32 539 Wijziging van de Scheepvaartverkeerswet en de Binnenvaartwet in verband met de invoering van de ontzegging van de vaarbevoegdheid

Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 5 april 2011

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Artikel II, onderdeel B, komt te luiden:

Artikel 27, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Een vaarbewijs of bewijs van vrijstelling of ontheffing, bedoeld in artikel 31, wordt niet afgegeven aan degene:

    • a. die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt;

    • b. van wie het bewijs ongeldig is verklaard, gedurende de termijn van ongeldigheid;

    • c. aan wie ingevolge artikel 35b van de Scheepvaartverkeerswet de bevoegdheid tot het voeren van schepen is ontzegd, gedurende de termijn van ontzegging; of

    • d. van wie het bewijs met toepassing van de artikelen 35a of 35c van de Scheepvaartverkeerswet is ingenomen en niet is teruggegeven.

Toelichting

Artikel 27 van de Binnenvaartwet bevat de instructie aan degenen die vaarbewijzen afgeven – in de praktijk CCV en VAMEX – om zulks niet te doen gedurende de periode dat een betrokkene niet mag varen. In het wetsvoorstel wordt hieronder mede begrepen de periode dat aan een betrokkene de vaarbevoegdheid door de rechter is ontzegd. Thans wordt daaraan toegevoegd de periode dat van een betrokkene bij wijze van voorlopige maatregel het vaarbewijs door politie en OM is ingevorderd. Het is immers onwenselijk dat aan een betrokkene gedurende die periode van tijdelijk niet mogen varen alsnog een vaarbewijs wordt verstrekt.

Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt om onder de werking van dit artikel, te weten het verbod tot afgifte van een vaarbewijs, ook te brengen het bewijs van ontheffing of vrijstelling, conform het voorgestelde vijfde lid van artikel 25.

De minister van Infrastructuur en Milieu,

M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Naar boven