32 395 IXB Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 2010 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET WETSVOORSTEL

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld en derhalve ook gewijzigd. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om voor het jaar 2010 wijzigingen aan te brengen in de departementale begrotingsstaat van het ministerie van Financiën (IXB).

De in de begrotingsstaat opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).

De minister van Financiën,

J. C. de Jager

1. Leeswijzer

De voorliggende suppletore begroting bevat de voorgestelde wijzigingen ten opzichte van de ontwerpbegroting 2010. Deze begroting bestaat uit 7 beleidsartikelen en 2 niet-beleidsartikelen. De beleidsartikelen weerspiegelen bijna het gehele werkterrein van het Ministerie van Financiën; het beheer van de staatsschuld en het kasbeleid zijn opgenomen in de begroting van Nationale Schuld (IX-A).

In paragraaf 2.1 is een overzicht opgenomen van de belangrijkste mutaties (mutaties ≥ € 10 mln.).

Paragraaf 2.2 bevat per beleidsartikel een tabel budgettaire gevolgen van beleid. In deze tabel is bij de beleidsartikelen door middel van de regel «waarvan juridisch verplicht» informatie over de budgetflexibiliteit opgenomen. Het nog niet juridisch verplichte deel van de geraamde programma-uitgaven (peildatum 1 maart 2010) vormt een indicatie voor de mate van budgetflexibiliteit. Voor de apparaatsuitgaven geldt dat de verplichtingen gelijk worden gesteld aan de kasuitgaven. Een groot deel van de apparaatsuitgaven betreft personele uitgaven. Deze zijn naar hun aard op korte termijn weinig flexibel.

Na de tabel budgettaire gevolgen van beleid wordt een toelichting op de cijfers uit de kolom «mutaties 1e suppletore begroting» gegeven. De mutaties kunnen zowel beleidsmatig als financieel-technisch (bijvoorbeeld overboekingen en ramingsbijstellingen) van aard zijn. Conform de Rijksbegrotingsvoorschriften behoeven de technische mutaties niet te worden toegelicht. Ter vergroting van de informatiewaarde is ervoor gekozen een toelichting bij grote programmamutaties op te nemen. Mutaties in de apparaatsuitgaven worden, voor zover deze betrekking hebben op overheveling van formatieplaatsen binnen de begroting of op overheveling tussen Financiën en andere departementen, niet nader toegelicht. De toelichting op de mutaties in de belastingontvangsten is in de Voorjaarsnota opgenomen.

Tot slot is in paragraaf 2.3 en 2.4, vanwege de overgang van de directie Ontwikkeling van het RVOB van het kas-verplichtingenstelsel naar het baten-lastenstelsel per 1 januari 2010, eenmalig een balans en een batenlasten-paragraaf opgenomen.

2. Het beleid

2.1. Overzicht belangrijkste suppletore uitgaven- en ontvangstenmutaties

De belangrijkste mutaties (≥ € 10 mln.) zijn in onderstaande tabellen samengevat en worden daarna toegelicht. Voor een uitgebreidere toelichting wordt verwezen naar de toelichting bij het betreffende artikel.

Tabel: overzicht belangrijkste suppletore uitgavenmutaties (x € 1000)
 

Uitgaven

Artikel

Stand ontwerp-begroting 2010

7.281.708

 
    

Belangrijkste suppletore mutaties:

  

1.

Apparaat Belastingdienst

42.840

1

2.

Bijdrage toezicht AFM en DNB

10.000

2

3.

Superdividend NS/schuldaflossing ProRail

1.400.000

3

4.

Herkapitalisatie ABN Amro

928.000

3

5.

Back-up faciliteit

380.096

3

6.

Uitvoeringskosten staatsdeelnemingen

20.000

3

7.

Mult.ontw.banken en -fondsen HGIS

– 43.815

4

8.

Lening Griekenland

1.800.000

4

9.

Exportkredietverzekering

40.000

5

10.

Apparaat (algemeen(

14.029

9

11.

Overige mutaties (saldo)

15.482

 

Stand 1e suppletore begroting 2010

11.888.340

 

Toelichting

  • 1. De mutatie wordt voornamelijk veroorzaakt door hogere uitgaven in verband met: uitvoeringskosten BES, kosten voor vervolging belastingplichtigen en een BTW-correctie in het kader van de liberalisering van de postmarkt.

  • 2. Het bedrag komt voort uit enerzijds hogere pensioenlasten en anderzijds een compensatie van gerestitueerde heffingen bij DNB.

  • 3. In 2009 heeft de NS een superdividend van € 1,4 mld. uitgekeerd aan de Staat. Hiermee heeft in 2010 een schuldaflossing ten aanzien van ProRail plaatsgevonden.

  • 4. Dit betreft het resterende bedrag (€ 1,2 mld.) van de tweede herkapitalisatie van ABN Amro uit november 2009 waarop € 302 mln. in mindering is gebracht vanwege een kasschuif.

  • 5. De mutatie hangt samen met bijstellingen in de raming en de gebruikte (Dollar-Euro) wisselkoers.

  • 6. De kosten van strategisch, juridisch en financieel advies ten behoeve van het beheer van financiële deelnemingen vallen hoger uit.

  • 7. De mutatie hangt samen met een kasschuif naar 2011.

  • 8. Aandeel Nederland in leningenprogramma Griekenland ter waarde van maximaal € 4,7 mld. over de gehele periode. 2010–2013. Voor 2010 is geraamd dat hiervan ca. € 1,8 mld. zal worden verstrekt.

  • 9. Aanpassing schaderaming EKV vanwege de realisatie van de schade op Dubai in 2010.

  • 10. De mutatie hangt samen met een desaldering, ICT gerelateerde uitgaven en overige apparaatuitgaven.

Tabel: overzicht belangrijkste suppletore ontvangstenmutaties (x € 1000)
  

Ontvangsten

Artikel

Stand ontwerp-begroting 2010

116.323.645

 
    

Belangrijkste suppletore mutaties:

  

1.

Belastingontvangsten

1.445.291

1

2.

Kosten vervolging

25.000

1

3.

Garantieregeling bancaire leningen

34.720

2

4.

Dividend staatsdeelnemingen

– 37 195

3

5.

Winstafdracht DNB

126.000

3

6.

Holland Casino

– 10.000

3

7.

Staatsloterij

30.000

3

8.

Rente en aflossing kapitaalversterking

91.881

3

9.

Back-up faciliteit

151.096

3

10.

Rente-ontvangsten MCN

– 80.000

3

11.

Premie-ontvangsten counter indemnity

19.114

3

12.

Griekenland rente-ontvangsten

42.017

4

13.

Exportkredietverzekering

40.000

5

14.

Verkoop roerende zaken

– 13.917

7

15.

Verkoop onroerende zaken

160.000

7

16.

Overige mutaties (saldo)

24.088

 

Stand 1e suppletore begroting 2010

118.371.740

 

Toelichting

  • 1. Zie paragraaf 2.2 artikel 1 voor een gedetailleerde specificatie van de belastingontvangsten.

  • 2. De mutatie komt voort uit een structurele verhoging van de kosten en terug te vorderen kosten van vervolging van belastingplichtigen (zie ontvangsten 1.)

  • 3. Deze mutatie betreft de premieontvangsten van de in 2009 verstrekte en geëffectueerde garanties uit hoofde van de garantieregeling bancaire leningen.

  • 4. Ramingbijstelling vanwege tegenvallende resultaten bij de NS.

  • 5. Rente-effecten op de geld- en kapitaalmarkt leiden tot hogere winstafdrachten dan geraamd.

  • 6. De winstgevendheid van Holland Casino was in 2009 lager dan verwacht hetgeen leidt tot een neerwaartse bijstelling van de verwachte ontvangsten.

  • 7. De afdrachten van de Staatsloterij zijn hoger dan oorspronkelijk geraamd.

  • 8. Dit betreft de in 2010 ontvangen dividendbelasting ten aanzien van de door SNS REAAL en ING betaalde rente over de aflossing en de repurchase fee. 

  • 9. Toevoeging van twee extra kasstromen en wijziging van de (Dollar-Euro) wisselkoers.

  • 10. Aangezien de MCN is geconverteerd bij separatie zullen er geen inkomsten voortvloeien uit de coupon.

  • 11. Dit betreft de premie die de Staat ontvangt in het kader van de afgegeven counter indemnity aan ABN Amro.

  • 12. Griekenland betaalt op de verstrekte leningen een rentevergoeding welke is samengesteld uit de 3 maands Euribor plus een opslag van 300 basispunten.

  • 13. De verwachte hogere schade-uitkeringen op EKV (Dubai) worden opgevangen door een ontvangst uit de begrotingsreserve van de exportkredietverzekeringsfaciliteit.

