32 527 Wijziging van de Politiewet 1993 in verband met de samenvoeging van de politieregio’s Gooi en Vechtstreek en Flevoland tot de nieuwe politieregio Gooi-Flevoland en het treffen van een aantal tijdelijke voorzieningen in verband daarmee

Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING

Algemeen

In het kabinetsstandpunt «samenwerkingsafspraken en politiewet» (Kamerstukken II 2008/09, 29 628, nr. 110) is aangegeven dat binnen de huidige regiogrenzen niet voor elke regio kan worden gegarandeerd dat het korps ook op termijn kan voldoen aan de eisen die daaraan op het gebied van kwaliteit, productiviteit en resultaat worden gesteld, mede in het licht van een financieel gezonde bedrijfsvoering. Dit kan reden zijn om een aantal regio’s samen te voegen. Aangegeven is dat in samenspraak met de betrokken korpsbeheerders bezien zal worden waar aanpassing van de huidige regio-indeling wenselijk dan wel noodzakelijk is. Harde randvoorwaarden voor aanpassing van de regio-indeling zijn overeenkomstig het kabinetsstandpunt, de congruentie met de buitengrenzen van de veiligheidsregio en een goede aansluiting op de grenzen van de gerechtelijke kaart zoals die wordt herzien. Overschrijding van de provinciegrenzen zal, volgens het kabinetsstandpunt, voor de gewenste indeling geen belemmering vormen.

Om te bepalen welke politiekorpsen voor schaalvergroting in aanmerking komen, hebben de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en ik criteria voor schaalvergroting opgesteld. De omvang van een regio is daarbij benoemd als leidend criterium. Naast omvang is de bestuurlijke context meegewogen. Daarbij is gekeken of er voldoende noodzaak tot samenwerking wordt gevoeld, of er een bestuurlijke wil bestaat om te komen tot schaalvergroting en of er een voor de hand liggende coalitiepartner is.

Naar aanleiding van het bovenstaande kabinetsstandpunt en deze criteria is de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties begin 2009 in overleg getreden met onder meer het bestuur van de politieregio’s Gooi en Vechtstreek en Flevoland.

De politieregio’s Gooi en Vechtstreek en Flevoland werken al op verschillende terreinen intensief samen. Dat geld zowel voor de uitvoering van enkele ondersteunende processen als bij (delen van) de primaire processen. Zo delen de beide regionale politiekorpsen onder meer een interregionaal teleservicecenter, een Integrale BeroepsvaardigheidsTraining, Tactische en Technische Interceptie en Forensische Opsporing. Ook hebben beide regio's begin 2008 al een haalbaarheidsonderzoek uitgevoerd om de bestaande meldkamers samen te voegen tot een interregionale gemeenschappelijke meldkamer. Tevens is het plan ontstaan om de huisvesting van de gemeenschappelijke meldkamer te combineren met andere huisvestingswensen uit de regio's en bovenregionale samenwerkingsverbanden zoals de interregionale divisie recherche en de bovenregionale recherche Midden Nederland. De samenvoeging en gezamenlijke huisvesting bieden de gelegenheid om schaalvoordelen te behalen en op alle fronten belangrijke kwaliteitsverbeteringen door te voeren.

Gelet op deze reeds gegroeide samenwerkingsrelaties, de gevoelde noodzaak tot samenwerking die daaruit blijkt en de bestuurlijke wil om tot schaalvergroting te komen zijn beide regio’s voor de hand liggende fusiepartners.

De toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft in juni 2009 de bestuurders van Gooi en Vechtstreek en Flevoland gevraagd om tot een voorstel te komen voor het samengaan van beide regio’s.

Het samengaan dient onder meer te leiden tot het verminderen van de kwetsbaarheid van beide kleine korpsen en het vergroten van de professionaliteit van de primaire politietaak. Daarnaast leidt het samengaan tot schaalvoordelen, bijvoorbeeld de afname van het percentage leidinggevende functies en staffuncties. Andere schaalvoordelen zijn grotere mogelijkheden voor innovatie en professionalisering hetgeen ten goede zal komen aan de kwaliteit van de politiezorg. Zo zullen door de grotere draagkracht specialismen eenvoudiger kunnen worden ingericht en in stand gehouden. Van groot belang is tevens dat door schaalvoordelen de financiële positie van het gefuseerde korps beter wordt.

Door toenemende eisen die aan veiligheidszorg worden gesteld en hogere kwaliteitseisen is het immers voor veel (kleinere) korpsen financieel bijna onmogelijk om op eigen kracht aan genoemde eisen te voldoen. Zonder externe financiële impulsen zijn (kleinere) korpsen vaak niet goed in staat om op een bestendige wijze de noodzakelijke regionale voorzieningen in stand te houden.

Het bovenbedoelde verzoek van de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft er uiteindelijk in geresulteerd dat de regionale colleges van beide regio’s op 4 december 2009 unaniem het besluit hebben genomen om hun regio’s te laten opgaan in één nieuwe politieregio. De bestuurders hebben aangegeven te willen toewerken naar één nieuw korps dat herkenbaar beter en doelmatiger is dan twee separate korpsen. Het is de wens van de betrokken bestuurders de nieuwe politieregio te formaliseren per 1 januari 2011.

In de betrokken regio’s zijn de praktische voorbereidingen om te komen tot een nieuwe politieregio dan ook reeds gestart. Zo zijn met ingang van april 2010 de korpsleidingen van de beide regio’s samengevoegd. Als onderdeel van het samenvoegingproces zullen de (vergaderingen van de) regionale colleges en de regionale beheersdriehoeken zo veel als mogelijk gelijktijdig plaatsvinden en indien mogelijk worden gecombineerd. Om de nieuwe politieregio te formaliseren per 1 januari 2011 zal de Politiewet 1993 moeten worden aangepast. Gelet op de breed gedragen bestuurlijke overeenstemming, de geschetste voordelen voor de doelmatigheid en de kwaliteit van de politiezorg zullen naar mijn overtuiging de voordelen van deze samenvoeging van politieregio’s in elk denkbaar scenario voor een (al dan niet nieuw) politiebestel doorwerken.

Complicerende factor voor de fusie van de politieregio’s Gooi en Vechtstreek en Flevoland is dat de grenzen van de nieuwe politieregio de grenzen van de arrondissementen, de veiligheidsregio’s en de provincies overschrijden.

Gelet op het spoedeisende karakter van de samenvoeging van de politieregio’s is het wetsvoorstel niet in consultatie gegeven.

Tijdelijke incongruentie

De vorming van de nieuwe politieregio Gooi-Flevoland doorbreekt de congruentie van de grenzen tussen de politieregio enerzijds en de grenzen van de betrokken arrondissementen, veiligheidsregio’s en provincies anderzijds. Zoals hierna zal worden toegelicht, is de incongruentie van de nieuwe politieregio met de betrokken arrondissementen en veiligheidsregio’s tijdelijk, reden waarom wordt voorgesteld te voorzien in een nieuw hoofdstuk Xa van de Politiewet 1993 (hierna: de wet). Dat hoofdstuk bevat een aantal tijdelijke voorzieningen met het oog op beide incongruenties. Het hoofdstuk, dan wel de verschillende artikelen daarvan, kan worden ingetrokken zodra de congruentie met de arrondissementen respectievelijk de veiligheidsregio’s is hersteld. Daarop zal hieronder worden ingegaan. De incongruentie met de provinciegrenzen zal niet op afzienbare termijn worden opgelost en is om die reden niet in het nieuwe hoofdstuk Xa opgenomen, maar in hoofdstuk V van de Politiewet 1993.

