Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 22 september 2010. De wens dat het verdrag
aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens een van de Kamers of door ten
minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer of door de Gevolmachtigde Minister van
Aruba te kennen worden gegeven uiterlijk op 22 oktober 2010.
Het advies van de Raad van State van het Koninkrijk wordt niet openbaar gemaakt , omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel
25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State).
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 september 2010
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste en tweede lid, en artikel 5, eerste en tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring
en bekendmaking verdragen, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, heb ik de eer u hierbij met het oog op de stilzwijgende
goedkeuring over te leggen het voornemen tot opzegging voor Aruba van het op 12 november 1921 te Genève totstandgekomen Verdrag
betreffende de schadeloosstelling voor ongevallen in de landbouw (Verdrag Nr. 12, aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie
in haar derde zitting; Stb. 1926, 188; laatstelijk Trb. 1997, 145).
Een toelichtende nota bij dit voornemen tot opzegging treft u eveneens hierbij aan.
De goedkeuring wordt voor Aruba gevraagd.
Aan de Gouverneur van Aruba is verzocht hogergenoemde stukken op 22 september 2010 over te leggen aan de Staten van Aruba.
De Gevolmachtigde Minister van Aruba is van deze overlegging in kennis gesteld.
De minister van Buitenlandse Zaken,
M. J. M. Verhagen
TOELICHTENDE NOTA
Inleiding
De Internationale Arbeidsconferentie (ILO) heeft tijdens haar derde zitting het verdrag betreffende de schadeloosstelling
voor ongevallen in de landbouw (Stb. 1926, 188) aangenomen. Dit op 12 november 1921 te Genève tot stand gekomen verdrag geldt sinds 1926 voor Nederland, sinds 1955 voor
de Nederlandse Antillen (zie Trb. 1957, 149) en sinds 1986 voor Aruba (zie Trb. 1997, 145).
Op grond van artikel 7 is opzegging van het verdrag mogelijk na verloop van de termijn van 10 jaar na de datum waarop het
verdrag in werking is getreden. De opzegging dient bij verklaring te worden toegezonden aan de Secretaris-generaal van de
ILO en wordt van kracht één jaar na inschrijving door het Secretariaat. Het verdrag is op 20 februari 1923 in werking getreden.
Opzegging voor Aruba
Het Verdrag Nr. 12 van de ILO vereist dat alle loonarbeiders in de landbouw meegenomen worden in de wetten en regelingen die
betrekking hebben op de compensatie die arbeiders ontvangen voor persoonlijk letsel dat door of vanwege een ongeval op het
werk is geschied. Hoewel het Land Aruba een dergelijk doel ondersteunt, wenst het de gelding van Verdrag Nr. 12 om de volgende
redenen op te zeggen.
De landbouw in Aruba vormt een zeer onbetekenend deel van de lokale economie en een beperkt aantal mensen is hierin werkzaam.
Het ligt daarom niet in de rede om de gelding van het verdrag te hanteren gezien de ingrijpende acties (wetswijzigingen inbegrepen)
die ondernomen moeten worden om aan de bepalingen van het verdrag te blijven voldoen.
Alle werknemers, inclusief landbouw arbeiders, genieten bescherming middels de landsverordening ongevallenverzekering, de
landsverordening algemene ziektekostenverzekering en de landsverordening ziektekostenverzekering. Landsdienaren vormen wel
een uitzondering voor wat betreft de landsverordening ongevallenverzekering. Hun positie wordt versterkt met een circulaire
uit 2004 die een correctie betreft op de hoogte van uitkeringen ter compensatie van het financiële ongemak als gevolg van
blijvende gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid, of van overlijden als gevolg van een ongeval gedurende de dienstverrichting.
Bovendien geldt sinds 6 augustus 1986 voor Aruba tevens het op 8 juli 1964 te Genève tot stand gekomen Verdrag betreffende
de prestaties bij arbeidsongevallen en beroepsziekten (Verdrag Nr. 121, aangenomen door de Internationale Arbeidsorganisatie
in haar achtenveertigste zitting; Trb. 1965, 16). Hierdoor is een verdere gelding van Verdrag Nr. 12 ook irrelevant is geworden.
Conform het vereiste van consultatie met vertegenwoordigers van de werkgevers- en werknemersorganisatie bij voornemingen tot
opzegging van verdragen krachtens artikel 5, onderdeel b, van het op 21 juni 1976 te Genève tot stand gekomen Verdrag betreffende
tripartiete raadplegingprocedures ter bevordering van de tenuitvoerlegging van internationale arbeidsnormen (Verdrag Nr. 144,
aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar eenenzestigste zitting; Trb. 1976, 177), is overleg gepleegd met de tripartiete overlegcommissie internationale aangelegenheden. De commissie heeft zich unaniem
kunnen verenigen met het standpunt om Verdrag Nr. 12 op te zeggen.
De minister van Buitenlandse Zaken,
M. J. M. Verhagen