Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 32627 nr. 21 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 32627 nr. 21 |
Vastgesteld 30 november 2015
De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu over de brief van 12 oktober 2015 over het Hoofdlijnenakkoord over de waterzuivering in de glastuinbouw (Kamerstuk 32 627, nr. 20).
De Staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 27 november 2015. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Van Dekkken
De adjunct-griffier van de commissie, Jansma
Vraag 1
Waarom is er gekozen voor een zuiveringsplicht op bedrijfsniveau?
Vraag 2
Waarom is er niet gekozen voor een collectieve zuivering via waterzuiveringsbedrijven?
Antwoord 1 en 2
Het Hoofdlijnenakkoord biedt ruimte om te voldoen aan de zuiveringsplicht via een installatie op bedrijfsniveau, een mobiele installatie, een collectieve installatie waarbij meerdere bedrijven gezamenlijk hun afvalwater zuiveren of een aanpassing van de rioolwaterzuiveringsinstallatie waardoor deze geschikt wordt gemaakt voor het zuiveren van gewasbeschermingsmiddelen.
Het Hoofdlijnenakkoord biedt dus de keuzemogelijkheid voor de realisatie van de genoemde invullingen.
Vraag 3
Wanneer komen de concrete uitwerkingen van het Hoofdlijnenakkoord naar de Kamer?
Antwoord 3
Een van de uitwerkingen van het Hoofdlijnenakkoord is de wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer waarin de verplichting tot zuivering wordt opgenomen. Ik zal uw Kamer bij het toezenden van het ontwerpbesluit, medio 2016, ook informeren over de voortgang van de overige uitwerkingen.
Vraag 4
Wanneer zal er overleg plaatsvinden over de concrete invulling van het Hoofdlijnenakkoord?
Antwoord 4
Overleg over de concrete invulling en uitvoering van het Hoofdlijnenakkoord is reeds gestart. Daarnaast wordt de voortgang geagendeerd in het Platform Duurzame Glastuinbouw dat drie tot vier keer per jaar bij elkaar komt en twee maal per jaar in een bestuurlijk overleg met de partijen die het akkoord hebben gesloten.
Vraag 5
Hoe geeft het Hoofdlijnenakkoord ruimte aan de transitie van een middel- naar een doelvoorschrift?
Antwoord 5
In het Activiteitenbesluit milieubeheer zal als doelvoorschrift een minimaal te realiseren zuiveringsrendement van 95% worden opgenomen. Dit biedt ruimte aan de ondernemer zelf een keuze te maken welke techniek het best past in zijn bedrijfssituatie.
Vraag 6
Wat betekent dit Hoofdlijnenakkoord voor de beschikbaarheid van effectieve middelen voor de glastuinbouw nu, en in de toekomst?
Antwoord 6
Het Hoofdlijnenakkoord omvat afspraken om te bewerkstelligen dat een zuiveringsplicht voor een gewasbeschermingsmiddel en de generieke zuiveringsplicht op hetzelfde moment ingaan (synchronisatie). Hiermee wordt voor de periode tot 1 januari 2018 voorkomen dat een middel niet mag worden gebruikt omdat een glastuinbouwbedrijf het afvalwater nog niet zuivert. Met de synchronisatie wordt op deze wijze een effectief middelenpakket gewaarborgd. De synchronisatie geldt overigens niet voor de gewasbeschermingsmiddelen waarvoor het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) al besluiten heeft genomen waarbij nu al een zuivering is voorgeschreven.
Vraag 7
Wat betekent dit Hoofdlijnenakkoord voor de ontwikkeling van nieuwe middelen voor de glastuinbouw?
Antwoord 7
Het Hoofdlijnenakkoord heeft geen effect op de ontwikkeling van nieuwe gewasbeschermingsmiddelen.
Vraag 8
Wat is de bijdrage van de waterschappen in het Hoofdlijnenakkoord om het aantal normoverschrijdingen terug te dringen?
Antwoord 8
De bijdrage van de waterschappen in het Hoofdlijnenakkoord om het aantal normoverschrijdingen terug te dringen bestaat, naast hun reguliere taken op het gebied van monitoring van de waterkwaliteit en het toezicht op de voorschriften die zijn opgenomen in wet- en regelgeving, met name uit het toepassen van maatwerkmogelijkheden om waar nodig meer tijd te geven voor initiatieven voor collectieve zuivering of aanpassing van de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Individuele waterschappen zijn in een aantal gevallen actief betrokken bij de realisatie van collectieve oplossingen, zoals de aansluiting van glastuinbouwbedrijven op de riolering in het Westland en de collectieve zuivering in de Bommelerwaard.
Vraag 9
Zal de zuiveringsplicht ook automatisch gelden voor toekomstige gewasbeschermingsmiddelen?
Antwoord 9
Ja. De zuiveringsplicht zal gelden voor alle glastuinbouwbedrijven die gewasbeschermingsmiddelen gebruiken. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt in huidige of toekomstige gewasbeschermingsmiddelen.
Vraag 10
Hoe verhoudt dit Hoofdlijnenakkoord waterzuivering in de glastuinbouw zich tot de nieuwe Europese beoordelingsmethodiek voor de toelating in bedekte teelten (het Greenhouse Emission Model (GEM))?
