32 533 Wijziging van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met de inrichting en het beheer van het pensioenregister

Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING

Algemeen

Aanleiding en doel

Artikel 51 van de Pensioenwet en artikel 62 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (WVB) bevatten thans slechts de rudimentaire aanduiding dat pensioenuitvoerders worden verplicht om in het kader van de pensioencommunicatie een pensioenregister op te zetten. De bepalingen geven in feite zonder nadere clausulering de opdracht aan pensioenuitvoerders om ervoor te zorgen dat er op 1 januari 2011 een pensioenregister operationeel is. Dat alle pensioenuitvoerders moeten meedoen, dat zij de informatie op uniforme wijze moeten aanleveren en dat daar kosten aan verbonden zijn, is impliciet bepaald.

Er is destijds voor gekozen de wettelijke grondslag voor een pensioenregister smal te houden om de zelfregulering door pensioenuitvoerders de vrije hand te geven en gedurende het proces te bezien welke zaken nader geregeld moeten worden. Met deze wetswijziging wordt beoogd thans op wetsniveau een grondslag te geven aan het zekerstellen van de ontwikkeling en het beheer van het pensioenregister.

Uit onderzoeken van consumenten- en ouderenorganisaties (TNS NIPO, maart 2002) is gebleken dat er problemen werden ervaren met de transparantie van de pensioenopbouw. De informatie was niet altijd voldoende overzichtelijk en vergelijkbaar (optelbaar) om bijvoorbeeld te kunnen vaststellen of er al dan niet behoefte was aan pensioenopbouw in de derde pijler. Gesteund door de informatievoorschriften van de Pensioenwet en WVB zijn daarop initiatieven genomen om de transparantie te verhogen. De pensioensector heeft een uniform pensioenoverzicht ontwikkeld, waarop de bruto pensioenbedragen vermeld staan. In het verlengde hiervan is door de Tweede Kamer een amendement aangenomen bij het wetsvoorstel Pensioenwet (Kamerstukken II, 2005–06, 30 413, nr. 58), dat beoogt te garanderen dat er een nationaal pensioenregister komt waarmee een consument op een snelle en eenvoudige manier een volledig overzicht kan krijgen van de opgebouwde oudedagsvoorziening. Via dit register zouden consumenten zowel de opgebouwde pensioenaanspraken als de aanspraak op AOW moeten kunnen opvragen.

Het doel van het pensioenregister is om burgers op uniforme wijze in de gelegenheid te stellen online de gegevens over eigen opgebouwde en toekomstige pensioenaanspraken te raadplegen, op basis van door de pensioenuitvoerders en de Sociale verzekeringsbank (Svb) via de Stichting Pensioenregister aangeleverde gegevens. Het pensioenregister biedt een nieuwe impuls aan betrokkenen voor een betere kijk op hun pensioensituatie met als mogelijk neveneffect een verbeterd pensioenbewustzijn. Zo zal men actief op zoek kunnen gaan naar nadere pensioeninformatie via bijvoorbeeld de werkgever, de pensioenuitvoerder of Pensioenkijker.nl. Grote pensioenuitvoerders en de Svb bieden al de mogelijkheid om via het internet informatie te krijgen over de opbouw van pensioen. Het pensioenregister zal naast deze voorzieningen opereren, waardoor burgers over een extra informatiebron zullen beschikken om inzage te krijgen in de opbouw van AOW-rechten en aanvullend pensioen. De informatie die via het pensioenregister wordt getoond geeft een indicatie van de aanspraken en de pensioenpositie.

Het pensioenregister bevat pensioeninformatie op grond van de Pensioenwet, de WVB en de Algemene ouderdomswet. In feite overstijgt het pensioenregister hiermee de Pensioenwet (en de WVB), dat een wettelijk kader biedt voor tweedepijler pensioenen. Hierbij wordt onder tweedepijler pensioen verstaan de op de eerste pijler (Algemene Ouderdomswet, AOW) aanvullende pensioenregelingen, die vaak collectief en in verband met de arbeidsverhouding worden overeengekomen tussen werkgevers en werknemers. Echter, inzicht in een goede oudedagsvoorziening (breder dan uitsluitend het tweedepijler pensioen) is een belangrijk publiek belang. Dat wordt in de samenleving ook zo gevoeld. Hierin past ook een verantwoordelijkheid voor de overheid.

