artikel 7, vijfde lid, van het Verdrag houdt daarentegen in dat een beroep tegen de aanslag door de belastingplichtige geen grond voor weigering is.

Verder wijst de Raad er op dat het gebruik van het woord «belastingplichtige» in de toelichting op artikel 7, vijfde lid, van het Verdrag, niet toereikend is omdat het ook kan gaan om «inhoudingsplichtigen».

De Raad adviseert de toelichtende nota op deze punten aan te passen.

4. Mogelijkheid een verzoek af te wijzen

De toelichting op artikel 7, vijfde lid, is aangevuld, in aanmerking genomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad.

5. Vertrouwelijkheid

In de toelichting op artikel 8 van het Verdrag wordt aandacht besteed aan de bescherming van persoonsgegevens. De toelichting verwijst naar de Europese Richtlijn ter zake, die voorschrijft dat lidstaten van de Europese Unie alleen informatie mogen uitwisselen met derde landen indien die landen een passend beschermingsniveau bieden1. Het is juist dat – zoals in de voorlaatste volzin van de toelichting wordt gesteld – deze richtlijn geen gelding heeft voor de Nederlandse Antillen en dat dit voorschrift voor de Nederlandse Antillen niet geldt. Dat neemt echter niet weg dat de vraag omtrent de bescherming van verstrekte persoonsgegevens relevant is.

De Raad adviseert de toelichting op artikel 8 van het Verdrag te vervangen door een passage waarin wordt ingegaan op het beschermingsniveau voor de aan de Verdragspartner verstrekte persoonsgegevens.

5. Vertrouwelijkheid

De toelichting op artikel 8 is aangepast, in aanmerking genomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad.

6. Kosten

Artikel 9 van het Verdrag regelt de verdeling van kosten die zijn verbonden aan de uitwisseling van informatie. Tenzij de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende partijen anders overeenkomen, geldt de volgende verdeling.

  • a. «Ordinary» costs («gewone» kosten in de Nederlandse vertaling van het Verdrag): deze kosten worden gedragen door de aangezochte partij.

  • b. «Extraordinary» costs («buitengewone» kosten in de Nederlandse vertaling van het Verdrag), daaronder begrepen redelijke kosten voor het inschakelen van externe adviseurs: deze kosten worden gedragen door de verzoekende partij.

  • c. «Significant» costs («aanmerkelijke» kosten in de Nederlandse vertaling van het Verdrag): indien de kosten naar aanleiding van een specifiek verzoek naar verwachting aanmerkelijk zullen zijn, vindt vooraf overleg plaats tussen de bevoegde autoriteiten.

De Raad merkt op dat in de toelichting op artikel 9 van het Verdrag de kostencategorieën b en c met elkaar worden verward.

De Raad adviseert de toelichtende nota in overeenstemming te brengen met de tekst van het Verdrag.

6. Kosten

De toelichting op artikel 9 is aangepast conform het advies van de Afdeling advisering van de Raad.

7. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om enkele redactionele verbeteringen aan te brengen.

De Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld Verdrag wordt overgelegd aan de beide kamers der Staten-Generaal en aan de Staten van de Nederlandse Antillen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal en tevens over te leggen aan de Staten van Curaçao en van Sint Maarten.

De minister van Buitenlandse Zaken,

U. Rosenthal


XNoot
1

Artikelen 25 en 26 van de Richtlijn van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, PbEG L 281, blz. 31–50.

Naar boven