32 523 Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van het Koninkrijk Saudi-Arabië tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, met Protocol; Riyad, 13 oktober 2008

B/ Nr. 2 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 27 februari 2009 en het nader rapport d.d. 16 juni 2010, aangeboden aan de Koningin door de minister van Buitenlandse Zaken. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 24 december 2008, no.08 003732, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van het Koninkrijk Saudi-Arabië tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, met Protocol; Riyad, 13 oktober 2008 (Trb. 2008, 214), met toelichtende nota.

Het verdrag bevat regels om dubbele belasting te vermijden en het ontgaan van belasting te voorkomen met betrekking tot belastingen naar het inkomen. De Raad onderschrijft de goedkeuring van het verdrag, maar plaatst daarbij enkele kanttekeningen.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 24 december 2008, no. 08 003 732, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 27 februari 2009, nr. W06.08.0568/III, bied ik U hierbij aan.

1. Verdragennet Midden-Oosten

Het onderhavige verdrag maakt deel uit van het verdragennet in de regio Midden-Oosten. Recent heeft de Raad geadviseerd inzake de verdragen met Bahrein en Qatar.1 De Raad merkt op, dat ten aanzien van gelijkluidende verdragsbepalingen de toelichting op die bepalingen in de onderscheiden toelichtende nota's niet steeds gelijkluidend is. Dit kan bij de uitleg van die verdragsbepalingen tot onduidelijkheid leiden.

De Raad adviseert de toelichting op gelijkluidende verdragsbepalingen ook gelijkluidend te doen zijn en de toelichtende nota aan te passen op de toelichting van de eerdere verdragen in de regio Midden-Oosten.

1. De Raad merkt op dat ten aanzien van gelijkluidende verdragsbepalingen in verdragen met andere landen, de toelichting op die bepalingen niet steeds gelijkluidend is. Ter zake kan worden opgemerkt dat de bepalingen in een bepaald verdrag altijd dienen te worden gelezen in samenhang met de andere bepalingen van dat verdrag. Omdat een verdrag met een bepaald land nu eenmaal het eindresultaat is van de gevoerde onderhandelingen, zijn sommige bepalingen gelijkluidend aan die in andere verdragen, maar sommige andere niet. Vanwege de onderlinge samenhang kunnen gelijkluidende bepalingen een verschillende betekenis hebben. Derhalve is geen aanleiding gezien de toelichting op deze punten aan te passen.

2. Authentieke talen

Het verdrag is ondertekend in de Nederlandse, de Arabische en de Engelse taal, die gelijkelijk authentiek zijn. Verschillen in de authentieke talen roepen problemen op, die alleen ingeval de talen verschillend kunnen worden uitgelegd worden opgelost door één taal, in dit geval de Engelse taal, als doorslaggevend aan te merken. Tekstverschillen kunnen daardoor niet worden hersteld. De Raad wijst in dit kader op artikel 13, derde lid, van het verdrag en op artikel IV van het protocol.

De Raad adviseert in de toelichting hieraan aandacht te geven.

2. Gevolg gevend aan het advies van de Raad is in overleg met Saudi-Arabië de Nederlandse tekst van het verdrag op het ene aangegeven onderdeel (artikel 13, derde lid) gecorrigeerd. Daarmee is op dit punt het verschil tussen de Nederlandse en de Engelse tekst van het verdrag opgeheven en hoeft daaraan in de toelichtende nota geen aandacht meer te worden besteed.

3. Woonplaats

In artikel 4, eerste lid, onderdeel c, onder i, van het verdrag is omschreven aan welke voorwaarden rechtspersonen met religieuze, liefdadige, onderwijskundige, wetenschappelijke of soortgelijke doeleinden moeten voldoen om als inwoner van een verdragsluitende staat te kwalificeren. In het protocol is nader bepaald dat dit enkel van toepassing is op instellingen die in onderling overleg tussen de bevoegde autoriteiten zijn aangewezen.2 Gelet op de duidelijke bewoordingen van het verdrag dient te worden toegelicht om welke redenen de protocolbepaling is overeengekomen. De protocolbepaling geeft aan de bevoegde autoriteiten de mogelijkheid in individuele gevallen de verdragfaciliteiten te onthouden zonder dat een kader is overeengekomen waarbinnen van die bevoegdheid gebruik kan worden gemaakt.

De Raad adviseert de toelichtende nota op dit punt aan te vullen.

3. De Raad adviseert in de toelichting nader aan te geven waarom het Protocol bepaalt dat rechtspersonen voor religieuze, liefdadige, onderwijskundige, wetenschappelijke of soortgelijke doeleinden in onderlinge overeenstemming met de andere verdragspartij nader moeten worden aangewezen. Gevolg gevend aan het advies van de Raad, is de toelichting op dit onderdeel aangevuld.

4. Costsharing

In de toelichting op artikel 9 van het verdrag wordt gesteld dat een costsharingbepaling is opgenomen in artikel IV van het protocol en wordt verwezen naar de Notitie Uitgangspunten3. In deze notitie wordt als beginsel vastgelegd dat deelname aan costsharing in gelieerde verhoudingen op zich geen aanleiding is om strijdigheid met het uitgangspunt «at arm's length» te veronderstellen. Zowel in artikel 9, eerste lid, laatste volzin, van het Nederlands standaardverdrag als, bijvoorbeeld, in artikel IX van het Verdrag met de Verenigde Arabische Emiraten4 is een dergelijke bepaling opgenomen. Noch in artikel 9 van het verdrag noch in artikel IV van het protocol is deze bepaling opgenomen. In artikel IV van het protocol is enkel bepaald dat toetsing dient plaats te vinden (Nederlandse tekst) of kan plaats vinden (Engelse tekst), maar in die bepaling wordt het beginsel niet vastgelegd.

De Raad adviseert de toelichtende nota op dit punt aan te vullen.

4. De Raad wijst erop dat in het verdrag en in het Protocol de in andere Nederlandse verdragen gebruikelijke «cost sharing»-bepaling anders is geredigeerd, en adviseert dit nader toe te lichten. Gevolg gevend aan het advies van de Raad, is de toelichting op dit onderdeel aangevuld.

5. Zee- en luchtvervoer

In de omschrijving van «internationaal verkeer» is opgenomen, dat sprake moet zijn van een schip of luchtvaartuig, geëxploiteerd door een onderneming waarvan de plaats van zijn werkelijke leiding in een verdragsluitende staat is gelegen.5 Voor de toerekening van de voordelen uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen is in het verdrag een nadere regeling gegeven voor het geval de werkelijke leiding van een scheepvaartonderneming zich aan boord van een schip bevindt.6 Een vergelijkbare regeling kent het verdrag met betrekking tot de belastbaarheid van voordelen die worden verkregen uit de vervreemding van in het internationale verkeer geëxploiteerde schepen.7 Deze bepaling ontbreekt echter met betrekking tot de belastbaarheid van beloningen die zijn verkregen ter zake van een dienstbetrekking aan boord van een schip.8 In de toelichting wordt hierop niet ingegaan.

De Raad adviseert de toelichtende nota op dit punt aan te vullen.

5. De Raad wijst erop dat in artikel 15, tweede lid, een regeling lijkt te ontbreken voor het geval de werkelijke leiding niet in een verdragsluitende staat is gelegen, maar zich aan boord van een schip bevindt. Gevolg gevend aan het advies van de Raad, is de toelichting op dit onderdeel aangevuld.

6. Vermogenswinsten

Zoals in punt 2 is opgemerkt, bestaan er verschillen tussen de Nederlandse en de Engelse tekst van het verdrag. Een van de voorwaarden voor toepassing van een woonstaatheffing met betrekking tot vermogenswinsten die zijn verkregen uit aandelen, is dat de uiteindelijk gerechtigde tot de aandelen «een lichaam is (niet zijnde een vennootschap)».9 De dienovereenkomstige Engelse tekst luidt «is a company (other than a partnership)». Onder het begrip «vennootschap» vallen niet alleen samenwerkingsverbanden maar ook naamloze of besloten vennootschappen. Gelet op de toelichting lijkt de Engelse tekst meer bij de bedoeling van de bepaling aan te sluiten dan de Nederlandse tekst.

De Raad adviseert in de toelichtende nota aan dit punt aandacht te geven.

6. Zoals reeds onder 2 is opgemerkt, is in overleg met Saudi-Arabië de Nederlandse tekst op een onderdeel gecorrigeerd.

7. Verrekening

Voor interest en royalty's geldt in beginsel een bronheffing van maximaal 5% respectievelijk maximaal 7% (artikelen 11, tweede lid, respectievelijk 12, tweede lid, van het verdrag). In de Notitie Uitgangspunten is hieromtrent opgenomen dat Nederland als woonstaat ter voorkoming van dubbele belasting een verrekening zal toestaan voor in het andere land ingehouden bronbelasting.10 In artikel 23, eerste lid, van het verdrag – dat voor Nederland de methode voor het vermijden van dubbele belasting aangeeft – komt een verwijzing naar de artikelen 11, tweede lid, en 12, tweede lid, van het verdrag evenwel niet voor. Deze afwijking van het Nederlandse verdragsbeleid behoeft een nadere toelichting.

De Raad adviseert de toelichtende nota op dit punt aan te vullen.

7. De Raad wijst erop dat in artikel 23, eerste lid, in afwijking van het Nederlandse verdragsbeleid een verwijzing naar de artikelen 11, tweede lid, en 12, tweede lid, van het verdrag niet voorkomt. Gevolg gevend aan het advies van de Raad, is de toelichting op dit onderdeel aangevuld.

8. Toelichtende nota

De Raad stelt vast dat de toelichtende nota meer dan incidenteel niet in overeenstemming is met de tekst van het verdrag. Voor voorbeelden verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage met redactionele kanttekeningen. Dergelijke verschillen dienen vermeden te worden.