  • 14. Correctie op de geraamde verkoopopbrengst naar aanleiding van uitspraak Functioneel Parket.

  • 15. Verkoop onroerende zaken RVOB in verband met ontvangsten voor een afgesloten lening die gebruikt wordt ter vergoeding van de overgenomen activa.

2.2 De beleidsartikelen

Artikel 1 Belastingen

Budgettaire gevolgen van beleid – beleidsartikel 1 Belastingen (bedragen x € 1.000)
 

Stand ontwerpbegroting 2010 (1)

Mutaties 1e suppletore begroting (2)

Stand 1e suppletore begroting 2010 (3)=(1+2)

Mutatie 2011

Mutatie 2012

Mutatie 2013

Mutatie 2014

Verplichtingen

3.701.884

37.895

3.739.779

36.662

54.736

49.074

28.864

        

Uitgaven

3.701.884

37.895

3.739.779

36.662

54.736

49.074

28.864

Programma-uitgaven

809.602

– 4.945

804.657

    

Waarvan juridisch verplicht

  

804.657

    

Doelst. 2 Door toezicht en opsporing bevordert de Belastingdienst dat belastingplichtigen en premieplichtigen hun wettelijke verplichtingen nakomen

       

Heffings- en invorderingsrente

800.000

 

800.000

    

Overige programma-uitgaven

9.602

– 4.945

4.657

55

55

55

55

        
        

Apparaatsuitgaven

2.892.282

42.840

2.935.122

36.607

54.681

49.019

28.809

        

Ontvangsten

110.781.297

1.475.391

112.256.688

34.900

45.000

52.000

52.000

Programma-ontvangsten

       

Algemene doelstelling

       

Belastingontvangsten

109.618.172

1.445.291

111.063.463

    

Doelst. 2 Door toezicht en opsporing bevordert de Belastingdienst dat belastingplichtigen en premieplichtigen hun wettelijke verplichtingen nakomen

       

Heffings- en invorderingsrente

795.000

3.500

798.500

12.900

20.000

27.000

27.000

Overige programma-ontvangsten

347.153

26.600

373.753

22.000

25.000

25.000

25.000

        

Apparaatsontvangsten

20.972

 

20.972

    

Toelichting

Verplichtingen en uitgaven

Overige programma- uitgaven (– € 4,9 mln.)

Naar de huidige inzichten zal het depotstelsel niet eerder dan in het eerste kwartaal van 2011 worden ingevoerd. De oorzaak hiervan is de vertraagde invoering van het nieuwe debiteurensysteem (ETM) bij de Belastingdienst. Het depotstelsel en de invoering daarvan is afhankelijk van dat systeem. De voor 2010 geraamde rentevergoeding (€ 5 mln.) komt te vervallen. Verder wordt de raming voor de rijksbijdrage aan de Waarderingskamer structureel opgehoogd met € 55.000.

Apparaatsuitgaven (+ € 42,8 mln.)

De mutatie in de apparaatsuitgaven bestaat uit:

Correctie voor BTW als gevolg van de liberalisering van de postmarkt (+ € 9,8 mln.)

In het kader van de liberalisatie van de postmarkt, heeft het kabinet besloten dat per 1 april 2009 de BTW-vrijstelling op meerstukszendingen van post vervalt. Dit betekent dat de Belastingdienst BTW moet gaan betalen over zijn postzendingen. Voor 2010 en verder zijn deze uitgaven naar verwachting € 9,8 mln.

Kosten voor vervolging (+ € 25,0 mln.)

Wanneer een belastingplichtige niet op tijd een opgelegde aanslag betaalt, gaat de Belastingdienst over tot invordering. De kosten van de invordering – zoals de kosten van aanmaningen, dwangbevelen, beslagopdrachten, verkoopdrachten en de inzet van deurwaarders – worden doorbelast aan de belastingplichtigen. De kosten van invordering en de daarmee samenhangende opbrengsten zijn toegenomen, mede door toename van het aantal belastingplichtigen en toeslaggerechtigden. Voor deze toename worden de uitgaven en opbrengsten voor een gelijk bedrag structureel opgehoogd.

Uitvoering van werkzaamheden Bonaire, Sint Eustatius en Saba (BES) (+ € 10,0 mln.)

De Nederlandse regering wordt op de BES eilanden verantwoordelijk voor de inrichting en uitvoering van het fiscale stelsel (zie Belastingwet BES en de Douane- en Accijnswet BES). De uitvoeringstaken op rijksniveau zijn bij de Belastingdienst belegd. De mutatie betreft zowel incidentele uitgaven zoals kosten voor de projectorganisatie, investeringen in ICT-systemen, opleidingen en uitgaven voor de intichting van de douane, als structurele uitgaven voor o.m. personeel, huisvesting, communicatie en beheer en onderhoud van de ICT-systemen.

Fiscale wetsvoorstellen (+ € 3,8 mln.)

Deze post betreft het saldo van de uitvoeringskosten en -besparingen die voortvloeien uit het Belastingplan 2010, de aanpassing van het wetsvoorstel EU BTW-pakket en het fiscaal crisispakket.

Kasschuif Belastingdienst (– € 3,8 mln.)

Naar verwachting zullen enkele in 2010 voorziene uitgaven niet worden gerealiseerd. Deze middelen worden doorgeschoven naar 2012 t/m 2014. Het gaat o.a. om middelen in het kader van het programma-complexiteitsreductie.

Overig (– € 2,0 mln.)

Dit betreft diverse overboekingen van en naar andere departementen en nog enkele relatief kleine (technische) mutaties.

Ontvangsten

Programma-ontvangsten (+ € 1.475 mln.)

De mutatie betreft:

Belastingontvangsten (+ € 1.445,3 mln.)

In de Voorjaarsnota 2010 zijn de mutaties in de belastingontvangsten toegelicht. De aansluiting met de bedragen in de begrotingstoelichting (beleidsartikel 1, tabel budgettaire gevolgen van beleid) is als volgt:

Tabel: aansluiting met begrotingstoelichting IX B, beleidsartikel 1 (x € 1000)*
 

Stand ontwerpbegroting 2010 (1)

Mutaties 1e suppletore begroting (2)

Stand 1e suppletore begroting 2010 (3)=(1+2)

Totaal belastingontvangsten

131.637.629

1.914.067

133.551.696

-/- Afdracht Gemeentefonds

– 18.046.569

– 375.098

– 18.421.667

-/- Afdracht Provinciefonds

– 1.302.485

– 115.178

– 1.417.663

-/- Afdracht BTW-Compensatiefonds

– 2.670.403

21.500

– 2.648.903

    

Belastingontvangsten IXB

109.618.172

1.445.291

111.063.463

* Als gevolg van afronding kan de som der delen afwijken van het totaal

Overige programma-ontvangsten (+ € 26,6 mln.)

Extra uitgaven inzake kosten voor vervolging leiden ook tot extra ontvangsten in 2010 e.v. (+ € 25,0 mln.). Zie ook de toelichting bij de apparaatsuitgaven. Daarnaast is de raming voor de boete-ontvangsten naar beneden bijgesteld (– € 3,4 mln.) en wordt een stijging van de ontvangsten aan schikkingen verwacht (+ € 5,0 mln.).

Heffings- en invorderingsrente (+ € 3,5 mln.)

In het Belastingplan 2010 is de maatregel «Heffingsrente successierechtschulden en -vorderingen» opgenomen. De maatregel levert extra ontvangsten aan heffings- en invorderingsrente op; € 3,5 mln. in 2010, oplopend tot € 27 mln. structureel.