Uitwerking

Op eigen initiatief van de pensioensector is op 7 mei 2008 de Stichting Pensioenregister opgericht, een samenwerkingsverband van de pensioenkoepels (de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen, de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen en de Unie van Beroepspensioenfondsen), het Verbond van Verzekeraars en de Svb. Via deze stichting willen pensioenuitvoerders en de Svb zich gezamenlijk kwijten van de wettelijke opdracht aan de pensioenuitvoerders. De ontwikkeling van het pensioenregister heeft betrekking op de communicatie, het geautomatiseerde systeem en de beheerorganisatie. De Stichting Pensioenregister vervult een centrale en coördinerende rol in de werking van het pensioenregister als geheel. Pensioenuitvoerders hebben de operationalisering van het register derhalve voortvarend ter hand genomen.

De Stichting Pensioenregister zal een reglement opstellen, waarin in ieder geval een aantal zaken wordt geregeld:

  • a. de getoonde informatie in het pensioenregister moet op een tijdige en juiste wijze zijn verwerkt. Daarvoor is het noodzakelijk dat alle pensioenuitvoerders meedoen, ook uitvoerders die niet zijn aangesloten bij een pensioenkoepel of het Verbond van Verzekeraars;

  • b. voorts is het de bedoeling dat het pensioenregister gelijksoortige gegevens ophaalt bij pensioenfondsen en verzekeraars, bij elkaar kan optellen en als een geïntegreerd geheel aanbiedt aan de aanspraakgerechtigde. Dit maakt het noodzakelijk dat de verlangde pensioeninformatie op uniforme wijze wordt aangeboden aan het pensioenregister. Het pensioenregister heeft daarom behoefte aan het kunnen voorschrijven van specificaties qua bestandsformaat, beveiligingseisen, aanleverfrequenties, beschikbaarheid, performance en dergelijke;

  • c. ten slotte, zijn aan de realisering van het pensioenregister en het onderhoud daarvan kosten verbonden. Die kosten zullen gedragen moeten worden door pensioenuitvoerders.

Aanvullende wetgeving

Op grond van het wetsvoorstel kan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een instelling aanwijzen die tot taak heeft het ontwikkelen en beheren van het pensioenregister. Naar verwachting zal hiertoe de Stichting Pensioenregister worden aangewezen. De aan te wijzen instelling draagt zorg voor het goed functioneren van het pensioenregister; een instrument om pensioeninformatie van andere partijen te ontsluiten. Het pensioenregister heeft uitsluitend een raadpleegfunctie en voorziet burgers op uniforme wijze van informatie over hun pensioenaanspraken, op basis van de door de pensioenuitvoerder en Svb via de aangewezen instelling aangeleverde gegevens.

Deze instelling wordt bewerker in de zin van de Wet bescherming persoongegevens (Wbp). De bewerker verricht uitvoeringshandelingen die – voor zover het contacten met burgers betreft – worden toegerekend aan de verantwoordelijke(n), in dit geval de pensioenuitvoerders en de Svb. De Stichting Pensioenregister is een reeds bestaande, door de pensioensector opgerichte stichting die wordt belast met de bewerkerstaak. De stichting heeft een privaatrechtelijke vorm en status, staat in een privaatrechtelijke rechtsverhouding tot de burger door de toegang tot gegevens van de pensioenuitvoerders en de Svb te faciliteren en tot de pensioenuitvoerders en Svb als bewerker. Er is geen sprake van besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht met rechtsgevolgen voor burgers of pensioenuitvoerders/Svb.

