32 623 Actuele situatie in Noord-Afrika en het Midden-Oosten

Nr. 101 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 22 juli 2013

Binnen de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken bestond bij twee fracties de behoefte de minister van Buitenlandse Zaken enkele vragen en opmerkingen voor te leggen inzake de reactie van de minister op het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van 22 april 2013 inzake de brief van de Assyrische Democratische Oppositie (ADO) over de ontvoering van twee aartsbisschoppen in Syrië (Kamerstuk 32 623, nr. 97).

De minister heeft op de vragen en opmerkingen geantwoord bij brief van 16 juli 2013. De vragen en opmerkingen van de fracties en de antwoorden van de minister zijn hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Eijsink

De griffier van de commissie, Van Toor

Vragen en antwoorden

Inbreng PVV-fractie

Op 22 april jl. werden twee boegbeelden van de christelijke aanwezigheid in Syrië ontvoerd. De Syrisch orthodoxe aartsbisschop Gregorios Youhanna Ibrahim en de Grieks-orthodoxe Boulus Yazigi werden in de buurt van Aleppo door een, naar wordt beweerd, uit Rusland afkomstige Tsjetsjeense groep ontvoerd. De bestuurder van de twee aartsbisschoppen werd bij de ontvoering direct vermoord. De leden van de PVV-fractie vragen de minister of hij het belang erkent van de vrijlating van deze twee boegbeelden voor de in het nauw gedreven, met uitroeiing bedreigde christelijke gemeenschap in Syrië.

De leden van de PVV-fractie zijn ernstig bezorgd over het lot van de aartsbisschoppen. Volgens diverse mediaberichten, zoals het Katholiek Nieuwsblad, zouden de twee aartsbisschoppen al zijn geëxecuteerd door moslimrebellen. Kan de minister een appreciatie geven van deze berichten?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet deelt de grote bezorgdheid over het lot van de twee aartsbisschoppen. In tegenstelling tot de vele geruchten zijn er maar weinig feiten over de ontvoering bekend. Er bestaat geen zekerheid over de verantwoordelijken voor de kidnapping en hun motieven, de locatie waar ze worden vastgehouden en of ze al dan niet in leven zijn. In het licht van de vele ontvoeringen om losgeld die in Syrië plaatsvinden, zijn louter criminele motieven niet uit te sluiten.

De minister schrijft dat de Nederlandse regering betrokken is bij pogingen om de aartsbisschoppen vrij te krijgen en daartoe in nauw contact staat met diverse partijen, waaronder de Syrische Oppositie Coalitie. Kan de minister toelichten met welke partijen hij hierover contact heeft? De leden van de PVV-fractie vinden dat deze regering ook druk moet uitoefenen op Turkije, Qatar en Saudi-Arabië om zich in te spannen voor de vrijlating van de aartsbisschoppen, mede in het licht van de grote verantwoordelijkheid van die landen omdat zij de rebellen en de extremisten actief steunen. Is de minister dit met de leden van de PVV-fractie eens? Klopt de bewering van de grootmufti van Syrië dat deze drie landen directe invloed hebben op het lot van de bisschoppen?

Antwoord van het kabinet:

Er zijn regelmatig contacten met vertegenwoordigers van de Syrisch-Orthodoxe kerk, de Syrische Oppositie Coalitie (SOC), Syrische activisten en EU-ambassades over de bisschoppen. Zowel het Syrisch-Orthodoxe Patriarchaat in Istanbul als de EU-delegatie in Turkije volgen de situatie op bij de Turkse autoriteiten, die de zaak intensief onderzoeken. Het FSA ontkent dat een bij hen bekende groepering bij de ontvoering betrokken zou zijn.

Op 9 mei jl. verklaarde George Sabra, leider van de Syrische Nationale Coalitie volgens de Daily Star in een telefoongesprek nog dat de twee aartsbisschoppen in goede gezondheid verkeerden. Volgens Sabra werden ze door een kleine rebellengroep vastgehouden in het dorpje Bshaqtin op zo’n 20 kilometer ten noordwesten van Aleppo. Sabra weigerde echter commentaar op de berichtgeving over dat telefoongesprek. Klopt het dat de Syrische Nationale Coalitie op de hoogte was van zowel de verblijfslocatie als de gezondheidsomstandigheden van de twee aartsbisschoppen? Zo ja, hoe kan het dat het de Syrische Nationale Coalitie na drie maanden nog niet is gelukt de ontvoerde aartsbisschoppen vrij te krijgen? Zegt dat iets over hun tanende machtspositie in Syrië? Ziet de minister kans naar alternatieve manieren te zoeken om te pogen de aartsbisschoppen vrij te krijgen, aangezien de inzet van Nederland en een aantal andere EU-lidstaten tot nu toe niets opgeleverd heeft?