Artikel 2 Financiële Markten

Budgettaire gevolgen van beleid – beleidsartikel 2 Financiële Markten (bedragen x € 1.000)

Algemene beleidsdoelstelling: Een integer en stabiel financieel stelsel waarin de financiële markten goed functioneren, voldoende toegankelijk en transparant zijn en een gunstige internationale concurrentiepositie kennen

Stand ontwerpbegroting 2010 (1)

Mutaties 1e suppletore begroting (2)

Stand 1e suppletore begroting 2010 (3)=(1+2)

Mutatie 2011

Mutatie 2012

Mutatie 2013

Mutatie 2014

Verplichtingen

75.663

152.894.822

152.970.485

8.105

1.757

1.157

1.157

waarvan garantieverplichtingen

       

Garantieregeling bancaire leningen (plafond)

 

152.899.131

152.899.131

    

Garantie kredietfaciliteit AFM

 

– 15.000

– 15.000

    
        

Uitgaven

75.663

10.691

86.354

8.105

1.757

1.157

1.157

Programma-uitgaven

66.724

9.571

76.295

6.960

1.600

1.000

1.000

Waarvan juridisch verplicht

  

76.295

    
        

Doelst. 1 Goed functionerende financiële markten

       

Uitkeringen Deposito Garantiestelsel (DGS)/Icesave

       

Bijdrage toezicht AFM

27.492

500

27.992

500

500

500

500

Bijdrage toezicht DNB

19.015

9.500

28.515

5.600

500

500

500

Platform CentiQ

3.500

– 713

2.787

    

Rechtspraak Financiële Markten

1.000

 

1.000

    

Overige programma-uitgaven

770

684

1.454

260

   

Doelst. 2 Integer financieel stelsel

       

Caribbean Financial Action Taskforce

32

 

32

    

Doelst. 3 Ongestoorde muntcirculatie

       

Muntcirculatie

14.915

– 400

14.515

600

600

  
        

Apparaatsuitgaven

8.939

1.120

10.059

1.145

157

157

157

        

Ontvangsten

359.054

34.745

393.799

339.002

233.447

154.556

154.556

Totaal programma-ontvangsten

359.054

34.745

393.799

339.002

233.447

154.556

154.556

Doelst. 1 Goed functionerende financiële markten

       

premieontvangsten garantieregeling bancaire leningen

351.092

34.720

385.812

338.977

233.422

154.531

154.531

Overige programma-ontvangsten

2.778

25

2.803

25

25

25

25

Doelst. 3 Ongestoorde muntcirculatie

       

Ontvangsten muntwezen

5.184

 

5.184

    

Toename munten in circulatie

       

Toelichting

Verplichtingen

Garantieverplichting uit hoofde van de garantieregeling bancaire leningen (+ € 152,9 mld.)

Uit hoofde van de garantieregeling was het saldo aan uitstaande garanties ultimo 2009 in totaal € 47,1 mld. Het plafond van deze regeling is € 200 mld. Het resterende deel van het plafond (€ 152,9 mld.) zal in 2010 beschikbaar blijven omdat de garantieregeling in principe loopt tot en met 30 juni 2010 (Kamerstukken II 2009/10, 32 013, nr. 4). Derhalve wordt opnieuw het resterende deel van het plafond ter autorisatie aan het parlement voorgelegd.

Garantie kredietfaciliteit AFM (– € 15,0 mln.)

Deze mutatie betreft de verlaging van het garantiebedrag als gevolg van de verlaging van de kredietlimiet in het kader van geïntegreerd middelenbeheer met hetzelfde bedrag tot een bedrag van € 55 mln.

Uitgaven

Bijdrage toezicht DNB (+ € 9,5 mln.)

Vergeleken met de voor het jaar 2009 opgestelde toezichtbegroting zullen de kosten van het door DNB in 2010 uit te oefenen toezicht naar verwachting fors hoger uitvallen. Deze ontwikkeling is vooral het gevolg van hogere pensioenlasten. Tevens is rekening te houden met crisisgerelateerde intensiveringen. Als gevolg daarvan zal de overheidsbijdrage voor DNB naar verwachting € 6,2 mln. hoger uitvallen. In 2009 was eveneens sprake van een pensioenlasteffect. Ook heeft DNB dat jaar vanwege een door het College van Beroep voor het bedrijfsleven in 2008 gedane uitspraak een deel van eerder opgelegde heffingen moeten restitueren. Dit heeft geleid tot een hogere overheidsbijdrage van € 3,3 mln.

Muntcirculatie (– € 0,4 mln.)

Deze mutatie komt voort uit een lagere verwachte muntproductie en het bewerkstelligen van een verandering van de hoeveelheid grensoverschrijdende euromunten.

Overige programma uitgaven (+ € 0,7)

De mutatie betreft een bijdrage aan het IASB (+ €0,4 mln.) en een bijdrage aan het College Deskundigheid Financiële Dienstverlening (+ € 0,3 mln.).

Ontvangsten

Premieontvangsten garantieregeling bancaire leningen (+ € 34,7 mln.)

Deze mutatie betreft de premieontvangsten van de eind 2009 verstrekte en geëffectueerde garanties uit hoofde van de garantieregeling bancaire leningen.

Artikel 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector

Budgettaire gevolgen van beleid – beleidsartikel 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector (bedragen x € 1.000)

Algemene beleidsdoelstelling: Bedrijfseconomische doelmatigheid en optimaal financieel resultaat bij investeren in en verwerven, afstoten en beheren van de financiële en vaste activa van de Staat

Stand ontwerpbegroting 2010 (1)

Mutaties 1e suppletore begroting (2)

Stand 1e suppletore begroting 2010 (3)=(1+2)

Mutatie 2011

Mutatie 2012

Mutatie 2013

Mutatie 2014

Verplichtingen

3.009.542

877.375

3.886.917

– 47.956

– 43.563

– 36.406

– 32.402

Meerjarenverplichting aan ING

 

– 2.430.079

– 2.430.079

    

Verplichting counter indemnity

 

950.000

950.000

    
        

Uitgaven

3.011.642

2.736.958

5.748.600

254.044

– 43.563

– 36.406

– 32.402

Programma-uitgaven

3.002.100

2.716.896

5.718.996

254.044

– 43.563

– 36.406

– 32.402

Waarvan juridisch verplicht

  

5.718.996

    
        

Doelstelling 1 Beheer van deelnemingen

       

Dotatie begrotingsreserve TenneT

 

4.800

4.800

4.800

4.800

4.800

4.800

Uitkering superdividend NS

 

1.400.000

1.400.000

    
        

Doelst. 2 Aangaan en afstoten van staatsdeelnemingen

       

Verwerving vermogenstitels

       
        

Doelst. 3 PPS en Activabeleid

       

PPS

1.000

4.000

5.000

    
        

Doelstelling 4 Beheer van financiële instellingen

       

Kapitaalversterkingen ING, Aegon en SNS Reaal

       

Schade-uitkeringen Capital Relief Instrument

       

Mandatory Convertible Note(s)

       

Tweede herkapitalisatie ABN AMRO

 

1.230.000

1.230.000

    

Kasschuif Tweede herkapitalisatie ABN AMRO

 

– 302.000

– 302.000

302.000

   
        

Overige programma-uitgaven

       

Regeling BF

2.100

 

2.100

    

Uitvoeringskosten tijdelijke regeling subsidie tankstations

       
        

Back-up faciliteit ING

       

Management Fee

46.000

592

46.592

– 1.153

– 705

– 230

– 1.002

Funding Fee

2.953.000

379.504

3.332.504

– 46.803

– 42.858

– 36.176

– 31.400

        

Apparaatsuitgaven

9.542

20.062

29.604

    

Personeel en materieel

5.087

62

5.149

    

Uitvoeringskosten staatsdeelnemingen

4.455

20.000

24.455

    
        

Ontvangsten

4.875.561

300.552

5.176.113

273.858

133.822

37.998

– 20.375

        

Programma-ontvangsten

4.875.561

300.552

5.176.113

273.858

133.822

37.998

– 20.375

Doelstelling 1 Beheer van staatsdeelnemingen

       

Opbrengst Onttrekking vermogenstitels

       

Dividend staatsdeelnemingen

413.555

– 37.195

376.360

– 14.895

105

105

105

Rente en aflossing div. leningen

67.006

 

67.006

    

Winstafdracht DNB

838.000

126.000

964.000

104.000

– 1.000

– 83.000

– 130.000

Afdrachten Holland Casino

20.000

– 10.000

10.000

    

Afdrachten Staatsloterij

60.000

30.000

90.000

30.000

   

Premie-ontvangsten garantie TenneT

 

4.800

4.800

4.800

4.800

4.800

4.800

        

Doelstelling 2 Aangaan en afstoten van staatsdeelnemingen

       

Opbrengst verkoop vermogenstitels

       
        

Doelstelling 4 Beheer van financiële instellingen

       

Dividend financiële instellingen

0

      

Rente en aflossing kapitaalversterkingen

 

91.881

91.881

    

Terug te vorderen uitvoeringskosten staatsdeelnemingen

 

8.110

8.110

    

Premie-inkomsten Capital Relief Instrument

169.000

– 3.254

165.746

    

Renteontvangsten Mandatory Convertible Note

80.000

– 80.000

0

    

Premie-inkomsten counter indemnity

 

19.114

19.114

25.555

25.555

25.555

25.555

        

Doelstelling 5 Back-up faciliteit ING

       

Verwachte portefeuille ontvangsten

3.127.000

– 59.162

3.067.838

– 49.603

– 45.596

– 38.353

– 33.540

Garantie fee

101.000

1.502

102.502

– 1.536

– 750

– 1.706

– 1.005

Additionele fee

 

54.817

54.817

47.186

40.700

35.541

31.118

Additionele garantiefee

 

153.939

153.939

128.351

110.008

95.056

82.592

        

Overige programma-ontvangsten

       

Regeling BF

       

Overige programma-ontvangsten

       

Tijdelijke regeling subsidie tankstations

       

Toelichting

Verplichtingen

Verplichting counter indemnity (+ € 950,0 mln.)

