32 520 Wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2011)

Nr. 4 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT 1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 20 augustus 2010 en het nader rapport d.d. 20 september 2010, aangeboden aan de Koningin door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 14 juli 2010, no. 10.001998, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2011), met memorie van toelichting.

Het wetsvoorstel wijzigt een aantal wetten op het terrein van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Dit betreft zowel wijzigingen van technische aard als zogenoemd «klein beleid». De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt een opmerking over de begrenzing van de delegatiebevoegdheid voor de onafhankelijke adviescommissie op grond van de Algemene Nabestaandenwet. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het voorstel wenselijk is.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 14 juli 2010, nr. 10.001998, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.

Dit advies, gedateerd 20 augustus 2010, nr. W12.10.0304/III, bied ik U hierbij aan.

De Raad van State adviseert rekening te houden met de onderstaande opmerking alvorens het wetsvoorstel aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

1. In artikel II, onderdeel A, onder 2, wordt een delegatiebevoegdheid voorgesteld waardoor bij ministeriële regeling nadere regels kunnen worden gesteld met betrekking tot de uitvoering van artikel 26 Algemene Nabestaandenwet. Blijkens de artikelsgewijze toelichting op dit artikelonderdeel is het doel van deze bevoegdheid het kunnen instellen van een onafhankelijke adviescommissie.

Om te voorkomen dat een ruimere delegatiebevoegdheid ontstaat dan bedoeld, adviseert de Raad, mede gelet op aanwijzing 25 van de Aanwijzingen voor de regelgeving, de delegatiebevoegdheid te preciseren.

1. Om te voorkomen dat een ruimere delegatiegrondslag ontstaat dan bedoeld, adviseert de Raad de delegatiebevoegdheid, die in artikel II, onderdeel A, onder 2, wordt toegevoegd aan artikel 26 van de Algemene nabestaandenwet, te preciseren. In de artikelsgewijze toelichting was aangegeven dat het doel van de bevoegdheid het kunnen instellen van een onafhankelijke adviescommissie is. Naar aanleiding van dit advies is de delegatiebevoegdheid beperkt tot de mogelijkheid om nadere regels met betrekking tot het tweede lid van artikel 26 te stellen.

Op die manier kunnen in de toekomst indien nodig ook andere regels gesteld worden ter uitvoering van het tweede lid van artikel 26 dan alleen de mogelijkheid om een onafhankelijke adviescommissie in te stellen. Een delegatiebevoegdheid die ruimer is dan louter de mogelijkheid om een adviescommissie in te stellen is namelijk wel wenselijk. Hiermee wordt tevens aangesloten bij de delegatiebevoegdheid in artikel 7 van de Algemene Kinderbijslagwet, dat vergelijkbare vereisten kent als de vereisten die zijn opgenomen in artikel 26, tweede lid, van de Algemene nabestaandenwet. Dit is nader toegelicht in de artikelsgewijze toelichting bij artikel II, onderdeel A.

2. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.

2. De redactionele kanttekeningen van de Raad uit de bijlage van het advies zijn overgenomen en in het wetsvoorstel verwerkt.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner

Bijlage bij het advies van de Raad van State betreffende no. W12.10.0304/III met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

  • Artikel IX, onderdeel B, onder 4, schrappen nu artikel 20, vierde lid, van Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen reeds naar het tweede lid van dat artikel verwijst.

  • In artikel X, tweede lid, onder 1, de eerste komma schrappen.

  • In artikel XI, onderdeel D, na «16 eerste lid» een komma invoegen.

  • Indien artikel XIV, onderdeel A, ondanks het advies van de Raad in punt 1 wordt gehandhaafd, in dat artikelonderdeel «de betaling, bedoeld in artikel 2, vijfde lid» vervangen door: de betaling van de uitkering, bedoeld in artikel 2, eerste lid.

  • In artikel XXI «Artikel 3, onderdeel e» vervangen door: Artikel 3, eerste lid, onderdeel e.

  • In artikel XXII, onderdeel E, «artikel 133e» vervangen door: artikel 133e.

  • Nu de wijziging van artikel 84, zevende lid, Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen een verduidelijking en geen inhoudelijke wijziging inhoudt, in de laatste zin van artikelsgewijze toelichting op genoemd artikel «de nieuwe voorwaarde» vervangen door: de geldende voorwaarde.


XNoot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven