32 360 XVII
Slotwet en jaarverslag van Jeugd en Gezin 2009

nr. 3
JAARVERSLAG VAN JEUGD EN GEZIN (XVII)

Aangeboden 19 mei 2010

Inhoudsopgave blz.

A. Algemeen 3
1. Leeswijzer 3
2. Aanbieding en verzoek tot dechargeverlening 5
     
B. Beleidsverslag 9
3. Inleiding 9
4. Financiële toelichting bij (niet-)beleidsartikelen 24
5. Bedrijfsvoeringsparagraaf 38
     
C. Jaarrekening 40
6. Verantwoordingsstaat2009 40
7. Saldibalans 41
     
D Bijlagen 42
8. ZBO’s/RWT 42
9. Afkortingenlijst 43
10. Trefwoordenregister 44

A. ALGEMEEN

1. Leeswijzer

In dit jaarverslag wordt het beleid dat in 2009 is gevoerd verantwoord en wordt verantwoording afgelegd over de begroting 2009, zoals deze is vastgesteld door de Staten Generaal.

Experiment Verbetering verantwoording en begroting

Om te komen tot meer politieke focus en minder verantwoordingslasten heeft de minister van Financiën in 2007 een aantal voorstellen gepresenteerd. Eén van de voorstellen heeft betrekking op het verantwoordingsproces. Doelstelling van het experiment is om enerzijds de departementale jaarverslagen te vereenvoudigen en anderzijds om de verantwoording te concentreren op de hoofdlijnen van beleid. De veranderingen hebben derhalve betrekking op de inhoud van het beleidsverslag, op de inhoud van de beleidsartikelen en op de integratie van de Slotwet in het jaarverslag.

Beleidsverslag

In het beleidsverslag is de beleidsmatige verantwoording op hoofdlijnen over 2009 opgenomen. Hier wordt ook verslag gedaan van de stand van zaken van de doelstellingen in het beleidsprogramma Samen werken Samen leven die betrekking hebben op het Jeugd en Gezin beleidsterrein. Daarbij is tevens aangesloten op de prioriteiten die in de beleidsagenda 2009 zijn opgenomen.

Beleidsartikelen

De beleidsartikelen bevatten een volwaardige financiële verantwoording. In de artikelen worden de veranderingen van de begroting en de uitputting ervan toegelicht. Uit de tabellen blijkt bij welke begrotingswet (1een 2e Suppletore wet en Slotwet) die veranderingen zich hebben voorgedaan. Alle veranderingen, mutaties, ten opzichte van de vastgestelde begroting die groter zijn dan € 3 miljoen of groter zijn dan 3% van het budget van een artikel zijn hierin toegelicht.

Slotwet

De mutaties in de Slotwetstaat betreffen de budgettaire gegevens die geautoriseerd dienen te worden. De toelichting op deze slotwetmutaties is expliciet opgenomen in de budgettaire tabellen bij de (niet) beleidsartikelen die het verloop van de vastgestelde begroting tot aan de uiteindelijke realisatie verklaren.

Groeiparagraaf

De opzet van dit jaarverslag is nagenoeg onveranderd ten opzichte van het jaarverslag 2008. In de tabel achter het beleidsverslag, waarin een koppeling wordt gelegd tussen financiën en de kabinetsdoelstellingen, is dit jaar tevens aangegeven welke tussenresultaten zijn behaald. Hiermee wordt invulling gegeven aan de motie Pechtold (TK 31 951, nr. 11) en wordt de samenhang tussen het delivery-overzicht en het departementale jaarverslag vergroot.

Verantwoordelijkheid, medebetrokkenheid en apparaatsuitgaven

Verantwoordelijkheid minister voor Jeugd en Gezin

In dit jaarverslag wordt het beleid dat in 2009 is gevoerd, verantwoord.

Beleidsmatig vallen ook de zorg voor jeugd-licht verstandelijk gehandicapten (jeugd-lvg) en de jeugd-geestelijke gezondheidszorg (jeugd-ggz) onder de verantwoordelijkheid van de minister voor Jeugd en Gezin. Budgettair gezien vallen deze uitgaven onder het zogenoemde Budgettair Kader Zorg (BKZ). In de premietabellen in artikel 42 Gezondheidszorg en artikel 43 Langdurige zorg van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), maken deze jeugdgerelateerde uitgaven aan lichtverstandelijk gehandicapten en de geestelijke gezondheidszorg integraal onderdeel uit van de aldaar gepresenteerde realisatiecijfers.

Medebetrokkenheid minister voor Jeugd en Gezin

De minister voor Jeugd en Gezin is medebetrokken bij een aantal beleidsterreinen waarvoor andere bewindspersonen primair verantwoordelijk zijn. Een en ander is vervolgens nader toegelicht in TK 31 001, nr. 3. Medebetrokkenheid betekent dat de minister voor Jeugd en Gezin door de primair verantwoordelijke bewindspersonen op deze terreinen actief geïnformeerd wordt over, en vanuit het kabinet als eerste betrokken wordt bij beleidsonderwerpen en dossiers die raken aan de verantwoordelijkheid van de minister voor Jeugd en Gezin voor een integraal jeugd- en gezinsbeleid. Ook betekent het dat de minister voor Jeugd en Gezin pro-actief alle zaken aankaart bij zijn collega bewindspersonen, en bij bovengenoemde onderwerpen in het bijzonder, die hij in het belang van de jeugd en het gezin acht.

Apparaatsuitgaven Jeugd en Gezin

Jeugd en Gezin heeft geen eigen ambtelijk apparaat. De ambtenaren zijn gehuisvest bij de departementen waar de beleidsonderwerpen voor de oprichting van Jeugd en Gezin waren ondergebracht.

