Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 april 2012
Naar aanleiding van mijn toezegging bij de tweede termijn van het Algemeen Overleg
met uw Kamer over de Nieuwe Westelijke Oeververbinding (NWO) op 19 april jl., stuur
ik u hierbij een nadere onderbouwing van de (maximale) lengte van de landtunnel in
het Blankenburgtracé tussen de spoorlijn Rotterdam–Hoek van Holland en de aansluiting
met de A20.
Tunnelontwerp
Het ontwerp van tunnels vraagt een afweging tussen verschillende eisen, zoals verkeersveiligheid,
omgevingseffecten, en kosten. Er zijn verschillende richtlijnen opgesteld om deze
afweging te ondersteunen. De richtlijnen tunnelveiligheid zijn afgeleid van de Europese
wet- en regelgeving.
De richtlijnen geven aan dat splitsingen en samenvoegingen van verkeer in een tunnel
minder gewenst zijn en daarom zo veel mogelijk voorkomen dienen te worden. In het
geval van de NWO speelt de combinatie van twee tunnels achter elkaar met daartussen
de voor de waterveiligheid benodigde kanteldijk, hoogteverschillen bij de ingangen,
en bochten in het tracé.
In onderstaande toelichting is beschreven hoe hiermee met het ontwerp van de Nieuwe
Westelijke Oeververbinding rekening is gehouden. Bij de tekst wordt verwezen naar
corresponderende nummers op het kaartje in de bijlage1.
Bovenden is de NWO een project in de verkenningsfase. Dat houdt in dat in de planstudiefase
het voorkeurstracé nog meer gedetailleerd wordt uitgewerkt, en dat de volgende fase
tot nieuwe inzichten kan leiden en nog preciezere inzichten kunnen ontstaan.
Noord–zuid richting
Vanaf de A20 komen de twee verbindingsbogen samen in zuidelijke richting. Het punt
van samenvoeging wordt bepaald door de hoogteverschillen die overwonnen moeten worden
en de minimale afmetingen van de bogen. De positie van dit samenvoegpunt ligt op ongeveer
550 meter hemelsbreed vanaf de A20 (1).
De minimale afstand van het punt van samenvoegen tot de ingang van de landtunnel bedraagt
vervolgens 315 meter (2). Dit maakt dat de tunnelingang aan de noordzijde maximaal
zo’n 50 meter ten noorden van de Zuidbuurt komt te liggen. De samenvoeging van het
verkeer vanaf de A20 gebeurt na de landtunnel, en voor het ingaan van de tunnel onder
het water door.
Zuid–noord richting
Het verkeer vanuit de Blankenburgtunnel richting de A20 splitst zich al voor de landtunnel
tussen de spoorlijn en de Zuidbuurt voor de keuze tussen de richting west (Maassluis)
en oost (Rotterdam). De richtlijn stelt dat de splitsing op tenminste 750 meter (3a)
vanaf de uitgang van de watertunnel ligt, en de minimale afstand van de splitsing
tot aan de ingang van de landtunnel 335 meter (3b) bedraagt. Om de splitsing mogelijk
te maken is er ten zuiden van de landtunnel conform de richtlijnen in totaal dus een
overkappingvrije ruimte van 1085 meter nodig. Met de op dit wegvak beschikbare lengte
van circa 1100 meter is dit inpasbaar.
Bovenstaande afmetingen maken dat de lengte van de landtunnel circa 600 meter zal
bedragen. In de planstudiefase wordt deze lengte van de tunnel verder geoptimaliseerd.
De minister van Infrastructuur en Milieu,
M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus