32 500 V Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2011

W VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 5 juli 2011

Op 5 april 2011 heeft de Eerste Kamer tijdens het begrotingsdebat over de effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking verscheidene moties ingediend waarvan er zes zijn aangenomen. Met een tweetal brieven heeft de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken op 29 april jl. geantwoord op een van de aangenomen moties (EK 32 500 V, Q, motie-Kuiper) en op een ingetrokken motie (EK 32 500 V, L, motie-Willems). In de brief van de staatssecretaris van 28 april 2011 in antwoord op de motie-Thissen heeft hij aangegeven deze onverkort te kunnen uitvoeren (EK 32 500 V, P). Op de overige vier aangenomen moties is nog geen reactie ontvangen.

Naar aanleiding daarvan is door de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking1 op 28 juni 2011 een brief gestuurd aan de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken.

De staatssecretaris heeft op 4 juli 2011 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking,

Christward Gradenwitz

BRIEF AAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Den Haag, 28 juni 2011

Op 5 april heeft de Eerste Kamer tijdens het begrotingsdebat over de effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking verscheidene moties ingediend waarvan er zes zijn aangenomen. Met een tweetal brieven heeft u op 29 april jl. geantwoord op een van de aangenomen moties (EK 32 500 V, Q, motie-Kuiper) en op een ingetrokken motie (EK 32 500 V, L, motie-Willems). In uw brief van 28 april 2011 in antwoord op de motie-Thissen heeft u aangegeven deze onverkort te kunnen uitvoeren (EK 32 500 V, P). Op de overige vier aangenomen moties is tot op heden geen reactie ontvangen.

De commissie BDO zou graag van u willen vernemen op welke wijze u uitvoering wilt geven aan de aangenomen moties. Mede met het oog op de begrotingsvoorbereiding voor 2011–2012 hecht de commissie er aan dat in deze voorbereiding de uitkomst van de parlementaire beraadslaging in de Eerste Kamer wordt meegenomen. Van vier moties (EK 32 500 V, K, motie-Eigeman; EK 32 500 V, M, motie-Willems; EK 32 500 V, N, motie-Smaling en EK 32 500 V, O, motie-Smaling) is vooralsnog geen beleidsreactie bekend.

Wat uw reactie op de motie-Kuiper (EK 32 500 V, Q) betreft wil de commissie opmerken dat deze een onvolledig antwoord bevat op het dictum van de motie. De motie ziet verder dan het begrotingsjaar 2010–2011, waarvan de begroting inderdaad is vastgesteld door deze Kamer. Gevraagd wordt een heroverweging van de inzet van middelen in het medefinancieringskanaal i.c. het ongedaan maken van een extra korting voor de periode 2011–2015. Overigens vraagt ook de motie-Willems (EK 32 500 V, M) om een herschikking van middelen ten gunste van medefinancieringsorganisaties. Beide moties kunnen dan ook in samenhang worden gezien.

De motie-Kuiper vraagt tevens nog tot een akkoord te komen met medefinancieringsorganisaties over de wijze waarop zij na 2015 gefinancierd willen worden. Op deze vragen is in feite niet geantwoord. Voorts is de commissie benieuwd op welke wijze de staatssecretaris uitvoering wil geven aan zijn voornemen medefinancieringsorganisaties weer op de reeds eerder afgesproken voet te financieren bij een stijgend BNP.

Graag ontvangt de commissie een concrete reactie op de moties en op de inhoud van deze brief voor 4 juli aanstaande. Uw reactie kan dan op 5 juli in de laatste commissievergadering voor het zomerreces worden besproken.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking,

G. J. de Graaf

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 juli 2011

In reactie op uw brief van 28 juni bericht ik u hierbij over de stand van zaken in de uitvoering van vijf moties ingediend door Uw Kamer op 5 april 2011.

Motie-Eigeman over bedrijvigheid in OS-landen (32 500 V, K)

Deze motie verzoekt de regering om een nader beleidskader te ontwerpen voor het stimuleren van bedrijvigheid in ontwikkelingslanden, waarin onderwijs, publieke gezondheidszorg en de focus op voedsel en water meer in samenhang worden aangepakt.

Tijdens het debat op 5 april heb ik aangegeven, dat ik deze motie zie als ondersteuning van beleid, mits de focus gehandhaafd blijft op de vier speerpunten uit de Focusbrief.

In de Memorie van Toelichting 2012 zal ik, zoals toegezegd, nader toelichten hoe de speerpunten in samenhang zullen worden uitgevoerd. Hierbij zal ik ook aandacht schenken aan het stimuleren van bedrijvigheid in ontwikkelingslanden bij elk van de thema’s.