Antwoord van het kabinet:

Volgens de SOC werden de patriarchen op 19 mei jl. door een arts bezocht en verkeerden ze toen in goede gezondheid. Voor zover bekend is er geen direct contact geweest tussen de SOC en de ontvoerders of ontvoerden. De directe omgeving van de bisschoppen wenst zo weinig mogelijk externe inmenging en publiciteit om mogelijke onderhandelingen met de ontvoerders niet te schaden.

De minister schrijft dat Nederland zich in algemene zin ernstige zorgen maakt over het toenemende sektarische karakter van het geweld in Syrië, en in contacten met de Syrische Oppositie Coalitie de noodzaak tot respect voor rechten van (religieuze) minderheden bepleit. De leden van de PVV-fractie zijn benieuwd hoe de zorg van deze regering over de benarde positie van christenen in Syrië zich vertaalt naar steun aan de Syrische christenen. Kan de minister bijvoorbeeld toelichten waarom er in zijn brief van 18 juni 2013 over Syrische vluchtelingen helemaal niet wordt ingegaan op de specifieke problematiek waar Syrische christenen mee te kampen hebben? Is de minister ervan op de hoogte dat de Nederlandse hulp via bijvoorbeeld de VN, de Syrische christenen, ook in Turkije, niet bereikt? De leden van de PVV-fractie vinden het een gotspe dat Nederland van de 35,5 miljoen euro aan Syrië 29 miljoen heeft gegeven ter ondersteuning van de opvang in buurlanden, en niets aan opvang van christenen, die om zeer begrijpelijke redenen de VN-vluchtelingenkampen mijden. Graag een reactie van de minister met daarbij vermeld zijn voorgenomen inzet voor hulp en steun aan Syrische christenen in de toekomst.

Antwoord van het kabinet

Zoals omschreven in het Beleidskader «Hulp aan Mensen in Nood» (Kamerstuk 32605, nr: 64) dat in maart 2012 is behandeld in de Tweede Kamer, is het uitgangspunt bij humanitaire hulp het streven om menselijk lijden van de meest kwetsbaren te verlichten volgens humanitaire principes van onpartijdigheid, neutraliteit en onafhankelijkheid en waarbij religie dus geen rol speelt. De regering streeft in internationaal verband naar maximale effectiviteit van de hulp door meer coördinatie. Dit betekent onder meer het geven van ongeoormerkte bijdragen waar mogelijk, opdat ter plaatse door de coördinerende organisatie kan worden bepaald waar het geld het meest nodig is en ter voorkoming van overlappingen en lacunes in de hulp. UNHCR coördineert de humanitaire hulp voor Syrische vluchtelingen in de omringende landen.

In Libanon zijn geen officiële vluchtelingenkampen; vluchtelingen, zowel christenen als moslims, huren in sommige gevallen accommodatie, verblijven bij gastgezinnen, in openbare gebouwen zoals scholen of bivakkeren onder erbarmelijke omstandigheden in ongestructureerde illegale kleine kampementen. In Turkije wordt nabij Mardin een vluchtelingenkamp geopend waarbij de ene helft bestemd is voor moslims en de andere helft voor christenen. Hierdoor zullen sommige christenen zich veiliger voelen, maar het is de vraag of dergelijke segregatie bevorderlijk is voor de wederopbouw van de samenleving in een post-conflictfase.

Inbreng CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie zijn zeer bezorgd over de situatie in Syrië. Zij zien een constante escalatie van het geweld in Syrië en van de wreedheid van het geweld. Verder constateren deze leden dat hoe langer hoe meer landen en partijen zich in het conflict in Syrië mengen, met wapens, met geld en met strijders. Dit is een buitengewoon explosief mengsel. Graag vernemen de leden van de CDA-fractie hoe op dit moment door de minister tegen de strijd en de laatste ontwikkelingen daarbinnen aangekeken wordt en welke wegen de Nederlandse regering ziet en bewandelt om tot vrede en een wapenstilstand te komen.

