32 520 Wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2011)

Nr. 6 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING1

Ontvangen 14 oktober 2010

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1

Artikel II wordt als volgt gewijzigd:

a. Vóór onderdeel A wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

0A

Aan artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van dat artikel door een puntkomma, een onderdeel, waarvan de letteraanduiding alfabetisch aansluit op het laatste onderdeel, toegevoegd, luidende:

#.vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel: een bij onherroepelijk geworden vonnis opgelegde vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel als bedoeld in het Wetboek van Strafrecht, behoudens de gevallen, bedoeld in artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.

b. Na onderdeel A worden vier onderdelen ingevoegd, luidende:

Aa

Het opschrift van paragraaf 10 van afdeling 1 van hoofdstuk 3 komt te luiden:

§ 10 Geen recht op nabestaandenuitkering, halfwezenuitkering en wezenuitkering tijdens vrijheidsontneming en onttrekking aan vrijheidsontneming

Ab

In artikel 32c, eerste lid, wordt na «op de dag van het overlijden van de verzekerde» telkens ingevoegd: , dan wel op de dag na afloop van de toepassing van artikel 32e met betrekking tot dat recht op uitkering,.

Ac

Aan artikel 32d wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. Het recht op nabestaandenuitkering, respectievelijk het recht op halfwezenuitkering of het recht op wezenuitkering eindigt, in afwijking van het eerste lid, vanaf de dag dat de vrijheidsontneming ingaat, indien op de dag voorafgaande aan de vrijheidsontneming geen recht bestaat op die uitkering op grond van artikel 32f, eerste lid.

Ad

Aan hoofdstuk 3, afdeling 1, paragraaf 10, worden twee artikelen toegevoegd, luidende:

Artikel 32e

Geen recht op nabestaandenuitkering ontstaat voor de nabestaande indien en voor zolang hij zich op de dag van het overlijden van de verzekerde en daarna onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel. Geen recht op halfwezenuitkering ontstaat voor de nabestaande indien en voor zolang hij of de halfwees zich op de dag van het overlijden van de verzekerde en daarna onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel. Geen recht op wezenuitkering ontstaat voor het kind indien en voor zolang het zich op de dag van het overlijden van de verzekerde en daarna onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel.

Artikel 32f

1. Het recht op nabestaandenuitkering eindigt, indien de nabestaande zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel. Het recht op halfwezenuitkering eindigt indien de nabestaande of de halfwees zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel. Het recht op wezenuitkering eindigt indien het kind zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel.

2. Voor de persoon, bedoeld in het eerste lid, herleeft, onverminderd artikel 15, 23, 27 of 32d, het recht op nabestaandenuitkering, halfwezenuitkering of wezenuitkering op de dag dat:

a. de nabestaande zich niet langer onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel en hij voldoet aan een voorwaarde als bedoeld in artikel 14, eerste lid, of de voorwaarden, bedoeld in artikel 66a, tweede lid, en onverminderd artikel 14, derde lid;

b. de nabestaande en de halfwees zich niet langer onttrekken aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel en de nabestaande voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 22, eerste en tweede lid;

c. het kind zich niet langer onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel en het voldoet aan een voorwaarde als bedoeld in artikel 26, eerste en tweede lid.

c. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

C

Aan hoofdstuk 8 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 74

1. Indien het recht op nabestaandenpensioen, respectievelijk halfwezenuitkering of wezenuitkering voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van artikel 32f al is ingegaan en de nabestaande, halfwees of wees zich op die dag onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel, wordt voor de toepassing van dat artikel als eerste dag waarop hij zich aan de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel onttrekt, aangemerkt de dag van inwerkingtreding van artikel 32f en eindigt het recht op nabestaandenpensioen, respectievelijk halfwezenuitkering of wezenuitkering, in afwijking van artikel 32f, vanaf de dag dat het onttrekken aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel zes maanden heeft geduurd.

2. Dit artikel vervalt zes maanden na de dag van zijn inwerkingtreding.

2

Artikel III wordt als volgt gewijzigd:

a. Vóór onderdeel A worden drie onderdelen ingevoegd, luidende:

0A

Aan artikel 1, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van dat lid door een puntkomma, een onderdeel, waarvan de letteraanduiding alfabetisch aansluit op het laatste onderdeel, toegevoegd, luidende:

#. vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel: een bij onherroepelijk geworden vonnis opgelegde vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel als bedoeld in het Wetboek van Strafrecht, behoudens de gevallen, bedoeld in artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.

1A

Artikel 8b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «de dag waarop het ouderdomspensioen zou ingaan» ingevoegd: dan wel de dag na afloop van de toepassing van artikel 8c, eerste lid, met betrekking tot dat recht op ouderdomspensioen.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

6. Voor de pensioengerechtigde die op de dag voorafgaande aan de vrijheidsontneming geen recht heeft op ouderdomspensioen op grond van artikel 8c, tweede lid, eindigt het recht op ouderdomspensioen, in afwijking van het tweede lid, vanaf de dag dat de vrijheidsontneming ingaat.

2A

Na artikel 8b wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 8c

1. Voor de pensioengerechtigde ontstaat geen recht op ouderdomspensioen indien en voor zolang hij zich op de dag waarop het ouderdomspensioen zou ingaan en daarna onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel.

2. Het recht op ouderdomspensioen eindigt, indien de pensioengerechtigde zich, nadat het recht op ouderdomspensioen is ingegaan, onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel.