Incongruentie met arrondissementale grenzen

De nieuwe politieregio Gooi-Flevoland verenigt de politieregio’s Gooi en Vechtstreek en Flevoland, die op het grondgebied liggen van de arrondissementen Amsterdam respectievelijk Zwolle-Lelystad. De nieuwe politieregio komt zodoende in twee arrondissementen te liggen, namelijk deels in het arrondissement Amsterdam en deels in het arrondissement Zwolle-Lelystad. De gevolgen daarvan laten zich vooral voelen in de relatie tussen het openbaar ministerie en de politie. In de eerste plaats is het openbaar ministerie, in de persoon van de hoofdofficier van justitie, betrokken bij het beleid en beheer van de politieregio. In de tweede plaats opereert de politie onder het gezag van de officier van justitie indien zij optreedt ter strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. De congruentie politieregio-arrondissement is uit oogpunt van een eenduidige aansturing van de politie door het openbaar ministerie altijd het uitgangspunt van de wetgever geweest. De incongruentie die door de vorming van de nieuwe politieregio Gooi-Flevoland ontstaat, is echter slechts tijdelijk. Immers, in het kader van de herziening van de gerechtelijke kaart (Kamerstukken II 2009/10, 29 279, nr. 97) bestaat het voornemen het Gooi en Vechtstreekse deel van het arrondissement Amsterdam, samen met het Flevolandse deel van het arrondissement Zwolle-Lelystad, te voegen bij het arrondissement Utrecht. Door die herziening zal de nieuwe politieregio Gooi-Flevoland dus op termijn congruent zijn met het arrondissement Utrecht. Om de periode tot herstel van de congruentie te overbruggen, voorziet het wetsvoorstel in een tijdelijke voorziening, die eruit bestaat dat de gemeenten behorend tot het Gooi en Vechtstreekse deel van het arrondissement Amsterdam en het Flevolandse deel van het arrondissement Zwolle-Lelystad voor wat betreft de relatie openbaar ministerie–politie zullen behoren tot het arrondissement Utrecht. Omdat vervolgens (eveneens als tijdelijke voorziening) de fungerend hoofdofficier van het arrondissement Utrecht zal worden aangewezen als hoofdofficier van justitie voor de nieuwe politieregio, ontstaat een een-op-eenrelatie tussen de nieuwe politieregio Gooi-Flevoland en het arrondissement Utrecht. Om het geheel te complementeren wordt ten slotte voorgesteld de rechtbanken in het arrondissement Utrecht bevoegd te maken tot kennisneming van de strafzaken uit de nieuwe politieregio.

Incongruentie met de veiligheidsregio’s

Op grond van artikel 8 van de Wet veiligheidsregio’s1, is het Nederlands grondgebied verdeeld in regio’s die identiek zijn aan de politieregio’s. De veiligheidsregio’s zijn aldus congruent met de politieregio’s. Gelet op de opstartfase waarin de veiligheidsregio’s zich bevinden, is opschaling naar een nieuwe veiligheidsregio conform de nieuwe politieregio niet op korte termijn mogelijk. Met de betrokken bestuurders is afgesproken dat de congruentie van politieregio en de veiligheidsregio’s binnen 5 jaar zal worden hersteld. Hierbij dient te worden benadrukt dat de buitengrenzen van de regio’s wel congruent blijven.

Omdat de congruentie tussen politieregio en veiligheidsregio op termijn, naar verwachting per 1 januari 2014, zal worden hersteld, is ook voor de gevolgen van deze incongruentie een tijdelijke voorziening getroffen. De incongruentie heeft in dit verband tot gevolg dat voor beide veiligheidsregio’s moet worden voorzien in een voorzitter, aangezien de voorzitter van de veiligheidsregio normaliter de korpsbeheerder van de politieregio is.

Incongruentie met de provinciegrenzen

Wat betreft het feit dat de grenzen van de nieuwe politieregio de grenzen van de provincie overschrijdt is het knelpunt dat, zonder nadere maatregelen, twee commissarissen van de Koningin taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden hebben ten aanzien van één politieregio.

Zoals hierboven reeds is opgemerkt, vormt deze incongruentie geen belemmering voor de vorming van de nieuwe politieregio. Wel zullen de gevolgen moeten worden geadresseerd.

Voorgesteld wordt dat de commissaris van de Koningin in de provincie Flevoland voor de nieuwe politieregio optreedt als commissaris van de Koningin voor de uitoefening van bevoegdheden die de Politiewet 1993 aan deze ambtsdrager toekent. Hij dient zich echter te verzekeren van de steun van zijn ambtgenoot van de provincie Noord-Holland. Voor het overeenstemmingsvereiste is gekozen omdat daarmee de positie van de commissaris van de Koningin in Noord-Holland het beste recht wordt gedaan.

Financiële en rechtspositionele gevolgen

Naar verwachting zal de samenvoeging nauwelijks gevolgen hebben voor de operationele politiecapaciteit van de beide politieregio’s. De samenvoeging brengt wel personele consequenties met zich voor leidinggevend en ondersteunend personeel (staf, ondersteuning). Er is dan ook sprake van een reorganisatie bij de betrokken korpsen. De vigerende regelgeving als de Wet op de ondernemingsraden en de rechtspositieregelingen bij de politie zijn hierbij van kracht. Bij een reorganisatie zijn ook zijn de politievakorganisaties betrokken.

