32 545 Wet- en regelgeving financiële markten

Nr. 76 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 februari 2018

In deze brief informeer ik uw Kamer over de ontwikkelingen in de prudentiële en beloningsregels voor beleggingsondernemingen in Nederland die uitsluitend voor eigen rekening handelen met eigen middelen en geen externe cliënten hebben (de handelaren voor eigen rekening ofwel de «proprietary traders»). In het verlengde hiervan kondig ik in deze brief een aanpassing van de Wet op het financieel toezicht (Wft) aan die in lijn is met de bedoelingen van de huidige wetgeving en tevens met een voorstel van de Europese Commissie van 20 december 2017 voor een nieuw prudentieel raamwerk voor beleggingsondernemingen.

Prudentieel kader

In 2016 en 2017 heeft de Europese Banken Autoriteit (EBA) vooronderzoek gedaan naar het per 2014 ingevoerde beleid van De Nederlandsche Bank (DNB) om handelaren voor eigen rekening onder bepaalde voorwaarden aan te merken als «plaatselijke onderneming» in de zin van de verordening kapitaalvereisten (de Capital Requirements Regulation; CRR). Hierdoor waren deze handelaren uitgezonderd van het toepassingsgebied van de CRR en gold in plaats daarvan een nationaal prudentieel raamwerk, waarbij de kapitaalvereisten – kort gezegd – zijn gebaseerd op de zogeheten margevereisten van de clearing member(s) onder wier verantwoordelijkheid en garantie deze beleggingsondernemingen handelen voor eigen rekening. De EBA heeft in haar vooronderzoek geoordeeld dat DNB het begrip «plaatselijke onderneming» uit de CRR te extensief toepast en is om die reden op 3 november 2017 een zogeheten «Breach of Union Law» onderzoek (BUL-onderzoek) gestart.

DNB is van oordeel dat het vanaf 2014 gehanteerde nationale regime voor handelaren voor eigen rekening vanuit prudentieel perspectief verantwoord en proportioneel is, maar heeft naar aanleiding van het vooronderzoek van de EBA op 13 november 2017 besloten om dit nationale prudentiële regime voor «plaatselijke ondernemingen» per direct te beëindigen en de CRR toe te passen op de handelaren voor eigen rekening. DNB acht het echter disproportioneel om met onmiddellijke ingang de uit de CRR voortvloeiende kapitaalvereisten te handhaven. Met het oog hierop krijgen handelaren voor eigen rekening tot 31 maart 2018 om te voldoen aan de voor hen geldende eisen. Mocht er per 31 maart 2018 sprake zijn van een kapitaaltekort, dan dienen de betreffende handelaren een kapitaalherstelplan op te stellen op basis waarvan aannemelijk is dat ze binnen een door DNB te bepalen redelijke termijn, maar uiterlijk per 31 december 2019, voldoen aan de toepasselijke prudentiële vereisten.1 Naar aanleiding van deze beleidswijziging van DNB heeft de EBA op 6 december 2017 besloten het BUL-onderzoek te sluiten, zonder het geven van een aanbeveling aan DNB.

Beloningenregelgeving

Voormelde beleidswijziging van DNB betekent ook dat de wettelijke uitzondering op het bonusplafond van 20% van de vaste beloning2 niet langer van toepassing is op handelaren voor eigen rekening. In de Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen (Wbfo) zijn beleggingsondernemingen die geheel voor eigen rekening handelen met eigen middelen, geen externe cliënten hebben en plaatselijke onderneming zijn, uitgezonderd van het Nederlandse bonusplafond. Voor het uitzonderen van de handelaren voor eigen rekening is gekozen, gezien hun bijzondere karakteristieken.3 Doordat zij handelen voor eigen rekening, dragen zij hun eigen risico. Van ongewenste externe prikkels is dan ook geen sprake. Daarbij is de omvang van de variabele beloningen die binnen deze ondernemingen worden uitgekeerd doorgaans volledig afhankelijk van de winst van de onderneming. Maakt de onderneming geen winst, dan wordt veelal geen variabele beloning uitgekeerd. Daarnaast zijn handelaren voor eigen rekening van het bonusplafond uitgezonderd vanwege de effectiviteit.4 Deze ondernemingen zijn voor hun dienstverlening niet aan Nederland gebonden. De kans op vertrek van een substantieel deel van dit type ondernemingen is reëel. Een vertrek zou (kunnen) betekenen dat deze ondernemingen niet langer onder Nederlands toezicht staan. Een grote Kamermeerderheid heeft tijdens de stemmingen over de Wbfo met de uitzondering van het bonusplafond voor handelaren voor eigen rekening ingestemd.5

De hiervoor genoemde bijzondere kenmerken van handelaren voor eigen rekening – en daarmee de inhoudelijke redenen voor een uitzondering van het bonusplafond – blijven onverkort gelden na de beleidswijziging door DNB. Om die reden zal ik een wetswijziging voorbereiden waardoor handelaren voor eigen rekening waarvan de bedoeling van de wetgever was om ze uit te zonderen van het bonusplafond, uitgezonderd kunnen blijven. De AFM zal – gelet op de bijzondere kenmerken van handelaren voor eigen rekening – hier in haar toezicht bij aansluiten en heeft de sector hierover geïnformeerd. De wetswijziging is overeenkomstig de bestaande praktijk in Nederland en de ons omringende landen, zoals Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, waar handelaren voor eigen rekening op grond van het proportionaliteitsbeginsel eveneens uitgezonderd zijn van het aldaar geldende bonusplafond. Daarnaast is het niet van toepassing zijn van het bonusplafond voor handelaren voor eigen rekening in lijn met het wetgevend voorstel van de Europese Commissie van 20 december 2017 voor een nieuw prudentieel raamwerk voor beleggingsondernemingen.6 Voor een inhoudelijke appreciatie van dit herzieningsvoorstel van de Europese Commissie verwijs ik naar de kabinetsreactie die gelijktijdig aan uw Kamer wordt aangeboden.

Voor de volledigheid merk ik op dat deze aanpassing van de Wbfo losstaat van de evaluatie van de Wbfo die momenteel wordt uitgevoerd. De evaluatie gaat in op de beoogde effecten, de neveneffecten en uitvoerbaarheid van deze wet. Ik streef ernaar deze evaluatie aan het eind van het eerste kwartaal van 2018 aan uw Kamer toe te zenden.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra


X Noot
2

Artikel 1:121, zevende lid, onderdeel c, van de Wft, dat is ingevoerd met de Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen (Wbfo, Stb. 2015, nr. 45).

X Noot
3

Kamerstuk 33 964, nr. 3.

X Noot
4

Kamerstuk 33 964, nr. 25.

X Noot
5

Handelingen II 2014/15, nr. 15, item 20.

Naar boven