Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 32605 nr. 125 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 32605 nr. 125 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juli 2013
Hierbij zend ik u, zoals toegezegd, de uitgewerkte Nederlandse visie op de post-2015 ontwikkelingsagenda.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen
In deze brief treft u eerst een toelichting op de Nederlandse inzet voor het behalen van de Millenniumdoelen tot en met 2015. Daarna volgt een toelichting op de Nederlandse bijdragen aan de post-2015 discussies en een appreciatie van het rapport van het High-Level Panel dat 30 mei 2013 verscheen. Na een vooruitblik op het vervolg van het internationale proces volgt de uitwerking van de Nederlandse visie op de nieuwe ontwikkelingsagenda na het aflopen van de Millenniumdoelen in 2015.
Ik verwijs ook naar de brieven over dit onderwerp die ik u eerder stuurde op 22 januari en, op uw verzoek, op 16 april jl.1 In de totstandkoming van een gemeenschappelijk Europees standpunt over de nieuwe ontwikkelingsagenda ontving u de mededeling van de Europese Commissie «Een waardig leven voor iedereen» (d.d. 27 februari jl.) en het BNC fiche met de Kabinetsappreciatie van deze mededeling (d.d. 5 april 2013). Op verzoek van de vaste Kamercommissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking werd u in een ambtelijk technische briefing op 16 mei 2013 nader geïnformeerd over deze mededeling. Naar aanleiding van vragen over dit onderwerp stuurde ik de leden van de Commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking van de Eerste Kamer op 1 juli een brief. Ook verwijs ik naar mijn antwoorden op relevante schriftelijke vragen naar aanleiding van mijn beleidsnota «Wat de wereld verdient» die ik u op 16 mei deed toekomen.2
De Millenniumdoelen hebben door hun eenvoud, helderheid en aansprekende formulering voor grote bekendheid en draagvlak gezorgd. De doelen bieden een tastbaar en meetbaar kader voor een gerichte aanpak van mondiale problemen. Ik ben dan ook voorstander van een nieuw doelenstelsel voor de periode na 2015 om de huidige en toekomstige mondiale uitdagingen op internationaal niveau gezamenlijk aan te pakken. In lijn met mijn beleid op hulp, handel en investeringen staat voor mij het uitbannen van armoede als overkoepelende doelstelling centraal (getting to zero). Hiertoe moet de nieuwe duurzame ontwikkelingsagenda groene en inclusieve groei bevorderen, met vooral aandacht voor de allerarmste en meest kwetsbare mensen waarvan een groot deel leeft in zwakke staten of conflictlanden, én voor de urgente uitdagingen op het vlak van milieu en klimaatverandering. Het nieuwe raamwerk moet een bestaansminimum voor alle mensen bieden, terwijl de natuurlijke grenzen van de aarde gerespecteerd worden. Daarvoor is een enkel ambitieus doelenstelsel van toepassing op alle landen, een aansprekend middel. Het realiseren van deze doelen zal een gezamenlijke inspanning vereisen, met een rol en verantwoordelijkheid voor overheden, bedrijven, maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen en burgers in ontwikkelde, opkomende en zich ontwikkelende landen. Alle relevante financiële middelen zijn nodig voor deze overgang van ontwikkelingshulp naar duurzame internationale samenwerking en handel.
Voorop staat dat ik mij onverminderd inzet voor het behalen van de Millenniumdoelen tot en met 2015. Daarnaast stimuleer en faciliteer ik een inclusief en breed gedragen proces om tot een nieuwe agenda te komen, met inspraakmogelijkheden voor lage- en middeninkomenslanden, maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven.
De discussies over een nieuw raamwerk voor ontwikkeling mogen geen afbreuk doen aan de inspanningen om de Millenniumdoelen voor 2015 te behalen. Alhoewel op alle Millenniumdoelen successen zijn geboekt, is het behalen van deze doelen voor vele miljoenen mensen nog lang geen realiteit. Dit concludeert ook de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties, Ban Ki-moon, in zijn laatste rapport over de voortgang op de Millenniumdoelen.4 Daarom blijf ik hier vol op inzetten tot en met 2015.
In de afgelopen 13 jaar vond een indrukwekkende afname in armoede plaats met meer dan een half miljard mensen die zich aan extreme armoede ($ 1,25 per dag) ontworstelden. De wereld bereikte de doelstelling van het halveren van extreme armoede vijf jaar eerder dan verwacht. In ontwikkelingslanden daalde het aandeel mensen dat van minder dan $ 1,25 per dag moet leven van 47% in 1990 tot 22% in 2010. Ook op andere doelstellingen werden mooie resultaten behaald. Het percentage kinderen in Sub-Sahara Afrika dat naar de basisschool ging, steeg van 54% in 1990 naar 77% in 2011. In het bestrijden van infectieziekten werden successen geboekt: het aantal doden door malaria nam met een kwart af en door tuberculose en HIV/Aids met zelfs meer dan 40%, vooral in Sub-Sahara Afrika. Het is zaak dat de landen die deze vooruitgang hebben geboekt hun resultaten consolideren en uitdragen aan andere landen.
Mijn beleid op hulp, handel en investeringen draagt zowel direct als indirect bij aan voortgang op de Millenniumdoelen. De directe Nederlandse bijdrage aan de Millenniumdoelen krijgt onder meer gestalte door de inzet op de vier speerpunten voedselzekerheid, water, gendergelijkheid en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, en veiligheid en rechtsorde. Hierbij sluit de Nederlandse bijdrage aan op doelen als het halveren van honger (MDG1), het terugbrengen van moedersterfte met drie kwart en universele toegang tot reproductieve gezondheidszorg (MDG5), het verbeteren van toegang tot water en sanitaire voorzieningen (MDG7), en het bereiken van Millenniumdoelen in fragiele staten. Ook zet Nederland zich in voor het bevorderen van het mondiale partnerschap (MDG8), bijvoorbeeld door inzet op beleidscoherentie voor ontwikkeling, duurzame handel en internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen en (officiële) ontwikkelingssamenwerking.
Voedselzekerheid
Ten aanzien van het halveren van honger is niet alleen armoede het probleem, maar ook het gebrek aan toegang tot een nutriëntenrijk voedingspakket. Dit is duidelijk te zien aan de voortgang op Millenniumdoel 1. Terwijl extreme armoede afneemt blijft ondervoeding vooral in sub-Sahara Afrika en Zuid-Azië een groot probleem. In sub-Sahara Afrika is het aantal kinderen onder de vijf met ondergewicht slechts gedaald van 29% in 1990 naar 21% in 2011. In totaal lijden volgens schattingen 870 miljoen mensen honger. Het kabinetsbeleid ten aanzien van voedsel- en voedingszekerheid richt zich daarom zowel op het aanbod van voedsel door middel van een duurzame, inclusieve intensivering van de lokale landbouw (en ook verwerking en afzet), als op de acute vraag naar goed en voedzaam voedsel van met name de meest kwetsbare groepen: moeders en kinderen in de eerste twee levensjaren, mensen zonder vast inkomen en mensen in noodsituaties. Vooral in sub-Sahara Afrika is de link tussen lokale landbouw en voedselzekerheid direct en is het terugdringen van honger en ondervoeding nauw verbonden met duurzame intensivering van de voedselproductie. Onlangs heb ik bij de «Nutrition for Growth» top in Londen aangekondigd dat het budget voor voedselzekerheid wordt verhoogd van 160 miljoen Euro in 2011 naar 360 miljoen Euro in 2015. Daarbinnen zal bijna 40 miljoen besteed worden aan voedingsprogramma's.
Water
Op het gebied van MDG7 zet Nederland zich specifiek in om duurzaam beleid op gebied van waterbeheer te bevorderen, waarbij veel voortgang is geboekt. Daarnaast zet Nederland in op toegang tot drinkwater en sanitaire voorzieningen, waarbij Nederland een leidende rol vervulde bij het formuleren van outputdoelstellingen. Hoewel de MDG doelstelling om het aantal mensen zonder toegang tot schoon drinkwater te verbeteren behaald is, hebben 783 miljoen mensen nog steeds geen toegang. De doelstelling op sanitatie loopt ver achter, met wereldwijd 2,5 miljard mensen zonder adequate sanitaire voorzieningen.5 Nederland speelt een actieve rol op dit onderwerp. De Nederlandse doelstelling om 25 miljoen mensen van toegang tot drinkwater en sanitatie te voorzien in de periode 2011–2015 zal naar verwachting voor sanitatie gehaald worden, maar voor drinkwater pas in 2017 gerealiseerd kunnen worden. Sinds 2011 zijn met onze hulp 2,3 miljoen mensen voorzien van toegang tot veilig drinkwater en 6,3 miljoen mensen van sanitaire voorzieningen. Het duurzaam functioneren van de voorzieningen en waterkwaliteit hebben daarbij speciale aandacht. Ook is Nederland een belangrijke speler in het Sanitation and Water for All (SWA) initiatief om de samenwerking tussen donoren, partnerlanden en maatschappelijke organisaties te verbeteren.
Gezondheid en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten
De groeiende internationale inzet, waaronder die van Nederland, op de nauw met elkaar samenhangende (gezondheids-) Millenniumdoelen 4, 5 en 6 hebben tot grote vooruitgang geleid. Moeder- (MDG5a) en kind sterfte (MDG4) is wereldwijd met bijna 40% gedaald, evenals sterfte rond infectieziektes als HIV/Aids en tuberculose (MDG6). Er zijn verbeterde medicijnen beschikbaar en wereldwijd wordt steeds beter op bestrijding van ziektes samengewerkt. Toch sterven iedere dag nog steeds 800 vrouwen en 19.000 kinderen in ontwikkelingslanden, waarvan de helft in Sub Sahara Afrika. De meeste kinderen sterven aan voorkombare ziektes en de meeste vrouwen, vooral tieners, aan complicaties tijdens zwangerschap of geboorte en aan HIV. Op millenniumdoel 5b, toegang tot reproductieve gezondheidszorg voor iedereen, zie ik dan ook de minste vooruitgang. Er zijn nog steeds 222 miljoen vrouwen die wel voorbehoedsmiddelen zouden willen gebruiken, maar hier om verschillende redenen niet aan kunnen komen. Wereldwijd krijgt bovendien jaarlijks een half miljard mensen een seksueel overdraagbare aandoening (SOA) en bevalt de helft van de vrouwen nog zonder medische begeleiding.6 In mijn beleid blijf ik daarom inzetten op het toegankelijker maken van informatie, een grotere keuze aan voorbehoedsmiddelen, inclusief vrouwen en mannencondooms, en kwalitatief goede seksuele en reproductieve zorg voor iedereen, door zowel de publieke als de private sector. Ik zal me hierbij speciaal inzetten voor mensen die dit recht op informatie en zorg wordt onthouden zoals ongehuwden, homoseksuelen en sekswerkers. Ik zet ook in op het tegengaan van huwelijksdwang en seksueel geweld, bijvoorbeeld door deelname aan de internationale campagne «Girls not Brides».
Veiligheid en rechtsorde
Wereldwijd leven 1,5 miljard mensen in (post-)conflict landen waar voortgang op de Millenniumdoelen sterk achterloopt in vergelijking met stabiele ontwikkelingslanden. Ongeveer twee derde van de fragiele staten verkeert al sinds 1989 in een conflictsituatie. In 2015 zal een derde van de extreem armen leven in conflictsituaties, in 2030 zal dat naar verwachting twee derde zijn. Door het gebrek aan een conflict sensitieve aanpak zijn de Millenniumdoelen niet effectief gebleken in fragiele staten. Daarom heeft Nederland zich aangesloten bij de New Deal. De New Deal is een partnerschap tussen donoren en fragiele staten en is tot stand gekomen tijdens het High Level Forum dat plaats vond in december 2011 in Busan. Doel is het doorbreken van de cyclus van conflict en armoede door te werken aan vredes- en staatsopbouw waardoor de achterstand in het halen van de Millenniumdoelen kan worden ingelopen. Nederland vervult een trekkersrol voor de uitvoering van de New Deal in partnerlanden Afghanistan en Zuid-Soedan waar momenteel gewerkt wordt aan het sluiten van een overeenkomst tussen de internationale gemeenschap en het land om hulp beter te stroomlijnen en op elkaar te laten aansluiten. De recent verschenen Internationale Veiligheidsstrategie schets de bredere Nederlandse bijdrage aan internationale veiligheid en rechtsorde.7
Bijdrage aan een mondiaal partnerschap (MDG8)
Mijn agenda, waarin hulp, handel en investeringen samenkomen, biedt veel kansen om een mondiaal partnerschap (MDG8) te versterken. Bedrijven, maatschappelijke partners en overheden, moeten nauw samenwerken om duurzame ontwikkeling in de wereld te stimuleren.