De wederzijdse aansprakelijkheden ontstaan door de afsplitsing van HBU (Newbank) uit het oude ABN AMRO, nu RBS N.V. genaamd. Indien RBS N.V. in default raakt, kunnen crediteuren onder specifieke voorwaarden tot maximaal € 950 mln. claimen bij HBU, hiervoor heeft ABN AMRO een vrijwaring afgegeven. Aangezien ABN AMRO het risico van uitbetaling niet zelf kan lopen, is er een counter indemnity door de Staat afgegeven. Deze counter indemnity is als verplichting in de begroting opgenomen.

Meerjarenverplichting aan ING (– € 2,43 mld.)

In de begroting voor 2010 is voor de Illiquid Assets Back-up Facility voor elk jaar de geraamde verplichting aan ING gelijkgesteld aan de geraamde kasuitgave. In 2009 is in het jaarverslag eenmalig een meerjarenverplichting aan ING verantwoord. Gevolg daarvan is dat voor 2010 en latere jaren de eerder geraamde jaarlijkse verplichtingen aan ING neerwaarts moeten worden bijgesteld met dat deel dat al in 2009 is verantwoord.

Uitgaven

Dotatie begrotingsreserve TenneT (+ € 4,8 mln.)

In 2009 heeft de Staat door het afgeven van een garantie van € 300 mln. aan de Stichting Beheer Doelgelden ervoor gezorgd dat de overname door TenneT van het hoogspanningsnet van E.ON gefinancierd kon worden. De jaarlijks door de Staat ontvangen premie van € 4,8 mln. wordt afgestort in een begrotingsreserve.

Uitkering superdividend Schiphol (+ € 1,40 mld.)

In 2009 heeft de NS een superdividend van € 1,4 mld. uitgekeerd aan de Staat. Hiermee heeft in 2010 een schuldaflossing ten aanzien van ProRail plaatsgevonden.

PPS Zuidas (+ € 4,0 mln.)

De mutatie betreft de nacalculatie van de kosten voor de Rijksvertegenwoordiger en de mogelijke verrekening met het Rijk van de voorbereidingskosten die Amsterdam voorgeschoten heeft voor het Zuidas projectbureau in 2008 indien wordt afgezien van het Dokmodel.

Tweede herkapitalisatie ABN AMRO (+ € 1,2 mld.)

Deze mutatie betreft het resterende gedeelte van de tweede herkapitalisatie van ABN AMRO uit november 2009.

Kasschuif tweede herkapitalisatie ABN AMRO (– € 302,0 mln.)

Het is de verwachting dat een gedeelte van het gereserveerde kapitaal niet in 2010 wordt uitgegeven en daarom wordt doorgeschoven naar 2011.

ING/Funding fee (+ € 379,5 mln.)

De funding fee voor 2010 is opwaarts bijgesteld doordat alles wat binnenkomt onder de Illiquid Assets Back-up Facility (portefeuilleontvangsten en fees) vooralsnog ook weer worden terugbetaald aan ING. Hierdoor wordt de verplichting aan ING versneld afgebouwd.

ING/Management fee (+ € 0,6 mln.)

De wisselkoers op moment dat de management fee is betaald was lager dan de gebruikte rekenkoers (de waarde van één euro uitgedrukt in dollars). Hierdoor is de management fee opwaarts bijgesteld in 2010.

Uitvoeringskosten staatsdeelnemingen (+ € 20,0 mln.)

De hogere uitgaven voor de inhuur van extern advies wordt voornamelijk veroorzaakt doordat er strategisch, juridisch en financieel advies benodigd is voor het beheer van de door de kredietcrisis verworven deelnemingen. Een deel van deze uitgaven wordt doorbelast aan de deelnemingen. Zie de toelichting bij de ontvangsten.

Ontvangsten

Dividend staatsdeelnemingen (– € 37,2 mln.)

De dividendtegenvaller wordt voornamelijk veroorzaakt door tegenvallende resultaten bij de NS. Door de kredietcrisis blijft de groei in het aantal reizigers achter en reizen er minder mensen met de eerste klas. Daarnaast heeft de NS een negatief resultaat gerealiseerd op de hogesnelheidslijn. Mede hierdoor blijven de verwachte dividendontvangsten achter bij de raming en moet deze naar beneden worden bijgesteld.

Winstafdracht DNB (+ € 126,0 mln.)

Rente-effecten op de geld- en kapitaalmarkt hebben ervoor gezorgd dat de winstafdrachten van DNB hoger uitvallen dan geraamd

Afdrachten Holland Casino (– € 10,0 mln.)

De winstgevendheid van Holland Casino in 2009 was lager dan verwacht. Holland Casino verwacht dat de winstgevendheid in 2010 ook onder druk komt te staan. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door de economische malaise en de toenemende concurrentie van internetkansspelen. Aangezien de afdrachten aan de Staat afhankelijk zijn van de winst worden er ook voor de Staat lagere ontvangsten verwacht.

Afdrachten Staatsloterij (+ € 30,0 mln.)

De afdrachten van de Staatsloterij zijn hoger dan oorspronkelijk geraamd.

Premie-ontvangsten garantie TenneT (+ € 4,8 mln.)

Dit betreft de premie die door de Staat wordt ontvangen in het kader van de garantie van € 300 mln. die zij aan de Stichting Beheer Doelgelden heeft afgegeven, zie uitgaven.

Rente en aflossing kapitaalversterkingen (+ € 91,9 mln.)

Dit betreft de in 2010 ontvangen dividendbelasting ten aanzien van (i) de door SNS REAAL betaalde rente en (ii) de door ING betaalde rente over de aflossing en de repurchase fee. 

Terug te vorderen uitvoeringskosten staatsdeelnemingen (+ € 8,1 mln.)

In 2009 zijn kosten voor extern advies gemaakt. Een gedeelte van die kosten had betrekking op het verstrekken en/of vrijspelen van kapitaal bij steunontvangende instellingen. Deze kosten komen voor rekening van de kapitaalontvangende instellingen. Aangezien de kosten in 2009 zijn gemaakt, maar een deel van de terugvordering in 2010 plaatsvindt, leidt dit tot hogere ontvangsten in 2010.

Premie-inkomsten capital relief instrument (– € 3,3 mln.)

Nu de garantie op de portefeuille enkele maanden onder beheer is, is er meer inzicht in de verwachte inkomsten uit premies. Deze verwachtingen leiden tot lagere ontvangsten.

Rente-ontvangsten Mandatory Convertible Note (– € 80,0 mln.)

Aangezien de MCN is geconverteerd bij separatie zullen er geen inkomsten voortvloeien uit de coupon.

Premie-inkomsten counter indemnity (+ € 19,1 mln.)

Dit betreft de premie die door de Staat wordt ontvangen in het kader van de afgegeven counter indemnity, zie verplichtingen.

ING/Verwachte portefeuille ontvangsten (– € 59,2 mln.)

Door een hogere rekenkoers (de waarde van één euro uitgedrukt in dollars) is de raming voor de portefeuilleontvangsten voor 2010 neerwaarts bijgesteld.

ING/garantie fee (+ € 1,50 mln.)

De wisselkoers op het moment dat de garantie fee is ontvangen was lager dan de gebruikte rekenkoers ( de waarde vanéén euro uitgedrukt in dollars). Hierdoor is de garantie fee opwaarts bijgesteld in 2010.

ING/additionele garantiefee en & additionele fee (€ 54,8 mln. en € 153,9 mln.)

In de IABF transactie was initieel sprake van vier kasstromen (funding fee, management fee, portefeuille ontvangsten en een garantie fee). Later is een additionele betaling overeengekomen tussen de Staat en ING (Kamerstukken II 2009/10, 31 371, nr. 273), waardoor twee extra kasstromen zijn toegevoegd.

Artikel 4 Internationale financiële betrekkingen

Budgettaire gevolgen van beleid – beleidsartikel 4 Internationale financiële betrekkingen (bedragen x € 1.000)

Algemene beleidsdoelstelling: Een financieel-economisch gezond en welvarend Europa en een evenwichtige internationale financieel-economische ontwikkeling

Stand ontwerpbegroting 2010 (1)

Mutaties 1e suppletore begroting (2)

Stand 1e suppletore begroting 2010 (3)=(1+2)

Mutatie 2011

Mutatie 2012

Mutatie 2013

Mutatie 2014

Verplichtingen

116.032

39.177.207

39.293.239

2.675.241

 

– 1.506.763

1.383.933

Betalingsverplichtingen

2.587

4.704.149

4.706.736

– 10.359

 

– 72.943

60.407

Garantieverplichtingen IFI's en DNB

113.445

4.422.558

4.536.003

2.685.600

 

– 1.433.820

1.323.526

Garantie Stabiliteitsmechanisme EU

 

2.946.000

2.946.000

    

Garantie Stabiliteitsmechanisme SPV

 

25.872.000

25.872.000

    

Garantie kredieten EU betalingsbalansteun

 

1.232.500

1.232.500

    
        

Uitgaven

102.187

1.756.334

1.858.521

1.748.815

955.577

220.787

– 2.693

Programma-uitgaven

99.600

1.756.185

1.855.785

1.748.815

955.577

220.787

– 2.693

Waarvan juridisch verplicht

  

55.785

    
        

Doelst. 1 Gezonde en stabiele monetaire en budgettaire ontwikkeling van de EU en haar lidstaten.