Vraag 11
Waarom stemmen de uitkomsten van het GEM volgens de sector niet overeen met praktijkwaarnemingen en is de beoordeling te streng?
Vraag 12
Bent u het eens met de stelling dat het GEM waarmee emissies worden berekend de emissies overschat? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10, 11 en 12
In het EFSA Guidance Document1 wordt het gebruik van het «greenhouse emission model» (GEM) of een vergelijkbare beoordelingsmethodiek voorgeschreven. Dit Guidance Document wordt onderdeel van het Europese toelatingsbeleid met ingang van 1 december 2015. Het Ctgb zal dit richtsnoer toepassen bij het beoordelen van gewasbeschermingsmiddelen voor aanvragen die vanaf 1 maart 2016 worden ingediend.
Volgens de sector komt, op basis van onderzoek door onder andere Wageningen Universiteit, GEM niet overeen met praktijkwaarnemingen, en is de beoordeling te streng. Alle beoordelingsmethodieken voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen gaan uit van het principe «realistic worst case». Dit geldt ook voor GEM. Wanneer in een praktijksituatie een emissie wordt gemeten, kan deze dus lager zijn dan een berekende emissie, maar in sommige gevallen ook hoger.
In het Hoofdlijnenakkoord zijn afspraken gemaakt over de doorontwikkeling van GEM. Doorontwikkeling is gebruikelijk bij nieuwe beoordelingsmethodieken en beoogt om meer verfijning in de berekening aan te kunnen brengen, zoals een uitbreiding van afbraakmechanismen die zich in de praktijk voordoen. Het Ministerie van Economische Zaken heeft Alterra Wageningen UR gevraagd om nog dit jaar te starten met het doorontwikkelen van GEM en hierbij LTO Glaskracht Nederland en de Nederlandse Stichting voor Fytofarmacie (Nefyto) te betrekken. Onderzocht wordt of het mogelijk is om de invoering van GEM uit te stellen, totdat GEM verder ontwikkeld («gevalideerd») is.
In afwachting van de doorontwikkeling heeft het Ctgb toegezegd dat het gedurende het proces van de beoordeling van een aanvraag voor de toelatinghouder mogelijk is om aanvullende informatie te leveren in relatie tot GEM. Daarmee kan het Ctgb dan bij de beoordeling rekening houden.
Vraag 13
Kunt u totdat het GEM is gevalideerd volstaan met 95% zuivering? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 13
Het Ctgb kan maatregelen voorschrijven als dit nodig blijkt uit de beoordeling van een aanvraag voor de toelating van een gewasbeschermingsmiddel. Daarbij kan zich de situatie voordoen dat een hoger verwijderingspercentage nodig is dan 95%, ook als GEM is doorontwikkeld. In deze situaties heeft een combinatie van maatregelen de voorkeur. Er kan dan van geval tot geval worden beoordeeld of kan worden volstaan met het voorschrijven van een zuiveringsplicht van ten minste 95%, gecombineerd met één of meer aanvullende maatregel(en).
Vraag 14
Zijn er afspraken gemaakt wat de gevolgen zijn wanneer de zuiveringsplicht van 95% niet gehaald wordt?
Antwoord 14
Nee. Uit studies van de Universiteit van Wageningen blijkt een zuiveringsrendement van 95% uitvoerbaar.
Vraag 15
Bent u het eens met de stelling dat de stap naar 95% zuivering in 2018 heel groot is voor de glastuinbouw?
Antwoord 15
Nee. Uit onderzoek van LEI Wageningen UR2 blijkt dat de kosten voor een zuiveringsrendement van 95% ongeveer even hoog zijn als voor een zuiveringsrendement van 75%. Door in één keer een rendement van 95% voor te schrijven, wordt voorkomen dat twee keer moet worden geïnvesteerd. Daarom is dit zo opgenomen in het Hoofdlijnenakkoord.
Vraag 16
Bent u bereid om tot 2021 te werken met 95% zuivering als doel en niet te werken met een praktisch onhaalbaar doel als 99,5%? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 16
Ja. Het Hoofdlijnenakkoord gaat uit van een zuiveringsrendement van ten minste 95%.
Vraag 17
Wat zijn de redenen en argumenten van Natuur en Milieu om voor de 99,5% zuiveringsrendement te pleiten? Wat zijn hiervoor de tegenargumenten?
Antwoord 17
Ik kan niet voor Natuur en Milieu spreken anders dan, zoals in het Hoofdlijnenakkoord staat, dat Natuur en Milieu vindt dat synchronisatie het beste kan worden gerealiseerd door in de milieuwetgeving een zuiveringsrendement van 99,5% voor te schrijven. In het Hoofdlijnenakkoord is uitgegaan van 95% omdat dit voldoende zou moeten zijn om de waterkwaliteitsdoelstellingen uit de nota Gezonde Groei, Duurzame Oogst te realiseren. Hogere eisen stellen zou de sector onnodig met hogere kosten opzadelen.
Vraag 18
Wat wordt bedoeld met de zin «daarnaast wordt afgewogen of deze categorie (kleine glastuinbouwbedrijven) de mogelijkheid wordt gegeven om meer tijd te krijgen voor de invoering, met een maximum van drie jaar»?
