32 605 Beleid ten aanzien van ontwikkelingssamenwerking

Nr. 175 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 november 2015

Hierbij bied ik u het verslag aan van de VN-top over de duurzame ontwikkelingsdoelen, oftewel de global goals, die op 25–27 september 2015 plaats heeft gevonden. Daarnaast bevat de brief, conform de toezegging aan de Kamer tijdens het AO van 8 september jl. (Kamerstuk 32 605, nr. 172), informatie over de positie van officiële ontwikkelingssteun (ODA) binnen het geheel van geldstromen naar ontwikkelingslanden.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

Verslag VN-Top Global Goals

Op 25–27 september 2015 nam de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties de Agenda 2030 voor Duurzame Ontwikkeling aan. Meer dan 150 staatshoofden en regeringsleiders committeerden zich aan de 17 global goals voor duurzame ontwikkeling die de kern vormen van deze nieuwe agenda. Het Koninkrijk der Nederlanden werd vertegenwoordigd door de Minister-Presidenten van Nederland, Curaçao, Aruba en Sint-Maarten, de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu. Hare Majesteit Koningin Maxima nam deel in haar rol als speciale pleitbezorger van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties voor inclusieve financiering voor ontwikkeling.

De nieuwe agenda geeft richting aan de internationale inzet op het gebied van duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding voor de komende 15 jaar. Het stemt positief dat VN-lidstaten een alomvattend akkoord hebben bereikt over de aanpak van mondiale uitdagingen. De global goals zijn vernieuwend om meerdere redenen. Ze staan een integrale aanpak van mondiale uitdagingen voor. Ze gelden voor alle landen, arm en rijk. En ze gaan uit van een brede visie op duurzame ontwikkeling cf. de resultaten van de Financing for Development conferentie (Kamerstuk 32 605, nr. 171).

Het Koninkrijk heeft actief bijgedragen aan de totstandkoming van de nieuwe agenda en ingezet op stevige afspraken over onder meer seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, gendergelijkheid, ongelijkheid, fragiele staten en multi-stakeholder partnerschappen met onder andere de private sector. Het kabinet is redelijk tevreden met het resultaat. Positief is de focus op het uitbannen van extreme armoede, honger en ongelijkheid, het bevorderen van de emancipatie van vrouwen en meisjes inclusief uitbanning van geweld, kindhuwelijken en vrouwenbesnijdenis en opname van doelen op vreedzame en inclusieve samenlevingen. De global goals bieden voldoende aanknopingspunten voor de aanpak van de grondoorzaken van conflict en migratie in instabiele delen van de wereld. Nederland is ook tevreden over de afspraken op het gebied van water, voedselzekerheid, duurzame productie en consumptie, oceanen, biodiversiteit en het behoud van ecosystemen. De nieuwe doelen hadden op een aantal onderdelen zeker ook beter gekund. Het kabinet had graag opname van seksuele rechten, seksuele voorlichting en veilige toegang tot abortus gezien in de doelen. Dit bleek helaas niet mogelijk. Ook zijn de afspraken over monitoring en rapportage nog te vrijblijvend. Deze zullen het komende jaar verder moeten worden uitgewerkt, onder andere via de formulering van indicatoren voor de 17 doelen. Het Koninkrijk zal zich hier actief voor inzetten in EU en VN-verband. Positief is dat het Nederlandse Centraal Bureau voor de Statistiek deelneemt aan de statistische commissie van de Verenigde Naties die hierover zal adviseren. Voor 1 juli 2016 ontvangt uw Kamer een brief over de monitoring en rapportage van de global goals.

Het Koninkrijk heeft zich tijdens de top actief ingezet voor de Nederlandse prioriteiten. De Minister-President benadrukte in zijn toespraak aan de Algemene Vergadering het belang van partnerschappen tussen overheden, bedrijven en organisaties voor het realiseren van de doelen. Door samen te werken kunnen we verschil maken. De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking benadrukte in haar toespraak bij de bijeenkomst over «Tackling inequalities, empowering women and girls and leaving no one behind» het belang van inclusieve ontwikkeling als een overkoepelend doel in de nieuwe agenda. Het Koninkrijk organiseerde bijeenkomsten over het belang van publiek-private partnerschappen, fragiele staten, humanitaire hulpverlening en de rol van big data. Daarnaast nam het Koninkrijk deel aan bijeenkomsten over onder andere uitbanning van extreme armoede en ongelijkheid en het verstevigen van de positie van vrouwen en meisjes. Hierbij lag de focus op zowel het verbeteren van hun politieke en economische participatie, als het tegengaan van (seksueel) geweld en verbeteren van seksuele en reproductieve rechten en gezondheid. Met een groep Europese en Afrikaanse landen is en marge van de top gesproken over de gedeelde verantwoordelijkheid van deze landen op het gebied van migratie.

Met de aanname van de global goals breekt er nu een nieuwe fase aan, die van de uitvoering. Het Nederlandse beleid voor hulp, handel en investeringen draagt in belangrijke mate bij aan de realisering van de nieuwe doelen. In de Kamerbrief over inclusieve ontwikkeling (Kamerstuk 33 625, nr. 182) is uiteengezet welke nieuwe initiatieven Nederland zal nemen op het gebied van inclusieve groei en ontwikkeling in het kader van de 2030 Agenda voor duurzame ontwikkeling. In het akkoord over de Agenda 2030 worden landen opgeroepen om de global goals in eigen land uit te voeren. Ook wordt gevraagd om een nationale rapportage op te stellen en daarover breed te consulteren met diverse betrokkenen in de samenleving. De regering is voornemens dit te doen en zal de stand van zaken van de monitoring en rapportage verder toelichten in de brief die in juli 2016 naar de Tweede Kamer gestuurd zal worden. Dan is er ook meer duidelijkheid over welke indicatoren gebruikt zullen worden om de nieuwe global goals te meten. Nederland zal ook in de EU pleiten voor een stevige inzet op monitoring en rapportage van de resultaten.

De positie van officiële ontwikkelingssteun (ODA) binnen het geheel van geldstromen naar ontwikkelingslanden

De totale instroom van financiële middelen in ontwikkelingslanden is het afgelopen decennium sterk gegroeid (figuur 1). De financiële stromen naar ontwikkelingslanden kunnen worden onderscheiden in officiële ontwikkelingssteun (ODA), overige officiële stromen (waaronder ook exportkredieten), directe buitenlandse investeringen (FDI) en andere particuliere stromen tegen marktvoorwaarden (obligaties, leningen, e.d.), remittances (geldovermakingen door migranten) en particuliere donaties.

Er is vooral een sterke toename te zien van private financiering naar de middeninkomenslanden, met name in de vorm van investeringen, obligaties en bancaire leningen. Daarnaast hebben ook remittances aan belang gewonnen, en in mindere mate officiële financiering vanuit de BRICs en private filantropie. In de Nederlandse partnerlanden Ghana en Indonesië was bijvoorbeeld in 2013 de netto instroom van FDI in absolute bedragen hoger dan ODA, terwijl in Bangladesh en Jemen de instroom van remittances hoger lag dan die van ODA (Wereldbank data 2013).

ODA blijft als externe financieringsbron vooral voor de armste en fragiele staten van essentieel belang. ODA naar de Minst Ontwikkelde Landen (MOLs) beloopt nog meer dan de helft van de totale buitenlandse middelen instroom in deze categorie ontwikkelingslanden (figuur 2). In een land als Afghanistan is ODA met 91% bijna de enige externe middelenbron (OECD 2013). Dat geldt eveneens voor landen als Burundi (88%) en Zuid Soedan (98%).

Naar boven