32 513 Verslagen van de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven

Nr. 15 VERSLAG OVER HET VERZOEKSCHRIFT 1 VAN H. O. TE H. 2 BETREFFENDE TOEPASSING HARDHEIDSCLAUSULE

Vastgesteld 23 september 2010

Klacht

Verzoeker vraagt of hij zijn twee «oude regime «lijfrentepolissen zonder fiscale gevolgen kan inwisselen tegen zijn «nieuwe regime» lijfrentepolis met toepassing van de hardheidsclausule.

Feiten

Verzoeker heeft in 1995 een oudedagslijfrenteverzekering afgesloten waarop het regime van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (Brede Herwaardering) van toepassing was. Hij heeft hiervoor in de periode 1995 tot en met 2004 jaarlijks premie betaald en deze afgetrokken van zijn belastbare inkomen. Overeengekomen is dat de lijfrenteverzekering in november 2016 tot uitkering zou komen. Onder het regime van de Brede herwaardering was de ingangsdatum van een oudedagslijfrente vrij; ingevolge de Wet inkomstenbelasting 2001 moet een oudedagslijfrente waarvoor premieaftrek is genoten, uiterlijk ingaan in het jaar waarin verzekeringnemer 70 wordt. Omdat verzoeker na 2001 nog lijfrentepremies heeft afgetrokken, is de Wet inkomstenbelasting 2001 van toepassing. De lijfrenteverzekering moet met ingang van 17 november 2011 worden uitgekeerd zodat verzoeker minder lijfrentekapitaal zal hebben opgebouwd. Verzoeker heeft ook twee lijfrenteverzekeringen in 1991 waarvoor hij eenmalig een koopsom heeft gestort. Verzoeker heeft verzocht om met toepassing van de hardheidsclausule deze oude lijfrenteverzekeringen in te wisselen tegen de latere lijfrenteverzekering waarvoor de Wet inkomstenbelasting 2001 geldt zonder het fiscale gevolg dat de verzekering wordt geacht te zijn afgekocht op 19 november 2011. Het verzoek is afgewezen.

Overwegingen

Verzoeker voert aan dat zijn voorstel om de oude polis – eventueel met vermindering van de genoten fiscale premieaftrek – om te zetten in een levenslange uitkering en de latere lijfrenteverzekering te laten doorlopen tot november 2016 een kapitaalsvernietiging van € 25 000 met bijkomende poliskosten en provisies kan voorkomen. Hij vindt dat daarmee niemand tekort wordt gedaan en dat onnodige kosten hiermee worden voorkomen.

De minister stelt zich op het standpunt dat verzoeker bewust heeft gekozen voor het belastingregime van de Wet inkomstenbelasting 2001 door de lijfrenteaftrek te vervolgen. De wetgever heeft ervoor gekozen om aan de oudedagsrente een uiterste ingangsdatum met de leeftijdsgrens van 70 jaar te verbinden. Omdat de leeftijdsgrens een bewuste keuze is van de wetgever, kan de hardheidsclausule niet worden toegepast. De hardheidsclausule kan alleen worden toegepast als de wet een gevolg heeft dat de wetgever had voorkomen als hij dat gevolg bij het maken van de wet had voorzien. Ook kan door het verstrijken van de termijnen niet worden teruggekomen op de premieaftrek over de jaren 2001 tot en met 2004.

Oordeel van de commissie3

De minister kan worden gevolgd in zijn standpunt.

Voorstel aan de Kamer

Er is geen aanleiding om de Kamer een voorstel te doen.

De fungerend voorzitter van de commissie,

Van Gent

De griffier van de commissie,

De Gier


XNoot
1

Dit adres en de stukken welke de commissie bij haar onderzoek ten dienste hebben gestaan, liggen op het commissiesecretariaat Verzoekschriften, Lange Poten 4, Den Haag, ter inzage van de leden.

XNoot
2

Naam en adres van verzoeker zijn de commissie bekend.

XNoot
3

De commissie bestaat uit de leden: Van Gent (GL) fungerend voorzitter, Cörüz (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Van Raak (SP), Elissen (PVV), Mulder (VVD) en de plaatsvervangende leden Blanksma-van den Heuvel (CDA), Neppérus (VVD) en Blok (VVD).

Naar boven