32 616 Goedkeuring van ministeriële regelingen tot aanpassing van wetten van Nederlands-Antilliaanse oorsprong voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet goedkeuring ministeriële regelingen BES)

B MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 16 juni 2011

Met belangstelling heeft de regering kennis genomen van het voorlopig verslag van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties inzake bovengenoemd wetsvoorstel.

De leden van de fractie van de SP constateren, mede namens de leden van de fracties van VVD, PvdA, CU, GroenLinks en OSF, dat bij de Regeling internationale kinderbescherming BES anticiperend rekening is gehouden met het voorgestelde vervallen van de procesvertegenwoordigende bevoegdheid van de Centrale autoriteit en vragen of hiermee wordt gedoeld op artikel 377oo lid 2 van deze regeling.

Artikel 377oo lid 2 BW BES bepaalt dat een verzoek bij het Gerecht in eerste aanleg moet worden ingediend door een advocaat. Als zodanig heeft dit artikel geen betrekking op de (afschaffing van) de procesvertegenwoordigende bevoegdheid van de Centrale autoriteit. Onder het BW BES was en is, anders dan in het Europese deel van Nederland, geen sprake van enige procesvertegenwoordigende bevoegdheid van de Centrale Autoriteit. De nieuwe Titel 15b BW BES brengt daarin geen verandering.

Verder wijzen de aan het woord zijnde leden naar hun inbreng bij wetsvoorstel nr. 32 358 (Kamerstukken I 2010/11, 32 358, nr. A), waarin zij hebben aangegeven het van belang te achten dat de Staat in rechte kan optreden om de belangen van het kind te behartigen als een kind tegen zijn ouders moet worden beschermd, en vragen zij of de regering hun opvatting deelt dat de afschaffing van de procesvertegenwoordigende bevoegdheid van de Centrale autoriteit in casu onjuist is.

Vooropgesteld zij dat de Centrale Autoriteit op grond van het Burgerlijk Wetboek BES in Bonaire, Sint Eustatius en Saba, nooit een procesvertegenwoordigende bevoegdheid heeft gehad. Het ligt daarom niet voor de hand om een procesvertegenwoordigende bevoegdheid van de Centrale autoriteit, al dan niet tijdelijk, voor de BES te introduceren, terwijl voor het Europese deel van Nederland juist een door de Tweede Kamer met algemene stemmen aanvaard wetsvoorstel aanhangig is dat voorziet in de afschaffing daarvan. Tegen deze achtergrond moet de passage in de toelichting worden gelezen, waarin is aangegeven dat «anticiperend rekening [is] gehouden met het voorgestelde vervallen van de procesvertegenwoordigende bevoegdheid van de Centrale autoriteit». Het heeft immers geen zin om voor de BES een bevoegdheid van de Centrale autoriteit te scheppen, waarvan juist de afschaffing in het Europese deel van Nederland is voorgesteld. Dat zou ook ten koste gaan van de met de onderhavige BES-regeling beoogde convergentie in regelgeving tussen het Caribische en het Europese deel van Nederland.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J. P. H. Donner

Naar boven