       

Instrument: lening aan Griekenland

 

1.800.000

1.800.000

1.705.000

913.000

286.000

 
        

Doelst. 2 Effectieve en efficiënte IFI's

       

Instrument: deelneming multilaterale ontwikkelingsbanken en -fondsen

99.600

– 43.815

55.785

43.815

42.577

– 65.213

– 2.693

        

Apparaatsuitgaven

2.587

149

2.736

    
        

Ontvangsten

10.754

42.017

52.771

119.316

157.358

692.798

1.677.415

Doelst. 1 Gezonde en stabiele monetaire en budgettaire ontwikkeling van de EU en haar lidstaten.

       

Renteontvangsten lening Griekenland

 

42.017

42.017

119.316

157.358

177.344

153.400

Aflossingen lening Griekenland

     

515.454

1.524.015

        

Doelst. 2 Effectieve en efficiënte IFI's

       

Ontvangsten

10.754

 

10.754

    

Toelichting

Verplichtingen

De verplichtingenmutaties die betrekking hebben op de uitgaven worden bij de uitgaven toegelicht.

Garantieverplichtingen IFI’s en DNB (+ € 4,4 mld.)

Voor 2010 is de garantie aan DNB uit hoofde van de Nederlandse deelname in het IMF met € 544 mln. verhoogd i.v.m. PRGT-ESF trust van het IMF. Dit is eind 2009 aan de Kamer gemeld. Daarnaast is de garantieverplichting met betrekking tot de New Arrangements to Borrow (NAB) (+ € 3,9 mld.) opgehoogd . De NAB vormen samen met de General Arrangements to Borrow (GAB) de noodfaciliteit van het IMF. Er kan worden besloten tot het inzetten van deze middelen als de reguliere quota-middelen niet toereikend zijn vanwege een directe dreiging op het disfunctioneren van het internationaal monetair systeem.

Tijdens de G20 summit in London in april 2009 is overeengekomen de NAB uit te breiden met $ 500 miljard en de NAB te hervormen. Aan deze uitbreiding zullen ook 13 nieuwe leden meebetalen. Om de tijd te overbruggen die deze herziening vergt, zijn er eerst bilaterale leningen toegezegd. De EU heeft in dat verband toegezegd € 75 miljard bilateraal beschikbaar te stellen. In oktober 2009 heeft Nederland hiervoor een bilaterale lening van € 5,3 miljard afgesloten. In de Europese Raad van 17 september 2009 is afgesproken dat deze bilaterale leningen worden doorgerold in de NAB en dat de EU uiteindelijk aanvult tot € 125 miljard, op dat moment $ 175 mld. Dit bedrag is op 24 november 2009 in SDRs gewaardeerd de NAB heeft hiermee een totale omvang van SDR 367,4 mld. gekregen.

Het totale Nederlandse aandeel in de nieuwe NAB komt hiermee uit op SDR 9,0 mld., inclusief de doorgerolde bilaterale lening en de oude NAB.

De Kamer is steeds nauw op de hoogte gehouden van de beslissingen in de Europese Raad over de EU-bijdrage aan de NAB. Daarnaast is er in een brief aan de Kamer van 23 september 2009 een overzicht verschaft over de Nederlandse bijdragen aan het IMF, waarin ook deze bijdrage aan de NAB is gemeld.

DNB verstrekt een eventuele lening in het kader van de NAB namens Nederland aan het IMF. In het kader van de uitbreiding van de NAB wordt de garantie van de Nederlandse staat jegens DNB uit hoofde van het IMF verhoogd met SDR 3,3 mld. (tegen de huidige koers € 3,9 mld). Deze garantie wordt alleen ingeroepen wanneer het IMF niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen; de kans hierop wordt miniem geacht.

Garantieverplichting Stabiliteitsmechanisme EU (+ € 2,9 mld.)

Op 10 mei jongstleden besloot de Ecofin Raad tot een totaalpakket aan maatregelen ter borging van de financiële stabiliteit (d.d. 10 mei 2010, kenmerk BFB 2010-548M). Belangrijk onderdeel van dit pakket was de afspraak dat landen alles in het werk zouden stellen om binnen de afgesproken termijn hun begrotingstekort op orde te brengen. Sluitstuk van het pakket is het stabiliteitsmechanisme. Het mechanisme bestaat uit twee delen. Via de Europese begroting komt een bedrag van € 60 mld. beschikbaar. Het gaat hier in feite om een uitbreiding van de bestaande betalingsbalansfaciliteit (die reeds beschikbaar is voor landen buiten de eurozone). Dit bedrag kan worden uitgeleend aan lidstaten in nood. Lidstaten van de EU staan via hun aandeel in de Europese begroting garant voor deze leningen. Voor Nederland gaat het dan om een garantstelling voor maximaal ca. € 3 mld.

Garantieverplichting Stabiliteitsmechanisme SPV (+ € 25,9 mld.)

Het communautaire deel van het stabiliteitsmechanisme wordt, indien dat nodig zou zijn, aangevuld met additionele leningen. Hiertoe is vanuit een Special Purpose Vehicle (SPV) maximaal € 440 mld. beschikbaar. De eurolanden zullen garant staan voor de verplichtingen van deze SPV. Het Nederlandse aandeel hierin, inclusief een eventuele bijdrage aan het eigen vermogen van de SPV, bedraagt maximaal ca. € 26 mld. Dit loket is in beginsel tijdelijk beschikbaar, voor een periode van 3 jaar. Indien uit de Europese middelen een leningenprogramma wordt gefinancierd, zal ook het IMF voor naar verwachting in ieder geval de helft hieraan deelnemen. Leningen zullen, net als bij Griekenland, enkel worden verstrekt onder zeer stringente beleidscondities en tegen een forse renteopslag.

De garanties die Nederland verleent via de Europese begroting, en voor eventuele additionele leningen via het SPV leiden niet tot directe uitgaven op de Nederlandse begroting. Een effect op de uitgaven is pas aan de orde als delen van de leningen uiteindelijk toch niet worden terugbetaald. De kans hierop achten we bijzonder klein, temeer daar de leningen gepaard gaan met zeer strenge beleidscondities en een frequente monitoring.

Garantie kredieten EU betalingsbalanssteun (+ €1,2 mld.)

Het plafond van de bestaande EU betalingsbalanssteun faciliteit is in 2009 opgehoogd naar € 50 mld. Hierover bent u meermaals geïnformeerd.

Uitgaven

Lening Griekenland (€ 1,8 mld.)

Omdat dit noodzakelijk was met het oog op de financiële stabiliteit in de eurozone, is een leningenprogramma gestart voor Griekenland. Het programma betreft een gezamenlijk programma van het IMF en de lidstaten van de eurozone. Op 7 mei jongstleden heeft de Tweede Kamer ingestemd met de Nederlandse deelname (d.d. 3 mei 2010, kenmerk BFB 2010-450M). Voor Nederland gaat het om een aandeel in dit programma van maximaal € 4,7 mld. over de gehele periode 2010–2013. Voor het ritme waarmee op dit bedrag getrokken zal worden is een raming gemaakt die voor 2010 uitkomt op € 1,8 mld.

Multilaterale ontwikkelingsbanken en -fondsen (– € 43,8 mln.)

Uit hoofde van kasmanagement is op verzoek van het ministerie van Buitenlandse Zaken het verzilveringschema van IDA aangepast (februari 2010). Een bedrag van € 43,8 mln. is van 2010 naar 2011 geschoven. Teneinde de netto contante waarde van de kasschuif nul te houden wordt een zelfde bedrag van 2013 naar 2012 geschoven.

Ontvangsten

Renteontvangsten lening Griekenland (+ € 42,0 mln.)

Griekenland betaalt voor de verstrekte leningen in de eerste drie jaar een rentevergoeding die is samengesteld uit de 3 maands euribor rente plus een opslag van 300 basispunten (vanaf het vierde jaar komen hier nog 100 basispunten bij). Daarnaast wordt bij uitkering van iedere lening een service fee betaalt van 50 basispunten. Voor de financiering van (het Nederlandse deel van) deze leningen trekt het Agentschap geld aan op de financiële markten tegen het voor Nederland geldende rentepercentage; dat is fors lager dan de vergoeding die Griekenland betaalt.

