32 462 Genitale verminking

Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 augustus 2010

Hierbij bied ik u, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), het onderzoeksrapport «Strafrechtelijke opsporing en vervolging van Vrouwelijke Genitale Verminking – de Franse praktijk» aan.1 Tijdens het Algemeen Overleg over Vrouwelijke Genitale Verminking (VGV) op 7 april 20092 heb ik uw Kamer, mede namens de toenmalige Staatssecretaris van VWS, toegezegd dat onderzocht zal worden of de Franse «good practice» van strafrechtelijke opsporing en vervolging van VGV bruikbare informatie voor Nederland kan opleveren. Tijdens het Algemeen Overleg voornoemd heb ik uw Kamer tevens toegezegd om een expertmeeting te organiseren over de knelpunten in de bewijsvoering in VGV-zaken en te bevorderen dat VGV tot specifiek aandachtspunt van officieren van justitie zedenzaken en huiselijk geweld zal worden gemaakt.

In deze brief ga ik in op de belangrijkste conclusies en aanbevelingen uit het onderzoeksrapport en informeer ik u tevens over de hiervoor genoemde andere toezeggingen.

Aanleiding en doel onderzoek

Hoe vaak VGV in Nederland voorkomt, is onbekend, noch zijn daarover enigszins betrouwbare schattingen. Opsporing en vervolging van deze verminking in Nederland heeft tot op heden niet geleid tot veroordelingen. Uit eerdere onderzoeken en publicaties is al veel bekend over het beleid en de regelgeving op het gebied van VGV in België, Frankrijk, Verenigde Staten, Verenigd Koninkrijk, Zweden en Duitsland. Hieruit ontstaat het beeld dat Frankrijk het land is met de meeste ervaring met het succesvol strafrechtelijk opsporen en vervolgen van VGV.

Het onderzoek dient ertoe om de praktijk in Frankrijk te analyseren, daarover te rapporteren en, waar mogelijk, een bijdrage te leveren aan effectieve opsporing en vervolging van VGV in Nederland.

Belangrijkste bevindingen en aanbevelingen

De belangrijkste conclusie in het onderzoeksrapport is dat de praktijk van opsporing en vervolging van VGV in Frankrijk maar gedeeltelijk succesvol is. De in Nederland bestaande indruk dat Frankrijk op het gebied van opsporing en vervolging van VGV moet worden gezien als «gidsland» verdient dus in ieder geval nuancering. Allereerst omdat de enkele tientallen strafzaken zich beperken tot de regio rond Parijs. In andere regio’s met risicogroepen heeft, voor zover bekend, geen vervolging van VGV plaatsgevonden. Daarnaast worden de VGV-strafzaken in Frankrijk niet verklaard door een andere vorm van opsporing en vervolging dan in Nederland, maar door een hoog aantal meldingen en een hoog aantal veroordelingen.

Voor de Nederlandse praktijk kunnen volgens de onderzoekers vooral lessen worden getrokken met betrekking tot de fase van ontdekking en melding. Ook benadrukken de onderzoekers dat Frankrijk weliswaar meer veroordelingen voor VGV kent, maar dat de aanpak van VGV in Nederland veel meer geïntegreerd is met aandacht voor preventie en hulpverlening en daarmee in sommige opzichten juist voorloopt op de Franse praktijk.

De aanbevelingen uit het onderzoeksrapport sluiten nauw aan bij maatregelen die reeds in gang zijn gezet. De onderzoeksresultaten leiden daarom niet tot nieuwe maatregelen in de aanpak van VGV in Nederland. De reeds in gang gezette maatregelen zijn verwoord in de kabinetsreactie op het onderzoeksrapport «resultaten analyse VGV zaken» (Van Montfoort onderzoek) van 6 februari 20093.

Daarnaast is een wetsvoorstel in voorbereiding waarin aan organisaties en zelfstandige beroepsbeoefenaren de plicht wordt opgelegd om een meldcode te hanteren voor huiselijk geweld en kindermishandeling, waaronder VGV. De verplichting zal gaan gelden voor organisaties en zelfstandige beroepskrachten in de (jeugd)gezondheidszorg, het onderwijs, de kinderopvang, de jeugdzorg en de maatschappelijke ondersteuning en eveneens voor politie en justitie. Het gebruik van een meldcode moet professionals ondersteunen in de omgang met signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling. Onderzoek wijst uit dat hulp- en zorgverleners en leraren die met een meldcode werken drie keer zo vaak melden als collega’s waar geen meldcode voorhanden is4. De verwachting is dat een meldcode ook zal leiden tot meer meldingen van VGV.

Verder wordt er extra aandacht besteed aan het beroepsgeheim van professionals versus het melden van kindermishandeling en huiselijk geweld. Om meer informatie over het beroepsgeheim te geven heeft de overheid de brochure uitgebracht «Horen, zien en zwijgplicht? Wegwijzer huiselijk geweld, kindermishandeling en beroepsgeheim».