Antwoord 18
Door LTO Glaskracht Nederland is in het bestuurlijk overleg, waaruit het Hoofdlijnenakkoord is voortgekomen, de wens geuit kleine bedrijven meer tijd te geven om te voldoen aan de zuiveringsplicht. Daarbij wordt onder een klein bedrijf verstaan een bedrijf dat kleiner is dan 2.500 m2 of een bedrijf dat minder dan 25 kg stikstof per hectare per jaar loost. In het Hoofdlijnenakkoord is opgenomen dat de Ministeries van Infrastructuur en Milieu en Economische Zaken deze mogelijkheid nog zullen overwegen.
Vraag 19
Wat is onder punt 6 van het Hoofdlijnenakkoord het verschil in maximering tussen a en tussen c?
Antwoord 19
Er is geen verschil. Het gaat om dezelfde maximale extra tijd die kan worden verkregen, namelijk maximaal drie jaar later dan 1 januari 2018.
Vraag 20
Hoe worden de afspraken gehandhaafd (handhaven is iets anders dan monitoren)?
Antwoord 20
Een ambtelijke werkgroep zal zorg dragen voor de uitvoering en bewaking van de afspraken. In het bestuurlijk Platform Duurzame Glastuinbouw en in een bestuurlijk overleg van de bij het akkoord betrokken partijen wordt besproken of partijen zich voldoende houden aan de gemaakte afspraken.
De handhaving van de wettelijk voor te schrijven zuiveringsplicht en van de bij individuele toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen door het Ctgb bepaalde gebruiksvoorschriften zal worden uitgevoerd door de toezichthouders die in het antwoord op vraag 22 zijn genoemd.
Vraag 21
Voor welke middelen staat nog de weg van bezwaar en beroep open?
Antwoord 21
Voor gewasbeschermingsmiddelen op basis van vijf werkzame stoffen (imidacloprid, abamectine, fluazinam, teflubenzuron en pirimicarb) heeft het Ctgb een zuiveringsplicht voorgeschreven. Er is bezwaar aangetekend tegen het besluit voor middelen op basis van twee werkzame stoffen (abamectine en teflubenzuron). Voor de andere middelen zijn de termijnen voor bezwaar en beroep verlopen.
Vraag 22
Hoe worden gebruiksvoorschriften genoemd in bijlage 1 onder «synchronisatie, validatie en doorontwikkeling beoordelingsmethodiek voor de toelating» bij punt c gecontroleerd en gehandhaafd?
Antwoord 22
Toezicht op het naleven van de gebruiksvoorschriften van gewasbeschermingsmiddelen vindt plaats door ambtenaren van de NVWA, de waterschappen en voor zover het arbeidsveiligheid betreft de Inspectie SZW (zie artikel 9.1 van de Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden).
Vraag 23
Wat wordt in het licht van het onder c gestelde precies bedoeld met «De ministeries onderzoeken gelet op Europese verplichtingen of de invoering van het nieuwe model kan worden uitgesteld»? Uitstel voor hoe lang?
Antwoord 23
Zie het antwoord op vraag 10.
Vraag 24
Waarom is de verplichting in milieuwetgeving voor glastuinbouwbedrijven die afvalwater met gewasbeschermingsmiddelen lozen op oppervlaktewater of riolering om per 2016 te zorgen voor zuivering van hun afvalwater, als toegezegd in de Nota Gezonde Groei, Duurzame Oogst, losgelaten?
Antwoord 24
De motie Bosman/Lodders (Kamerstuk 27 858, nr. 259) verzoekt de regering om te overleggen met de sector over een realistische tijdsplanning. Dit overleg heeft geresulteerd in het Hoofdlijnenakkoord, waarin staat dat de zuiveringsplicht wordt verschoven naar 1 januari 2018. Door het verschuiven neemt de betaalbaarheid in belangrijke mate toe, zoals beschreven in het antwoord op vraag 25.
Vraag 25
Wat zijn de verschillen in economische haalbaarheid tussen een ingangsdatum van 2016 en het voorliggende Hoofdlijnenakkoord per 1 januari 2018?
Antwoord 25
Op basis van gegevens van LEI Wageningen UR is geconcludeerd dat door het verschuiven van de deadline van 1 januari 2016 naar 1 januari 2018 de betaalbaarheid voor de sector in belangrijke mate toeneemt. Daarnaast zullen in deze periode installaties goedkoper worden door innovatie en de ontwikkeling van mobiele en collectieve installaties.
Vraag 26
Waarom is een ingangsdatum van 31 december 2016 volgens u praktisch niet haalbaar? Is er te laat begonnen met het implementeren van de beloften uit de Nota Gezonde Groei, Duurzame Oogst? Zo ja, hoe komt dat?
Antwoord 26
Een ingangsdatum van 1 januari 2017 zou juridisch haalbaar zijn. Er is ter uitvoering van de motie Bosman/Lodders echter niet alleen gekeken naar de juridische haalbaarheid, maar ook naar de praktische haalbaarheid en de betaalbaarheid. Daaruit is 1 januari 2018 voortgekomen als compromis tussen milieu en economie.
