32 545 Wet- en regelgeving financiële markten

Nr. 33 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 juli 2015

Zoals bekend is op 12 juni 2014 de herziene richtlijn depositogarantiestelsels (DGS-richtlijn) gepubliceerd.1 Ten opzichte van de oude DGS-richtlijn harmoniseert de nieuwe DGS-richtlijn de regels voor nationale depositogarantiestelsels verder. Aanleiding hiervoor is de financiële crisis, die heeft laten zien dat een uniform beschermingsniveau voor depositohouders in Europa nodig is. Het overgrote deel van de DGS-richtlijn dient per 3 juli 2015 omgezet te zijn in nationale wet- en regelgeving. Deze deadline zal niet worden gehaald.

Een essentieel onderdeel van de richtlijn is de verplichting het depositogarantiestelsel vooraf te financieren door een fonds op te bouwen (ex ante financiering). Nederland liep hierop vooruit door reeds in 2012, mede conform een aanbeveling van de Commissie De Wit, een voorstel – in de vorm van een algemene maatregel van bestuur (AMvB)2 – voor ex ante financiering uit te werken. Deze AMvB is echter nooit in werking getreden. Vanwege de lasten waarmee de Nederlandse banken werden geconfronteerd na een verdubbeling van de bankenbelasting en vervolgens de nationalisatie van SNS, is destijds namelijk besloten om de inwerkingtreding van de ontwerp-AMvB uit te stellen.

De implementatie van de nieuwe DGS-richtlijn heeft ertoe geleid dat de oude ontwerp-AMvB zal worden vervangen door een nieuwe, toekomstbestendige AMvB. Dit heeft tot gevolg dat de implementatie van de richtlijn is vertraagd tot na 3 juli 2015. Vanaf 3 juli zal de huidige regelgeving echter desalniettemin zoveel mogelijk conform de richtlijn moeten worden uitgelegd en toegepast.3 Er wordt naar gestreefd de nieuwe AMvB nog voor het einde van het jaar in werking te laten treden.

In het onderstaande wordt nader ingegaan op de belangrijkste wijzigingen in de nieuwe AMvB: i) de methodiek voor het berekenen van bijdragen, ii) de omvang van het fonds, iii) beheer van het fonds, en iv) monetaire financiering.

i) Berekeningsmethodiek voor DGS-bijdragen

De richtlijn geeft aanleiding tot aanpassing van de methodiek voor het berekenen van bijdragen aan het depositogarantiefonds. De oude methodiek leidde tot een fonds met een variabele omvang, vanwege een minimum van 1% van de gegarandeerde deposito’s van de deelnemende banken dat kon oplopen tot 2%. Vanwege het nieuwe Europese regime voor herstel en afwikkeling van banken (BRRD)4 in relatie tot de structuur van de Nederlandse financiële sector, is een dusdanig groot fonds – met bijbehorende hogere lasten voor de sector – niet langer noodzakelijk. Daarom is de berekeningsmethodiek aangepast zodat een stabiel fonds ter grootte van 0,8% van de gegarandeerde deposito’s wordt opgebouwd, gelijk aan het door de richtlijn voorgeschreven minimale streefbedrag. Behoudens de fondsomvang, bouwt de nieuwe methodiek zoveel mogelijk voort op de methodiek uit 2012 en gaat deze nog steeds uit van een vaste bijdrage (een percentage van de gegarandeerde deposito’s) en een risicogewogen bijdrage. Belangrijke wijziging daarbij is dat de risicopremie per bank uit de ontwerp-AMvB wordt vervangen door een vaste, sectorbrede risicopremie die vervolgens verdeeld wordt over de deelnemende banken naar risicoprofiel, gegarandeerde deposito’s en depositogroei. Gekozen is voor deze methodiek omdat 1) het fonds hierdoor tijdig («niet te vroeg en niet te laat») de juiste doelomvang bereikt, 2) de lasten voor de sector aanzienlijk worden beperkt, en 3) het risicogebaseerde karakter van de bijdragen behouden blijft.