Expertmeeting over knelpunten in de bewijsvoering in VGV zaken

Op 1 juli 2009 heeft de expertmeeting over de knelpunten in de bewijsvoering in VGV zaken plaatsgevonden, met een vervolg op 3 december 2009. Deelnemers aan deze expertmeeting waren deskundigen van het Ministerie van Justitie, het Ministerie van VWS, het Parket-Generaal/het OM, de Raad voor de kinderbescherming, de MO-groep, de politie, de GGD Amsterdam, Pharos en het Nederlands Forensisch Instituut. Tijdens deze expertmeeting is onder andere ingegaan op de bevoegdheid (competentie) en de bewijscriteria van het OM. Het OM heeft in de bijeenkomst toegelicht aan welke voorwaarden een VGV-strafzaak moet voldoen alvorens het OM daarmee aan de slag kan. Daarnaast zijn de knelpunten in de bewijsvoering in VGV-zaken ten aanzien van de hulpverlening, het medisch onderzoek en de samenwerking in de keten omschreven.

Als een van de belangrijkste knelpunten in de vervolging van VGV zaken is tijdens de expertmeeting naar voren gekomen dat er ketenbreed nog altijd onvoldoende inzicht bestaat in de omvang van de problematiek en de behoeftes vanuit het slachtofferperspectief en dat er meer tijd, opleiding en ervaring nodig is voor verdere kennisvergaring. Daarnaast is als een ander belangrijk knelpunt onderkend dat er in Nederland onvoldoende medische expertise aanwezig is op het gebied van de herkenning van VGV. Als er sprake lijkt te zijn van VGV is het voor artsen vaak moeilijk om dit onomstotelijk vast te stellen. Dit bemoeilijkt mede de bewijsvoering in VGV zaken en daarmee de vervolging door het OM.

Naast de aanwijzing van de knelpunten heeft de expertmeeting bijgedragen aan de verdere uitwisseling van kennis over VGV tussen de verschillende experts.

Verder is afgesproken dat de politie in VGV zaken van het AMK en de RvdK in een vroeg stadium betrokken zal gaan worden. De politie zal zo in een eerder stadium kunnen werken aan het veiligstellen van bewijs in VGV zaken en het AMK en de RvdK in een vroeg stadium kunnen adviseren met het oog op het doen van aangifte. Voor het vergroten van de kennis over VGV zijn bij het AMK en de RvdK al trajecten in gang gezet. Zo is het handelingsprotocol VGV in werking gesteld. Dit protocol maakt inzichtelijk hoe professionals kunnen handelen vanaf het moment van een melding of een adviesvraag bij het AMK. Ook zijn bij zowel de RvdK als het AMK aandachtsfunctionarissen VGV benoemd. Binnen de RvdK en het AMK moeten deze aandachtsfunctionarissen altijd bij VGV zaken worden betrokken. Ook heeft de RvdK een factsheet ontwikkeld voor medewerkers en is er een document opgesteld met daarin de juridische mogelijkheden van de RvdK in VGV zaken. Vanuit VWS zijn trainingen verzorgd door Pharos voor de AMK-aandachtsfunctionarissen. Het Parket-Generaal is actief bij deze trainingen betrokken door inhoudelijk een bijdrage te leveren met als doel de aangiftebereidheid bij het AMK en de RvdK te verhogen.

Verder is in het najaar een symposium voorzien over de medische herkenning en het diagnosticeren van VGV. Dit ter bevordering van de opbouw van de medische expertise ten aanzien van VGV in Nederland. Het ministerie van Justitie, het ministerie van VWS, het Nederlands Forensisch Instituut en Pharos zijn betrokken bij de organisatie van dit symposium.

VGV specifiek aandachtspunt voor Officieren van Justitie zeden en huiselijk geweld

Met de inwerkingtreding van de Aanwijzing Kindermishandeling per 1 augustus 2009, waarin VGV uitdrukkelijk als een apart hoofdstuk en als een aparte vorm van kindermishandeling besproken wordt, is VGV onder de aandacht gebracht van de officieren van justitie zeden en huiselijk geweld. Hiermee is gevolg gegeven aan de toezegging hierover aan uw Kamer.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

XNoot
2

Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 28 345, nr. 88.

XNoot
3

Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 28 345, nr. 77.

XNoot
4

Meldcodes kindermishandeling: Beschikking, waardering, gebruik en scholing. Drs. Ingmar Doeven, april 2008 (Verslag van onderzoek naar de beschikking over, de waardering van en scholing in het gebruik van meldcodes kindermishandeling, uitgevoerd door Veldkamp in opdracht van het ministerie voor Jeugd en Gezin).

Naar boven