Vraag 27
Houdt het onder verbeteren betaalbaarheid en haalbaarheid bij a genoemde «maar uiterlijk voor 1 januari 2021 in gebruik te laten zijn» een nog verder uitstel met drie jaar in? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 27
Voor collectieve installaties en voor de aanpassing van rioolwaterzuiveringsinstallaties kan na beoordeling door het bevoegd gezag meer tijd worden gegeven om te voldoen aan de zuiveringsplicht, tot maximaal drie jaar na 1 januari 2018. Het uitstel zal niet langer zijn dan nodig is om te komen tot realisatie en met als maximum drie jaar.
In het Hoofdlijnenakkoord is een procedure afgesproken, die start met het begin 2016 beschikbaar hebben van een lijst met kansrijke initiatieven door LTO Glaskracht Nederland. In 2016 wordt gewerkt aan het opstellen van de onderbouwing van deze initiatieven. Het bevoegd gezag zal begin 2017 een besluit nemen over de termijn waarbinnen de collectieve zuivering of aanpassing van de rioolwaterzuivering moet zijn gerealiseerd.
De sector heeft inmiddels een oproep gedaan aan bedrijven om bij LTO Glaskracht Nederland te melden of er kansrijke initiatieven voor een collectieve zuivering. Op dit moment is nog niet bekend hoeveel initiatieven er zullen worden genomen en kan dus ook geen uitspraak worden gedaan over de gevolgen voor mens en milieu.
Vraag 28
Wat zijn de gevolgen indien de effectiviteit van het verleende uitstel van twee jaar van de datum van de invoering van de zuiveringsplicht niet strookt met het toelatingsbeleid?
Antwoord 28
In het antwoord op vraag 74 is beschreven hoe het Ctgb de synchronisatie van het toelatingsbeleid met de generieke zuiveringsplicht zal uitvoeren. Daarmee wordt bewerkstelligd dat het toelatingsbeleid en de invoering van de zuiveringsplicht met elkaar stroken, ongeacht de effectiviteit van het verleende uitstel van de datum van de invoering van de zuiveringsplicht.
Vraag 29
Hoe verhoudt punt 3 (beschikken over een functionerende installatie per 1 januari 2018) zich tot het genoemde onder punt a (initiatieven voor collectieve installaties) maar uiterlijk voor 1 januari 2021 in gebruik te laten zijn?
Antwoord 29
Zie het antwoord op vraag 27.
Vraag 30
Op welk moment en op welke wijze wordt duidelijk wanneer aangetroffen stoffen per direct – en dus niet pas per 1 januari 2018 – gezuiverd moeten worden? Welke momenten van ingrijpen zijn er buiten de afspraken van het Hoofdlijnenakkoord?
Antwoord 30
Het voorschrijven van een zuivering door het Ctgb is mogelijk als uit de reguliere (her)beoordeling van een middel door het Ctgb blijkt dat dit noodzakelijk is om onaanvaardbare risico's voor mens, dier en milieu te voorkomen. Daarnaast heeft het Ctgb de mogelijkheid in te grijpen in de toelating als uit aanvullende wetenschappelijke informatie blijkt dat niet meer voldaan wordt aan de toelatingsvoorwaarden.
Vraag 31
Wat zijn de belangrijkste argumenten voor de verschuiving van de deadline voor de zuiveringsplicht naar 1 januari 2018?
Antwoord 31
Zie het antwoord op vraag 25.
Vraag 32
Wat zijn de argumenten om de zuiveringsplicht van kleine bedrijven te verschuiven naar 2021?
Antwoord 32
Zie het antwoord op vraag 18.
Vraag 33
Hoeveel bedrijven moeten de komende tijd een waterzuiveringsinstallatie aanschaffen?
Antwoord 33
Volgens StatLine (www.cbs.nl) waren er 4.415 glastuinbouwbedrijven in 2014. Het aantal individuele bedrijven dat een waterzuiveringsinstallatie moet aanschaffen, zal echter aanzienlijk lager zijn, omdat:
− het aantal bedrijven ieder jaar kleiner wordt,
− een aantal bedrijven gebruik zal maken van collectieve installaties of aangepaste rioolwaterzuiveringsinstallaties, en
− een aantal bedrijven, vooral kleine bedrijven, gebruik zal maken van mobiele installaties.
De verdeling van de aantallen bedrijven naar hectaren glasoppervlak zijn:
− 964 bedrijven met 0–0,25 hectare;
− 938 bedrijven met 0,25–0,75 hectare;
− 803 bedrijven met 0,75–1,5 hectare;
− 791 bedrijven met 1,5–3 hectare;
− 442 bedrijven met 3–5 hectare;
− 477 bedrijven met 5 hectare en meer.
Vraag 34
Kan er een overzicht worden gegeven van de aanwezigheid van waterzuiveringsinstallaties op dit moment, naar grootte van het bedrijf gemeten in hectare?
Antwoord 34
Tijdens het plenaire debat op 28 mei 2015 (Handelingen II 2014/15, nr. 89, item 10) is aangegeven dat er geen of bijna geen sprake lijkt te zijn van een adequate waterzuivering.
Vraag 35
Klopt het dat installaties gebruikt zullen worden tot 2027 vanwege de doelstelling van een emissievrije teelt?