Voor de voortgang op MDG8 (mondiaal partnerschap) is naast de Nederlandse bijdrage aan ontwikkelingssamenwerking (ODA), de inzet op beleidscoherentie voor ontwikkeling van groot belang. Naarmate bij het opstellen en uitvoeren van nationaal en internationaal beleid ook rekening wordt gehouden met de belangen van ontwikkelingslanden, komt de realisatie van de Millenniumdoelen dichterbij. Nederland heeft zich de afgelopen periode ingezet voor meer beleidscoherentie voor ontwikkeling op een aantal terreinen waaronder: internationale handel, intellectueel eigendomsrecht (toegang tot medicijnen), het Europees Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, het bestrijden van belastingontwijking en het bevorderen van geldovermakingen door migranten naar het land van herkomst. Beleidscoherentie voor ontwikkeling is een zaak van lange adem en vereist tevens een kabinetsbrede inzet. Nederland is internationaal gezien (in EU- en OESO-kader) een van de voorlopers op dit thema.
Nederland is actief betrokken bij de internationale processen waarmee de nieuwe agenda tot stand komt. In mijn brief van 16 april jl. stuurde ik u een overzicht met de activiteiten die ik in dit kader heb ondernomen.8 Binnen Nederland, de Europese Unie en op internationaal vlak draag ik regelmatig bij aan discussies over de post-2015 agenda. Waar mogelijk ijver ik er voor om de Nederlandse inzet vertaald te krijgen als EU positie om te zorgen voor maximale invloed op de internationale onderhandelingen.
Om Nederlandse prioriteiten onder de aandacht te brengen werk ik samen met mijn collega’s in het kabinet, met maatschappelijke organisaties, het bedrijfsleven, kennisinstellingen, én met gelijkgezinde Europese en internationale partners. Zo neem ik een breed scala aan perspectieven mee in de verdere uitwerking van mijn visie op de nieuwe agenda. Nederland is voortrekker in internationale post-2015 discussies, bijvoorbeeld op gebied van water, duurzaamheid, seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR), en vrede en veiligheid. Een goed voorbeeld is het Nederlandse gastheerschap voor de waterconferentie ter afsluiting van mondiale thematische consultatie over water in de post-2015 agenda (21-22 maart) en voor de internationale thematische conferentie over ICPD9 en mensenrechten, waarin vrouwenrechten en seksuele en reproductieve rechten centraal staan (7-10 juli). Ik neem deel aan verschillende consultatiebijeenkomsten en raadpleeg het maatschappelijk middenveld op specifieke thema’s zoals SRGR, gendergelijkheid, mensenrechten, vrede en veiligheid en duurzaamheid. Naast deze bijeenkomsten zet ik mij ook «online» in om aandacht voor de nieuwe ontwikkelingsagenda te genereren. Uitgangspunt bij deze inspanningen is het creëren van draagvlak en het bieden van inspraakmogelijkheden voor betrokken individuen en organisaties.
Ik zet mij in het bijzonder in voor het betrekken van lage- en middeninkomenslanden bij discussies over de post-2015 agenda. Het gebrek aan inspraak door deze landen was immers één van de kritiekpunten bij het opstellen van de Millenniumdoelen. Nederland draagt financieel bij aan het bevorderen van deelname aan de derde internationale conferentie van kleine eilandstaten in ontwikkeling, waar de post-2015 agenda wordt besproken. Door een financiële bijdrage aan het secretariaat van het High-Level Panel on the Post-2015 Development Agenda ondersteunt Nederland de brede consultatieactiviteiten in lage- en middeninkomenslanden, onder meer met maatschappelijke organisaties. Ook financiert Nederland een project dat minst ontwikkelde landen ondersteunt in het ontwikkelen van een standpunt op de nieuwe agenda. Verder zet ik mij in door deze landen bilateraal en via de EU aan te spreken over de post-2015 agenda.
De publicatie van het High-Level Panel rapport op 30 mei jl. is een belangrijke stap in het proces richting een nieuwe agenda.10 Het panel, dat in juli 2012 werd samengesteld door de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties (SGVN) met 27 vooraanstaande persoonlijkheden, komt met een ambitieuze en samenhangende visie voor de toekomst van internationale samenwerking. Het panel consulteerde in een periode van negen maanden met meer dan 5000 maatschappelijke organisaties en 250 bedrijven uit 120 verschillende landen. Ook vanuit Nederland hebben maatschappelijke organisaties actief op het gebied van internationale samenwerking, bedrijven, jongeren en kennisinstellingen het High-Level Panel gevoed met bijdragen.
Het rapport van het panel biedt een goede basis voor post-2015 discussies, in de woorden van panellid Paul Polman «een moreel kompas voor de toekomst». Met de Millenniumdoelen als startpunt roept het panel op tot beëindiging van extreme armoede tussen nu en 2030. Maar het rapport gaat verder en benadrukt naast de sociale aspecten, ook de economische en milieudimensies van duurzame ontwikkeling, én het belang van goed bestuur en veiligheid. Terugkijkend naar de Millenniumdoelen constateert het panel dat deze tekortschoten daar waar de economische, sociale en milieuaspecten van duurzame ontwikkeling niet waren geïntegreerd, en omdat de noodzaak van duurzame productie- en consumptiepatronen niet voldoende werd meegenomen. De basis van de nieuwe agenda zou het respecteren van de fundamentele mensenrechten moeten zijn. Het panel pleit voor een universele agenda gedreven door vijf grote veranderingen:
(i) «Laat niemand achter» – doorgaan met het bestrijden van honger en extreme armoede in al zijn verschijningsvormen, met aandacht voor de meest kwetsbare mensen;
(ii) «Stel duurzame ontwikkeling centraal» – integratie van de sociale, economische en milieudimensie van duurzaamheid, en duurzame productie- en consumptiepatronen;
(iii) «Transformeer economieën voor werkgelegenheid en inclusieve groei»;
(iv) «Werk aan vrede en effectieve, open en verantwoordelijke publieke instituties»;
(v) «Smeed een nieuw mondiaal partnerschap» – door het betrekken van centrale en lokale overheden, internationale instellingen, het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties, stichtingen en charitatieve instellingen en wetenschappers.