3. De persoon die op grond van het eerste of tweede lid geen recht op ouderdomspensioen heeft, heeft met ingang van de dag dat hij zich niet langer onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel met inachtneming van de bepalingen van deze wet recht op ouderdomspensioen.

b. Na onderdeel B wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

C

Aan paragraaf 3 van hoofdstuk VIII wordt een artikel toegevoegd waarvan het artikelnummer aansluit op het laatste artikel van die paragraaf, luidende:

Artikel #

1. Ten aanzien van de persoon wiens recht op ouderdomspensioen voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van artikel 8c al is ingegaan en die zich op die dag onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel, wordt voor de toepassing van dat artikel als eerste dag waarop hij zich aan de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel onttrekt, aangemerkt de dag van inwerkingtreding van artikel 8c en eindigt het recht op ouderdomspensioen in afwijking van artikel 8c, tweede lid, vanaf de dag dat het onttrekken aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel zes maanden heeft geduurd.

2. Dit artikel vervalt zes maanden na de dag van zijn inwerkingtreding.

3

Artikel V wordt als volgt gewijzigd:

a. Vóór onderdeel A wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

0A

Aan artikel 1, eerste lid, wordt, onder vervanging aan het slot van onderdeel g van de punt door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

h. vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel: een bij onherroepelijk geworden vonnis opgelegde vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel als bedoeld in het Wetboek van Strafrecht.

b. Onderdeel A komt te luiden:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel b, wordt «voor wie hij op grond van de Algemene Kinderbijslagwet kinderbijslag ontvangt dan wel zal ontvangen» vervangen door: voor wie aan hem op grond van artikel 18 van de Algemene Kinderbijslagwet kinderbijslag wordt betaald, zal worden betaald of zou worden betaald indien artikel 7, tweede lid, van die wet niet van toepassing zou zijn.

2. In het vijfde lid wordt «omdat hem rechtens zijn vrijheid is ontnomen» vervangen door: omdat hem rechtens zijn vrijheid is ontnomen of omdat hij zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel.

4

Artikel VI wordt als volgt gewijzigd:

a. Vóór onderdeel A worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

0A

Aan artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van dat artikel door een puntkomma, een onderdeel, waarvan de letteraanduiding alfabetisch aansluit op het laatste onderdeel, toegevoegd, luidende:

#. vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel: een bij onherroepelijk geworden vonnis opgelegde vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel als bedoeld in het Wetboek van Strafrecht.

1A

Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid worden de onderdelen h tot en met l geletterd i tot en met m.

2. In het eerste lid wordt na onderdeel g een onderdeel ingevoegd, luidende:

h. zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel;.

3. In het vijfde lid wordt «eerste lid, onderdeel j» telkens vervangen door: eerste lid, onderdeel k.

4. In het zesde lid wordt «eerste lid, onderdeel a tot en met g» vervangen door: eerste lid, onderdeel a tot en met h.

b. Onderdeel A komt te luiden:

A

Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid, onderdeel a, wordt «artikel 19, eerste lid, onderdeel e, g of j» vervangen door: artikel 19, eerste lid, onderdeel e, g, h of k.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. Indien het recht op uitkering op grond van artikel 20, eerste lid, onderdeel d, juncto artikel 19, eerste lid, onderdeel a, is geëindigd en vervolgens op grond van het eerste lid herleeft, is artikel 16, tiende lid, van overeenkomstige toepassing.

c. Er worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

C

In artikel 26a, tweede lid, wordt «19, eerste lid, onderdeel j» vervangen door: 19, eerste lid, onderdeel k.

D

In artikel 68, eerste lid, wordt «19, eerste lid, onderdelen e tot en met l» vervangen door: 19, eerste lid, onderdelen e tot en met m.

5

Na artikel VI wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel VIa Wijziging van de Wet arbeid en zorg

De Wet arbeid en zorg wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3:16, eerste lid, onderdeel a, wordt «de artikelen 19a en 19b» vervangen door: de artikelen 19a, 19b, 19c en 87.

B

In artikel 3:27, eerste lid, onderdeel a, wordt «de artikelen 7a, 7b, 19, vierde en vijfde lid, 19a, 21a en 21b» vervangen door: de artikelen 7a, 7b, 7c, 19, vierde en vijfde lid, 19a, 21a, 21b, 21c en 101g.

6

Artikel VII komt te luiden:

Artikel VII Wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen

De Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1, eerste lid, wordt, onder vervanging aan het slot van onderdeel n van de punt door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

o. vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel: een bij onherroepelijk geworden vonnis opgelegde vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel als bedoeld in het Wetboek van Strafrecht, behoudens de gevallen, bedoeld in artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.

B

In artikel 7b, eerste lid, wordt na «de dag waarop het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering zou ingaan» ingevoegd: dan wel de dag na afloop van de toepassing van artikel 7c met betrekking tot dat recht op uitkering.

C

Na artikel 7b wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7c. Geen recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering tijdens onttrekking aan vrijheidsontneming

De verzekerde, bedoeld in artikel 7, heeft geen recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering indien en voor zolang hij zich op de dag waarop het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering zou ingaan en daarna onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel.

D

In artikel 19 worden, onder vernummering van het vijfde lid tot zevende lid, twee leden ingevoegd, luidende:

5. Het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering eindigt, indien de verzekerde zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel.

6. Voor de verzekerde die op de dag voorafgaande aan de vrijheidsontneming geen recht heeft op arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van het vijfde lid, eindigt het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering, in afwijking van het vierde lid, vanaf de dag dat de vrijheidsontneming ingaat.

E

In artikel 20, vijfde lid, wordt «Artikel 7b» vervangen door: De artikelen 7b en 7c.

F

In artikel 21, achtste lid, wordt «Artikel 7b» vervangen door: De artikelen 7b en 7c.