Antwoord 35
Afgesproken is dat de sector in 2027 nagenoeg geen gewasbeschermingsmiddelen meer loost. Met de kennis van nu wordt er vanuit gegaan dat het niet voor alle bedrijven mogelijk is om volledig gesloten te produceren. Ook als er nog zeer beperkt wordt geloosd, blijven de installaties dus nodig. Op welke schaal dat is, kan nu nog niet worden vastgesteld. Glastuinbouwbedrijven kunnen de kosten voor de waterzuivering terugbrengen als zij in aanloop naar 2027 al de omvang en de frequentie van de lozingen beperken en daardoor kunnen volstaan met een kleinere zuiveringsinstallatie.
Vraag 36
Waarom is er een generieke zuiveringsplicht afgesproken?
Antwoord 36
Een generieke zuiveringsplicht voor de glastuinbouw, in de zin dat deze voor alle gewasbeschermingsmiddelen geldt, is als milieumaatregel nodig om het aantal normoverschrijdingen in het oppervlaktewater terug te dringen en zodoende de waterkwaliteitsdoelstellingen uit de nota «Gezonde Groei, Duurzame Oogst» te realiseren. Uit monitoringsgegevens blijkt dat de glastuinbouw verantwoordelijk is voor een belangrijk deel van deze normoverschrijdingen. Het gaat daarbij om een zodanig breed pakket aan werkzame stoffen, dat het in de rede ligt om een milieumaatregel te treffen die geldt voor alle gewasbeschermingsmiddelen.
Vraag 37
Hoe geeft dit Hoofdlijnenakkoord invulling aan de motie Bosman-Lodders (Kamerstuk 27 858, nr. 259) om door middel van een extra zuiveringsstap het aantal normoverschrijdingen terug te dringen?
Antwoord 37
Zie het antwoord op vraag 1 en 2.
Vraag 38
Hoe wordt er met het Hoofdlijnenakkoord invulling gegeven aan de motie Bosman-Lodders (Kamerstuk 27 858, nr. 259) voor verdergaande aansluiting op het rioolnetwerk in samenwerking met de waterschappen?
Antwoord 38
Sinds het begin van de jaren negentig is het beleid gericht op het aansluiten van afvalwaterstromen op de gemeentelijke riolering. Dat beleid wordt voortgezet. Het was daarom niet nodig om hierover in het Hoofdlijnenakkoord nadere afspraken te maken. Het aansluiten op een rioolnetwerk kan onderdeel uitmaken van het realiseren van een zuivering via een collectieve installatie of het aanpassen van een rioolwaterzuiveringsinstallatie.
Vraag 39
Wat zijn de kosten voor de aanschaf van de nieuwe installaties, berekend per bedrijf?
Antwoord 39
Op basis van gegevens van LEI Wageningen UR, kunnen de kosten bij zuivering op bedrijfsniveau als volgt worden weergegeven:
bedrijfsgrootte |
investeringskosten (jaarkosten bestaan uit afschrijving, renteverlies en technisch onderhoud) |
variabele kosten (energie, materialen, grondstoffen) |
---|---|---|
tot 1,5 hectare (60% van de bedrijven1) |
€ 32.500 eenmalig, oftewel € 4.900/jaar |
€ 200–800/jaar |
1,5–5 hectaren (30% van de bedrijven1) |
€ 46.750 eenmalig, oftewel € 6.000–7.000/jaar |
€ 1.400–1.500/jaar |
meer dan 5 hectaren (10% van de bedrijven1) |
€ 58.500 eenmalig, oftewel € 6.200–8.800/jaar |
€ 1.400–3.400/jaar |
De vermelde percentages van de bedrijven zijn afgeleid uit de aantallen die zijn vermeld in het antwoord op vraag 33.
De verwachting is dat de kosten lager zullen uitvallen door verdere innovatie en doorontwikkeling. De kosten gelden voor een individuele zuiveringsinstallatie en kunnen worden verminderd door de inzet van mobiele installaties en collectieve voorzieningen.
Vraag 40
Klopt het dat de gemiddelde aanschaf van een waterzuiveringsinstallatie 60.000 euro is?
Antwoord 40
Zoals blijkt uit het antwoord op vraag 39, is een bedrag van 60.000 euro een bovengrens. Het gemiddelde bedraagt circa 39.000 euro, rekening houdend met de verdeling van de aantallen bedrijven per bedrijfsgrootte.
Vraag 41
Wat zijn de onderhoudskosten voor de installaties, berekend per bedrijf?
Antwoord 41
Zie het antwoord op vraag 39.
Vraag 42
Hoeveel bedrijven beschikken op dit moment over de juiste installaties?
Antwoord 42
Zie het antwoord op vraag 34.
Vraag 43
Is de deadline van 1 januari 2018 realistisch om alle bedrijven te laten voorzien van een installatie?
Antwoord 43
Ja, gelet op het antwoord op vraag 33 over het totale aantal bedrijven en de daarbij gegeven inschatting dat het aantal benodigde installaties aanzienlijk lager zal zijn.
Vraag 44
Hoeveel mobiele installaties zullen er naar uw verwachting nodig zijn?
Antwoord 44
Volgens LEI Wageningen UR kunnen mobiele installaties voordelig zijn voor kleinere glastuinbouwbedrijven. Ik kan nu nog geen uitspraak doen over het verwachte aantal mobiele installaties, aangezien nu nog niet precies bekend is tot welke bedrijfsgrootte deze mogelijkheid voordeliger is dan een individuele of een collectieve installatie.