De Raad adviseert de toelichtende nota in overeenstemming te brengen met de tekst van het verdrag.

8. Gevolg gevend aan het advies van de Raad, is de redactie van de toelichting op bepaalde punten meer in overeenstemming gebracht met de tekst van het verdrag.

9. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.

9. Aan de redactionele kanttekeningen van de Raad is gevolg gegeven.

De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld verdrag wordt overgelegd aan de beide kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U mede namens de minister van Financiën verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

Bijlage bij het advies van de Raad van State betreffende no.W06.08.0568/III met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

  • In de titel van het verdrag wordt gesproken van Saudi-Arabië. De toelichting aanpassen indien aldaar wordt gesproken van Saoedi-Arabië.

  • In de toelichting aan de opsomming van de punten waarbij rekening is gehouden met de wensen van Saudi-Arabië toevoegen: het niet opnemen van een regeling met betrekking tot non-discriminatie.

  • Op verzoek van Saudi-Arabië wordt uitdrukkelijk de term «interest» niet gebruikt in verband met de sharia. Het is dan passend die term ook niet in de toelichting te gebruiken.

  • De laatste volzin van de eerste alinea van de toelichting op artikel 3, eerste lid, onderdeel d, schrappen aangezien trusts en stichtingen niet vallen onder «elke andere vereniging van personen» en het opnemen ervan in de opsomming van onderdeel d om die reden noodzakelijk is.

  • In de artikelsgewijze toelichting op artikel 7 juncto artikel III van het protocol verduidelijken welke de eventuele gevolgen zijn voor de winst die Nederlandse verzekeringsmaatschappijen maken met betrekking tot verzekeringen in Saudi-Arabië.

  • De artikelsgewijze toelichting op artikel 10 herformuleren aangezien bedoelde conserverende aanslag wordt opgelegd aan de emigrerende houder van een aanmerkelijk belang en niet aan de desbetreffende vennootschap.

  • In de laatste volzin van de artikelsgewijze toelichting op artikel 10 «het jaar waarin» vervangen door «het kalenderjaar waarin» in overeenstemming met artikel IX, eerste lid, van het protocol.

  • In de laatste volzin van de artikelsgewijze toelichting op artikel 11 «artikel 11, vijfde lid» vervangen door «artikel 11, zesde lid».

  • In de laatste volzin van de artikelsgewijze toelichting op artikel 12 «artikel 12, zesde lid» vervangen door «artikel 12, vijfde lid».

  • De tweede alinea van de artikelsgewijze toelichting op artikel 24 schrappen aangezien een protocolbepaling waar die alinea een toelichting op vormt noch is opgenomen in het in de toelichting vermelde artikel III van het protocol, noch is opgenomen in een ander artikel van het protocol.

  • De eerste volzin van de artikelsgewijze toelichting op artikel 27 gaat ervan uit dat de schriftelijke mededelingen van de Nederlandse en de Saudi-Arabische regeringen in dezelfde maand plaatsvinden. Deze volzin herformuleren in overeenstemming met artikel 27, eerste volzin, van het verdrag, waarin is aangegeven dat de maand waarin de laatste kennisgeving is gedaan, relevant is.

  • In de laatste volzin van de artikelsgewijze toelichting op artikel 27 uitsluitend het begrip «belastingtijdvakken» gebruiken in overeenstemming met artikel 27, tweede lid, onderdeel b, van het verdrag.

  • In de artikelsgewijze toelichting op artikel 28 «vijf jaar» vervangen door «tien jaren» in overeenstemming met artikel 28, eerste lid, van het verdrag.

  • In de laatste volzin van de artikelsgewijze toelichting op artikel 28 uitsluitend het begrip «belastingtijdvakken» gebruiken in overeenstemming met artikel 28, tweede lid, onderdeel b, van het verdrag.


XNoot
1

Kamerstukken I/II 2007/08, 31 591, A en nr. 1, respectievelijk Kamerstukken I/II 2008/09, 31 764, A en nr.1.

XNoot
2

Artikel I, eerste lid, van het protocol.

XNoot
3

Notitie «Uitgangspunten van het beleid op het terrein van het internationaal fiscaal (verdragen)recht», Kamerstukken II 1997/98, 25 087, nr. 4, blz. 36, paragraaf 4.3.1.4.3.

XNoot
4

Dit verdrag is gelijk met onderhavig verdrag voor advies voorgelegd (W06.08 0558/III).

XNoot
5

Artikel 3, eerste lid, onderdeel h, van het verdrag.

XNoot
6

Artikel 8, tweede lid, van het verdrag.

XNoot
7

Artikel 13, vijfde lid, van het verdrag.

XNoot
8

Artikel 15, tweede lid, van het verdrag.

XNoot
9

Artikel 13, derde lid, van het verdrag.

XNoot
10

Kamerstukken II 1997/98, 25 087, nr. 4, blz. 44, paragraaf 4.3.2.3.1, respectievelijk blz. 47, paragraaf 4.3.2.4.1.

Naar boven