Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 32419 nr. I |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 32419 nr. I |
Vastgesteld 11 juli 2012
De leden van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties2 hebben kennisgenomen van de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan de Eerste Kamer van 16 mei jl. inzake de evaluatie van de Onderwijsagenda Caribisch Nederland (referentie 409072) en van de brief van de minister aan de Tweede Kamer van 26 april 2012, waarin zij onder meer ingaat op de mogelijkheden voor het opheffen van belemmeringen voor Nederlands onderwijzend personeel dat enkele jaren in Caribisch Nederland wil werken (33 000 IV, nr. 72). Naar aanleiding daarvan hebben zij nog een aantal nadere vragen gesteld die zijn opgenomen in de brief aan de minister van 19 juni 2012.
De minister heeft op 6 juli 2012 gereageerd.
De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.
De griffier van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties, Fred Bergman
BRIEF AAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Den Haag, 19 juni 2012
De leden van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief aan de Eerste Kamer van 16 mei jl. inzake de evaluatie van de Onderwijsagenda Caribisch Nederland (uw referentie 409072) en van uw brief aan de Tweede Kamer van 26 april 2012, waarin u onder meer ingaat op de mogelijkheden voor het opheffen van belemmeringen voor Nederlands onderwijzend personeel dat enkele jaren in Caribisch Nederland wil werken (33 000 IV, nr. 72). De commissie spreekt graag haar waardering uit voor de door u geleverde inspanningen ten aanzien van het onderwijs in Caribisch Nederland. Zij heeft echter nog een aantal nadere vragen naar aanleiding van de genoemde brieven.
In uw brief van 26 april jl. geeft u aan dat de expatregelingen, zoals die gelden voor personeel van Defensie of BZK, niet hanteerbaar zijn voor het onderwijs. De leden van de commissie onderschrijven het feit dat de leraren in dienst zijn van scholen en niet van de rijksoverheid en dat daardoor een directe toepassing van deze regelingen niet mogelijk is. Zij vragen de regering aan te geven of er, ondanks deze complexiteit, niet alsnog mogelijkheden zijn een permanente regeling te treffen waarvan de uitwerking vergelijkbaar is met genoemde expatregelingen. Hierbij denkt de commissie bijvoorbeeld aan het In Rijksdienst nemen van docenten om deze te kunnen detacheren in Caribisch Nederland, maar wellicht dat de regering ook andere mogelijkheden ziet.
Daarnaast heeft de commissie een aantal vragen ten aanzien van de door de staatssecretaris van OCW tijdelijk beschikbaar gestelde middelen aan de scholen om deze belemmeringen weg te nemen. Het genoemde bedrag van € 4 540 500,– zal de komende vier jaren (2012 t/m 2015) toegevoegd worden aan de lumpsum van de scholen in Caribisch Nederland. De regering zal het effect van de maatregelen volgen aan de hand van de jaarverslagen van de betreffende scholen. Is er voorzien in een mogelijkheid om tussentijds, bijvoorbeeld na een jaar, aanvullende maatregelen te nemen wanneer blijkt dat het aantal vacatures niet voldoende is ingevuld? De regeling heeft een tijdelijk karakter, namelijk tot en met 2015. Wat is de visie van de regering op de periode na 2015, gelet op het permanente karakter van de belemmeringen zoals verhuiskosten, het pensioengat en het AOW-gat. Verdient het niet de voorkeur te voorzien in een permanente regeling?
Mochten de aangekondigde maatregelen niet voldoende effect sorteren ten aanzien van de invulling van de vacatures, welke invloed zal dit naar het oordeel van de regering hebben op de kwaliteit van het onderwijs in Caribisch Nederland en de uitvoering van de Onderwijsagenda Caribisch Nederland?
De leden van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties zien uw reactie met belangstelling binnen vier weken na dagtekening van deze brief tegemoet.
Voorzitter van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties, M. Y. Linthorst
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 juli 2012
In hun brief van 19 juni hebben de leden van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties een aantal vragen gesteld die betrekking hebben op het bovengenoemde onderwerp. Hieronder ga ik in op de gestelde vragen.
Allereerst heeft de commissie gevraagd om te bezien of niet alsnog voor leraren uit Europees Nederland, die tijdelijk willen gaan werken in Caribisch Nederland, een permanente regeling kan worden getroffen die vergelijkbaar is met de uitzendregelingen zoals die gelden voor personeel van Defensie of BZK, dat wordt uitgezonden, of met bestaande expatregelingen. De commissie stelt in dat verband voor, om deze leraren in Rijksdienst te nemen en vervolgens te detacheren bij een school in Caribisch Nederland. Deze uitzendconstructie is echter formeel niet mogelijk. De Rijksoverheid kan als werkgever geen leraren in dienst nemen en deze vervolgens uitzenden naar een school in Caribisch Nederland. De scholen in Caribisch Nederland zijn zelf verantwoordelijk voor het personeels- en aanstellingsbeleid van de school. Het schoolbestuur bepaalt als werkgever welke leraar in dienst wordt genomen en onder welke voorwaarden.