Er is zowel voor de pensioenuitvoerders als voor de Svb sprake van verwerken van gegevens als verantwoordelijke in de zin van de Wbp. Het verwerken door de pensioenuitvoerders betekent het vastleggen, bijwerken, verstrekken en samenbrengen van gegevens over en aan de (gewezen) deelnemers met het oog op het informeren van de (gewezen) deelnemers over het opgebouwde pensioen. Dit doel voor de gegevensverwerking door de pensioenuitvoerders blijkt in de Pensioenwet onder andere uit de artikelen 38 tot en met 47 (en 48 tot en met 58 van de WVB). De Svb is op grond van artikel 35 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet SUWI) verantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens van verzekerden en uitkeringsgerechtigden in de zin van de volksverzekeringen en heeft op grond van artikel 34, vierde lid, van de Wet SUWI ook de taak op verzoek van de verzekerde gegevens te verstrekken over verzekeringstijdvakken en daarop gebaseerde aanspraak op ouderdomspensioen. Met dat zelfde doel kan de Svb bij het verwerken van gegevens over de aanspraak ook via de aangewezen instelling, die daartoe ook als bewerker voor de Svb optreedt, gegevens aan deelnemers als verzekerden voor de AOW verstrekken.

Op grond van artikel 13 van de Wbp zijn de verantwoordelijken verplicht passende technische en organisatorische maatregelen te nemen om de persoonsgegevens te beveiligen tegen verlies of tegen enige vorm van onrechtmatige verwerking. De toevoer en afvoer van pensioeninformatie moet goed zijn versleuteld en beveiligd. De virtuele private dataverzameling moet technisch en procedureel goed zijn ingericht. De toegang tot de opgeslagen data door onbevoegde derden is bij de genoemde virtuele dataverzameling redelijkerwijs uitgesloten. Deze maatregelen dienen tevens onnodige gegevensverwerking te voorkomen.

Met de aanwijzing van de aangewezen instelling als bewerker in de zin van de Wbp voor de verwerking van de genoemde gegevens voor pensioenuitvoerders en Svb is artikel 14 van de Wbp van toepassing. De aangewezen instelling verwerkt derhalve pensioengegevens ten behoeve van pensioenuitvoerders en Svb in overeenstemming met hun instructies en uitdrukkelijke verantwoordelijkheid. De wijze waarop het pensioenregister de informatie verwerkt wordt aan de deskundigheid van het pensioenregister overgelaten.

Het reglement kan worden gezien als standaardvoorwaarden voor de verhouding tussen enerzijds de bewerker voor de gegevensverwerkingen in het pensioenregister en anderzijds de pensioenuitvoerders/Svb. Daarmee wordt invulling gegeven aan de algemene bepaling over de verwerking van gegevens door een bewerker in artikel 14 van de Wbp. Daarin is immers bepaald dat de uitvoering van verwerkingen door een bewerker wordt geregeld in een overeenkomst of krachtens een andere rechtshandeling, waardoor een verbintenis ontstaat tussen de bewerker en de verantwoordelijke. Door de regeling in dit wetsvoorstel en in het reglement ontstaat een dergelijke verbintenis.

Het reglement bevat immers nadere bepalingen voor de relatie tussen de verantwoordelijke en de bewerker en omvat de voorwaarden die worden gesteld aan de relatie. Daartoe horen ook de bepalingen over de vergoeding van de kosten van de verwerking van gegevens door de bewerker en de wijze waarop de bewerker inhoud geeft aan bijvoorbeeld de beveiliging.

Zowel de pensioenuitvoerders/Svb als verantwoordelijken als de bewerker dienen de verplichtingen van het reglement na te komen. De verantwoordelijken moeten er voor zorg dragen en er op toezien dat de bewerker voldoende waarborgen biedt dat er een passend beveiligingsniveau in acht wordt genomen en gehandhaafd bij het verwerken van persoonsgegevens. Zij kunnen daartoe op civielrechtelijke wijze nakoming vorderen.