Artikel 5 Exportkredietverzekering en investeringsgaranties

Budgettaire gevolgen van beleid – beleidsartikel 5 Exportkredietverzekering en investeringsgaranties (bedragen x € 1.000)

Algemene beleidsdoelstelling: Een completere markt voor verzekering van betalingsrisico's die zijn verbonden aan export en aan investeringen in het buitenland

Stand ontwerpbegroting 2010 (1)

Mutaties 1e suppletore begroting (2)

Stand 1e suppletore begroting 2010 (3)=(1+2)

Mutatie 2011

Mutatie 2012

Mutatie 2013

Mutatie 2014

Mutatie 2015

Verplichtingen

11.950.431

1.484.781

13.435.212

     

waarvan betalingsverplichtingen

14.375

17

14.392

     
         

waarvan garantieverplichtingen

11.936.056

 

13.420.820

     

EKV

11.332.276

 

11.332.276

     

TRhi

453.780

 

453.780

     

MIGA

150.000

 

150.000

     

omzetpolissen

 

1.484.764

1.484.764

     
   

0

     

Uitgaven

134.875

40.017

174.892

   

20.000

20.000

         

Programma-uitgaven

120.500

 

160.500

   

20.000

20.000

Waarvan juridisch verplicht

  

152.475

     
         

Doelst. 1 Herverzekeringsfaciliteiten

        

Schade-uitkering EKV

120.000

40.000

160.000

   

20.000

20.000

Schade-uitkering TRhi

500

 

500

     

Schade-uitkering MIGA

        
         

Apparaatsuitgaven

14.375

 

14.392

     

Personeel en materieel

1.469

17

1.486

     

Kostenvergoeding Atradius DSB

12.906

 

12.906

     
         

Ontvangsten

111.050

40.000

151.050

     
         

Programma-ontvangsten

111.050

 

151.050

     

Doelst. 1 Herverzekeringsfaciliteiten

        

Premies EKV

40.000

 

40.000

     

Premies TRhi

1.250

 

1.250

     

Schaderestituties EKV

69.800

 

69.800

     
         

Overige programma-ontvangsten

 

40.000

40.000

 

 

 

 

 

Toelichting

Verplichtingen

Garantieverplichting omzetpolissen (+ € 1,48 mld.)

De regeling voor de Tijdelijke Aanvullende Staatskredietverzekering (TASK) is in 2009 in werking getreden. De totale uitstaande garantieverplichting ultimo 2009 is € 15,2 mln. Het plafond van deze regeling is € 1,50 mld. Het resterende deel van het plafond (€ 1,48 mld.) zal in 2010 beschikbaar blijven, omdat deze regeling in beginsel loopt tot en met 31 december 2010. Derhalve wordt opnieuw het resterende deel van het plafond ter autorisatie aan het parlement voorgelegd.

Uitgaven

EKV schade-uitkeringen (+ € 40,0 mln.)

Naar verwachting zal de schade op de EKV € 40 mln. hoger zijn dan oorspronkelijk geraamd. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt doordat een deel van de schade op Dubai niet in 2009, maar in 2010 gerealiseerd zal worden.

Ontvangsten

Overige programmaontvangsten (+ € 40,0 mln.)

De verwachte hogere schade-uitkeringen worden opgevangen door een ontvangst uit de begrotingsreserve van de exportkredietverzekeringsfaciliteit.

Artikel 7 Beheer materiële activa

Budgettaire gevolgen van beleid – beleidsartikel 7 Beheer materiële activa (bedragen x € 1.000)

Algemene beleidsdoelstelling: De verwerving, het beheer en de vervreemding van onroerende en roerende zaken door het Rijk is doelmatig

Stand ontwerpbegroting 2010 (1)

Mutaties 1e suppletore begroting (2)

Stand 1e suppletore begroting 2010 (3)=(1+2)

Mutatie 2011

Mutatie 2012

Mutatie 2013

Mutatie 2014

Verplichtingen

92.844

216.900

309.744

2.900

1.500

1.500

1.500

        

Uitgaven

92.844

9.900

102.744

2.900

1.500

1.500

1.500

Programma-uitgaven

66.694

9.900

76.594

2.900

1.500

1.500

1.500

Waarvan juridisch verplicht

  

49.415

    

Doelst. 1 Optimaal handelen in Vastgoed

       

Anticiperende aankopen en gebiedsgerichte ontwikkeling

10.000

 

10.000

    

Doelst. 2 Beheer/verkoop Onroerende Zaken

       

Onderhoud en beheerskosten

8.779

5.300

14.079

500

   

Zakelijke lasten

47.915

1.500

49.415

1.500

1.500

1.500

1.500

Overige programmauitgaven

 

3.100

3.100

900

   

Doelst. 3 Bewaring/vervreemding Roerende Zaken

       
        

Apparaatsuitgaven

26.150

 

26.150

    
        
        

Ontvangsten

168.638

151.083

319.721

5.000

   

Programma-ontvangsten

168.459

151.083

319.542

5.000

   

Doelst. 1 Optimaal handelen in Vastgoed Anticiperende aankopen en gebiedsgerichte ontwikkeling

       

Doelst. 2 Beheer/verkoop Onroerende Zaken

       

Verkoop onroerende zaken

36.545

160.000

196.545

    

Beheersontvangsten

95.014

5.000

100.014

5.000

   

Overige programma-ontvangsten

35.400

 

35.400

    

Doelst. 3 Bewaring/vervreemding Roerende Zaken

       

Verkoop roerende zaken

1.500

– 13.917

– 12.417

    
        

Apparaatsontvangsten

179

 

179

 

 

 

 

Toelichting

Verplichtingen en uitgaven

Verplichtingen (+ € 216,9 mln.)

Voor het opvangen van de risico’s die zijn gerelateerd aan ontwikkelingsprojecten waaraan het RVOB deelneemt staat het moederdepartement garant in de vorm van een zogenaamd vorderingenplafond. Het vorderingenplafond (€ 207,0 mln.) is als garantieverplichting in de begroting verwerkt. De resterende toename in de verplichtingen (+ € 9,9 mln.) weerspiegelt de toename van de programma-uitgaven.

Programma-uitgaven (+ € 9,9 mln.)

De overschrijding op onderhouds- en beheerskosten (+ € 5,3 mln.) wordt veroorzaakt door hogere pachtafkopen (+ € 3,5 mln.) en door een (vorig jaar uitgestelde) aankoop van een safe house (+ € 2,0 mln.). De beheerskosten voor vliegveld Twente dalen € 0,2 mln. Tevens nemen de zakelijke lasten toe (+ € 1,5 mln.) door een stijging van de waterschapslasten.

Tot slot zijn in 2009 in het kader van lopende projecten van het RVOB verplichtingen aangegaan die in 2010 tot plankosten leiden en waarvoor nog geen budget was voorzien (+ € 2,2 mln.). Tevens is voor de plankosten van nieuwe projecten zonder rijksgrondpositie budget voorzien (+ € 0,9 mln).

Ontvangsten

Verkoop onroerende zaken (+ € 160,0 mln.)

Conform de Regeling Batenlastendiensten 2007 heeft het RVOB voor de overname van vlottende activa van het moederdepartement een beroep gedaan op de leenfaciliteit van het ministerie van Financiën. De uit de verstrekte lening ontvangen gelden worden betaald aan het moederdepartement ter vergoeding van de overgenomen activa. Het moederdepartement boekt de ontvangsten (+ € 150 mln.) als niet-relevante ontvangsten op de begroting. Op basis van inschattingen van het RVOB wordt een extra verkoopopbrengst van € 10 mln. verwacht. Deels betreft het een overloop van verkoopopbrengsten uit 2009 en deels additionele opbrengsten uit verkoop van agrarische gronden.

Beheersontvangsten (+ € 5,0 mln.)

De beheersontvangsten worden opwaarts aangepast (+ € 5,0 mln.), aangezien per 2010 de pachtprijzen zijn verhoogd op basis van het Pachtnormenbesluit 2007.

Verkoop roerende zaken (– € 13,9 mln.)

In de jaren 2006 en 2007 heeft Domeinen Roerende Zaken in beslag genomen mobiele telefoons, in verband met een vermeende BTW carrousel, verkocht om waardedaling te voorkomen. Ultimo 2009 heeft het Functioneel Parket te Amsterdam aangegeven dat de waarde van deze goederen uitgekeerd moet worden aan de rechtmatige eigenaar, omdat de BTW carrousel niet kan worden aangetoond. In 2010 wordt € 13,9 mln. geretourneerd ten laste van de geraamde verkoopopbrengst.