G

Aan paragraaf 1 van hoofdstuk 3, afdeling 1, wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 21c. Heropening van de uitkering na afloop onttrekking vrijheidsontneming

1. De persoon, wiens arbeidsongeschiktheidsuitkering in verband met artikel 19, vijfde lid, is geëindigd, heeft vanaf de dag dat hij zich niet langer onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel met inachtneming van de bepalingen van deze wet aanspraak op heropening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, indien hij op die dag arbeidsongeschikt is.

2. Aanspraak op heropening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft eveneens de persoon, bedoeld in het eerste lid, die op de in dat lid bedoelde dag niet arbeidsongeschikt is, doch ten aanzien van wie dit wel het geval is binnen vier weken na afloop van dat tijdvak.

3. De artikelen 7, zesde lid, 36 en 37 zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de aanspraak op heropening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, bedoeld in dit artikel.

H

Artikel 55, derde lid, komt te luiden:

3. Indien de arbeidsongeschiktheidsuitkering in het buitenland wordt uitbetaald, geschiedt de betaling in afwijking van artikel 4:89, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het tijdstip waarop de rekening van de daartoe door de schuldeiser aangewezen bank wordt gecrediteerd.

I

Aan hoofdstuk 10A wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 101g Overgangsrecht in verband met artikel 19, vijfde lid

1. Ten aanzien van de verzekerde wiens recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van artikel VII, onderdeel D, van de Verzamelwet SZW 2011, al is ingegaan en die zich op die dag onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel, wordt voor de toepassing van artikel 19, vijfde lid, als eerste dag waarop hij zich aan de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel onttrekt, aangemerkt de dag van inwerkingtreding VII, onderdeel D, van de Verzamelwet SZW 2011, en eindigt het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering in afwijking van artikel 19, vijfde lid, vanaf de dag dat het onttrekken aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel zes maanden heeft geduurd.

2. Dit artikel vervalt zes maanden na de dag van zijn inwerkingtreding.

7

Artikel IX wordt als volgt gewijzigd:

a. Vóór onderdeel A wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

0A

Aan artikel 1 wordt, onder vervanging aan het slot van onderdeel f van de punt door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

g. vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel: een bij onherroepelijk geworden vonnis opgelegde vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel als bedoeld in het Wetboek van Strafrecht.

b. Na onderdeel A wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Aa

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel e wordt geletterd f.

b. Na onderdeel d wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

e. zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel;.

2. In het derde lid wordt «onderdelen b, c en d,» vervangen door: onderdelen b, c, d en e,.

c. Na onderdeel B wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

C

Artikel 45 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel k, komt te luiden:

k. Onze Minister van Justitie voor zover het betreft de persoon die rechtens zijn vrijheid is ontnomen of de persoon die zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel;.

2. In het elfde lid wordt «de persoon die rechtens zijn vrijheid is ontnomen» vervangen door: de persoon die rechtens zijn vrijheid is ontnomen of de persoon die zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel.

D

Aan artikel 48, eerste lid, wordt, onder vervanging aan het slot van onderdeel h van de punt door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

i. Onze Minister van Justitie in verband met de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen en vrijheidsbenemende maatregelen.

8

Artikel X wordt als volgt gewijzigd:

a. Vóór onderdeel A wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

0A

Aan artikel 1 wordt, onder vervanging aan het slot van onderdeel g van de punt door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

h. vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel: een bij onherroepelijk geworden vonnis opgelegde vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel als bedoeld in het Wetboek van Strafrecht.

b. Na onderdeel C wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ca

Artikel 6, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel d wordt geletterd e.

2. Na onderdeel c wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

d. zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel;.

c. Na onderdeel D worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

Da

Artikel 45 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel j, komt te luiden:

j. Onze Minister van Justitie voor zover het betreft de persoon die rechtens zijn vrijheid is ontnomen of de persoon die zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel;.

2. In het elfde lid wordt «de persoon die rechtens zijn vrijheid is ontnomen» vervangen door: de persoon die rechtens zijn vrijheid is ontnomen of de persoon die zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel.

Db

Aan artikel 48, eerste lid, wordt, onder vervanging aan het slot van onderdeel h van de punt door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

i. Onze Minister van Justitie in verband met de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen en vrijheidsbenemende maatregelen.

9

Artikel XI wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel A komt te luiden:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het onderdeel «– kind: het kind jonger dan 18 jaar, dat niet als eigen kind, aangehuwd kind of pleegkind tot het huishouden van een ander behoort en voor wie de persoon, bedoeld in artikel 3, eerste lid, op grond van de Algemene kinderbijslagwet kinderbijslag ontvangt dan wel zal ontvangen;» vervalt.

2. Na het onderdeel «UWV: Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;» wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel: een bij onherroepelijk geworden vonnis opgelegde vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel als bedoeld in het Wetboek van Strafrecht;.

b. Na onderdeel B wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ba

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid worden de onderdelen d en e geletterd e en f.

2. In het eerste lid wordt na onderdeel c een onderdeel ingevoegd, luidende:

d. het zich onttrekken aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel;.

3. In het vijfde lid wordt «onderdeel a tot en met d» vervangen door: onderdeel a tot en met e.

4. In het zesde lid, onderdelen a en b, wordt «onderdeel d» vervangen door: onderdeel e.

10

Artikel XII wordt als volgt gewijzigd:

a. Voor onderdeel A wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

0A

Aan artikel 1 wordt, onder vervanging aan het slot van het laatste onderdeel van de punt door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel: een bij onherroepelijk geworden vonnis opgelegde vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel als bedoeld in het Wetboek van Strafrecht.

b. Na onderdeel A worden vier onderdelen ingevoegd, luidende:

Aa

Artikel 23, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen c tot en met e worden geletterd d tot en met f.

2. Na onderdeel b wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

c. zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel;.

Ab

Artikel 42, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen h tot en met n worden geletterd i tot en met o.

2. Na onderdeel g wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

h. indien de jongere zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel;.