Deze visie voor een nieuwe agenda wordt verder uitgewerkt met een lijst van doelen:
1. Beëindig armoede;
2. Zorg voor empowerment van meisjes en vrouwen en bereik gendergelijkheid;
3. Bied kwalitatief onderwijs en stimuleer leven lang leren;
4. Zorg voor de mogelijkheid een gezond leven te leiden;
5. Waarborg voedselzekerheid en goede voeding;
6. Bereik universele toegang tot water en sanitaire voorzieningen;
7. Verzeker duurzame energie;
8. Creëer banen, duurzaam levensonderhoud en eerlijke groei;
9. Beheer natuurlijke hulpbronnen op duurzame wijze;
10. Waarborg goed bestuur en effectieve instellingen;
11. Waarborg stabiele en vreedzame samenlevingen;
12. Creëer een mondiale stimulerende omgeving en katalyseer lange termijn financiering.
Ik ben verheugd dat de Nederlandse prioriteiten, zoals beschreven in de Kamerbrief van 22 januari, expliciet aan bod komen in het rapport.11 Dit geldt zowel voor de overstijgende visie op armoedebestrijding en duurzame ontwikkeling, als thematische prioriteiten waaronder voedselzekerheid en water én gevoelige onderwerpen zoals gendergelijkheid en empowerment van vrouwen, seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, en veiligheid en rechtsorde. In het rapport is er ook aandacht voor toegang tot financiële diensten, een onderwerp waar Hare Majesteit Koningin Máxima zich voor inzet in haar hoedanigheid als Speciale pleitbezorger van de SGVN voor inclusieve financiering voor ontwikkeling. Mede dankzij de inspanningen van Paul Polman benadrukt het rapport de belangrijke rol en verantwoordelijkheid van de private sector in het bevorderen van duurzame ontwikkeling.
Een belangrijke boodschap is dat de ecologische kwaliteit (het Life Support Systeem) van de planeet een basisvoorwaarde is voor effectieve armoedebestrijding en duurzame ontwikkeling. Het concept van planetary boundaries zou op basis daarvan uitwerking moeten krijgen op mondiaal, nationaal en lokaal niveau.
Een aantal recent verschenen internationale rapporten vult het rapport van het High-Level Panel inhoudelijk aan. Zo benadrukt het adviesrapport van het Sustainable Development Solutions Network (SDSN) aan de SGVN (6 juni jl.) de begrenzing van de natuurlijke hulpbronnen van de planeet (planetary boundaries).12 Dit rapport onderscheidt vier dimensies van duurzame ontwikkeling: economische ontwikkeling (inclusief het beëindigen van extreme armoede), sociale insluiting, een duurzaam milieu en goed bestuur (inclusief vrede en veiligheid). Ook wordt de ongelijkheidsproblematiek en een post-2015 mensenrechtenbenadering verder uitgewerkt in dit rapport.
De 2013 editie van het European Report on Development, gewijd aan de post-2015 agenda, komt met relevante aanbevelingen zowel over de vorm (beyond MDGs) en de uitvoering (beyond aid) van de nieuwe ontwikkelingsagenda.13 Bij de uitvoering moet de nadruk liggen op een breed palet aan ontwikkelingsrelevante financieringsinstrumenten en sterke inzet op beleidscoherentie voor ontwikkeling door de Europese Unie en haar lidstaten.
Hoewel het High-Level Panel na aflevering van het adviesrapport ontbonden is, moeten de ambitie en visie van het panel alsook de bevindingen van andere relevante rapporten en consultaties meegenomen worden in het internationale proces. Voor het bevorderen van (internationale) consensus en draagvlak dient het momentum rond het High-Level Panel proces ook behouden en versterkt te worden. Hier ligt een sleutelrol voor de intergouvernementele VN werkgroep – ingesteld bij de Rio+20 conferentie in juni 2012 – die maart jl. van start ging. Deze werkgroep zal gaan onderhandelen over de uitwerking van duurzame ontwikkelingsdoelen en voor het einde van de 68e Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (in september 2014) met een rapport komen. Tot begin 2014 worden in thematische sessies verkennende discussies gevoerd over de nieuwe doelen. Nederland trekt in deze werkgroep samen met Australië en het Verenigd Koninkrijk op en deelt met hen één van de dertig zetels.
Bij de Rio+20 conferentie is ook besloten een VN comité van experts in te stellen om voorstellen over de financiering van duurzame ontwikkeling uit te werken. Dit intergouvernementele comité, dat naar verwachting medio 2013 begint met zijn werkzaamheden, zal zich buigen over de financiering van het toekomstige raamwerk, een gevoelig onderwerp. De EU vertegenwoordigt Nederland in dit comité.
Het zogenaamde MDG Special Event op 25 september a.s. tijdens de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties wordt een belangrijk moment in het internationale proces. Deze speciale bijeenkomst staat stil bij de voortgang op de Millenniumdoelen, met bijzondere aandacht voor de resterende agenda. Bij deze top worden ook beslissingen genomen over het uitonderhandelen en vaststellen van een nieuwe ontwikkelingsagenda. Dit is van bijzonder belang voor het samenkomen van de herziening van de Millenniumdoelen en de duurzame ontwikkelingsdoelen binnen één post-2015 raamwerk. Naar verwachting zullen wereldleiders oproepen tot het samenbrengen van de processen voor de herziening van de Millenniumdoelen en het formuleren van de duurzame ontwikkelingsdoelen. Nadat de relevante werkgroepen hun rapporten in september 2014 hebben afgerond, kan het onderhandelingsproces tijdens de 69e Algemene Vergadering van de Verenigde Naties beginnen. In 2015 zou dan een topconferentie kunnen plaatsvinden om het nieuwe raamwerk aan te nemen.
De uitwerking van de Nederlandse inzet in de nieuwe ontwikkelingsagenda is drieledig. Een overstijgende visie op de nieuwe agenda biedt het algemene kader. De inhoudelijke uitwerking hiervan met voorbeelden voor doelstellingen maakt de Nederlandse prioriteiten concreet. Ten derde wordt stilgestaan bij de uitvoering van het nieuwe raamwerk.
De hoofddoelstellingen van mijn beleid op hulp, handel en investeringen vormen de leidraad voor mijn inzet in de post-2015 ontwikkelingsagenda. Het uitbannen van extreme armoede binnen één generatie en het terugbrengen van ongelijkheid door groene en inclusieve groei, met aandacht voor veiligheid en rechtsorde, moet centraal staan in de nieuwe agenda. Zodoende wordt de overgang van ontwikkelingssamenwerking naar internationale samenwerking en handel mogelijk. De nieuwe agenda dient een bestaansminimum en veiligheid voor alle mensen na te streven, terwijl de natuurlijke grenzen van de aarde, op mondiaal, nationaal en lokaal niveau, gerespecteerd worden. Om dit te realiseren zijn allerlei vormen van financiering nodig – niet alleen officiele ontwikkelingshulp (ODA).