ii) Doelomvang van het DGS-fonds

De richtlijn bepaalt dat het ex ante gefinancierde depositogarantiefonds medio 2024 ten minste een bedrag ter grootte van 0,8% van de gegarandeerde deposito’s van de banken moet bevatten. Niettemin is een lagere doelomvang mogelijk indien sprake is van een sterk geconcentreerde bancaire sector, waarin een bank die in de problemen komt waarschijnlijk wordt afgewikkeld volgens het nieuwe Europese regime voor herstel en afwikkeling van banken. Lidstaten die aan deze voorwaarde voldoen, kunnen na goedkeuring van de Europese Commissie een lagere doelomvang vaststellen (minimaal 0,5%). In dat kader heeft Nederland een verzoek om goedkeuring ingediend; tot op heden heeft de Commissie hierop nog niet beslist. Vooralsnog is de doelomvang van het fonds daarom op 0,8% bepaald. Indien de Commissie dit najaar op ons verzoek positief besluit, zal de doelomvang dienovereenkomstig worden verlaagd.

iii) Beheer van het DGS-fonds

In de ontwerp-AMvB uit 2012 werd het depositogarantiefonds beheerd door de Stichting Depositogarantiefonds, waarvan de bestuursleden zouden worden benoemd door de Minister van Financiën, De Nederlandsche Bank (DNB) en de Nederlandse banken die deelnemen aan het DGS. Naar analogie van het afwikkelingsfonds waartoe de BRRD verplicht5, is echter besloten niet langer een stichting op te richten, maar het depositogarantiefonds zelf publiekrechtelijke rechtspersoonlijkheid toe te kennen en extra taken toe te kennen.6 Als gevolg hiervan wijzigt ook de governance van het fonds: bestuursleden zullen nu direct worden benoemd door DNB. Het fonds krijgt hiermee een meer publiek karakter, terwijl de scheiding tussen DNB en het fonds behouden blijft.

iv) Monetaire financiering

Uit de Wet op het financieel toezicht volgt dat DNB binnen enkele dagen na inwerkingstelling van het depositogarantiestelsel uitkeringen aan depositohouders moet voldoen. DNB slaat vervolgens het uitgekeerde bedrag om over de deelnemende banken. Dit «voorschieten» van DGS-uitkeringen door DNB staat op gespannen voet met het verbod op monetaire financiering. DNB heeft dit onderwerp dan ook meerdere malen aangedragen in haar wetgevingsbrief.7

Het opbouwen van een ex ante depositogarantiefonds vormt reeds een belangrijke stap in de richting van een oplossing voor bovengeschetst probleem. In de nieuwe AMvB worden stappen gezet die verder bijdragen aan een structurele oplossing. Zo zal het depositogarantiefonds belast worden met het beheer van de gelden en zal het financiering van derden kunnen aantrekken indien het fonds ontoereikend is.

Verdere proces

Verwachting is dat de AMvB, zoals hierboven genoemd, nog dit jaar in werking treedt, waarna gestart zal worden met het heffen van bijdragen van de bankensector. Te zijner tijd zal ik uw Kamer nader informeren.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem


X Noot
1

Richtlijn 2014/49/EU van het Europees parlement en de Raad van 16 april 2014 inzake de depositogarantiestelsels (herschikking) (PbEU 2014, L 173); Kamerstuk 32 545, nr. 20.

X Noot
2

Kamerstuk 33 227.

X Noot
3

Met de richtlijn strijdige bepalingen zullen zo mogelijk buiten toepassing moeten worden gelaten. Voor zover de richtlijn rechtstreeks aan burgers onvoorwaardelijke rechten toekent, zullen eventuele aanspraken op het DGS gehonoreerd worden op grond van rechtstreeks werkende richtlijnbepalingen.

X Noot
4

Richtlijn 2014/59/EU van het Europees parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 64/2012 (PbEU 2014, L 173); Kamerstuk 34 208.

X Noot
5

Het wetsvoorstel Implementatiewet Europees kader voor herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen, Kamerstuk 34 208, nr. 2.

X Noot
6

6De keuze voor een publiekrechtelijke rechtspersoon in plaats van een stichting is ook ingegeven door de aanscherping van regelgeving door Eurostat. Nu bekend is dat Eurostat hoogstwaarschijnlijk het DGS-fonds, ongeacht de rechstvorm, tot de sector overheid zal rekenen, vervalt daarmee een belangrijk argument vóór de oprichting van een stichting. De consequentie van het feit dat het DGS-fonds waarschijnlijk tot de sector overheid wordt gerekend, is dat zowel inkomsten (vermogen) als verplichtingen van het DGS-fonds zullen meetellen in het EMU-saldo.

X Noot
7

Kamerstuk 32 545, nr. 20.

Naar boven