Motie-Willems over Europees OS-beleid (EK 32 500 V, M)

In mijn reactie op deze motie gaf ik tijdens het debat aan dat Nederland, zoals de motie vraagt, erop inzet om het EOF onder de begroting te brengen.

Voor de verdere uitvoering van deze motie verwijs ik u naar de geannoteerde agenda voor de informele OS-raad op 14 en 15 juli die een dezer dagen naar de Eerste en Tweede Kamer wordt gestuurd. In de geannoteerde agenda wordt de Nederlandse onderhandelingsinzet voor de toekomst van het EOF uitgelegd. Deze inzet is in lijn met de motie-Willems.

Motie-Smaling over een regionale visie voor West-Afrika (EK 32 500 V, N)

In deze motie wordt de regering verzocht een visie voor West-Afrika te ontwikkelen. Op dit moment wordt een dergelijke visie voorbereid. Ik zal u na de zomer, maar voor de begrotingsbehandeling hierover een brief sturen.

Motie-Smaling over bezuinigingen op hoger en beroepsonderwijs (EK 32 500 V, O)

Ik ben, zoals ook aangegeven tijdens het debat op 5 april, bereid terughoudend te zijn met het bezuinigen op hoger en beroepsonderwijs voor buitenlandse studenten in Nederland (te weten het beurzenprogramma Netherlands Fellowship Programme NFP). Tegelijkertijd vormen ook de hoger onderwijsprogramma’s, waaronder het beurzenprogramma, en de Nederlandse kennisinfrastructuur geen uitzondering op de bezuinigingen die ik nu eenmaal moet opleggen.

In de meerjarige budgettaire ramingen heb ik daarom ingestemd met bezuinigingen op de hoger onderwijsprogramma’s NICHE (universitaire samenwerking t.b.v. capaciteitsopbouw) en NFP tot een niveau van EUR 75 miljoen per jaar in de periode 2012–2014, vanaf een oorspronkelijk voorziene EUR 124 miljoen voor 2011. Vanaf 2013 wordt dit budget deels betaald uit de intensiveringsmiddelen voor voedselzekerheid (2013: EUR 15 mln, 2014: EUR 30 mln)

Daarnaast vindt nog overleg plaats met het ministerie van OCW over de ODA-bijdrage vanuit OCW aan Nederlandse instellingen voor internationaal onderwijs.

Tot slot onderzoek ik, in overleg met posten en themadirecties, mogelijkheden om vooral binnen het NICHE programma meer partners (waaronder NGO’s en private sector) te betrekken bij de ontwikkeling van hoger onderwijs en onderzoek in partnerlanden.

Motie-Kuiper over inzet van middelen in het medefinancieringskanaal (EK 32 500 V, Q)

De motie vraagt om het ongedaan maken van de korting op MFS II voor de periode 2011–2015. Zoals aangegeven in mijn brief van 29 april, is voor 2011 de begroting al goedgekeurd en zal de korting niet ongedaan gemaakt worden. Ook over de periode 2012–2015 zal de motie niet worden uitgevoerd. De korting zal niet worden teruggedraaid, omdat hier geen dekking voor is in de begroting.

De motie vraagt tevens om tot een akkoord te komen met medefinancieringsorganisaties over de wijze waarop zij na 2015 gefinancierd kunnen worden. Ik bezin me momenteel op de toekomstige relatie met het maatschappelijk middenveld op het gebied van internationale samenwerking. Vanzelfsprekend zullen de maatschappelijke organisaties hier ook bij betrokken worden.

In mijn brief van 29 april heb ik gemeld dat ik bij een stijgend BNP de zorgen van de Eerste en Tweede Kamer mee zal wegen in de besluitvorming over de verdeling van extra middelen. Dat geldt onverkort.

De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

H. P. M. Knapen


X Noot
1

Samenstelling: Holdijk (SGP), Van der Linden (CDA), G.J. de Graaf (VVD), Franken (CDA), (vice-voorzitter), Nagel (50Plus), Van Kappen (VVD) (voorzitter), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), Smaling (SP), (vice-voorzitter), Strik (GL), Vliegenthart (SP), K.G. de Vries (PvdA), Knip (VVD), Martens (CDA), Van Boxtel (D66), Th. de Graaf (D66), Ganzevoort (GL), De Lange (OSF), Koole (PvdA), Schrijver (PvdA), Vlietstra (PvdA), M. de Graaf (PVV), M. de Graaff (PVV), Sörensen (PVV) en Bröcker (VVD).

Naar boven