Vraag 45
Wie draagt de verantwoordelijkheid voor de werking van de mobiele installaties?
Antwoord 45
De glastuinbouwer is verantwoordelijk voor adequate zuivering van het afvalwater van zijn bedrijf, ook als hij gebruik maakt van derden die het afvalwater voor hem zuiveren.
Vraag 46
Is er rekening gehouden met een mogelijke verlenging van de termijn van 1 januari 2018?
Antwoord 46
Nee, er wordt geen rekening gehouden met verder uitstel. Dit is ook niet gewenst, omdat deze uitkomst een precair evenwicht is tussen economie en milieu.
Vraag 47
Wat zijn de kosten voor de aanschaf van de nieuwe installaties, berekend per bedrijf?
Antwoord 47
Zie het antwoord op vraag 39.
Vraag 48
Op basis waarvan wordt besloten of er meer tijd (maximaal drie jaar) mag worden genomen om aan de zuiveringsplicht te voldoen?
Antwoord 48
Zie het antwoord op vraag 27.
Vraag 49
Wanneer gaat het uitstel van maximaal drie jaar in? Is dat op 1 januari 2018 (dus maximaal uitstel tot 1 januari 2021) of op het moment van het afsluiten van dit Hoofdlijnenakkoord op 22 september 2015 (dus maximaal uitstel tot 22 september 2018)?
Antwoord 49
Er wordt gerekend vanaf 1 januari 2018.
Vraag 50
In welke mate wordt er verwacht dat er gebruik gemaakt zal worden van de mogelijkheid tot uitstel en wat zijn de gevolgen hiervan voor mens en milieu?
Antwoord 50
Zie het antwoord op vraag 27.
Vraag 51
Wie zijn er betrokken bij het bestuurlijk overleg dat tweemaal per jaar plaats zal vinden om de uitvoering van de afspraken te monitoren?
Antwoord 51
Bij het bestuurlijk overleg zijn de volgende partijen betrokken: LTO Glaskracht Nederland, Nefyto, Unie van Waterschappen (UvW), Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), Ctgb, Natuur & Milieu, Ministerie van Economische Zaken en Ministerie van Infrastructuur en Milieu.
Vraag 52
Bent u op de hoogte van de problematiek rondom de korte aanmeldingstermijn van tuinders bij mogelijke collectieven als onder punt 6 (a) van het akkoord? Bent u bereid dit werkbaarder te maken voor bedrijven door de aanmeldingstermijn te verruimen?
Antwoord 52
De aanmeldingstermijn is één van de afspraken binnen het Hoofdlijnenakkoord. De termijn lijkt kort, maar op dit moment gaat het alleen om een inventarisatie van kansrijke initiatieven en hoeft de onderbouwing nog niet te worden geleverd.
LTO Glaskracht Nederland heeft eerder een verkenning gedaan en actualiseert dit nu. Zie ook het antwoord op vraag 27.
Vraag 53
Op basis van welke argumenten is gekozen om uitstel te verlenen aan de zuiveringsplicht voor neonicotinoïden, ondanks de bezwaren van Natuur en Milieu?
Antwoord 53
Zoals in de brief van 12 oktober 2015 (Kamerstuk 32 627, nr. 20) over het Hoofdlijnenakkoord is aangegeven, is de zuiveringsplicht een generieke maatregel die geldt voor alle gewasbeschermingsmiddelen en wordt daarin geen onderscheid gemaakt in specifieke gewasbeschermingsmiddelen (of werkzame stoffen daarin). Via de toelating wordt wel gekeken naar middelen en voor een aantal middelen is via dit spoor al een zuivering voorgeschreven. De huidige beschikbare wetenschappelijke informatie over neonicotinoïden geeft geen rechtvaardiging om het uitstel niet te verlenen voor neonicotinoïden waarvoor nog geen zuiveringsplicht via de toelating is voorgeschreven.
Voor meer informatie over de beoordeling van neonicotinoïden verwijs ik naar het antwoord op vraag 57.
Vraag 54
Is het mogelijk dat de deadline voor de zuiveringsplicht voor neonicotinoïden alsnog vervroegd wordt indien uit onderzoek blijkt dat dit noodzakelijk is?
Antwoord 54
Zie het antwoord op vraag 30.
Vraag 55
Wanneer is de volgende herbeoordeling van de verschillende neonicotinoïden, die ten minste eens in de tien jaar dient te worden uitgevoerd, gepland?
Antwoord 55
De datum van reguliere herbeoordeling, vanwege het aflopen van de huidige toelatingstermijn, varieert per stof:
– |
Acetamprid: |
30 april 2017 |
– |
Clothianidine: |
31 januari 2018 |
– |
Imidacloprid: |
31 juli 2019 |
– |
Thiacloprid: |
30 april 2017 |
– |
Thiamethoxam: |
30 april 2018 |
Vraag 56
Op welke wijze worden de genoemde emissiereductieplannen (Kamerstuk 27 858, nr. 326) betrokken/ingevoerd bij de afspraken die gemaakt zijn met het Platform Duurzame Glastuinbouw?