Ac

Artikel 49 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel k, komt te luiden:

k. Onze Minister van Justitie voor zover het betreft de persoon die rechtens zijn vrijheid is ontnomen of de persoon die zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel;.

2. In het elfde lid wordt «de persoon die rechtens zijn vrijheid is ontnomen» vervangen door: de persoon die rechtens zijn vrijheid is ontnomen of de persoon die zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel.

Ad

Aan artikel 50, eerste lid, wordt, onder vervanging aan het slot van onderdeel h van de punt door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

i. Onze Minister van Justitie in verband met de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen en vrijheidsbenemende maatregelen.

11

Artikel XIII wordt als volgt gewijzigd:

a. Vóór onderdeel A worden vier onderdelen ingevoegd, luidende:

0A

Aan artikel 1, eerste lid, wordt, onder vervanging aan het slot van onderdeel m van de punt door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

n. vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel: een bij onherroepelijk geworden vonnis opgelegde vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel als bedoeld in het Wetboek van Strafrecht, behoudens de gevallen, bedoeld in artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.

1A

In artikel 19, zesde lid, wordt na «19b» ingevoegd: 19c,.

2A

In artikel 19a, eerste lid, wordt na «de dag waarop het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering zou ingaan» ingevoegd: dan wel de dag na afloop van de toepassing van artikel 19b met betrekking tot dat recht op uitkering.

3A

Na artikel 19a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 19b

De verzekerde, bedoeld in artikel 19, heeft geen recht op toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering indien en voor zolang hij zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel.

b. Na onderdeel A worden vier onderdelen ingevoegd, luidende:

Aa

In artikel 43 worden, onder vernummering van het zesde lid tot achtste lid, twee leden ingevoegd, luidende:

6. De arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt ingetrokken, indien degene die recht heeft op arbeidsongeschiktheidsuitkering zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel.

7. Voor de verzekerde die op de dag voorafgaande aan de vrijheidsontneming geen recht heeft op arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van het zesde lid, eindigt het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering, in afwijking van het vijfde lid, vanaf de dag dat de vrijheidsontneming ingaat.

Ab

In artikel 43a, vijfde lid, wordt «Artikel 19a» vervangen door: De artikelen 19a en 19b.

Ac

In artikel 47, zevende lid, wordt na «19a» ingevoegd: , 19b.

Ad

Na artikel 47b wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 47c

1. De persoon, wiens arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van artikel 43, zesde lid, is ingetrokken, heeft vanaf de dag dat hij zich niet langer onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel met inachtneming van de bepalingen van deze wet aanspraak op heropening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, indien hij op die dag arbeidsongeschikt is.

2. Aanspraak op heropening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft eveneens de persoon, bedoeld in het eerste lid, die op de in dat lid bedoelde dag niet arbeidsongeschikt is, doch ten aanzien van wie dit wel het geval is binnen vier weken na afloop van dat tijdvak.

3. De artikelen 19, vierde lid, 35, en 47, achtste lid, zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de aanspraak op heropening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, bedoeld in dit artikel.

c. Na onderdeel B wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

C

In hoofdstuk VIIIA wordt na artikel 91h een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 91i

1. Ten aanzien van de verzekerde wiens recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van artikel XIII, onderdeel Aa, van de Verzamelwet SZW 2011, al is ingegaan en die zich op die dag onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel, wordt voor de toepassing van artikel 43, zesde lid, als eerste dag waarop hij zich aan de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel onttrekt, aangemerkt de dag van inwerkingtreding van artikel XIII, onderdeel Aa, van de Verzamelwet SZW 2011, en eindigt het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering in afwijking van artikel 43, zesde lid, vanaf de dag dat het onttrekken aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel zes maanden heeft geduurd.

2. Dit artikel vervalt zes maanden na de dag van zijn inwerkingtreding.

12

Artikel XVII wordt als volgt gewijzigd:

a. Vóór onderdeel A wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

0A

Aan artikel 1 wordt, onder vervanging aan het slot van onderdeel p van de punt door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

q. vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel: een bij onherroepelijk geworden vonnis opgelegde vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel als bedoeld in het Wetboek van Strafrecht.

b. Na onderdeel A wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Aa

Artikel 54 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid, onderdeel h, komt te luiden:

h. Onze Minister van Justitie voor zover het betreft de persoon die rechtens zijn vrijheid is ontnomen of de persoon die zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel;.

2. In het achtste lid wordt «de persoon die rechtens zijn vrijheid is ontnomen» vervangen door: de persoon die rechtens zijn vrijheid is ontnomen of de persoon die zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel.

13

Artikel XIX wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel A komt te luiden:

A

Artikel 1:1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel q komt te luiden:

q. zelfstandige: de persoon die, anders dan in dienstbetrekking, arbeid in eigen bedrijf verricht of een beroep uitoefent, teneinde daarmee inkomen te verwerven;.

2. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

r. vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel: een bij onherroepelijk geworden vonnis opgelegde vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel als bedoeld in het Wetboek van Strafrecht, behoudens de gevallen, bedoeld in artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.

b. Na onderdeel A worden vijf onderdelen ingevoegd, luidende:

Aa

Artikel 2:11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid worden de onderdelen b tot en met d geletterd c tot en met e.

2. In het eerste lid wordt na onderdeel a een onderdeel ingevoegd, luidende:

b. het zich onttrekken aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel;.

3. In het tweede lid wordt «eerste lid, onderdeel c» vervangen door: eerste lid, onderdeel d.

Ab

Artikel 2:12, eerste lid, komt te luiden:

1. In afwijking van de artikelen 2:15 en 2:16 is artikel 2:11, onderdeel a, eerst van toepassing met ingang van de dag dat de persoon één maand rechtens zijn vrijheid is ontnomen, tenzij op de dag voorafgaande aan de vrijheidsontneming geen recht bestaat op arbeidsondersteuning op grond van artikel 2:11, onderdeel b.

