32 549 Wijziging van de Telecommunicatiewet ter implementatie van de herziene telecommunicatierichtlijnen

Nr. 12 DERDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 6 juni 2011

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel I wordt na onderdeel G een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ga

In artikel 3.18, eerste lid, onderdeel d, wordt de zinsnede «het verspreiden van programma-aanbod anders dan ter uitvoering van de publieke mediaopdracht» vervangen door: het verspreiden van programma-aanbod ter uitvoering van de publieke mediaopdracht.

B

Artikel III, onderdeel A komt te luiden:

A

Aan artikel 3 wordt een achtste lid toegevoegd, luidende:

8. Onze Minister maakt het besluit tot ontslag als bedoeld in artikel 12, eerste lid, bekend door kennisgeving van de zakelijke inhoud ervan in de Staatscourant. De redenen van het ontslag van een lid van het college worden in die kennisgeving openbaar gemaakt indien die persoon daarom verzoekt.

C

Na artikel VI wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel VIa

Vergunningen voor het verspreiden van programma-aanbod anders dan ter uitvoering van de publieke mediaopdracht die zijn verleend of verlengd op grond van de Telecommunicatiewet zoals die luidde tussen 1 januari 2009 en het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel A, van het bij koninklijke boodschap van 9 april 2008 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de Nota frequentiebeleid 2005 (31 412) worden geacht te zijn getoetst aan artikel 3.18 van de Telecommunicatiewet zoals dat luidde na dat tijdstip.

D

Artikel VII komt te luiden:

Artikel VII

1. Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

2. In het koninklijk besluit kan worden bepaald dat artikel I, onderdeel Ga, terugwerkt tot een in dat besluit te bepalen tijdstip.

TOELICHTING

Onderdelen A en C

Bij de totstandkoming van de Mediawet 2008 is ook een aantal wijzigingen aangebracht in de Telecommunicatiewet. Een van die wijzigingen betrof artikel 3.6, eerste lid, onderdeel d, van de (op dit moment geldende) wet. In het eerste lid, onderdeel d, eerste zinsdeel, van artikel 3.6 is abusievelijk de zinsnede «anders dan» opgenomen. Door het gebruik van bedoelde zinsnede heeft onderdeel d een geheel andere strekking gekregen dan bedoeld was. Zoals opgemerkt in de memorie van toelichting bij de Mediawet 2008 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2007/08 31 356, nr. 3, blz. 84, is met deze wijziging echter geen materiële wijziging beoogd. Deze verschrijving is niet opgemerkt bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de totstandkoming van de Nota frequentiebeleid 2005 (kamerstukken II, vergaderjaar 2007/08, 31 412). Dat wetsvoorstel is op dit moment aanhangig in de Eerste Kamer. Aangezien het voorgestelde artikel 3.18, eerste lid, onderdeel d, op dit punt gelijkluidend is aan het bestaande artikel 3.6, eerste lid, onderdeel d, wordt ook daar een onjuiste formulering gebruikt. Dit wordt in onderdeel A van deze nota van wijziging hersteld. De wijziging in artikel I, onderdeel Ga, betreft artikel 3.18 zoals dat komt te luiden na inwerkingtreding van wetsvoorstel 31 412. In het in onderdeel C opgenomen artikel VIa wordt een voorziening getroffen voor vergunningen voor commerciële omroep die zijn verleend of verlengd in de periode 1 januari 2009 tot het tijdstip van inwerkingtreding van wetsvoorstel 31 412. Voor de goede orde wordt er op gewezen dat deze voorziening relevant is voor zowel de vergunningen voor analoge als voor de vergunningen voor digitale commerciële omroep die in dit tijdvak zijn verleend of verlengd.

Met onderdeel A worden de weigeringsgronden voor vergunningaanvragen weer in lijn gebracht met de Veegwet EZ 2005 en de daarbij behorende memorie van toelichting. In die memorie van toelichting wordt de betekenis van artikel 3.6, eerste lid, onderdeel d, uitvoerig toegelicht. Daarnaar wordt hier verwezen (kamerstukken II, vergaderjaar 2004/05, 30 027 nr. 3, blz. 8).

Onderdeel B

Met de wet van 29 april 2010 tot aanpassing van EZ-instellingswetten aan de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen die met ingang van 1 januari 2011 in werking is getreden, worden onderdelen van artikel 3 van de Wet op de onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit geschrapt en hernummerd. In artikel III, onderdeel A, van het wetsvoorstel is hiermee geen rekening gehouden. Met onderdeel B wordt dit hersteld.

Onderdeel D

De wijziging voorgesteld in dit onderdeel betreft de inwerkingtreding van het voorgestelde artikel I, onderdeel Ga. Deze wijziging dient terug te werken tot het tijdstip waarop wetsvoorstel 31 412 in werking treedt. Omdat dat tijdstip nog niet bekend is, is er voor gekozen dat tijdstip te bepalen in het inwerkingtredingsbesluit van wetsvoorstel 32 549.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M. J. M. Verhagen

Naar boven