32 623 Actuele situatie in Noord-Afrika en het Midden-Oosten

Nr. 140 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 oktober 2014

Hierbij geven wij u, conform de toezeggingen gedaan tijdens het algemeen overleg van 9 oktober 2014 over Kobani en het algemeen overleg over de Artikel 100-brief van 2 oktober 2014 over de deelneming aan de internationale strijd tegen ISIS, nadere uitleg over steun aan Syrische oppositiegroepen en aan de Koerden, informatie over de grensbewaking in Turkije en over de afspraken tussen de Iraakse federale autoriteiten en de Koerdische Regionale Autoriteiten met betrekking tot het politieke proces in Irak.

Steun aan Syrische oppositiegroepen

De verschrikkelijke omstandigheden in Kobani en elders in Syrië zijn een direct gevolg van het conflict dat al drieënhalf jaar woedt en waarvoor het regime-Assad verantwoordelijk moet worden gehouden. Deze bredere context moet worden meegewogen bij de bepaling van vervolgstappen in reactie op de crisis en hun implicaties voor de langere termijn.

Het kabinet heeft de gematigde Syrische oppositie (zowel de overkoepelende Syrische Oppositie Coalitie (SOC) als lokale raden en civiele actoren) de afgelopen drie jaar op diverse wijzen ondersteund. Het heeft onder andere geïnvesteerd in politieke capaciteit (zoals onderhandelingstraining en training in diplomatieke vaardigheden), de capaciteitsopbouw van Syrische vrouwen ten behoeve van een grotere betrokkenheid bij het politieke proces, het maatschappelijk middenveld, mediavrijheid en ook veiligheid en wederopbouw in gebieden onder controle van de gematigde oppositie. Deze steun komt voort uit de overtuiging dat groepen die samen de gematigde oppositie vormen het enige geloofwaardige alternatief zijn voor het regime van Assad enerzijds en extremistische groeperingen anderzijds.

Om te voorkomen dat de huidige internationale inspanningen tegen ISIS leiden tot versteviging van de positie van Assad is het kabinet bereid mogelijkheden van (militaire) steun, anders dan wapenleveranties, aan gematigde gewapende groepen te onderzoeken. Vanwege de veelheid aan strijdende partijen en de verschillende agenda’s van deze groepen, hanteert het kabinet daarbij als uitgangspunt dat uitsluitend groepen en individuen die zijn doorgelicht, voor verdergaande steun in aanmerking zouden kunnen komen. Om de mogelijkheid, de wenselijkheid, de risico’s en de modaliteiten van steun beter te kunnen vaststellen, brengt het kabinet de behoefte aan additionele steun op korte termijn in kaart met behulp van een fact finding missie naar de regio. Hierbij wordt zoveel mogelijk samengewerkt met partners.

De Verenigde Staten lopen met het huidige programma voor de levering van niet-dodelijke middelen en het aangekondigde train-and-equip programma van 500 miljoen dollar voorop in de internationale inspanningen ten gunste van de gematigde gewapende oppositie in Syrië. Ook vanuit Arabische landen in de Golfregio wordt veel financiële en materiele steun geleverd aan de gematigde oppositie. Frankrijk heeft publiekelijk verklaard wapens te hebben geleverd en levert daarnaast andere (militaire) middelen. Het Verenigd Koninkrijk en Duitsland leveren geen wapens en beperken zich tot het leveren van andere (militaire) middelen. Turkije speelt een belangrijke, ondersteunende rol bij de leveringen door partners. Zoals bekend verlenen voornoemde landen, evenals Australië, België, Canada, en de Scandinavische landen, ook grootschalige humanitaire steun. De Syrische Oppositie Coalitie wordt politiek gesteund door de Friends of Syria, waarvan de kerngroep bestaat uit Duitsland, Egypte, Frankrijk, Italië, Jordanië, Qatar, KSA, Turkije, de VAE, het VK en de VS.

Steun aan de gematigde Syrische oppositie brengt ook risico’s met zich mee, waaronder het weglekken van militaire goederen naar andere groepen en onvoldoende garanties over het eindgebruik. Deze risico’s worden zorgvuldig afgewogen. Bij de Nederlandse levering van militaire goederen aan de Peshmerga in Noord-Irak (genoemd in de brief van 21 augustus 2014 met kenmerk DVB/NW-372/14), werd het risico gezien het acute en ernstiger geachte gevaar van ISIS aanvaardbaar geacht, onder andere omdat er toestemming was van de Iraakse autoriteiten voor de (internationaal) gecoördineerde bevoorrading en bewapening.

Steun aan Koerden in Kobani

In het geval van de Koerden in Kobani acht het kabinet het risico van het weglekken van wapens naar de PKK (die op de EU-terrorismelijst staat) in Turkije groot vanwege de banden die veel van de Syrische Koerden in Kobani met de PKK hebben. Het kabinet gaat dan ook niet over tot het leveren van militaire middelen aan de Koerden in Kobani.

Grensbewaking Turkije

De grens van Turkije met Irak en Syrië is ruim 1.100 km lang. De beveiliging van een dergelijk lange grens die gedeeltelijk door onherbergzaam gebied loopt, vergt grote inspanningen. De Turkse regering levert deze inspanningen in toenemende mate. De Turkse autoriteiten hebben geen hulp gevraagd aan internationale partners. De NAVO speelt hierbij geen rol, aangezien de bewaking van de buitengrenzen een nationale bevoegdheid van de betrokken bondgenoten is.

Politieke hervormingen Bagdad-Erbil

De Koerdische Regionale Autoriteiten (KRA) hebben drie maanden voorwaardelijke steun uitgesproken aan de centrale regering van premier al-Abadi, maar de drie benoemde Koerdische Ministers (financiën, vrouwen en cultuur) hebben vooralsnog geen zitting in de ministerraad genomen. In die drie maanden eisen de KRA vooruitgang op de artikelen 16 tot en met 18 van het regeerakkoord.

Deze artikelen betreffen afspraken over de winning en export van olie en gas in de Koerdische regio, de toepassing van distributiemechanismen zoals neergelegd in nog niet aangenomen wetgeving, overmaking van het Koerdische deel van de nationale begroting, overeenstemming over de toekomst van de betwiste gebieden (delen van de provincies Nineveh, Kirkuk, Salaheddin en Diyala, waar zowel Koerden en Arabieren als andere bevolkingsgroepen wonen) en volledige opname van de Koerdische Peshmerga in het nationale veiligheidsbudget. Een deel van de betwiste gebieden (met name Kirkuk) is zeer olierijk en door de Koerdische Peshmerga op ISIS veroverd.

Tegelijkertijd willen de Koerden de komende maanden bemoedigende stappen zien van de federale regering, zoals de hervatting van de maandelijkse overmaking van het nationale budget aan de KRA. Zolang de overmakingen niet worden hervat, weigeren de KRA de Koerdische Ministers naar Bagdad te sturen. Daarnaast eisen de Koerden een vierde ministerspost.

Ondanks tegenstrijdige berichten in de media, is de federale regering de meest recente belofte om twee maanden salarisbetalingen van ambtenaren over te maken nog niet nagekomen. Feitelijk heeft Bagdad de KRA al acht maanden niet meer betaald. Dat komt volgens de federale autoriteiten door de beslissing van de KRA om zonder instemming van Bagdad Koerdische olie te exporteren en het Iraakse aandeel van de opbrengsten niet aan Bagdad uit te keren. Volgens de KRA is die handelwijze juist ingegeven door het besluit van Bagdad om de salarisbetalingen aan de KRA stop te zetten.

Premier al-Abadi had beloofd de nog niet vastgestelde nationale begroting voor 2014 en de salarisbetalingen aan de KRA met spoed (voor het Offerfeest) te agenderen in de ministerraad, maar dit is niet gebeurd. Ook met de andere onderwerpen zijn geen vorderingen gemaakt. Het gebrek aan toenadering tussen Bagdad en Erbil, het feit dat de Koerden feitelijk niet actief deelnemen aan deze regering en het uitblijven van de benoemingen van Ministers voor de cruciale veiligheidsministeries Defensie en Binnenlandse zaken, belemmeren tot nu toe in ernstige mate de effectiviteit van de nieuwe regering.

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

Naar boven