Antwoord van het kabinet

Het Syrische regime heeft de voorbije maanden met behulp van Hezbollahtroepen en gesteund door Iran en Rusland opnieuw terrein gewonnen tov rebellengroeperingen. De indicaties van het gebruik van kleine hoeveelheden chemische wapens door het Syrische leger wijzen op een bijkomende bedreiging voor de bevolking en dienen zo snel mogelijk ter plaatse te worden onderzocht door de daartoe aangestelde VN-onderzoeksmissie.

Meer wapens in het conflict introduceren zal een oplossing niet dichterbij brengen. Een duidelijke militaire overwinning door het regime of de oppositie is niet realistisch. Hoe langer dit conflict blijft voortduren, des te groter de druk op de buurlanden en het gevaar voor de regionale stabiliteit. De enige uitweg is een politiek traject, waarvan de contouren worden vastgelegd door de VS, Rusland en de VN. Zolang beide kampen erop rekenen dat zij dankzij de steun van hun respectieve bondgenoten militair de bovenhand kunnen krijgen, blijft de bereidheid tot onderhandelen laag. Het kabinet verwelkomt de verkiezing van Ahmad Jarba tot voorzitter van de Syrische Oppositie Coalitie op 6 juli jl. en roept de nieuwe politieke leiding op om zich in te zetten voor een politieke oplossing.

De leden van de CDA-fractie betreuren dat het zeven weken na de ontvoering van de bisschoppen Youhanna Ibrahim and Paul Yazigi (22 April bij Aleppo) nog steeds niet duidelijk is waar zij zijn en hoe het met hen gaat. Deze leden vragen of de minister kennis heeft genomen van de publicatie in de krant «The Daily Star» in Libanon van 8 mei j.l., waarin de heer Sabra, leider van Syrische oppositie na het aftreden van de heer Katib, vertelt dat hij weet waar de aartsbisschoppen zitten. Deze leden vragen de minister tevens of hij bereid is dit bericht te verifiëren bij de groep die de Nederlandse regering erkent als de vertegenwoordiger van het Syrische volk en hen te vragen waarom deze geestelijke leiders vastgehouden worden, wie dat doet en welke stappen ondernomen zijn om ze vrij te krijgen.

Antwoord van het kabinet

Zie voor het antwoord op de vraag over de rol van de Syrische oppositie bij de ontvoeringszaak van de bisschoppen het antwoord op de vraag van de PVV hierover.

Tot slot ontvangen de leden van de CDA-fractie graag een appreciatie van het geweld tegen minderheden en de wijze waarop vluchtelingen opgevangen worden.

Antwoord van het kabinet

Zie voor het antwoord op de vraag over de wijze waarop vluchtelingen opgevangen worden het antwoord op de vraag van de PVV hierover.

Het Syrische regime heeft vanaf het begin van de opstand de voedingsbodem gelegd voor sektarische spanningen, om zich vervolgens te kunnen opwerpen als verdediger van de minderheden.

Alle partijen in de strijd bedienen zich intussen van onaanvaardbare sektarische retoriek die geweld tegen kwetsbare groepen in de hand werkt. Kerken en moskeeën worden vernield, ontvoeringen van sektarische aard komen vaak voor en checkpoints discrimineren op basis van afkomst. Militaire operaties van zowel regime als oppositie zijn niet zelden gericht tegen een bepaalde bevolkingsgroep. De agenda van veelal uit het buitenland afkomstige extremistische gewapende groepen houdt onmiskenbare risico’s in voor minderheidsgroepen, zoals de opkomst van islamitische rechtbanken die een strikte interpretatie van de sharia hanteren.

Tegen de achtergrond van een regionale machtsstrijd tussen soennieten en sjiieten, ervaren ook buurlanden Libanon en Irak toegenomen sektarische spanningen en uitbarstingen van geweld.

Het is van groot belang dat alle minderheden in Syrië betrokken worden bij het werken aan een politieke oplossing. De recente verbreding van de Syrische Oppositie Coalitie is in dit opzicht een stap in de goede richting.

Naar boven