Aangezien een deel van de huidige Millenniumdoelen feitelijk tussendoelen zijn (zoals het halveren van armoede) rest er, ook bij het behalen van alle doelen, in 2015 een aanzienlijke ontwikkelingsagenda. Een aantal belangrijke onderwerpen komt echter niet voor in de Millenniumdoelen. Bij de Rio+20 conferentie over duurzame ontwikkeling is afgesproken dat duurzame ontwikkelingsdoelen met aandacht voor de drie dimensies van duurzame ontwikkeling (namelijk de sociale, de economische en de milieudimensie) op een gebalanceerde wijze onderdeel moeten worden van het nieuwe raamwerk voor ontwikkeling na 2015. Als vierde conceptuele dimensie en voorwaarde van duurzame ontwikkeling zal veiligheid en rechtsorde daaraan moeten worden toegevoegd. De vier dimensies vormen samen de basis voor de nieuwe ontwikkelingsagenda. Het gaat hier niet om strikt gescheiden dimensies, onderling vertonen ze juist veel samenhang.
Naast bovenstaande hoofdstructuur onderscheiden zich in de Nederlandse visie vier hoofdpunten voor de nieuwe agenda.
– Ten eerste verdient het gebrek aan gelijkheid tussen mannen en vrouwen in de wereld specifieke aandacht in de nieuwe agenda. Niet alleen vanwege het gelijkheidsbeginsel, maar ook omdat de rol van vrouwen bij maatschappelijke en economische ontwikkeling cruciaal is. De verschijningsvormen van genderongelijkheid variëren van geweld tegen vrouwen, juridische achterstelling met economische consequenties tot sociale en culturele discriminatie, onder andere op het terrein van sociale en reproductieve gezondheid en rechten. Specifieke aandacht voor en versterking van de positie van vrouwen is nodig voor het bereiken van effectieve duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding. Bij de aanpak staat verantwoordelijkheid van zowel vrouwen als mannen centraal.
– Ten tweede heeft toenemende inkomensongelijkheid een remmende werking op armoedebestrijding, duurzame groei en stabiliteit. De nieuwe agenda zal aandacht moeten besteden aan ongelijkheid binnen én tussen landen, door het bevorderen van sociale bescherming, een betere verdeling van inkomen, gelijke kansen en het creëren van fatsoenlijke banen en een goed functionerende arbeidsmarkt.
– De nieuwe agenda dient een duidelijke koppeling tussen mensenrechten en ontwikkeling te maken. Daarbij gaat het om inzet op een mensenrechtenbenadering en het benutten van synergiën tussen bestaande institutionele structuren op het vlak van mensenrechten en ontwikkeling. In dit kader is het van belang de samenhang tussen economische, sociale en culturele rechten en burgerlijke en politieke rechten te benadrukken. Ook veiligheid speelt hier een rol.
– De nieuwe agenda is universeel toepasbaar. Dit betekent een gedeeld belang en een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de uitvoering door alle landen, zowel ontwikkelingslanden, opkomende en ontwikkelde landen. Daarbij zal het zwaartepunt in de acties die voortvloeien uit de nieuwe agenda verschillend liggen per land. Voorop staat dat alle landen hierover verantwoording afleggen en aan de eigen bevolking en de internationale gemeenschap, en inzichtelijk maken hoe wordt bijgedragen aan de uitvoering van de nieuwe agenda.
Net als de huidige Millenniumdoelen dienen de nieuwe doelen aansprekend, concreet en meetbaar worden. In het internationale proces is dit een van de uitdagingen, gezien de variëteit aan belangen en het grote aantal actoren dat deelneemt aan de discussies.
Ongeacht welke nieuwe doelen onderdeel worden van de post 2015 ontwikkelingsagenda, is het van het grootste belang dat deze doelen ook meetbaar zijn. Daar is nog veel werk voor nodig. Daarom is het belangrijk dat statistici betrokken zijn bij de uiteindelijke opstelling van de (sub)doelen en indicatoren. Alleen als vooruitgang gemeten kan worden kunnen we immers terugkoppeling krijgen of we ons op het juiste pad begeven. Het HLP rapport spreekt van de noodzaak tot een «data revolution». Betere informatie en statistische capaciteit helpt landen hun eigen vooruitgang te volgen en hun beleidsbeslissingen te baseren op feiten en gedegen onderzoek. Op die manier kan ook beter verantwoording afgelegd worden.
Door het betrekken van experts van het Centraal Bureau voor de Statistiek en voorzitterschap van de «Taskforce for Measuring Sustainable Development» (een samenwerkingsverband van Eurostat, UNECE en de OESO) zet de regering zich in voor het opstellen van wetenschappelijk onderbouwde en meetbare doelen na 2015.
Hieronder volgt een aantal onderwerpen waarop Nederland doelstellingen zal nastreven, naast een overkoepelend armoededoel. Het gaat hier om een selectie van prioritaire onderwerpen voor Nederland.
Deze en andere onderwerpen zijn ook besproken tijdens consultaties met het maatschappelijk middenveld de afgelopen maanden. Zo is tijdens een consultatie op 3 juni gesproken over de Nederlandse inzet op de thema’s waterzekerheid, voedsel- en voedingszekerheid, duurzame energie en groene groei.
Water
Een nieuw raamwerk zou een geïntegreerd doel voor waterzekerheid kunnen bevatten. Naast een focus op de sociale dimensie van duurzame ontwikkeling zou een nieuw waterdoel moeten inspireren tot een veranderde houding ten opzichte van het duurzaam omgaan met natuurlijke bronnen, gebaseerd op non-discriminatie. Mogelijke (sub)doelstellingen, mede op basis van de wereldwijde consultaties die Nederland heeft gefaciliteerd:
– Universele toegang tot veilig drinkwater, sanitaire voorzieningen en hygiëne diensten;
– Grond- en oppervlaktewater wordt op een duurzame en geïntegreerde manier gemonitord en beheerd, voor de behoefte van mens én behoud van ecosystemen;
– Al het gebruikte en vervuilde water wordt verzameld en behandeld voordat het de natuur weer ingaat. Beheer op basis van voorkoming van vervuiling en hergebruik.