Ac

In artikel 2:13, eerste en derde lid, wordt «artikel 2:11, onderdeel b» vervangen door: artikel 2:11, onderdeel c.

Ad

In artikel 2:17, tweede lid, wordt «artikel 2:11, onderdeel a, b of c» vervangen door: artikel 2:11, onderdeel a, b, c of d.

Ae

In artikel 2:56, tweede en vierde lid, wordt «artikel 2:11, onderdeel d» vervangen door: artikel 2:11, onderdeel e.

c. Na onderdeel B worden vijf onderdelen ingevoegd, luidende:

Ba

In artikel 3:5, eerste lid, wordt na «de dag waarop het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering zou ingaan» ingevoegd: dan wel de dag na afloop van de toepassing van artikel 3:5a met betrekking tot dat recht op uitkering.

Bb

Na artikel 3:5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3:5a. Geen recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering tijdens onttrekking aan vrijheidsontneming

De jonggehandicapte, bedoeld in artikel 3:3, heeft geen recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering indien en voor zolang hij op de dag waarop het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering zou ingaan en daarna zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel.

Bc

In artikel 3:19 worden, onder vernummering van het zesde en zevende lid tot achtste en negende lid, twee leden ingevoegd, luidende:

6. Het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering eindigt, indien de jonggehandicapte zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel.

7. Voor de jonggehandicapte die op de dag voorafgaande aan de vrijheidsontneming geen recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft op grond van het zesde lid, eindigt het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering, in afwijking van het vijfde lid, vanaf de dag dat de vrijheidsontneming ingaat.

Bd

In artikel 3:21, vierde lid, en artikel 3.22, achtste lid, wordt «Artikel 3:5 en de daarop berustende bepalingen» vervangen door: De artikelen 3:5 en de daarop berustende bepalingen en 3:5a.

Be

In paragraaf 1 van hoofdstuk 3, afdeling 2, wordt na artikel 3:23 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3:23a. Heropening van de uitkering na afloop onttrekking vrijheidsontneming

1. De jonggehandicapte, wiens arbeidsongeschiktheidsuitkering in verband met artikel 3:19, zesde lid, is geëindigd, heeft vanaf de dag dat hij in vrijheid wordt gesteld met inachtneming van de bepalingen van deze wet recht op heropening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, indien hij op die dag arbeidsongeschikt is.

2. Aanspraak op heropening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft eveneens de jonggehandicapte, bedoeld in het eerste lid, die op de in dat lid bedoelde dag niet arbeidsongeschikt is, doch ten aanzien van wie dit wel het geval is binnen vier weken na afloop van dat tijdvak.

3. De artikelen 3:3, vijfde lid, 3:29 en 3:30 zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de aanspraak op heropening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, bedoeld in dit artikel.

d. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

D

Na artikel 8:10a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 8:10b. Overgangsbepaling in verband met artikel 3:19, zesde lid

1. Ten aanzien van de jonggehandicapte wiens recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van artikel XIX, onderdeel Bc, van de Verzamelwet SZW 2011, al is ingegaan en die zich op die dag onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel, wordt voor de toepassing van artikel 3:19, zesde lid, als eerste dag waarop hij zich aan de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel onttrekt, aangemerkt de dag van inwerkingtreding van artikel XIX, onderdeel Bc, van de Verzamelwet SZW 2011, en eindigt het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering in afwijking van artikel 3:19, zesde lid, vanaf de dag dat het onttrekken aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel zes maanden heeft geduurd.

2. Ten aanzien van de jonggehandicapte wiens recht op arbeidsondersteuning voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van artikel XIX, onderdeel Aa, van de Verzamelwet SZW 2011, al is ingegaan en die zich op die dag onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel, wordt voor de toepassing van artikel 2:11, eerste lid, onderdeel b, als eerste dag waarop hij zich aan de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel onttrekt, aangemerkt de dag van inwerkingtreding van artikel XIX, onderdeel Aa, van de Verzamelwet SZW 2011, en eindigt het recht op arbeidsondersteuning in afwijking van artikel 2:11, eerste lid, onderdeel b, vanaf de dag dat het onttrekken aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel zes maanden heeft geduurd.

3. Dit artikel vervalt zes maanden na de dag van zijn inwerkingtreding.

14

Artikel XX wordt als volgt gewijzigd:

a. Vóór onderdeel A wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

0A

Artikel 1, onderdeel h, komt te luiden:

h. vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel: een bij onherroepelijk geworden vonnis opgelegde vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel als bedoeld in het Wetboek van Strafrecht;.

b. Na onderdeel A wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Aa

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid worden de onderdelen b tot en met f geletterd c tot en met g.

2. In het eerste lid wordt na onderdeel a een onderdeel ingevoegd, luidende:

b. die zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel;.

3. Het derde lid, tweede zin, komt te luiden: Het eerste lid, onderdelen a en b, is voor zover het het recht op bijzondere bijstand betreft, niet van toepassing op de persoon aan wie rechtens zijn vrijheid is ontnomen op grond van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen, dan wel van artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht of, na ontslag van alle rechtsvervolging, van artikel 37b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht en op de persoon die zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsbenemende maatregel op grond van die artikelen.

4. In het vierde lid, aanhef, wordt «eerste lid, onderdeel d» vervangen door: eerste lid, onderdeel e.

c. Na onderdeel B wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ba

In artikel 49, aanhef, wordt «artikel 13, eerste lid, onderdeel f» vervangen door: artikel 13, eerste lid, onderdeel g.

d. Er worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

E

Artikel 64 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel k, komt te luiden:

k. Onze Minister van Justitie voor zover het betreft de persoon die rechtens zijn vrijheid is ontnomen of de persoon die zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel;.