Teneinde enig zicht te houden op de afspraken die tussen bewerker en verantwoordelijken worden gemaakt zullen het reglement en de wijzigingen in het reglement ter goedkeuring worden voorgelegd aan de minister.

Het pensioenregister wil op een efficiënte wijze het online uitwisselen van bestaande pensioengegevens tussen pensioenuitvoerders/Svb en aanspraakgerechtigden via een pensioenportaal mogelijk maken, zonder verdere nevendoelen. Het pensioenregister is in beginsel 24 uur per dag, 7 dagen per week beschikbaar. De aangewezen instelling kan (onderdelen van) het pensioenregister buiten gebruik stellen voor het plegen van onderhoud.

De burger kan uitsluitend toegang krijgen door middel van zijn inlogcode DigiD. Een private organisatie, die een specifieke wettelijke grondslag heeft voor het gebruik van het burgerservicenummer, komt hiervoor in aanmerking. Op grond van artikel 94, eerste lid, van de Pensioenwet en artikel 102, eerste lid, van de WVB kunnen pensioenuitvoerders gebruik maken van het burgerservicenummer. De Svb kan dit op grond van artikel 35 van de Wet SUWI. Door een instelling aan te wijzen als bewerker is deze gemachtigd om in het verkeer met pensioenuitvoerders/Svb en betrokken personen gebruik te maken van het burgerservicenummer.

Het geautomatiseerde systeem, dat voor het pensioenregister wordt gebruikt, wordt op zodanige wijze ingericht dat het alleen gebruikt kan worden voor dit doel. Het zal de vorm krijgen van een digitaal loket dat met behulp van DigiD toegankelijk is voor alle betrokkenen. Zij kunnen hun pensioenaanspraken in een overzicht zien en ook zien waar zij terecht kunnen voor meer informatie. Personen, die geen aanvullend pensioen (meer) opbouwen en die beschikken over een burgerservicenummer, hebben ook toegang tot het pensioenregister en kunnen zien dat zij mogelijk (slapende) pensioenaanspraken hebben die zij nog niet hebben geclaimd, of dat zij geen pensioenaanspraken hebben omdat zij die (nog) niet hebben opgebouwd of omdat zij nu al van hun pensioen genieten. Het pensioenregister legt geen pensioenaanspraken vast, maar houdt alleen bij waar betrokkenen pensioenaanspraken hebben opgebouwd (verwijsindex). Het pensioenregister legt ook geen AOW aanspraken vast.

Met behulp van DigiD kan betrokkene inloggen en worden de AOW aanspraken na authenticatie opgehaald bij de Svb. Na verificatie door de Svb wordt aan de hand van het burgerservicenummer en de verwijsindex vastgesteld bij welke pensioenuitvoerders aanspraken voor betrokkene zijn vastgelegd. Vervolgens worden deze aanspraken opgevraagd en op de website getoond. Het geautomatiseerde systeem moet er in voorzien dat de tijdelijk digitaal opgeslagen pensioengegevens automatisch worden verwijderd nadat betrokkene het systeem verlaat. Er is dus geen sprake van een nieuwe centrale gegevensverzameling met persoonlijke (financiële) gegevens. De pensioenuitvoerders en de Svb blijven verantwoordelijk voor de beantwoording van inhoudelijke vragen over de pensioenaanspraken van aanspraakgerechtigden.

Toezicht

Het toezicht op het nakomen van de verplichtingen die zijn opgenomen in het reglement is een aangelegenheid tussen pensioenuitvoerders/Svb en de instelling (Stichting Pensioenregister), die op grond van de Pensioenwet en de WVB zal worden aangewezen als bewerker. Deze partijen dienen ervoor te zorgen dat de verplichtingen uit de verbintenis tussen verantwoordelijken en bewerker worden nageleefd. Op grond van artikel 37 van de Wet SUWI is de Inspectie Werk en Inkomen (IWI) belast met het toezicht op de Svb. Indien de gegevensverstrekking door Svb niet voldoet aan de gestelde eisen, kan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de instrumenten inzetten die de Wet SUWI daarvoor biedt. Ter wille van de duidelijkheid zij vermeld dat er in dit opzicht geen toezichthoudende rol is voor de Autoriteit Financiële Markten (AFM).

