32 500 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2011

Nr. 96 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 april 2011

Tijdens het Algemeen Overleg op 10 maart 2011 (kamerstuk 28 684, nr. 310) heb ik toegezegd het Openbaar Ministerie te vragen mij bij ambtsbericht nader te informeren met betrekking tot onderzoeksmogelijkheden naar de «Miracle of Love» organisatie en daarover vervolgens de Kamer te informeren.

Ik bericht u op basis van de informatie van het Openbaar Ministerie en in aanvulling op mijn brief van 8 maart jl. (kamerstuk 32 500 VI, nr. 89) als volgt.

Het Openbaar Ministerie heeft de betreffende televisieuitzending over de «Miracle of Love» beweging bekeken en beoordeeld op eventueel strafbaar handelen.

Op basis van deze uitzending kan naar het oordeel van het Openbaar Ministerie niet worden geconcludeerd dat er aanwijzingen zijn dat er binnen deze organisatie strafbare feiten worden gepleegd. Deelname aan «Miracle of Love» geschiedt op vrijwillige basis en deelnemers worden vrijgelaten om mee te doen aan activiteiten. Er bestaat onmiskenbaar een zekere groepsdruk, maar niet zodanig dat onttrekking daaraan niet mogelijk is.

Meer in het bijzonder zijn er geen aanwijzingen voor zedendelicten als verkrachting (art. 242 Sr) of aanranding (art. 246 Sr). Niet gebleken is dat er sprake is van dwang en evenmin van het seksueel binnendringen van een lichaam. Ook biedt de uitzending geen aanwijzingen voor vrijheidsberoving (art. 282 Sr), gijzeling (art. 282a Sr) of wederrechtelijke dwang (art. 284 Sr). De deelnemers beschikten over de code van de toegangsdeur en waren kennelijk vrij om te gaan wanneer zij dat wilden. Aanwijzingen voor vermogensdelicten zoals oplichting (art. 326 Sr) ontbreken eveneens. De vragen om een donatie of contributie kunnen ook in de context van de organisatie zoals de televisie uitzending daarvan een beeld geeft, geen aanwijzing voor vermogensdelicten opleveren.

Ook thans zijn bij het Openbaar Ministerie geen meldingen of aangiften met betrekking tot deze organisatie bekend. Ook overigens heeft het Openbaar Ministerie geen aanwijzingen gevonden die grond kunnen vormen voor een verdenking dat binnen de organisatie strafbare feiten worden gepleegd.

Daarom is er voor het Openbaar Ministerie geen aanleiding om ambtshalve een onderzoek te doen naar de organisatie. Wanneer evenwel alsnog concrete aanwijzingen naar voren komen van strafbare feiten, zal het Openbaar Ministerie een onderzoek instellen.

De minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

Naar boven