2. In het twaalfde lid wordt «de persoon die rechtens zijn vrijheid is ontnomen» vervangen door: de persoon die rechtens zijn vrijheid is ontnomen of de persoon die zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel.

F

Aan artikel 67, eerste lid, wordt, onder vervanging aan het slot van onderdeel h van de punt door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

i. Onze Minister van Justitie in verband met de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen en vrijheidsbenemende maatregelen.

15

Artikel XXI komt te luiden:

Artikel XXI Wijziging van de Wet werk en inkomen kunstenaars

De Wet werk en inkomen kunstenaars wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 wordt, onder vervanging aan het slot van onderdeel h van de punt door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

i. vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel: een bij onherroepelijk geworden vonnis opgelegde vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel als bedoeld in het Wetboek van Strafrecht.

B

Artikel 3, eerste lid, onderdeel e, komt te luiden:

e. ten laste komend kind: het kind jonger dan 18 jaar voor wie aan de alleenstaande ouder of de gehuwde op grond van artikel 18 van de Algemene Kinderbijslagwet kinderbijslag wordt betaald, zal worden betaald of zou worden betaald indien artikel 7, tweede lid, van die wet niet van toepassing zou zijn.

C

Artikel 10, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen d en e worden geletterd e en f.

2. Na onderdeel c wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

d. zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel;.

D

In artikel 15, tweede lid, wordt «artikel 10, eerste lid, onderdelen a, b of c» vervangen door: artikel 10, eerste lid, onderdeel a, b, c of d.

E

Artikel 40 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel i, komt te luiden:

i. Onze Minister van Justitie voor zover het betreft de kunstenaar of een lid van zijn gezin die rechtens zijn vrijheid is ontnomen of die zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel;.

2. In het elfde lid wordt «de persoon die rechtens zijn vrijheid is ontnomen» vervangen door: de persoon die rechtens zijn vrijheid is ontnomen of de persoon die zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel.

F

Aan artikel 43, eerste lid, wordt, onder vervanging aan het slot van onderdeel h van de punt door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

i. Onze Minister van Justitie in verband met de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen en vrijheidsbenemende maatregelen.

16

Artikel XXII wordt als volgt gewijzigd:

a. Vóór onderdeel A wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

0A

In artikel 1 wordt na het onderdeel «vreemdeling: de persoon, bedoeld in de Vreemdelingenwet 2000;» een onderdeel ingevoegd, luidende:

vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel: een bij onherroepelijk geworden vonnis opgelegde vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel als bedoeld in het Wetboek van Strafrecht, behoudens de gevallen, bedoeld in artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht;.

b. Na onderdeel B worden tien onderdelen ingevoegd, luidende:

Ba

Artikel 43 wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen e, f en g worden geletterd f, g en h.

2. Na onderdeel d wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

e. het zich onttrekken aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel;.

Bb

Aan artikel 44, tweede lid, wordt de zin toegevoegd: Artikel 43, onderdeel d, is evenwel van toepassing met ingang van de eerste dag van de vrijheidsontneming indien de persoon, bedoeld in de eerste zin, op de dag voorafgaande aan de vrijheidsontneming geen recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering of een WGA-uitkering omdat er op hem een uitsluitingsgrond van toepassing is als bedoeld in artikel 43, onderdeel e.

Bc

In artikel 45, eerste en derde lid, wordt «onderdeel e» vervangen door: onderdeel f.

Bd

In artikel 48, tweede lid, wordt «een of beide uitsluitingsgronden, bedoeld in artikel 43, onderdeel d of e» vervangen door: een of meer uitsluitingsgronden als bedoeld in artikel 43, onderdeel d, e of f.

Be

In artikel 49, eerste lid, onderdeel b, wordt «uitsluitingsgrond als bedoeld in artikel 43, onderdeel d, e, f of g» vervangen door: uitsluitingsgrond als bedoeld in artikel 43, onderdeel d, e, f, g of h.

Bf

In artikel 50, tweede lid, wordt «een of beide uitsluitingsgronden, bedoeld in artikel 43, onderdeel d of e» vervangen door: een of meer uitsluitingsgronden als bedoeld in artikel 43, onderdeel d, e of f.

Bg

In artikel 55, tweede lid, wordt «een of beide uitsluitingsgronden als bedoeld in artikel 43, onderdeel d of e» vervangen door: een of meer uitsluitingsgronden als bedoeld in artikel 43, onderdeel d, e of f.

Bh

In artikel 56, eerste lid, onderdeel b, wordt «als bedoeld in artikel 43, onderdeel a, onder 2°, d, e, f of g» vervangen door: als bedoeld in artikel 43, onderdeel a, onder 2°, d, e, f, g of h.

Bi

In artikel 57, tweede lid, wordt «een of meer uitsluitingsgronden als bedoeld in artikel 43, onderdeel a, onder 2°, d of e» vervangen door: een of meer uitsluitingsgronden als bedoeld in artikel 43, onderdeel a, onder 2°, d, e of f.