Voor de personele gevolgen is onlangs in hoofdlijnen een landelijk geldend sociaal statuut voor reorganisaties bij de politie tot stand gekomen met de politievakorganisaties. De rechtspositionele gevolgen voor het personeel als gevolg van deze samenvoeging zijn aldus gewaarborgd.

De geldende rechtspositieregelingen voor de politie en het landelijk sociaal statuut bevatten ook bepalingen over het herplaatsen van personeelsleden die niet meer op een functie in de nieuwe situatie kunnen worden geplaatst. De herplaatsing van alle ambtenaren van politie is primair een verantwoordelijkheid van de korpsbeheerder. Dit geldt ook voor die ambtenaren die behoren tot de categorie die door de kroon worden benoemd, te weten degene die behoren tot de leiding van het korps.

Naar aanleiding van het hierboven genoemde kabinetsstandpunt, is naar analogie van de topmanagementgroep van de sector rijk, een toppolitiegroep voor de leden van de korpsleiding van de korpsen ingericht.

De Algemene Bestuursdienst (ABD) van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verzorgt met ingang van maart 2010 ook voor deze toppolitiegroep de ondersteuning voor bijvoorbeeld werving en selectie, benoeming en ontslag, mobiliteit en beloning. De werkzaamheden van het Bureau LMD (Landelijk Management Development) zijn hiertoe bij een aparte politieafdeling bij de ABD belegd. Desgewenst zal de ABD voor de «nieuwe» functie van de te herplaatsen politietop voornoemde functie vervullen.

Bijdragen in de kosten

Daar deze samenvoeging kan dienen als experiment voor de gehele Nederlandse politie en als leerschool voor schaalvergroting, heeft de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties eind 2009 een eenmalige bijdrage geleverd in de projectkosten van de samenvoeging. Tegelijkertijd heeft zij financiële middelen beschikbaar gesteld ten behoeve van de aanloop- en projectkosten voor de interregionale gemeenschappelijke meldkamer. De ontwikkeling van een gezamenlijke gemeenschappelijke meldkamer past in het streven naar intensievere samenwerking op het meldkamerdomein in Nederland, vanuit de verwachting dat dit de nodige winst oplevert zowel in kwaliteit als efficiency.

Frictiekosten

Bekostiging van politieregio’s vindt plaats middels het budgetverdeelsysteem (BVS).

Als twee politieregio’s samengaan, heeft dit gevolgen voor de budgetten van de huidige korpsen. De budgetten kunnen niet zonder meer bij elkaar worden opgeteld.

Om te voorkomen dat het nieuwe korps er in de bekostiging op achteruit zou gaan (een daling van ongeveer 0,25% van de huidige budgetten samen) heeft de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties toegezegd, dat de bekostiging van de huidige korpsen voor 6 jaar wordt gehandhaafd, als waren het twee afzonderlijke korpsen/entiteiten. Op deze manier blijft bovendien de compensatiebijdrage welke het korps Gooi en Vechtstreek ontvangt als daalkorps, ook voor de nieuwe politieregio gehandhaafd.

Het korps Gooi en Vechtstreek ontvangt overgangscompensatie, inclusief de loon- en prijsbijstelling daarover, in verband met het feit dat dit korps in het huidige BVS minder budget ontvangt dan in het BVS dat tot 2007 gold. Het korps Flevoland ontvangt het budget waarop het volgens de BVS-regels recht heeft.

Na 6 jaar wordt het nieuwe korps voor de bekostiging als één korps beschouwd, daarna wordt het als «gewoon» korps bekostigd. Het jaar 2011 wordt daarbij als uitgangspunt genomen.

Doel is voor de komende jaren een gezonde begroting voor het nieuwe korps. Voor de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft deze afspraak geen gevolgen.

Administratieve lasten

Het is de verwachting dat de samenvoeging weinig tot geen gevolgen heeft voor de zogenoemde administratieve lasten.

De lasten voor de politieprofessional zullen niet toe- of afnemen door de samenvoeging. Binnen het nieuwe korps wordt de zelfde informatie en registratie gevraagd als voor de samenvoeging. De schaalvergroting zorgt er wel voor dat in plaats van voor twee korpsen er maar voor één korps een begroting, beleidsplan, jaarverslag, formatie et cetera moet worden opgesteld.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdelen A en B (artikelen 4 en 21)

In deze artikelen wordt de verwijzing naar 25 regionale politiekorpsen respectievelijk regio’s gewijzigd in 24.

Onderdeel C (bijlage)

In de bijlage, bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de wet is de verdeling van het Nederlandse grondgebied in politieregio’s vastgelegd. Door de wijziging van de bijlage ontstaat een nieuwe politieregio, bestaande uit het grondgebied van de huidige politieregio’s Gooi en Vechtstreek en Flevoland.

Onderdeel D (artikel 37a)

In dit artikel wordt een regeling voorgesteld in verband met de incongruentie met de provinciegrenzen die door de vorming van de nieuwe politieregio ontstaat en waaraan in het algemeen deel van deze toelichting al kort aan is gerefereerd. De nieuwe politieregio komt in twee provincies te liggen, namelijk de provincies Flevoland en Noord-Holland. Voorgesteld wordt dat de commissaris van de Koningin in de provincie Flevoland optreedt als commissaris van de Koningin voor de uitoefening van bevoegdheden die de Politiewet 1993 aan deze ambtsdrager toekent. Hij dient echter te verzekeren van de steun van zijn ambtgenoot van de provincie Noord-Holland. Voor het overeenstemmingsvereiste is gekozen omdat daarmee de positie van de commissaris van de Koningin in Noord-Holland het beste recht wordt gedaan.

In artikel 37a wordt niet verwezen naar artikel 16, eerste lid. De daarin geregelde aanwijzingsbevoegdheid van de commissaris van de Koningin met betrekking tot de handhaving van de openbare orde betreft immers de burgemeester als gemeentelijk orgaan, en niet de politieregio of een van haar organen.

Onderdeel E (hoofdstuk Xa)

In dit onderdeel wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd in de Politiewet 1993. Het hoofdstuk bevat een aantal tijdelijke voorzieningen met het oog op de incongruentie die met de arrondissementen en de veiligheidsregio’s ontstaat door de vorming van de nieuwe politieregio. In algemene zin is hierop in het algemene deel van deze toelichting reeds ingegaan.

Artikel 66a

In dit artikel wordt een voorziening getroffen voor de incongruentie tussen de nieuwe politieregio en de betrokken arrondissementen. Voorgesteld wordt dat het Gooi en Vechtstreekse deel van het arrondissement Amsterdam én het Flevolandse deel van het arrondissement Zwolle-Lelystad voor de toepassing van (kort gezegd) de Politiewet 1993 en de relatieve competentie in strafzaken tot het arrondissement Utrecht behoort. Daarmee wordt een eenduidige verband tussen politieregio en arrondissement gelegd. De regeling valt te beschouwen als een partiële arrondissementale herindeling, op grond waarvan de nieuwe politieregio ten aanzien van in hoofdzaak strafzaken tot het grondgebied van het arrondissement Utrecht wordt gerekend. Het openbaar ministerie heeft ook andere taken dan die betreffende het gezag over de politie en de vervolging van strafbare feiten. Te denken valt bijvoorbeeld aan taken op grond van de Wet op de lijkbezorging. Daartoe treft het artikel ook een voorziening.

Artikel 66b

In dit artikel wordt voorgesteld dat de fungerend hoofdofficier van justitie van het arrondissement Utrecht optreedt als hoofdofficier van justitie in de zin van de Politiewet 1993 met betrekking tot de nieuwe politieregio Gooi-Flevoland. In artikel 1, derde lid, van de Politiewet 1993 is een regeling getroffen voor de situatie dat in een arrondissement meerdere politieregio’s zijn gelegen. In die gevallen bepaalt de Minister van Justitie voor welke regio de hoofdofficier van justitie optreedt en voor welke regio de fungerend hoofdofficier. Omdat de nieuwe politieregio Gooi-Flevoland strikt genomen niet in het arrondissement Utrecht ligt («slechts» voor de toepassing van een aantal artikelen en taken van het openbaar ministerie behoren de betreffende gemeenten tot het arrondissement) wordt voorgesteld expliciet te bepalen wie als hoofdofficier van justitie voor de nieuwe politieregio zal optreden.