Op grond van artikel 151, eerste en tweede lid, van de Pensioenwet en artikel 146, eerste en tweede lid, van de WVB is de AFM belast met het toezicht op de normen ten aanzien van voorlichting door pensioenuitvoerders aan aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden. AFM ziet er op toe dat er daadwerkelijk adequate informatie over pensioenaanspraken wordt geleverd ten behoeve van de gegevensverwerking. Als zodanig is het totale stelsel van het pensioenregister het object van gedragstoezicht en ziet AFM erop toe dat het pensioenregister naar behoren functioneert. Dat betekent dat er zowel een rol voor AFM ligt bij het toezicht op juiste en tijdige levering van gegevens door pensioenuitvoerders aan de aangewezen instelling als bij het toezicht op de aangewezen instelling zelf. De pensioenuitvoerders zijn verantwoordelijk voor de tijdige verstrekking van volledige pensioengegevens aan de Stichting Pensioenregister. De aangewezen instelling draagt op haar beurt zorg voor een tijdige verwerking van de gegevens en het goed functioneren van het pensioenregister, opdat aanspraakgerechtigden op duidelijke en begrijpelijke wijze in de gelegenheid worden gesteld om gegevens over hun pensioenaanspraken te raadplegen. In verband daarmee wordt in artikel 51, negende lid, van de Pensioenwet, alsmede in artikel 62, negende lid, van de WVB geregeld dat het toezichtinstrumentarium van AFM dat is opgenomen in hoofdstuk 7 van de Pensioenwet en hoofdstuk 6 van de WVB, bij overtreding van artikel 51 van de Pensioenwet, alsmede artikel 62 van de WVB, ook van toepassing is op de uitvoering van de door de minister aan te wijzen instelling. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn bij ernstige verstoringen van het pensioenregister.

De bevoegdheid van de AFM laat de toezichthoudende taak van het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) op de naleving van de Wbp onverlet.

Adviezen CBP en AFM

Het CPB erkent het grote belang van het pensioenregister voor betrokkenen, zelfs in de beginperiode waarin slechts de aanspraken op ouderdomspensioen en partnerpensioen kunnen worden ingezien. Het CBP hecht eraan dat vanaf het beginstadium zeer zorgvuldig wordt omgegaan met de inrichting (waaronder de beveiliging) van het pensioenregister en expliciet wordt afgebakend wat de doeleinden van de verwerking van persoonsgegevens door middel van het pensioenregister zijn.

Naar aanleiding van het advies van het CBP is in het wetsvoorstel het doel van het register expliciet vastgelegd om zorgvuldige en behoorlijke verwerking van gegevens te garanderen. Tevens is zeker gesteld dat alleen betrokkene zelf het overzicht van zijn pensioenaanspraken kan inzien door het gebruik van pensioengegevens voor andere doeleinden expliciet uit te sluiten.

De AFM hecht aan een goed begin van het pensioenregister, dat deelnemers kan ondersteunen bij het maken van financiële keuzes, en ondersteunt de aanleiding voor de voorgenomen wetswijziging. Teneinde haar toezichtstaak optimaal te kunnen uitoefenen is het noodzakelijk dat de AFM de beschikking krijgt over het volledige pakket aan instrumenten. Daarin is voorzien doordat nu in het wetsvoorstel is vastgelegd dat bij overtreding van de betreffende wettelijke voorschriften door pensioenuitvoerders dan wel door de aangewezen instelling door de AFM handhavend kan worden opgetreden overeenkomstig hoofdstuk 7 van de Pensioenwet en hoofdstuk 6 van de WVB.