Bj

In artikel 64, vierde lid, wordt «als bedoeld in artikel 43, onderdeel d of e» vervangen door: als bedoeld in artikel 43, onderdeel d, e of f.

c. Na onderdeel C wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ca

In artikel 74, tweede en vierde lid, wordt «artikel 43, onderdeel f» vervangen door: artikel 43, onderdeel g.

d. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

F

Aan hoofdstuk 13 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 133g Overgangsbepaling in verband met de artikelen 49, eerste lid, onderdeel b, en 56, eerste lid, onderdeel b

1. Ten aanzien van de verzekerde wiens recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering of recht op een WGA-uitkering voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van artikel XXII, onderdeel Ba, van de Verzamelwet SZW 2011, al is ingegaan en die zich op die dag onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel, wordt voor de toepassing van artikel 43, onderdeel e, als eerste dag waarop hij zich aan de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel onttrekt, aangemerkt de dag van inwerkingtreding van artikel XXII, onderdeel Ba, van de Verzamelwet SZW 2011, en eindigt het recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering of het recht op een WGA-uitkering, in afwijking van artikel 49, eerste lid, onderdeel b, respectievelijk artikel 56, eerste lid, onderdeel b, vanaf de dag dat het onttrekken aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel zes maanden heeft geduurd.

2. Dit artikel vervalt zes maanden na de dag van zijn inwerkingtreding.

17

Artikel XXIII komt te luiden:

Artikel XXIII Wijziging van de Ziektewet

De Ziektewet wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van dat lid door een puntkomma, een onderdeel, waarvan de letteraanduiding alfabetisch aansluit op het laatste onderdeel, toegevoegd, luidende:

#. vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel: een bij onherroepelijk geworden vonnis opgelegde vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel als bedoeld in het Wetboek van Strafrecht, behoudens de gevallen, bedoeld in artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.

B

Aan artikel 19b wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. De verzekerde ten aanzien van wie artikel 19c, eerste lid, op de dag voorafgaande aan de vrijheidsontneming van toepassing is, heeft, in afwijking van het eerste lid, geen recht op ziekengeld vanaf de dag dat de vrijheidsontneming ingaat.

C

Voor hoofdstuk 1 van de tweede afdeling wordt na artikel 19b een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 19c

1. De verzekerde die zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel heeft geen recht op ziekengeld.

2. Indien het recht op ziekengeld op grond van het eerste lid is geëindigd dan wel niet is ontstaan wordt betrokkene vanaf de dag dat hij zich niet langer aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel onttrekt weer als verzekerde aangemerkt, indien hij op die dag aan de overige voorwaarden, bedoeld in artikel 19, voldoet. Deze verzekerde heeft aanspraak op heropening dan wel toekenning van het recht op ziekengeld voor de resterende periode, bedoeld in artikel 29, vijfde lid, dan wel artikel 29a, vierde lid, met inachtneming van de bepalingen van deze wet.

D

Artikel 38b wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het tweede lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kent alsdan het ziekengeld met terugwerkende kracht over de verstreken periode, doch ten hoogste over een jaar, toe.

2. Het bij wet van 22 december 2005 tot aanpassing van en verbeteringen in diverse wetten in verband met de invoering van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen alsmede enkele andere correcties (Stb. 2005, 710) toegevoegde derde lid luidende «3. Artikel 38a, derde lid, is van overeenkomstige toepassing op de melding, bedoeld in het tweede lid» vervalt.

E

Artikel 87 komt te luiden:

Artikel 87

1. Ten aanzien van de verzekerde wiens recht op ziekengeld voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van artikel 19c al is ingegaan en die zich op die dag onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel, wordt voor de toepassing van dat artikel als eerste dag waarop hij zich aan de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel onttrekt, aangemerkt de dag van inwerkingtreding van artikel 19c en eindigt het recht op ziekengeld, in afwijking van artikel 19c, vanaf de dag dat het onttrekken aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel zes maanden heeft geduurd.

2. Dit artikel vervalt zes maanden na de dag van zijn inwerkingtreding.

Toelichting

I Algemeen

Met deze nota van wijziging wordt in overeenstemming met de Minister van Justitie wijziging gebracht in een aantal sociale zekerheidsregelingen, waardoor het recht op deze sociale zekerheidsregelingen ontnomen wordt aan personen, die zich onttrekken aan de (verdere) tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel.

De aanpassing vormt een aanvulling op de Wet sociale zekerheidsrechten gedetineerden (WSG) die op 1 mei 2000 in werking is getreden. In de WSG is vastgelegd dat gedetineerden geen recht hebben op een uitkering tijdens detentie.

Personen die in Nederland veroordeeld zijn voor een misdrijf en zich aan de tenuitvoerlegging van de aan hen opgelegde vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel onttrekken, vallen buiten de werkingssfeer van de WSG. Zij kunnen derhalve recht hebben op een uitkering. Dit is een ongewenste situatie, die de regering met deze nota van wijziging rechtzet.

Ontneming sociale zekerheidsrechten

Met deze wetswijziging worden de sociale zekerheidsrechten afgenomen voor de periode dat men zich aan de tenuitvoerlegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf en/of vrijheidsbenemende maatregel onttrekt.

Deze wetswijziging richt zich op de sociale zekerheidswetten, waarin ook de ontneming van sociale zekerheidsrechten voor gedetineerden is vastgelegd. Wijzigingen worden daarom aangebracht in de volgende wetten: Ziektewet (ZW), Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ), Wet Wajong, Werkloosheidswet (WW), Toeslagenwet (TW), Algemene nabestaandenwet (Anw), Algemene ouderdomswet (AOW), Wet werk en bijstand (WWB), Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK), Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), Wet investeren in jongeren (WIJ), Wet arbeid en zorg (WaZo) en de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW).

De ontneming van de sociale zekerheidsrechten start vanaf de eerste dag dat een persoon zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging. Voor personen die op het moment van inwerkingtreding van deze wet een sociale zekerheidsuitkering ontvangen en zich aan hun strafoplegging onttrekken, geldt een overgangstermijn van zes maanden. Voor een aantal wetten (WW, WIJ, IOAW, IOAZ, IOW, WWB 65-min) geldt deze overgangstermijn niet, omdat dat in strijd zou zijn met de uitkeringsvoorwaarden van die wetten.

