32 500 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2011

Nr. 79 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 januari 2011

In reactie op het verzoek van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (bij brief van 16 december 2010, (uw kenmerk 2010Z19633/2010D52158) om een relaas te ontvangen van de tot nu toe bekende feiten van de zedenzaak op een kinderdagverblijf in Amsterdam, bericht ik u, mede namens mijn ambtgenoot van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, als volgt.

Op 12 december jongstleden heeft de Amsterdamse vierhoek, bestaande uit de hoofdofficier van justitie, de korpschef, de directeur van de GGD en de burgemeester, bekend gemaakt dat er een verdachte was aangehouden ter zake van ondermeer seksueel misbruik van kinderen in Amsterdam. Hoewel het onderzoek nog gaande is, is duidelijk, dat het een ernstige en omvangrijke zaak is, met veel slachtoffertjes.

In de eerste plaats hecht het kabinet er aan steun en medeleven uit te spreken voor de ouders en de betrokken kinderen. De eerste zorg van de betrokken instanties is ook steeds gelegen in de zorg voor en bijstand aan hen. Al deze instanties plegen maximale inzet om alle benodigde zorg te bieden. Tegelijkertijd wordt met man en macht gewerkt aan het strafrechtelijk onderzoek. Zowel het Openbaar Ministerie als de politie heeft ruime capaciteit voor dit onderzoek beschikbaar gesteld.

Op 12 januari jongstleden hebben wij een werkbezoek gebracht aan Amsterdam en hebben daarbij zelf de professionaliteit en inzet kunnen waarnemen waarmee de medewerkers van de bij deze zaak betrokken instanties aan het werk zijn. Wij hebben onze complimenten voor de aanpak gegeven. Ook hebben we mogen zien hoe reeds vanaf de start van het onderzoek spontaan bijstand is verleend aan Amsterdam vanuit andere plaatsen. Zo worden GGD-medewerkers en gespecialiseerde politiemensen van elders ingezet in Amsterdam. Het kabinet steunt de aanpak en volgt de verrichtingen van de betrokken instanties en het verloop van de zaak. Ook het Rijk verleent bijstand, daar waar nodig.

De aard en omvang van de zaak roept vanzelfsprekend niet alleen bij betrokkenen, maar bij een ieder afschuw en vragen op. Dat betreft niet alleen vragen over het feitelijk gebeurde, maar ook vragen over hoe die feiten zich hebben kunnen voordoen. De zorg om veiligheid van jonge kinderen staat ook voor het kabinet voorop.

Net als het lokale bestuur zullen ook wij, vanuit onze verantwoordelijkheid voor landelijk beleid, bezien welke lessen te trekken zijn uit deze zaak. Daarvoor is het allereerst van belang dat zo goed mogelijk in kaart gebracht wordt wat er precies is gebeurd. Het is van groot belang dat er in deze zaak geen voorbarige conclusies worden getrokken. De betrokken ouders en kinderen zijn gediend met zoveel mogelijk rust in deze zaak.

Het kabinet heeft met instemming kennisgenomen van de start van een onafhankelijk onderzoek onder leiding van prof. dr. Gunning-Schepers op verzoek van de burgemeester van Amsterdam (in samenspraak met de vierhoek en na overleg met ons). Bij brief van 20 december jongstleden aan de gemeenteraad van Amsterdam, heeft het College van burgemeester en wethouders bericht dat dit onderzoek ertoe strekt alle feiten en omstandigheden te onderzoeken met betrekking tot de vraag hoe het misbruik van kinderen in kinderdagverblijven en elders heeft kunnen plaatsvinden. Dit omvat het optreden van alle betrokken partijen, instellingen en overheidsinstanties. Het doel is om vast te stellen wat er gebeurd is en om op basis daarvan lessen te trekken voor een betere beveiliging van kinderen in de toekomst.

Het onderzoek van prof. dr. Gunning-Schepers staat los van het strafrechtelijk onderzoek van het Openbaar Ministerie. Wel wordt het reeds gestarte onderzoek naar een eerdere melding over de hoofdverdachte in 2008 (zie daaromtrent het feitenoverzicht) door het zogenaamde coldcase team van de politie in het onderzoek van prof. dr. Gunning-Schepers betrokken. In maart van dit jaar wordt het eindrapport verwacht, aldus genoemde brief.

Het kabinet zal aan dit onderzoek, waar nodig of gewenst, bijstand verlenen. Aan de hand van de resultaten van dat onderzoek zullen het gemeentebestuur van Amsterdam en wij bezien wat in de toekomst nodig is om het risico op herhaling zo veel mogelijk te beperken.

Voor een chronologisch overzicht van de feiten die thans bekend zijn, verwijs ik u naar de bijlage bij deze brief1. Hierbij zij opgemerkt dat thans nog geen volledig overzicht van de feiten beschikbaar is en ook niet alles dat uit het nog lopende strafrechtelijke onderzoek naar voren is gekomen, kan worden meegedeeld. Ongewenste doorkruising van dat onderzoek dient immers te worden voorkomen.

De minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Naar boven