Artikel 8 Begrotingsbeleid

Budgettaire gevolgen van beleid – beleidsartikel 8 Begrotingsbeleid (bedragen x € 1.000)

Algemene beleidsdoelstelling: Het budgettaire beleid creëert de randvoorwaarden om maatschappelijke ambities, nu en in de toekomst, te verwezenlijken

Stand ontwerpbegroting 2010 (1)

Mutaties 1e suppletore begroting (2)

Stand 1e suppletore begroting 2010 (3)=(1+2)

Mutatie 2011

Mutatie 2012

Mutatie 2013

Mutatie 2014

Verplichtingen

32.787

808

33.595

– 67

– 68

– 1.478

– 1.478

        

Uitgaven

32.787

808

33.595

– 67

– 68

– 1.478

– 1.478

Programmauitgaven

4.680

375

5.055

    

Waarvan juridisch verplicht

  

5.055

    
        

Doelst. 4 Verminderen regeldruk voor bedrijven

       

Vermindering regeldruk

       
        

Apparaatsuitgaven

28.107

433

28.450

– 67

– 68

– 1.478

– 1.478

        

Ontvangsten

5.829

 

5.829

    

Apparaatsontvangsten

5.829

 

5.829

    

Toelichting

Verplichtingen en uitgaven

Programma-uitgaven en apparaatsuitgaven (+ € 0,8 mln.)

Voor uitvoering van diverse projecten op het terrein van vermindering regeldruk is er budget interdepartementaal overgeboekt naar het programma (€ 0,4 mln.) en voor overige werkzaamheden naar apparaat (€ 0,4 mln.).

Artikel 9 Algemeen

Opbouw verplichtingen-, uitgaven- en ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting 2010 naar de stand 1e suppletore begroting 2010 – artikel 9 Algemeen Bedragen x € 1.000

Algemeen

Stand ontwerpbegroting 2010 (1)

Mutaties 1e suppletore begroting (2)

Stand 1e suppletore begroting 2010 (3)=(1+2)

Mutatie 2011

Mutatie 2012

Mutatie 2013

Mutatie 2014

Verplichtingen

128.112

14.029

142.141

14.333

5.627

7.046

7.046

        

Uitgaven

128.112

14.029

142.141

14.333

5.627

7.046

7.046

Totaal apparaatsuitgaven

128.067

14.029

142.096

14.333

5.627

7.046

7.046

Apparaatsuitgaven

120.467

14.029

134.496

14.333

5.627

7.046

7.046

Uitvoeringskosten omslagstelsel Rijkswagenpark

7.600

 

7.600

    
        

Tegoeden WOII

45

 

45

    
        

Ontvangsten

11.462

4.307

15.769

4.237

4.237

4.237

4.237

Apparaatsontvangsten

3.862

4.307

8.169

4.237

4.537

4.537

4.537

Omslagstelsel Rijkswagenpark

7.600

 

7.600

 

 

 

 

Toelichting

Verplichtingen en uitgaven

Apparaatuitgaven (+ € 14,0 mln.)

De mutatie hangt samen met een desaldering (zie ontvangsten), ICT gerelateerde uitgaven en overige apparaatuitgaven.

Ontvangsten

Apparaatsontvangsten (+ € 4,3 mln.)

De apparaatsuitgaven in het kader van uitvoeringskosten RAD en huisvesting worden gedesaldeerd.

Artikel 10 Nominaal en onvoorzien

Opbouw verplichtingen-, uitgaven- en ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting 2010 naar de stand 1e suppletore begroting 2010 – artikel 10 Nominaal en onvoorzien Bedragen x € 1.000

Onvoorzien

Stand ontwerpbegroting 2010 (1)

Mutaties 1e suppletore begroting (2)

Stand 1e suppletore begroting 2010 (3)=(1+2)

Mutatie 2011

Mutatie 2012

Mutatie 2013

Mutatie 2014

Verplichtingen

1.714

 

1.714

3443

3093

3059

3059

        

Uitgaven

1.714

 

1.714

3443

3093

3059

3059

Onvoorzien

       

Loonbijstelling

       

Prijsbijstelling

       

2.3 Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf

Domeinen Onroerende Zaken, dat sinds 1 januari 2008 een baten-lastendienst was, en het Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf (GOB) zijn op 1 juli 2009 gefuseerd tot het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf (RVOB). Het GOB is hiertoe overgeheveld van het ministerie van VROM naar het ministerie van Financiën. Het RVOB heeft vanaf 1 januari 2010 de status van (tijdelijke) baten-lastendienst gekregen. In verband hiermee is een volledig uitgewerkte baten-lastenparagraaf voor de nieuwe fusiedienst opgenomen (met terugwerkende kracht tot 1 januari 2010). Mutaties in de cijfers in de paragrafen 2.3.1 t/m 2.3.3 ten opzichte van de Ontwerpbegroting 2010 zijn toe te schrijven aan de overgang van de directie Ontwikkeling van het kas/verplichtingenstelsel naar het batenlastenstelsel. Onder bepaalde voorwaarden kan het RVOB nu gronden die deel uitmaken van een (gebieds)ontwikkeling op de balans opnemen. Hetzelfde geldt voor de kosten die het RVOB moet maken gedurende de planontwikkeling voor die gronden. Voor het opvangen van de projectrisico’s is een aparte afspraak met het moederdepartement gemaakt die wordt toegelicht bij de openingsbalans.

2.3.1. Begroting van baten en lasten

Begroting van baten en lasten voor het jaar 2010 (x € 1.000)

(Bedragen * € 1.000)  

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

Baten

       

Opbrengst moederdepartement

20.670

20.415

22.904

22.216

22.216

22.216

22.216

Opbrengst overige departementen

1.192

 

750

750

750

750

750

Opbrengsten derden

1.076

920

750

750

750

750

750

Rentebaten

11

 

20

20

20

20

20

Buitengewone baten

       

Exploitatie bijdrage

       

Totaal baten

22.949

21.335

24.424

23.736

23.736

23.736

23.736

        

Lasten

       

Apparaatskosten

       

Personele kosten

13.954

14.156

16.682

16.189

16.189

16.189

16.189

Materiele kosten

5.779

6.620

6.893

6.775

6.775

6.775

6.775

Rentelasten

42

35

64

61

57

43

64

Afschrijvingskosten

427

401

672

678

591

363

465

Materieel

420

394

665

671

584

356

458

Immaterieel

7

7

7

7

7

7

7

Dotaties voorzieningen

1.795

      

Buitengewone lasten

       

Totaal lasten

21.997

21.212

24.311

23.703

23.612

23.370

23.493

        

Saldo van baten en lasten

952

123

113

33

124

366

243

Toelichting op de baten

Opbrengst moederdepartement (€ 22,9 mln.)

De opbrengsten in 2010 zijn als volgt te verdelen naar de diverse productgroepen:

Producten

Omzetbedrag

(* € 1.000)

Homogene producten

 

Erfpacht

1.035

Huur

3.542

Pacht

2.414

Medegebruik

1.946

Behandelen zakelijke lasten

1.770

Onbeheerde nalatenschappen

810

Bodemmaterialen

407

Beheerstaken in eigen beheer

727

Heterogene producten

 

Verkopen

6.450

Aankopen

109

Taxatie & Advies

882

Projectopdrachten gebiedsontwikkeling

690

Business cases gebiedsontwikkeling

1.775

Adviezen over ontwikkelmogelijkheden

347

  

Totaal

22.904

Opbrengst overige departementen (€ 750.000)

De opbrengst betreft vergoedingen voor beheeractiviteiten en taxaties ten behoeve van Rijkswaterstaat, Rijksgebouwendienst en Defensie.

Opbrengsten derden (€ 750.000)

De betreffende opbrengsten zijn te verdelen naar vier afnemerscategorieën:

  • Opbrengsten DRZ i.v.m. ICT-dienstverlening (€ 450.000).

  • Opbrengsten uit taxaties voor het verstrekken van schatkistleningen aan onderwijsinstellingen (€ 50.000).

  • Opbrengst taxaties RGD (€ 50.000).

  • Opbrengst activiteiten i.v.m. Onbeheerde nalatenschappen (€ 200.000).

Rentebaten (€ 20.000)

De rentebaten zijn vastgesteld op basis van een rentevoet van 1,5%.

Toelichting op de lasten

Personeel (€ 16,7 mln.)

De personele kosten 2010 bestaan uit twee componenten, namelijk:

  • Personeel ad € 16,6 mln. Het betreft 274 fte’s. De gemiddelde loonkosten per fte bedragen circa € 61.000;

  • Uitzendkrachten (€ 100.000).

Materieel (€ 6,9 mln.)

De materiële kosten 2010 zijn onder te verdelen in onderstaande categorieën.