Vrijheidsontneming, waarbij de staat voorziet in de dagelijkse levensbehoeften, kan worden aangemerkt als een voorliggende voorziening. Om deze reden geldt ook voor de WWIK en de WWB voor personen van 65 jaar en ouder geen overgangstermijn.

Uitvoering en financiële aspecten

De Sociale verzekeringsbank (SVB), het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) en de gemeenten zullen gebruik kunnen maken van gegevens van Justitie om te bepalen welke personen behoren tot de groep voortvluchtige veroordeelden. Het is op dit moment nog onduidelijk hoeveel personen die zich onttrekken aan hun vrijheidsstraf een sociale zekerheidsuitkering ontvangen. De maatregel zoals opgenomen in deze nota van wijziging zal vermoedelijk een beperkte besparing opleveren, in de orde van grootte van € 1 mln.

II Onderdeelsgewijs

Onderdelen 1 tot en met 17

Artikelen II, onderdeel OA, III, onderdeel OA, V, onderdeel 0A, VI, onderdeel 0A, VII, onderdeel A, IX, onderdeel 0A, X, onderdeel 0A, XI, onderdeel A, onder 2, XII, onderdeel 0A, XIII, onderdeel 0A, XVII, onderdeel 0A, XIX, onderdeel A, onder 2, XX, onderdeel 0A, XXI, onderdeel A, XXII, onderdeel 0A, en XXIII, onderdeel A (Definitie vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel)

In artikel 1 van bovengenoemde wetten wordt gedefinieerd wat in die wetten onder vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel moet worden verstaan. Het gaat daarbij om een bij onherroepelijk geworden vonnis opgelegde vrijheidsbenemende straf of maatregel. Dit betreft een in kracht van gewijsde gegaan vonnis, waartegen geen rechtsmiddelen (bezwaar of (hoger)beroep) meer openstaan en dat dus onherroepelijk is geworden zodat het voor directe tenuitvoerlegging vatbaar is. Verder moet het gaan om vrijheidsstraffen of vrijheidsbenemende maatregelen als bedoeld in het Wetboek van Strafrecht (WvSr). Ten slotte wordt er in een aantal wetten een uitzondering gemaakt op bovengenoemde definitie voor vrijheidsheidsbenemende maatregelen die op grond van artikel 37 WvSr zijn opgelegd.

Onderdelen 1, 2, 6, 11, 13, 16 en 17

Artikelen II, onderdeel C, III, onderdeel C, VII, onderdeel I, XIII, onderdeel C, XIX, onderdeel D, onderdeel F, XXII, onderdeel F en XXIII, onderdeel E (Overgangsbepaling)

Het recht op uitkering eindigt zodra de betrokkene zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel. Zoals al in het algemeen deel van deze toelichting is aangegeven wordt voor personen die op moment van inwerkingtreding van de wet een uitkering op grond van de Anw (artikel 74), AOW (artikel 64a), WaZo (artikelen 3:16 en 3:27), WAZ (artikel 101g), WAO (artikel 91i), Wet Wajong (artikel 8:10b), de ZW (artikel 87) of de Wet WIA (artikel 133g) ontvangen een overgangstermijn van 6 maanden gehanteerd. Voor uitkeringen op grond van de WW, WIJ, IOAW, WWB, WWIK, IOAZ en IOW is niet voorzien in overgangsrecht, omdat dat in strijd zou zijn met de uitkeringsvoorwaarden van die wetten.

Onderdelen7, 8, 10, 12, 14 en 15

Artikelen IX, onderdelen C en D, X, onderdelen Da en Db, XII, onderdelen Ac en Ad, XVII, onderdeel Aa, XX, onderdelen E en F, en XXI, onderdelen E en F (verstrekking van inlichtingen)

In de artikelen 45, eerste lid, onderdeel k, IOAZ, 45, eerste lid, onderdeel j, IOAW, 49, eerste lid, onderdeel k, WIJ, 64, eerste lid, onderdeel k, WWB en 40, eerste lid, onderdeel i, WWIK is de verplichting opgenomen voor de Minister van Justitie om desgevraagd aan het college van burgemeester en wethouders of, indien het college aan het UWV mandaat heeft verleend tot het nemen van besluiten inzake de verlening van bijstand, respectievelijk het doen van een werkleeraanbod of het verstrekken van een inkomensvoorziening op grond van de WIJ, het UWV kosteloos opgaven en inlichtingen te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de wet voor zover het betreft de persoon die rechtens zijn vrijheid is ontnomen. Verder wordt in de artikelen 67, eerste lid, onderdeel i, WWB, 48, eerste lid, onderdeel i, IOAZ, 48, eerste lid, onderdeel i, IOAW, 50, eerste lid, onderdeel i, WIJ, en 43, eerste lid, onderdeel i, WWIK de verplichting voor het college van burgemeesters en wethouders opgenomen om aan de Minister van Justitie gegevens te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen en vrijheidsbenemende maatregelen. In artikel 54, derde lid, onder h, Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen is voor de Minister van Justitie een verplichting opgenomen om gegevens en inlichtingen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de taken die bij die wet of enige andere wet zijn opgedragen te verstrekken aan het UWV, de SVB, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Inspectie Werk en Inkomen. Deze informatieverplichtingen hangen samen met de uitvoering van de uitsluiting van het recht op een sociale zekerheidsuitkering bij vrijheidsontneming. De informatieverplichtingen worden ten behoeve van de uitvoering van dit wetsvoorstel uitgebreid met de verplichting om ook de opgaven en inlichtingen te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de diverse wetten ten aanzien van personen die zich onttrekken aan de tenuitvoerlegging van een bij onherroepelijk geworden vonnis opgelegde vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner


XNoot
1

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt , omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State).

Naar boven