Antwoord 56
Emissiereductieplannen zijn erop gericht om gebleken normoverschrijdingen te analyseren en na te gaan waardoor deze precies worden veroorzaakt. Afhankelijk van de uitkomsten van de analyse kan het noodzakelijk zijn maatregelen te treffen. Als dit maatregelen zijn die aanvullend zijn op de zuiveringsplicht, dan zullen deze worden betrokken bij de uitwerking van het Hoofdlijnenakkoord.
Vraag 57
Waarom is nu al besloten de invoering naar 2018 te verschuiven, terwijl de beoordeling van het rapport van EASAC (European Academies Science Advisory Council) door het Ctgb (College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden) nog niet aan de Kamer gestuurd is?
Antwoord 57
De invoering van de generieke zuiveringsplicht is voorzien in de nota «Gezonde Groei Duurzame Oogst» en wordt wettelijk vastgelegd in het Activiteitenbesluit milieubeheer. Dit wordt niet beïnvloed door het EASAC-rapport dat zich richt op effecten van een bepaalde groep gewasbeschermingsmiddelen, de neonicotinoïden, op het terrestrisch milieu. Aan de hand van dit rapport wordt op Europees niveau de vraag gesteld of niet-doelwitorganismen zoals bijen en andere bestuivers voldoende zijn beschermd in terrestrische ecosystemen. De brief over de uitkomsten van de herbeoordeling van het Ctgb op dit aspect kunt u nog voor het einde van het kerstreces verwachten van mijn collega van Economische Zaken (EZ).
Vraag 58
Wat is de exacte definitie van een klein glastuinbouwbedrijf? Wat is hierbij leidend: de hoeveelheid geloosd gif of de oppervlakte van het bedrijf?
Antwoord 58
Zie het antwoord op vraag 18.
Vraag 59
Op welke wijze wordt de Kamer betrokken bij het besluit om kleine glastuinbouwbedrijven al dan niet meer tijd te geven om aan de zuiveringsplicht te voldoen?
Antwoord 59
Zie het antwoord op vraag 3.
Vraag 60
Op welke wijze heeft de Kaderrichtlijn Water een rol gespeeld bij dit Hoofdlijnenakkoord? Zal Nederland per 2017 voldoen aan de gestelde eisen?
Vraag 61
Zijn er middels de Kaderrichtlijn Water voldoende mogelijkheden om de doelstellingen in de glastuinbouw te realiseren?
Antwoord 60 en 61
Het overschrijden van waterkwaliteitsnormen met gewasbeschermingsmiddelen geeft problemen met het halen van doelen van de Kaderrichtlijn Water. Daarom moet volgens de nota «Gezonde Groei, Duurzame Oogst» het aantal overschrijdingen van de waterkwaliteitsnormen in 2018 minimaal zijn gehalveerd en in 2023 met minimaal 90% zijn afgenomen t.o.v. 2013. De zuiveringsplicht voor de glastuinbouw is een belangrijke maatregel om deze doelen te halen.
Vraag 62
Waarom is er niet meer ruimte gelaten voor laagrisicomiddelen?
Antwoord 62
Zoals beschreven in het antwoord op vraag 53 is de zuiveringsplicht een generieke maatregel die geldt voor alle gewasbeschermingsmiddelen en waarbij geen onderscheid wordt gemaakt naar specifieke middelen of groepen van middelen. Op dit moment zijn er nog geen laagrisicomiddelen als zodanig toegelaten en is het niet reëel om uit te gaan van een situatie dat een glastuinbouwbedrijf uitsluitend laagrisicomiddelen gebruikt. Bovendien valt niet in te schatten of dan geen zuiveringsplicht nodig is.
Vraag 63
Hoe is de beschikbaarheid van een effectief middelenpakket gewaarborgd in het Hoofdlijnenakkoord?
Antwoord 63
Zie het antwoord op vraag 6.
Vraag 64
Biedt het huidige toelatingsbeleid ruimte voor uitzonderingen?
Antwoord 64
Het Ctgb maakt gebruik van Europees geharmoniseerde beoordelingsmethodieken om in te schatten of een bepaalde toepassing geen risico's voor mens, dier en milieu met zich brengt. Het is niet mogelijk om bijvoorbeeld onderscheid te maken op basis van de grootte van bedrijven, omdat dit onderscheid geen onderdeel is van de genoemde beoordelingsmethodieken.
Vraag 65
Biedt het Hoofdlijnenakkoord ruimte voor maatwerk en uitzonderingen opdat bedrijven kunnen blijven beschikken over een effectief middelenpakket?
Antwoord 65
Zie het antwoord op vraag 6.
Vraag 66
In hoeverre loopt de invulling van het GEM synchroon met andere Europese lidstaten en wensen vanuit de Europese Commissie?
Antwoord 66
Zie het antwoord op vraag 10–12.
Vraag 67
Vindt, met het oog op de in het akkoord om het GEM te verbeteren en te valideren, invoering van het GEM in alle lidstaten van de EU tegelijk plaats op basis van de toepasselijke Europese richtsnoeren? Zo niet, kunt u dan toezeggen dat met de invoering wordt gewacht tot na de validatie?
Antwoord 67
Zie het antwoord op vraag 10–12.
Vraag 68
Hoe is de validatie geregeld? In hoeverre is later nog (her)toelating mogelijk?
Antwoord 68
Zie het antwoord op vraag 10–12.