Materiële kosten – categorieën

Bedrag

(* € 1.000)

Automatisering

1.895

Huren RGD

1.300

Huisvesting

895

Opleiding en wervingskosten

628

Reis- en verblijfkosten

601

Communicatie

404

Overig

1.170

  

Totaal

6.893

De post automatisering bestaat voor een deel uit automatiseringskosten ten behoeve van dienstverlening aan DRZ (€ 366.000). Door middel van een service level agreement (sla) worden de betreffende kosten verrekend.

Rentelasten (€ 64.000)

De rentelasten vloeien voort uit rente- en aflossingsdragend vermogen (gebruik leenfaciliteit). De daadwerkelijke rentepercentages zijn afhankelijk van de looptijden van de leningen. Het gehanteerd gemiddeld rentepercentage bedraagt 4,1%. De rente over de leningen die het RVOB afsluit voor de overname van gronden wordt niet jaarlijks betaald maar bijgeschreven op de hoofdsom en in een keer afgelost bij de afronding van het project. Deze rentelasten zijn hier dus niet opgenomen.

Afschrijvingskosten (€ 672.000)

De afschrijvingskosten zijn bepaald op basis van de huidige investeringsvoorraad en de te verwachten (vervangings)investeringen. In onderstaande tabel zijn de betreffende afschrijvingskosten uitgesplitst naar activagroep. Tevens is hierbij de gehanteerde (totale) afschrijvingstermijn vermeld.

Activa groepen

afschrijvingstermijnen

Bedrag

(* € 1.000)

Verbouwingen

10 jaar

72

Installaties

10 jaar

11

Meubilair

10 jaar

99

Kantoormachines

5 jaar

6

Computer apparatuur

3 jaar

397

Telecommunicatie apparatuur

7 jaar

38

Voertuigen

4 jaar

42

Software

3 jaar

6

Licenties

3 jaar

1

   

Totaal

 

672

Saldo van baten en lasten (€ 113.000)

Het geraamde saldo van baten en lasten betreft alleen RVOB, directie Vastgoed. Het geraamde resultaat 2010 van RVOB, directie Ontwikkeling is nihil. Rekening houdend met de 5%-regeling zal een deel worden afgedragen aan de algemene middelen.

2.3.2 Kasstroomoverzicht

Kasstroomoverzicht voor het jaar 2010 (x € 1.000)
  

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

1.

Rekening courant RHB 1/1

0

3.269

1.979

1.061

842

646

603

         

2.

Totaal operationele kasstroom

1.574

– 634

– 962

470

503

673

683

         

3a.

-/- Totaal investeringen (incl. onderhanden werk)

– 241

– 1020

– 188.378

– 24.550

– 550

– 550

– 550

3b

+/+ Totaal boekwaarde desinvesteringen

 

 

 

 

 

 

 

3.

Totaal investeringskasstroom

– 241

– 1020

– 188.378

– 24.550

– 550

– 550

– 550

         

4a.

-/- Eenmalige uitkering aan moederdepartement

 

 

– 88

– 33

– 124

– 366

– 243

4b.

+/+ Eenmalige storting door moederdepartement

2.301

 

756

 

 

 

 

4c.

-/- Aflossingen op leningen

– 365

– 656

– 624

– 656

– 575

– 350

– 451

4d.

+/+ Beroep op de leenfaciliteit

 

1.020

 188.378

24.550

550

550

550

4.

Totaal financieringskasstroom

1.936

364

188.422

23.861

– 149

– 166

– 144

         

5.

Rekening courant RHB 31/12

3.269

1.979

1.061

842

646

603

592

Toelichting

  • 1. Per 1 januari 2010 beschikt RVOB naar verwachting op de eigen apparaatbankrekening over een saldo van € 1.979.000. Dit is het rekening-courantsaldo uit 2009.

  • 2. De totale operationele kasstroom komt tot stand door het resultaat van baten en lasten te vermeerderen met de geplande afschrijvingen en te verminderen met de onttrekking aan voorzieningen.

    Er is zowel in 2009 als in 2010 sprake van een negatief operationeel kasstroomsaldo. Dit wordt veroorzaakt door de onttrekking aan een tweetal in 2008 gevormde voorzieningen.

  • 3a. De investeringen hebben grotendeels betrekking op de verwerving van gronden.

  • 4a. De eenmalige uitkering aan het moederdepartement heeft betrekking op de bestemming van een deel van de vastgestelde winst (5% regeling eigen vermogen).

  • 4b. De post «eenmalige storting door moederdepartement» heeft betrekking op het saldo tussen vlottende activa+liquide middelen en kortlopende schulden.

  • 4c. De totale aflossing op leningen ad € 624.000 heeft voor € 157.000 betrekking op de initiële lening.

  • 4d. Het beroep op de leenfaciliteit heeft grotendeels betrekking op de verwerving van gronden ten behoeve van gebiedsontwikkeling.

2.3.3 Doelmatigheidsindicatoren

Indicatoren

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

Mate van kostendekkendheid geheel RVOB

  

100%

100%

100%

100%

100%

Ontwikkeling tarieven homogene producten

van RVOB, directie Vastgoed1

100%

97%

93%

89%

85%

82%

79%

Aandeel directe uren voor totaal RVOB

50%

52%

54%

56%

58%

60%

62%

        

Aantal directe uren voor medewerker in primair proces

1150

1160

1170

1180

1190

1200

1210

        

Uitkomst klanttevredenheidsonderzoek

  

7

  

7

 
        

Percentage in het gelijkgestelde procedures (WOZ)

van RVOB, directie Vastgoed

70%

70%

70%

70%

70%

70%

70%

XNoot
1

Relatieve daling van het producttarief met 2008 als basisjaar.

Toelichting

RVOB heeft voor de taken die voortvloeien uit de Comptabiliteitswet twee soorten producten onderscheiden: homogene en heterogene producten. De homogene producten zijn met name ingebruikgevingen en het beoordelen en betalen van OZB-aanslagen. Per soort homogeen product zijn normuren gedefinieerd. Dat betekent dat er een genormeerd aantal uren per overeenkomst/zaak beschikbaar is. De ontwikkeling van de tarieven voor homogene producten is berekend als het gewogen gemiddelde van de gerealiseerde uren per soort homogeen product maal het uurtarief afgezet tegen het gemiddelde genormeerde aantal uren maal het uurtarief.

2.4 Openingsbalans RVOB 1 januari 2010

Algemene toelichting

In deze paragraaf is de definitieve openingsbalans voor het RVOB opgenomen. In de Ontwerpbegroting 2010 is geen indicatieve openingsbalans voor het RVOB opgenomen, aangezien het RVOB bij VJN met terugwerkende kracht tot 1 januari 2010 wordt ingesteld.

Openingsbalans RVOB per 1 januari 2010 (x € 1.000)

Activa

  

Immateriële vaste activa

 

47

   

Materiële vaste activa

 

942

– Grond en gebouwen

107

 

– Installaties en inventarissen

795

 

– Overige materiële vaste activa

40

 
   

Vlottende activa

 

158.416

– Onderhanden werk grondexploitaties

156.267

 

– Debiteuren

797

 

– Nog te ontvangen en vooruitbetaalde posten

596

 

– Te vorderen van moederdepartement

756

 
   

Liquide middelen

 

4.234

   

Totaal activa

 

163. 639

   

Passiva

  

Eigen vermogen

 

3.083

– Exploitatiereserve

3.083

 

– Verplichte reserves

0

 

– Onverdeeld resultaat

0

 
   

Langlopende schulden

 

155.873

– Leningen ministerie van Financiën

151.267

 

– Overige schulden

4.606

 
   

Voorzieningen

 

1.825

   

Kortlopende schulden

 

2.858

– Crediteuren

327

 

– Nog te betalen en vooruit ontvangen posten

2.531

 
   

Totaal passiva

 

163.639

Toelichting

Voor het opvangen van de risico’s die zijn gerelateerd aan het onderhanden werk (en die zich vertalen in het treffen van voorzieningen) staat het moederdepartement garant voor de projecten die in 2010 en 2011 in portefeuille worden genomen in de vorm van een zogenaamd vorderingenplafond maximaal (€ 207.000.000). Dat wil zeggen dat het RVOB eventuele voorzieningen die het moet treffen zodra de verwachting bestaat dat het onderhanden werk met een negatief resultaat zal worden afgesloten (waardoor de boekwaarde van de gronden moet worden verlaagd), kan financieren door het instellen van een vordering op het moederdepartement. Deze mogelijkheid zal in de tijd worden afgebouwd. Voor projecten die vanaf 2012 in portefeuille worden genomen zal het RVOB de risico’s dekken uit het eigen vermogen (in de vorm van een aparte bestemmingsreserve).

Naar boven