Zowel het CBP als de AFM wijzen op het belang van het informeren van betrokkenen over de mogelijkheid van het kunnen raadplegen van het pensioenregister. Aangezien de instelling die het pensioenregister beheert wordt aangewezen als bewerker op grond van de Wbp, rust op de instelling geen aparte informatieplicht in verband met de verwerking van persoonsgegevens in het pensioenregister. Het zijn de pensioenuitvoerders en de Svb die als verantwoordelijken de betrokkenen dienen te informeren. Het verstrekken van nadere informatie over het operationeel worden van het pensioenregister, het doel van het pensioenregister en het gebruik van de informatie moet betrokkenen een behoorlijke en zorgvuldige verwerking waarborgen. Betrokkenen moeten ook worden geïnformeerd over hun rechten, indien bijvoorbeeld de getoonde pensioeninformatie niet overeenstemt met de verwachtingen of onjuist wordt geacht. Er is voorzien in een publiekscampagne om betrokkenen te informeren.

Administratieve lasten

Deze wetswijziging leidt niet tot de introductie van nieuwe informatieverplichtingen, maar is een nadere concretisering van een bestaande verplichting op grond van artikel 51 van de Pensioenwet en artikel 62 van de WVB. Aangezien de aan te wijzen instelling wordt beschouwd als bewerker in de zin van de Wbp, die in opdracht van pensioenuitvoerders en Svb op een systematische wijze individuele pensioengegevens ontsluit voor betrokkene en niet met wettelijke taken is belast, zijn er aan deze aanvullende regelgeving geen administratieve lasten voor bedrijven of burgers verbonden.

Financiële aspecten

De kosten van het pensioenregister worden door de pensioenuitvoerders gedragen. De kosten die de Svb moet maken (incidenteel € 475 000 in 2010 en structureel € 112 000 vanaf 2011) om AOW informatie aan te leveren aan het pensioenregister worden gedekt binnen de Svb/SZW-begroting.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdeel A en artikel II, onderdeel A (artikel 51 Pensioenwet en artikel 62 WVB)

In artikel 51 van de Pensioenwet en artikel 62 van de WVB is bepaald dat de pensioenuitvoerders een pensioenregister inrichten dat uiterlijk op 1 januari 2011 operationeel is. Het is natuurlijk de bedoeling dat dit pensioenregister vanaf het moment van introductie actief blijft. De tekst van de bepaling wordt hieraan aangepast. In het eerste lid van deze artikelen wordt daartoe bepaald dat er een pensioenregister is dat is ingericht en in stand wordt gehouden door de pensioenuitvoerders.

Naar aanleiding van een opmerking van het CBP wordt in het eerste lid tevens expliciet bepaald wat het doel is van het pensioenregister. Dit doel is: de aanspraakgerechtigde op duidelijke en begrijpelijke wijze in de gelegenheid stellen gegevens over zijn pensioenaanspraken te raadplegen. Onder pensioenaanspraken in de zin van dit artikel wordt tevens verstaan aanspraken op ouderdomspensioen grond van de Algemene ouderdomswet (AOW). Omdat aanspraak op AOW-uitkering wordt aangemerkt als pensioenaanspraak is de aanspraakgerechtigde ook degene met (alleen) aanspraak op AOW.

In het tweede lid wordt bepaald dat pensioenuitvoerders de informatie met betrekking tot pensioenaanspraken die kan worden geraadpleegd tijdig via het pensioenregister verstrekken. In eerste instantie zal het alleen gaan om aanspraken op ouderdomspensioen en partnerpensioen, later zullen daar mogelijk andere aanspraken zoals arbeidsongeschiktheidspensioen aan worden toegevoegd. Het opnemen van de verplichting voor pensioenuitvoerders om deze gegevens door middel van het pensioenregister te verstrekken betekent voor verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen en voor beroepspensioenfondsen dat wordt voldaan aan artikel 6, tweede lid, onderdeel a, van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 en artikel 46, tweede lid, onderdeel a, van de WVB.