Veiligheid en rechtsorde
Eén van de belangrijkste lessen van de Millenniumdoelen is wel dat veiligheid en rechtsorde geen optionele zaken zijn, maar de hoekstenen vormen voor duurzame groei. Logisch gevolg hiervan is dat Nederland er voor pleit dat doelen die voor deze landen van belang zijn, zoals vrede, veiligheid, rechtsorde, goed bestuur en werkgelegenheid in de post-2015 ontwikkelingsagenda opgenomen worden. Sommige van deze doelen kunnen gevoelig liggen in een multilaterale onderhandelingscontext omdat rechtsorde en goed bestuur worden gezien als interne politieke aangelegenheden. Het niet bespreekbaar maken van deze onderwerpen bevordert het voorkomen van conflict echter niet.
De groep fragiele landen, waarmee de zogenaamde New Deal afspraken zijn overeengekomen, zijn natuurlijke partners voor het bepleiten en uitwerken van deze doelen. Binnen het kader van de New Deal wordt gewerkt aan vrede veiligheid, rechtsorde, goed bestuur op basis van vijf doelen: het bevorderen van een legitieme overheid, veiligheid voor burgers, toegang tot een functionerend rechtssysteem, werkgelegenheid en inkomens generende activiteiten, dienstverlening en betere overheidsfinanciën. Mogelijke (sub)doelstellingen:
– Lager sterftecijfer als gevolg van geweld;
– Het tegengaan van externe factoren die tot conflict leiden (zoals illegale handel en grondstoffenexploitatie, internationale criminaliteit);
– Aantal vluchtelingen en displaced persons terugbrengen met een derde;
– Universele toegang tot geboortebewijzen;
– Weerbaarheid en rampenrisicovermindering;
– Vertrouwen in instituties.
Voedselzekerheid
Voedselzekerheid betekent dat de toegang tot én opname van kwalitatief goed voedsel voor iedereen wordt gewaarborgd. Dat veronderstelt duurzame, gevarieerde, klimaatbestendige productie, verwerking en afzet van voedsel. Opname van kwalitatief goed voedsel moet verbeterd worden door er voor te zorgen dat mensen in staat zijn een gezond eetpatroon te hebben met voldoende inname van calorieën, eiwitten, vitamines, mineralen en spoorelementen. Met name in de eerste 1000 levensdagen van jonge kinderen is het cruciaal dat zij voldoende nutriënten binnen krijgen. Moeders en jonge kinderen zijn daarom een prioritaire doelgroep. Met het oog op de toegang tot voedsel en de beschikbaarheid ervan (ook in de toekomst) dient meer geïnvesteerd te worden in duurzame voedsellandbouw. Die investeringen zullen vooral vanuit de private sector moeten komen, zowel lokaal als internationaal. Groei in de landbouwsector is een motor voor economische ontwikkeling. Het beleid van het kabinet is er dan ook op gericht dat landbouwontwikkeling een basis is voor verbeterde voedselvoorziening en voor inkomensgroei. Dat vraagt om een verbeterd ondernemingsklimaat, zodat investeren in voedselproductie loont. Daarnaast is het zaak om marktsystemen en waardeketens op het platteland te versterken, om verwerking en afzet te verhogen en verliezen en afval te beperken. Behoud van biodiversiteit, eco-efficiënt gebruik van water en grondstoffen en klimaatbestendigheid zijn absolute randvoorwaarden. Het bevorderen van climate smart agriculture, waarop Nederland internationaal een aanjager is, sluit nauw aan op deze inzet. Overheden en het bedrijfsleven zouden nog meer kunnen investeren in onderzoek en ontwikkeling van resistente en efficiënte nieuwe gewassen.
Mogelijke (sub)doelstellingen:
– Universele toegang tot voldoende en kwalitatief goede voeding, leidend tot uitbanning van honger, groeiachterstanden bij jonge kinderen, ondervoeding en voedselonzekerheid in 2030;
– Voldoende beschikbaarheid van voedsel, door middel van een groei van 20% in productiviteit in de mondiale landbouw, veehouderij en visserij in 2030, vergezeld van efficiënter gebruik van voedsel, natuurlijke (hulp)bronnen, een daling van broeikasemissies en maatregelen om verspilling te voorkomen;
– Terugdringing van obesitas, duurzame consumptie en dieet.
Gendergelijkheid
Gelijkheid tussen mannen en vrouwen is een universeel recht en een noodzakelijke voorwaarde voor het boeken van resultaten met betrekking tot duurzame ontwikkeling en de strijd tegen armoede. Gelijkheid tussen mannen en vrouwen wordt effectief vergroot waar rechten en kansen voor vrouwen centraal staan, waar de kracht van vrouwen de ruimte krijgt en waar mannen actief betrokken zijn bij het realiseren van deze doelstelling. Mondigheid en het kunnen uitoefenen van leiderschap door vrouwen tegen discriminatie en geweld is een essentiële voorwaarde voor het uitbannen van geweld tegen vrouwen. Dit geldt in versterkte mate voor seksueel geweld tegen vrouwen en in situaties waar gewapende conflicten of bedreigingen van veiligheid en rechtsorde aan de orde zijn.
Een effectief en geloofwaardig raamwerk voor ontwikkeling vraagt om een zelfstandige doelstelling voor gendergelijkheid en empowerment. Daarbij is de uitdaging het centraal stellen van de rol die vrouwen zelf spelen in hun emancipatie en het meetbaar maken van de benodigde randvoorwaarden. Daarnaast moet er bij de uitwerking van alle (sub)doelstellingen aandacht zijn voor gendergelijkheid en empowerment van vrouwen.
Gezondheid en Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR)
Het recht op de hoogst mogelijk haalbare standaard van gezondheid is een mensenrecht. Om een hoge standaard van gezondheid te bereiken is ook goede seksuele en reproductieve gezondheid nodig. Toegang tot gezondheidszorg, inclusief seksuele en reproductieve zorg, is een van de belangrijkste basisbehoeftes van de mens. De blijvende ongelijkheden in het recht op seksuele en reproductieve gezondheidszorg en informatie, discriminatie en stigmatisering van bevolkingsgroepen, leidt dagelijks tot onnodig verlies van productiviteit, ziekte en verlies van duizenden mensenlevens.