Vraag 69
Volgens het Hoofdlijnenakkoord is de inzet van mobiele installaties een mogelijkheid om de betaalbaarheid van de zuiveringsplicht (die in 2018 volgens LEI Wageningen UR voor 40 tot 50% van de gespecialiseerde glastuinbouwbedrijven niet betaalbaar) te verbeteren. Wat doen u en uw collega-bewindspersonen zelf aan het stimuleren van de ontwikkeling van die mobiele zuiveringsinstallaties?
Antwoord 69
De Ministeries van Infrastructuur en Milieu en Economische Zaken stimuleren het ontwikkelen en daardoor beschikbaar komen voor de praktijk van mobiele zuiveringsinstallaties, en hebben voor 2015 budget beschikbaar gesteld om hiermee te starten. Naar de noodzaak en mogelijkheid voor financiering in 2016 wordt nog gekeken.
Vraag 70
Wat is de reden dat er structureel meer gewasbestrijdingsmiddelen worden toegevoegd aan de planten dan door de plant kan worden opgenomen, hetgeen tot uitspoeling leidt?
Antwoord 70
Gewasbeschermingsmiddelen worden volgens de dosering op het etiket toegepast. Niet alle gewasbeschermingsmiddelen werken op dezelfde wijze; sommige worden door de plant opgenomen en sommige niet. Gewasbeschermingsmiddelen of restanten daarvan komen dus in het gietwater terecht. Dit water wordt zoveel mogelijk hergebruikt, totdat dit niet meer mogelijk is vanwege ophoping van zouten. Het water wordt dan met restanten van gewasbeschermingsmiddelen geloosd. Dat heeft nu een groot aantal normoverschrijdingen tot gevolg en daarom moet er worden gezuiverd.
Vraag 71
Wordt er per bedrijf voldoende aandacht besteed aan de terugwinning van de gewasbestrijdingsmiddelen, of is dit alleen gemeenschappelijk te realiseren?
Antwoord 71
Het is niet mogelijk om (restanten van) gewasbeschermingsmiddelen terug te winnen. Wel wordt, zoals in het antwoord op vraag 70 is toegelicht, het gietwater zo veel mogelijk hergebruikt.
Vraag 72
Is er voldoende kennis omtrent de mogelijke werking van stoffen zoals natriumbicarbonaat als neutraliserende en/of bindende stof ter zuivering van het afvalwater?
Antwoord 72
Er is de afgelopen jaren geïnvesteerd om zuiveringstechnieken praktijkrijp te maken. Eind 2015 zal de Universiteit van Wageningen (WUR) hierover rapporteren. Daarmee komt een overzicht beschikbaar over alle beschikbare zuiveringstechnieken om het afvalwater van glastuinbouwbedrijven te zuiveren. Ik ga ervan uit dat de toepassing van natriumbicarbonaat hier ook in wordt meegenomen als dit een kansrijke techniek is.
Vraag 73
Geldt er voor de middelen waarvoor nu nog bezwaar en beroep mogelijk is volgens bijlage 1, sub a, een lager zuiveringsrendement dan de 95% die nu voorgesteld wordt? Zo ja, wat zijn de gevolgen voor mens, milieu en dier als deze waarden naar beneden worden bijgesteld?
Antwoord 73
De middelen waarop gedoeld wordt in vraag 21 zijn alle middelen met een zuiveringseis hoger dan 95%.
Vraag 74
Hoe zal de synchronisatie tussen de zuiveringsplicht en het toelatingsbeleid plaats vinden?
Antwoord 74
Als uit de (her)beoordeling van een middel blijkt dat kan worden volstaan met een zuiveringsrendement van 95%, wordt dit middel toegelaten met vermelding op het etiket dat 95% zuivering per 1 januari 2018 vereist is.
Voor middelen waarvoor volgens de beoordeling een verwijdering van meer dan 95% nodig is, zal het Ctgb als voorwaarde opnemen dat het benodigde verwijderingspercentage per direct wordt gerealiseerd, tenzij het verschil kan worden overbrugd met aanvullende maatregelen. Gedacht kan worden aan bijvoorbeeld een langere wachttijd tussen toepassing en lozing. De aanvrager zal moeten aantonen dat door het treffen van dergelijke aanvullende maatregelen kan worden volstaan met een zuiveringspercentage van 95%. De aanvullende maatregelen worden opgenomen in de gebruiksvoorschriften.
Tot nu toe heeft het Ctgb zuivering voorgeschreven voor middelen op basis van vijf stoffen (imidacloprid, abamectine, fluazinam, teflubenzuron en pirimicarb). Het Ctgb komt niet terug op deze besluiten, zodat de synchronisatie niet van toepassing is op de genoemde werkzame stoffen. Zoals in het antwoord op vraag 21 is vermeld, loopt voor twee middelen (abamectine en teflubenzuron) nog een bezwaarprocedure. Mocht als gevolg van deze bezwaarprocedure de zuiveringseis komen te vervallen, dan komen middelen op basis van deze stoffen alsnog in aanmerking voor synchronisatie.
EFSA Guidance Document on clustering and ranking of emissions of active substances of plant protection products and transformation products of these active substances from protected crops (greenhouses and crops grown under cover) to relevant environmental compartments.
Betaalbaarheid zuivering lozingswater glastuinbouw, LEI Wageningen UR, http://edepot.wur.nl/345073.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32627-21.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.