Artikel 66c

Op grond van artikel 11, tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s is de voorzitter van de veiligheidsregio de burgemeester die op grond van de Politiewet 1993 is benoemd als korpsbeheerder. Omdat er, zoals in het algemeen deel van deze toelichting is uiteengezet, na de vorming van de nieuwe politieregio Gooi-Flevoland, enige tijd twee veiligheidsregio’s zullen zijn op het grondgebied van die politieregio zal voor beide veiligheidregio’s in een voorzitter moeten worden voorzien. Het is niet mogelijk om de korpsbeheerder van de nieuwe politieregio Gooi-Flevoland als voorzitter van beide politieregio’s te benoemen. Deze korpsbeheerder is immers alleen burgemeester van een gemeente in één van beide veiligheidsregio’s, terwijl voor het voorzitterschap van de veiligheidsregio essentieel is dat de voorzitter burgemeester is van een van de aan de desbetreffende gemeenten deelnemende gemeenten. Om die reden bepaalt het voorgestelde artikel 66c dat de korpsbeheerder van de nieuwe politieregio voorzitter is van de veiligheidsregio waarin de gemeente is gelegen waarvan hij burgemeester is. In de andere veiligheidsregio wordt een burgemeester als voorzitter benoemd.

Artikelen II tot en met VI

Deze artikelen regelen de gevolgen van het feit dat de politieregio’s Gooi en Vechtstreek en Flevoland ophouden te bestaan als gevolg van de vorming van de nieuwe politieregio Gooi-Flevoland. De korpsbeheerders worden ontslagen en het personeel van deze regio’s komt in dienst van politieregio Gooi-Flevoland. Tevens wordt een voorziening getroffen voor de vermogensbestanddelen, registergoederen en archiefbescheiden van de opgeheven regio’s. Deze worden, kort gezegd, overgedragen aan de nieuwe politieregio. Ten slotte is voorzien in een regeling op grond waarvan de (korpsbeheerder van de) nieuwe politieregio in de plaats treedt van één van de (korpsbeheerders van de) oude politieregio’s in wettelijke procedures, rechtsgedingen en onderzoeken door de Nationale ombudsman.

De overdracht van vermogensbestanddelen van de politieregio’s Gooi en Vechtstreek en Flevoland naar de nieuwe regio Gooi-Flevoland geschiedt op basis van de jaarrekeningen van het jaar voorafgaand aan de samenvoeging. Deze jaarrekeningen dienen zoals gebruikelijk te worden voorzien van een accountantsverklaring. De administratieve verwerking vindt plaats in de beginbalans van het jaar waarin de samenvoeging geëffectueerd is, naar verwachting in 2011.

Als twee politieregio’s samengaan, heeft dit gevolgen voor de budgetten van de huidige korpsen. De budgetten kunnen niet zonder meer bij elkaar worden opgeteld.

Om te voorkomen dat het nieuwe korps er in de bekostiging op achteruit zou gaan (een daling van ongeveer 0,25% van de huidige budgetten samen) is afgesproken, dat de bekostiging van de huidige korpsen voor 6 jaar wordt gehandhaafd, als waren het twee afzonderlijke korpsen. Het jaar 2011 wordt daarbij als uitgangspunt genomen. Na 6 jaar wordt het nieuwe korps als één korps beschouwd, de bekostiging wordt hier vervolgens op aangepast.

Artikel VII

In dit artikel is voorzien in de mogelijkheid om te bepalen dat strafzaken en andere zaken samenhangend met de wettelijke taken van het openbaar ministerie, voor zover deze zaken de politieregio Gooi-Flevoland betreffen, in Lelystad worden behandeld. Zonder deze mogelijkheid zouden de betreffende zaken op grond van het voorgestelde artikel 66a van de Politiewet 1993 alleen door de rechtbank te Utrecht kunnen worden behandeld. Met deze mogelijkheid kunnen niet alleen de (organisatorische) gevolgen van de zaakstromen door de vorming van de nieuwe politieregio worden opgevangen, maar wordt tevens recht gedaan aan de samenwerking in de op de nieuwe gerechtelijke kaart gerichte OM-regio Utrecht–Lelystad. De Minister van Justitie kan tot behandeling van de betreffende zaken in Lelystad besluiten, na daarover de Raad voor de rechtspraak en het College van procureurs-generaal te hebben gehoord.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XNoot
1

Inwerkingtreding op 1 oktober 2010 (Stb. 2010, 252).

Naar boven