In het nieuwe raamwerk kan toegang tot universele seksuele en reproductieve zorg en rechten deel uitmaken van een bredere doelstelling over gezondheid, voortbouwend op de resterende agenda van de huidige (gezondheids)millenniumdoelen. SRGR moet dan specifiek gedefinieerd worden door middel van concrete indicatoren, met nadruk op toegang voor iedereen tot (reproductieve) zorg, en informatie zodat mensen gezonde keuzes kunnen maken over seksualiteit en het krijgen van kinderen. Ik zal mij ook inzetten voor een analyse van de onderliggende oorzaken waarom op doel MDG5b de minste vooruitgang is. Deze analyse zou de basis moeten vormen tot aanpassingen in beleid en wetgeving, of verbeterde handhaving van wetgeving, die nodig zijn om barrières op te heffen die het bereiken van een zo hoog mogelijke standaard van gezondheid in de weg staan.
In de nabije toekomst zullen deze thema’s gevoelig blijven in internationale onderhandelingen. Ik blijf mij samen met gelijkgezinde landen binnen de EU en internationaal sterk maken voor het vervullen van seksuele en reproductieve rechten, vooral voor de zwaksten in de samenleving.
Mogelijke (sub)doelstelling:
– Vervul ieders recht op goede seksuele en reproductieve gezondheidszorg- en informatie.
Klimaat en milieu
Nederland hecht eraan dat de ontwikkelingsagenda niet verkokerd raakt langs ontwikkelings-, klimaat- en duurzaamheidsdoelen. De uiteindelijke set doelen dient overwegingen op gebied van klimaat, milieu en andere publieke goederen goed te integreren en duurzaamheid als dwarsdoorsnijdende overweging mee te nemen. Aandacht voor milieu, ofwel ecologische kwaliteit, moet als concrete voorwaarde gelden voor alle relevante doelen. Belangrijke thema’s waarin Nederland klimaat en milieu zou willen integreren zijn water, voedselzekerheid en energie. De formulering van de set doelen moet daarnaast aansluiten bij andere processen, zoals het onderhandelingsproces voor klimaat in het kader van het VN-Klimaatverdrag (UNFCCC) en het Sustainable Energy for All (SE4All) initiatief. Ook zal Nederland bepleiten dat het in de VN overeengekomen actieplan voor duurzame productie en consumptie wordt geïntegreerd in de nationale ontwikkelingsstrategieën in alle landen.14
Ook is het belangrijk dat één of meer doelen speciaal worden gericht op klimaat – adaptatie en mitigatie – en milieu. Nederland benadrukt in dit kader het belang van duurzaam landgebruik, dat bijdraagt aan voedselzekerheid, biodiversiteit, waterbeschikbaarheid en klimaat, alsook herstel van gedegradeerde grond. Andere gewenste thema’s zijn nutriëntenstromen en duurzaam beheer van oceanen.
Energie is een ander belangrijk thema. Nederland is internationaal een van de koplopers in het bevorderen van toegang tot duurzame energie in ontwikkelingslanden. In het Sustainable Energy for All (SE4All) initiatief ondersteunt Nederland de inzet van de Wereldbank, de Verenigde Naties en de Europese Unie. Nederland ziet dan ook graag dat de SE4All doelstellingen voor 2030 worden opgenomen in de post-2015 agenda:
– Universele toegang tot moderne energie;
– Verdubbeling van het aandeel hernieuwbare energie;
– Verdubbeling van de energiebesparing.
Voor duurzame ontwikkeling is nauwe samenwerking nodig met de private sector en belanghebbende partijen. Nadruk moet liggen op het verminderen van risico’s in productiegebieden en het duurzaam beheren van het natuurlijk kapitaal. Op basis van kennis en ervaring in diverse sectoren kan Nederland een vooraanstaande rol spelen en innovatieve concepten helpen ontwikkelen op de volgende punten. Ten eerste wil Nederland, voortbouwend op de verduurzaming van handelsketens, verduurzaming bevorderen in de gebieden waarin deze ketens starten en hun ecosystemen, zoals bij het tegengaan van ontbossing.
Ten tweede zal Nederland inzetten op de economische waardering van ecosysteemdiensten, voor een effectiever gebruik van steeds schaarser wordend natuurlijk kapitaal. In datzelfde kader past het vergroten van de transparantie en geïntegreerde verslaglegging (integrated reporting) door bedrijven.
Ten derde zal worden ingezet op effectievere en «correcte» winning van grondstoffen. Met een groeiende, rijkere wereldbevolking neemt de druk op beschikbare grondstoffen toe. Naast het op verantwoorde wijze opvoeren van de productie, verdient ook het bestuurlijke aspect van grondstoffenvoorzieningszekerheid aandacht. Inkomsten uit delving en productie zullen op transparante wijze moeten worden geadministreerd om te kunnen bijdragen aan welvaart in de landen van herkomst. Het gebruik van water, energie, land, ecosystemen en sociaal kapitaal dient in juiste verhouding tot elkaar te worden gebracht. De conflictdimensie van grondstoffen moet worden bestreden, met versterking van randvoorwaarden voor de legale winning ervan en met behulp van anti-corruptiemaatregelen en transparantie.
Ten vierde zal gekeken worden hoe oplossingen zoals het nu in Nederland toegepaste «bouwen met de natuur» ook internationaal gebruikt kunnen worden om te komen tot meer kostenefficiënte aanpak bij de aanpassing aan klimaatrisico’s.
Sociale bescherming
In de nabije toekomst zou iedereen sociale bescherming moeten genieten op een bepaald minimum niveau dat per land kan verschillen, de nationale sociale beschermingsvloer (social protection floor), met een minimum inkomensgarantie en toegang tot basisgezondheidszorg, moeder en kindzorg, voeding, onderwijs, een gezonde leefomgeving een goed functionerende arbeidsmarkt, toegang tot financiële dienstverlening en persoonlijke veiligheid. Sociale bescherming is een belangrijk middel om gelijke kansen en een eerlijkere inkomensverdeling te bevorderen.
Mogelijke (sub)doelstelling:
– Universele dekking d.m.v. sociale bescherming.
De nieuwe agenda staat of valt bij een effectieve uitvoering van de doelstellingen. Hier ligt een verantwoordelijkheid voor alle landen. In de Nederlandse bijdrage daaraan zijn drie kernpunten te onderscheiden.
Beleidscoherentie voor ontwikkeling
Beleidscoherentie voor ontwikkeling is essentieel voor succesvolle uitvoering van de nieuwe agenda. Uitgangspunt hierbij is dat inzet op andere beleidsterreinen dan hulp ontwikkelingsinspanningen niet schaadt, en waar mogelijke duurzame en inclusieve groei bevordert. Zowel op Europees als op internationaal niveau zet ik mij hiervoor in en als Minister voor internationale handel en ontwikkelingssamenwerking zie ik mogelijkheden om voortgang te boeken op dit terrein. Hierbij kan gedacht worden aan het tegengaan van illegale wapenhandel, illegale geldstromen, waterverspilling en klimaatverandering en het bevorderen van voedselzekerheid en duurzame productie en consumptie, ontwikkelingsvriendelijke structuren voor internationale handel en intellectueel eigendomsrecht, maar ook het bevorderen dat mobiliteit en migratie bijdragen aan ontwikkeling.
Om vorderingen te maken op dit thema is het van belang dat concrete effecten van ons beleid op ontwikkelingslanden worden gemeten, zodat beleid hier op kan worden aangepast. Het zou dan bijvoorbeeld kunnen gaan om het ontwikkelen van indicatoren of resultaatketens op bepaalde beleidsterreinen. De OESO heeft recentelijk aangegeven indicatoren te zullen ontwikkelen op het gebied van voedselzekerheid, illegale financiële stromen en groene groei. Ook de EU onderkent in toenemende mate het belang van de meetbaarheid van beleidscoherentie voor ontwikkeling. Dergelijke indicatoren zouden een belangrijk instrument verschaffen voor verantwoording en voortgang op deze agenda.
Financiering
Uitgangspunt voor de financiering van de nieuwe agenda is dat alle ontwikkelingsrelevante geldstromen gemobiliseerd worden, zowel nationaal als internationaal, zowel publieke als private middelen. Nederland wil voortbouwen op de Monterrey Consensus. Het is van belang vast te stellen dat het comparatieve belang van officiële ontwikkelingshulp (ODA) in de afgelopen jaren is afgenomen, voornamelijk ten gunste van private geldstromen, o.a. uit opkomende economieën. De komende jaren is het dan ook cruciaal dat ontwikkelingslanden de capaciteit versterken om belastingen te heffen, en om buitenlandse investeringen en middelenoverdrachten van (arbeids-) migranten aan te trekken. Deze geldstromen kunnen, indien niet goed beheerd, overigens ook risicovol zijn. Denk bijvoorbeeld aan de budgettaire gevolgen van een scherpe daling van grondstofprijzen of snelle terugloop van buitenlandse directe investeringen.
Officiële ontwikkelingshulp (ODA) blijft voor een aantal landen overigens essentieel. Bijvoorbeeld voor landen en sectoren waar de markt niet actief is. Daarnaast kan ODA een rol spelen bij het ontwikkelen van innovatieve financieringsinstrumenten. In dit kader is het hoog nodig dat de huidige definitie van officiële ontwikkelingshulp herzien wordt binnen het Ontwikkelingscomité van de OESO (DAC). Daarbij zet Nederland in op een bredere definitie die innovatieve financieringsmechanismen en andere ontwikkelingsrelevante uitgaven omarmt. In de uitwerking hiervan worden de bevindingen van een lopend interdepartementaal beleidsonderzoek naar de modernisering van de ODA-definitie meegenomen.
Partnerschappen en de rol van de private sector
Door innovatieve samenwerkingsvormen tussen overheden, de private sector, het maatschappelijk middenveld en kennisinstituten kunnen de uitdagingen van de nieuwe ontwikkelingsagenda gezamenlijk aangepakt worden.
De afgelopen jaren zijn steeds meer spelers actief in ontwikkelingssamenwerking, zoals opkomende economieën, nieuwe donoren, filantropische instellingen, particuliere fondsen en het bedrijfsleven. Ook speelt de Nederlandse consument een steeds nadrukkelijkere rol door te vragen naar duurzaamheid en transparantie. Een deel van het Nederlands bedrijfsleven speelt in deze verandering op internationaal niveau een voortrekkersrol door internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO) centraal te stellen in zijn eigen bedrijfsprocessen, verantwoordelijkheid te nemen voor de waardeketens en door sociale- en milieukosten in de bedrijfsvoering op te nemen.
Door partnerschappen aan te gaan kunnen traditionele- en nieuwe spelers hun toegevoegde waarde beter benutten dan elke speler afzonderlijk. Het bedrijfsleven heeft binnen partnerschappen een belangrijke functie en verantwoordelijkheid, bijvoorbeeld in het creëren van banen, het verbeteren van arbeidsomstandigheden en het bieden van noodzakelijke schaal aan succesvolle initiatieven. Daarom is het van belang dat het bedrijfsleven een volwaardige partner binnen ontwikkelingssamenwerking is en bij de post-2015 processen betrokken blijft. Private investeringen zullen een belangrijke rol spelen bij duurzame transities in de energie, water en voedsel sectoren. De publieke sector zal daar in het post-2015 beleidskader nadrukkelijker op moeten inspelen.
Lijst met Millenniumdoelen, subdoelstellingen (targets) en indicatoren (te vinden op http://mdgs.un.org/unsd/mdg/Host.aspx?Content=Indicators/OfficialList.htm )
Kamerbrieven «De Nederlandse inzet in de post-2015 ontwikkelingsagenda» 22 januari 2013 en «Uw verzoek inzake de kabinetsvisie op de post MDG ontwikkelingsagenda» 16 april 2013
Beantwoording kamervragen over de beleidsnota «Wat de wereld verdient: een nieuwe agenda voor hulp, handel en investeringen» 16 mei 2013
Zie de bijlage voor een overzicht van de doelen, die ter inzage is gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.
The High-Level Task Force for the International Conference on Population and Development (ICPD)
Kamerbrief «Uw verzoek inzake de kabinetsvisie op de post MDG ontwikkelingsagenda» 16 april 2013
The Report of the High Level Panel of Eminent Persons on the Post-2015 Development Agenda «A new global partnership: eradicate poverty and transform economies through sustainable development» 30 mei 2013
Sustainable Development Solutions Network «An action agenda for sustainable development» 6 juni 2013
European Report on Development «Post-2015: Global action for an inclusive and sustainable future» (datum) 2013
Bij de Rio+20 conferentie werd het 10 Year Framework of Programmes on Sustainable Consumption and Production Patterns aangenomen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32605-125.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.