Uitzending of detachering van leraren naar Caribisch Nederland zou bovendien leiden tot een tweedeling in rechtspositie tussen lokale leraren, die worden aangesteld tegen lokale arbeidsvoorwaarden, en leraren uit Europees Nederland, die bij uitzending of detachering hun (gunstiger) arbeidsvoorwaarden bij hun werkgever in Europees Nederland behouden. De scholen in Caribisch Nederland hebben aangegeven tegen een dergelijke tweedeling in rechtspositie grote bezwaren te hebben. Ik deel die bezwaren. Mijn uitgangspunt is daarom, dat alle leraren, ongeacht het werelddeel waar men vandaan komt (dus ook leraren uit Europees Nederland) in Caribisch Nederland aan een school worden aangesteld tegen lokale arbeidsvoorwaarden. Dit betekent ook dat terughoudendheid moet worden betracht ten aanzien van de overeenkomstige toepassing van in andere sectoren bij uitzending geldende uitzendregelingen of expatregelingen. Om die reden blijven de door mij getroffen maatregelen beperkt tot het wegnemen van de grootste belemmeringen voor Europees Nederlandse leraren om (tijdelijk) in Caribisch Nederland te gaan werken. Die belemmeringen bestaan vooral uit de nadelige gevolgen voor de sociale zekerheid (lagere pensioen- en AOW-opbouw) en uit mogelijke dubbele woonlasten. Met de getroffen maatregelen kan hiervoor compensatie worden geboden. Jongere leraren kunnen voorts profiteren van de mogelijke substantiële compensatie in studieschuld. Ervaren leraren uit Europees Nederland zouden door de schoolbesturen kunnen worden benoemd in de hoogst mogelijke lerarenschaal binnen de nieuwe salarisstructuur voor leraren in Caribisch Nederland. Daarmee kunnen nadelige inkomenseffecten beperkt blijven. Ook hebben de scholen de ruimte om bij de inzet van de tijdelijke extra wervingsmiddelen eigen keuzes te maken, zodat op schoolniveau maatwerkoplossingen mogelijk zijn. Voorwaarde is echter wel, dat de middelen worden ingezet voor arbeidsmarktknelpunten. Het effect van de maatregelen op de vacaturevervulling binnen de scholen zal periodiek worden gemonitord.
De leden van de commissie hebben voorts de vraag gesteld wat de visie is van de regering op de periode na 2015 en of niet sprake zou moeten zijn van een permanente regeling, in verband met het permanente karakter van belemmeringen zoals verhuiskosten en pensioen- en AOW-gat.
De tijdelijke wervingsmaatregelen vormen onderdeel van een breder pakket aan maatregelen, gericht op de beschikbaarheid van voldoende goed opgeleide leraren in Caribisch Nederland. Met terugwerkende kracht tot 1 januari 2012 zijn de lerarensalarissen geharmoniseerd en structureel verbeterd. Daarmee wordt de concurrentiepositie van de scholen op de lokale arbeidsmarkt versterkt en wordt het lerarenberoep op de eilanden aantrekkelijker gemaakt. Mogelijk kiezen hierdoor (op termijn) meer studenten voor een lerarenopleiding en kunnen bevoegde mensen op de eilanden die niet (meer) in het onderwijs werkzaam zijn worden overgehaald (weer) in het onderwijs te gaan werken. Streefdoel is dat vacatures in Caribisch Nederland (op termijn) zoveel mogelijk structureel door lokale leraren kunnen worden vervuld. Er bestaan op eilands- of schoolniveau al structurele regelingen voor de vergoeding van de kosten van overtocht, verhuizing en inrichting van contractanten. Ook voor Caribisch Nederland zal de ontwikkeling in vraag en aanbod van onderwijspersoneel meerjarig in kaart worden gebracht en zal de vacaturevervulling periodiek worden gemonitord.
De beschikbaarheid van voldoende bevoegde leraren in Caribisch Nederland is een voorwaarde voor de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs en voor de uitvoering van de Onderwijsagenda Caribisch Nederland. In het lerarenbeleid wordt hieraan door mij dan ook hoge prioriteit gegeven.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart
Samenstelling: Holdijk (SGP), Linthorst (PvdA) (voorzitter), Terpstra (CDA), Slagter-Roukema (SP), Engels (D66), Nagel (50PLUS), Van Bijsterveld (CDA), Van Kappen (VVD), Koffeman (PvdD), Quik-Schuijt (SP), Th. de Graaf (D66) (vice-voorzitter), Ganzevoort (GL), De Lange (OSF), Koole (PvdA), Schrijver (PvdA), Sörensen (PVV), Reynaers (PVV), Van Dijk (PVV), Ester (CU), De Grave (VVD), Beckers (VVD) en Swagerman (VVD).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32419-I.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.