32 558 Wijziging van diverse onderwijswetten in verband met onder meer afschaffen van de verblijfsduurbeperking in het voortgezet onderwijs, bewaken van de examenkwaliteit in het voortgezet onderwijs en het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs, alsmede uitbreiding van de staatsexamenmogelijkheden

Nr. 10 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 januari 2012

Hierbij doe ik u toekomen de brief van de Vice-president van de Raad van State d.d. 22 december 2011, No. W05.11 0370/I, naar aanleiding van mijn verzoek om voorlichting d.d. 13 september 2011 inzake het afnemen van (staats)examens voortgezet onderwijs buiten Nederland1.

Het verzoek om voorlichting houdt verband met het amendement van het lid Biskop van uw Kamer, dat ertoe strekte om door een wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de bevoegdheid te geven, voor het afleggen van het staatsexamen een of meer locaties buiten Nederland aan te wijzen (Kamerstukken II 2010/11, 32 558, nr. 9). Het amendement is ingetrokken nadat de regering toezegde, over deze materie aan de Raad van State voorlichting te zullen vragen.

De Afdeling advisering van de Raad van State is, kort samengevat, het volgende van mening:

  • de voorgestelde toevoeging aan de WVO heeft geen betekenis omdat de uitvoering en het toezicht op de naleving ervan afhankelijk blijven van de bereidheid van het desbetreffende land om een verdrag te sluiten en ter uitvoering daarvan een wettelijke regeling te treffen;

  • van de andere mogelijke wettelijke regelingen blijft naar de mening van de Afdeling alleen de z.g. consensusrijkswet over. Echter, gegeven de bescheiden omvang van het probleem, de alternatieven die er zijn voor de leerlingen van het Vespucci College en het feit dat het onderwijs onder de autonome bevoegdheid van een ander land valt dan Nederland, is de Afdeling van oordeel dat rijkswetgeving hier niet aan de orde is.

Ik hoop, u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven