32 513 Verslagen van de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven

Nr. 67 VERSLAG OVER HET VERZOEKSCHRIFT 1 VAN N.B. TE B. 2 BETREFFENDE KWIJTSCHELDING BELASTINGSCHULD

Vastgesteld 15 september 2011

Klacht

Verzoekster klaagt dat haar geen kwijtschelding is verleend van een belastingschuld over 2005 hoewel zij dit verwachtte en daarom haar beroep bij het Gerechtshof heeft ingetrokken.

Feiten

Verzoekster heeft een belastingschuld voor aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2005 en premie Ziekenfondswet 2005. Van de belastingschuld resteert na betaling € 3 138. Verzoekster heeft tegen de aanslagen bezwaar gemaakt; dit bezwaar is afgewezen. Vervolgens heeft zij tegen de uitspraak op bezwaar beroep aangetekend bij de rechtbank. Het beroepschrift is ongegrond verklaard; daartegen is zij in hoger beroep gegaan. Tijdens de mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft verzoekster haar beroep ingetrokken op 4 maart 2010. Aan verzoekster is een formulier toegezonden om een verzoek tot kwijtschelding van de belastingschuld in te dienen. Op 17 juni 2010 heeft de ontvanger van de Belastingdienst haar verzoek om kwijtschelding afgewezen wegens een banksaldo van € 47 000. Tevens is haar meegedeeld dat geen invorderingsmaatregelen zullen worden getroffen onder voorwaarde dat de belastingschuld voor een periode van maximaal drie jaar vanaf de datum van beschikking zal worden verrekend met uit te betalen bedragen. Verzoekster heeft tegen deze beslissing beroep aangetekend bij de directeur van de Belastingdienst die het beroepschrift gemotiveerd heeft afgewezen. Vervolgens heeft verzoekster een klacht ingediend bij de Belastingdienst; het standpunt van verzoekster is niet onderschreven.

Overwegingen

Verzoekster voert aan dat zij haar beroepschrift bij het Gerechtshof heeft ingetrokken omdat de inspecteur van de Belastingdienst heeft verklaard dat zij een verzoek tot kwijtschelding kon indienen en dat dit zou worden gehonoreerd. Om haar argumentatie te staven, haalt zij de brief van het Gerechtshof van 4 maart 2010 aan waarin naast de bevestiging van de intrekking staat: «Als het beroep is ingetrokken omdat de belastingheffende instantie geheel of gedeeltelijk aan uw bezwaren is tegemoetgekomen, wordt het door u betaalde griffierecht door die instantie vergoed.»

Oordeel van de commissie3

Verzoekster heeft niet aangetoond dat de Belastingdienst onbehoorlijk heeft gehandeld door een toezegging niet na te komen.

Uit voornoemde brief van het Gerechtshof blijkt immers geen bewijs voor haar stelling dat haar is toegezegd dat de belastingschuld zou worden kwijtgescholden.

Evenmin wordt de toezegging bewezen door de brief van de inspecteur van de Belastingdienst van 4 maart 2010, de dag van de mondelinge behandeling van het hoger beroep. Haar is tegelijk met deze brief een kwijtscheldingsformulier toegezonden; in de brief is alleen vermeld dat de inspecteur over de uitslag geen enkele mededeling kan doen.

Voorstel aan de Kamer

Er is geen aanleiding om de Kamer een voorstel te doen.

De voorzitter van de commissie,

Neppérus

De griffier van de commissie,

De Gier


X Noot
1

Dit adres en de stukken welke de commissie bij haar onderzoek ten dienste hebben gestaan, liggen op het commissiesecretariaat Verzoekschriften, Lange Poten 4, Den Haag, ter inzage van de leden.

X Noot
2

Naam en adres van verzoeker zijn de commissie bekend.

X Noot
3

De commissie bestaat uit de leden: Cörüz (CDA), Smeets (PvdA), Neppérus (voorzitter) (VVD), Raak (SP), Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Elissen (PVV), Schouw (D66), Taverne (VVD) en de plaatsvervangend leden Biskop (CDA), Klijnsma (PvdA) en Harbers (VVD).

Naar boven