32 528 Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met verruiming van de bevoegdheden in het kader van het vreemdelingentoezicht

Nr. 11 AMENDEMENT VAN HET LID GESTHUIZEN

Ontvangen 22 april 2013

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

In artikel I, onderdeel A, worden aan artikel 53b twee leden toegevoegd, luidende:

  • 4. In afwijking van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt de doorzoeking aangemerkt als een besluit van de korpschef, bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012.

  • 5. Tegen het besluit als bedoeld in het vierde lid staat administratief beroep open bij Onze Minister.

Toelichting

Met dit amendement wordt allereerst geregeld dat het feitelijk handelen van de doorzoeking wordt aangemerkt als een besluit van de korpschef van de nationale politie. Deze functioneert daarbij als bestuursorgaan in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Vervolgens wordt geregeld dat tegen dat besluit administratief beroep openstaat bij Onze Minister, naar analogie van artikel 34 van de Wet wapens en munitie.

Aangezien het amendement regelt dat in het vierde lid artikel 53b het feitelijk handelen van de doorzoeking wordt aangemerkt als besluit, kan aldus via 4:88 Awb schadevergoeding worden verkregen indien dat handelen onrechtmatig blijkt te hebben plaatsgevonden. Ook via de weg van artikel 8:88 Awb kan de vreemdeling bij een onrechtmatig besluit van een bestuursorgaan, na inwerkingtreding van de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten (Kamerstukken 32 621), schadevergoeding krijgen bij een onrechtmatige doorzoeking.

Naast bovenstaande weg kan de vreemdeling met dit amendement ook gemakkelijker bij de civiele rechter verzoeken om vergoeding van schade naar aanleiding van een onrechtmatige doorzoeking. Indien administratief beroep tegen een besluit tot binnentreden is ingesteld bij Onze Minister en gedurende de administratieve procedure komt vast te staan dat er sprake is van onrechtmatig overheidshandelen, zal de civiele rechter in beginsel uitgaan van dit oordeel in een daarop volgende civiele procedure.

Indiener is van mening dat toetsing van een doorzoeking in kader van het vreemdelingentoezicht niet alleen vooraf, maar ook achteraf van groot belang is. Doorzoeking van onder andere een woning is immers een ingrijpende maatregel die een rechterlijke waarborg achteraf rechtvaardigt. Vreemdelingen en andere belanghebbenden kunnen door deze wijziging op laagdrempelige wijze alsnog tegen het besluit tot doorzoeking beroep instellen.

Gesthuizen

Naar boven