Om een totaal overzicht van pensioenaanspraken te kunnen leveren wordt in het derde lid geregeld dat de Svb ook tijdig gegevens verstrekt. Daarbij zal het gaan om informatie over verzekeringstijdvakken en de daarop gebaseerde aanspraak op ouderdomspensioen op grond van de AOW die via het pensioenregister kan worden geraadpleegd. De Svb is op grond van artikel 35 van de Wet SUWI verantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens van verzekerden en uitkeringsgerechtigden in de zin van de volksverzekeringen en kan de relevante gegevens dus verstrekken voor gegevensverwerking door middel van het pensioenregister.

In het vierde lid wordt bepaald dat de gegevens die op grond van het tweede en derde lid door pensioenuitvoerders of de Svb worden verstrekt voor gegevensverwerking door middel van het pensioenregister in dat kader uitsluitend worden gebruikt voor het doel van het pensioenregister, namelijk betrokkenen de gelegenheid bieden hun gegevens te raadplegen. De woorden «in dat kader» worden gebruikt omdat de gegevens buiten het kader van het pensioenregister natuurlijk ook voor andere doeleinden worden gebruikt zoals de administratie van de pensioenaanspraken.

In het vijfde lid wordt bepaald dat een door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen instelling het pensioenregister ontwikkelt en beheert en zorg draagt voor de tijdige verwerking van de gegevens en het goed functioneren van het pensioenregister. Deze instelling wordt naar verwachting de in het algemene deel van de toelichting beschreven Stichting Pensioenregister.

Pensioenuitvoerders mogen in hun persoonsregistraties op grond van artikel 94 van de Pensioenwet en artikel 102 van de WVB gebruik maken van het burgerservicenummer. De Svb kan dit op grond van artikel 35 van de Wet SUWI. In het zesde lid wordt geregeld dat de door de minister aan te wijzen instelling ten behoeve van het pensioenregister wordt aangewezen als bewerker in de zin van de Wbp. De instelling mag daardoor ook gebruik maken van het burgerservicenummer.

Op grond van het zevende lid stelt de aan te wijzen instelling in verband met zijn rol als bewerker een reglement vast waarin regels worden gesteld met betrekking tot het ontwikkelen en beheren van het pensioenregister. Dit reglement bevat in ieder geval regels over de gegevens die worden verstrekt (zoals eerder vermeld zal eerst de verstrekking van gegevens met betrekking tot ouderdomspensioen en partnerpensioen ter hand worden genomen en daarna, naar verwachting, andere pensioenvormen), de wijze waarop de gegevens verstrekt worden, de bekostiging van (het ontwikkelen en beheren van) het pensioenregister en de beveiliging van het register.

Door het aanmerken van de aan te wijzen instelling als bewerker en de vaststelling van het reglement wordt de verbintenis tot stand gebracht die er tussen verantwoordelijke en bewerker in de zin van de Wbp moet zijn. In het reglement zullen voor die verhouding wezenlijke regels worden opgenomen zoals de wijze waarop de pensioenuitvoerders en de Svb de informatie leveren en de wijze waarop de kosten van het pensioenregister in rekening worden gebracht bij de pensioenuitvoerders.

Op grond van het achtste lid wordt dit reglement (en elke wijziging ervan) goedgekeurd door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

In het negende lid wordt geregeld dat het toezichtinstrumentarium dat is opgenomen in hoofdstuk 7 van de Pensioenwet en hoofdstuk 6 van de WVB van overeenkomstige toepassing is op de door de minister aan te wijzen instelling. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om het geven van een aanwijzing of het opleggen van een bestuurlijke boete. AFM kan daardoor ook toezicht uitoefenen op deze instelling.

Artikel I, onderdeel B en artikel II, onderdeel B (artikel 176 Pensioenwet en artikel 171 WVB)

De artikelen 51 van de Pensioenwet en 62 van de WVB worden toegevoegd aan de opsomming van artikelen waarvan is bepaald dat bij overtreding van de voorschriften in deze artikelen een bestuurlijke boete kan worden opgelegd.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner

Naar boven