Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 februari 2011
Tijdens het Algemeen Overleg van afgelopen 16 november (kamerstukken 2010/11, 32 472, nr. 4) is veel aandacht besteed aan cisgenese en het RIKILT rapport over de voedsel- en diervoederveiligheid van cisgene gewassen.
De plantenveredeling, waarin NL een belangrijke positie in de wereld bekleedt, zal zich blijven ontwikkelen. Nieuwe veredelingstechnieken,
waaronder cisgenese, zijn een voorbeeld hiervan. Voor een groot aantal van deze nieuwe technieken is nog onduidelijk of ze
wel of niet onder de EU ggo-regelgeving vallen. Het is belangrijk om hierover helderheid te scheppen. Bijvoorbeeld omdat
ook het MKB gebruik van deze nieuwe technieken moet kunnen maken en om de kansen die deze technologieën bieden voor verduurzaming
van de landbouw, te kunnen benutten. Ik wil bevorderen dat hier op Europees niveau op zo kort mogelijke termijn duidelijkheid
over wordt verkregen.
De EU werkgroep, waarin experts op het gebied van technologie en beleid uit verschillende lidstaten deelnemen, komt op 23
en 24 februari voor de laatste keer bijeen. De werkgroep zal haar bevindingen in de vorm van een advies over de status van
de technieken, in de eerste helft van 2011 presenteren.
Zoals toegezegd tijdens het AO informeer ik u via de bijlage bij deze brief over de deelnemers van deze EU werkgroep en hun
expertise.1 De werkgroep adviseert de lidstaten vanuit een technisch oogpunt over de mogelijkheden van vrijstelling van acht technieken
onder de huidige EU ggo-regelgeving. Een uitspraak over de veiligheid maakt geen deel uit van het mandaat van de werkgroep.
Op verzoek van een aantal Lidstaten, waaronder NL, heeft de EC het JRC opdracht gegeven te rapporteren over een aantal aanvullende
aspecten die van belang zijn om te beslissen over de status van de technieken onder de huidige EU ggo-regelgeving. Begin van
dit jaar wordt een rapport over de detectiemogelijkheden en economische aspecten van deze technieken verwacht, hierin zal
ook kort worden ingegaan op de veiligheidsaspecten.
Veiligheid voor mens, dier en milieu is van het grootste belang. Juist voor een techniek die mogelijkerwijs in aanmerking
komt om buiten de ggo-regelgeving te vallen, moet de veiligheid niet ter discussie staan.
Zoals ik in het debat met u al aangegeven heb, is veiligheid voor voedsel- en diervoedertoepassingen van cisgene gewassen
door het RIKILT in kaart gebracht. Niet alleen het soort gen dat geïntroduceerd wordt, maar ook het feit dát dit gen geïntroduceerd
wordt, kan van invloed zijn op de voedsel- en diervoederveiligheid. Daarnaast luidt de conclusie van het RIKILT dat het begrip
cisgenese dusdanig is dat hieronder een brede groep gewassen zal vallen die niet op voorhand in te kaderen is. Het RIKILT
concludeert op basis daarvan dat het op voorhand generiek vaststellen van de voedsel- en diervoederveiligheid voor cisgene
gewassen niet mogelijk is.
Uit het debat met uw kamer blijkt dat een aantal fracties een aanvullend onderzoek naar de veiligheidsaspecten van cisgene
gewassen in vergelijking met de klassieke veredelde gewassen wenst. De motie van het lid Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU)
c.s. verzoekt de regering dan ook om een aanvullend onderzoek uit te laten voeren naar de risico’s op allergie en toxiciteit
van cisgenese ten opzichte van traditionele veredeling.
In lijn met het werk van de EU werkgroep en in aanvulling op de rapporten op basis waarvan de Lidstaten tegen de zomer een
beslissing over de status van de technieken zullen moeten nemen, ben ik van mening dat een onafhankelijk Europees onderzoek
hier een passend en bruikbaar antwoord op geeft. Na uitvoerig overleg tussen NL en de EC, heeft de EC besloten EFSA te mandateren
om dit onderzoek voor de nieuwe technieken uit te laten voeren. Op verzoek van NL wordt EFSA verzocht dit onderzoek te beginnen
voor cisgenese en haar opinie voor de zomer van 2011 te publiceren. Zodra ik meer informatie heb, informeer ik u hier vanzelfsprekend
over.
De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
J. J. Atsma