Bedrijfsvoeringsparagraaf

De bedrijfsvoeringsparagraaf bestaat uit vier verplichte onderdelen: rechtmatigheid, totstandkoming beleidsinformatie, financieel- en materieel beheer en overige aspecten van de bedrijfsvoering.

In 2007 is bij alle departementen de kwantitatieve grens voor de rapportering in de bedrijfsvoeringsparagraaf van onrechtmatigheden en onzekerheden per artikel verhoogd. De rapporteringstolerantie is afhankelijk van de realisatie van het artikel. Er is sprake van een glijdende schaal die afneemt van 10% naar 3%. Bij onrechtmatigheden is nog een aanvullende bepaling. Deze vereist dat wanneer de artikeltolerantie hoger is dan de 1% tolerantie die geldt voor de totale verantwoording de laagste van de twee uitkomsten wordt toegepast bij de bepaling of sprake is van een verplichte vermelding in de bedrijfsvoeringsparagraaf.

Omdat bij Jeugd en Gezin een scheiding is aangebracht tussen beleid en uitvoering, worden indien noodzakelijk, fouten en onzekerheden in de rechtmatigheid en de getrouwe weergave in de beleidsuitvoering toegelicht in de bedrijfsvoeringsparagraaf van het ministerie verantwoordelijk voor de uitvoering. Jeugd en Gezin neemt hoofdconclusies op en kan verder volstaan met een verwijzing naar de bedrijfsvoeringsparagraaf van het uitvoerende ministerie. Wel kan er voor de beleidsbepalende minister(s) aanleiding zijn om hierbij vanuit hun verantwoordelijkheid aanvullende opmerkingen te maken.

2. AANBIEDING VAN HET JAARVERSLAG EN VERZOEK TOT DECHARGEVERLENING VAN DE MINISTER VOOR JEUGD EN GEZIN AAN DE VOORZITTERS VAN DE EERSTE EN TWEEDE KAMER VAN DE STATEN GENERAAL.

Hierbij bied ik het jaarverslag met betrekking tot de begroting over het jaar 2009 van Jeugd en Gezin aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister voor Jeugd en Gezin decharge te verlenen over het in het jaar 2009 gevoerde financiële beheer.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld van haar bevindingen en haar oordeel met betrekking tot:

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

• het gevoerde financieel beheer;

• de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

• de financiële informatie in het jaarverslag;

• de betrokken saldibalans;

• de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

• de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering van Jeugd en Gezin.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

• Het Financieel Jaarverslag van het Rijk over 2009;

• Het voorstel van de Slotwet over het jaar 2009 die met het onderhavige jaarverslag samenhangt; de Slotwet is geïntegreerd met het onderhavige jaarverslag in dit Kamerstuk opgenomen.

• Het rapport van de Algemene Rekenkamer over het jaar 2009 met betrekking tot het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel Jaarverslag van het Rijk;

• De verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel Jaarverslag van het Rijk over 2009 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2009, alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2009 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

De Minister voor Jeugd en Gezin,

A. Rouvoet 

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

B. BELEIDSVERSLAG

3. Inleiding

Alle kinderen moeten alle kansen krijgen om gezond en veilig op te groeien. Zij moeten hun talenten kunnen ontwikkelen en goed voorbereid zijn op hun toekomst. Dat is de missie van Jeugd en Gezin, zoals verwoord in het beleidsprogramma «Alle kansen voor alle kinderen». Een missie die bijdraagt aan het vergroten van de sociale samenhang. De kracht van gezinnen versterken, jongeren meer kansen bieden en alle zorg in het teken stellen van meedoen. Daaraan werken medewerkers van verschillende departementen onder de aansturing van het programmaministerie voor Jeugd en Gezin.

De behaalde resultaten van het jeugd- en gezinsbeleid in de afgelopen periode laten zich als volgt samenvatten:

Het gezin staat prominent op de agenda:

We gaan uit van de eigen kracht van jeugd en gezin. Gezinnen hebben nu meer ruimte en tijd voor opvoeden met het kindgebonden budget, de uitbreiding van het ouderschapsverlof en andere maatregelen om gezin en werk te combineren. Ouders kunnen in veel gemeenten in laagdrempelige Centra voor Jeugd en Gezin terecht voor opvoedondersteuning en -informatie. Opvoeden is een thema dat leeft dankzij de lokale opvoeddebatten. We hebben deze kabinetsperiode jeugd en gezin bij elkaar gebracht. Ook in de uitvoering staat de gezinscontext centraal. Als het met de jeugd minder goed gaat en extra aandacht nodig is geldt dat meestal ook voor het hele gezin. Gezinnen krijgen ten slotte van dit kabinet kindgebonden budget; een bedrag per kind in een gezin. Hierdoor worden ouders financieel beter ondersteund bij de opvoeding van hun kind.

Meer kansen voor kinderen:

Door het Kinderrechtenverdrag – waarvan we in 2009 het 20-jarig bestaan hebben gevierd – consequent als uitgangspunt te nemen, is een impuls gegeven aan positief jeugdbeleid. De wethouders Jeugd en Gezin van de gemeenten zijn aan de slag met een ontwikkelingsgericht jeugdbeleid en een kind- en gezinsvriendelijke leefomgeving. De Centra voor Jeugd en Gezin vormen daarin een spilfunctie. De impuls vrijwillige inzet Jeugd en Gezin draagt bij aan een versterking van de sociale netwerken rond gezinnen. Met de notitie «Onze jeugd van tegenwoordig» is tegenwicht geboden aan de negatieve beeldvorming van jongeren. Met de jaarlijkse uitreiking van de Jong Lokaal bokaal en andere initiatieven samen met de Nationale Jeugdraad (NJR) is de participatie van jongeren gestimuleerd. Het programma «Diversiteit in het jeugdbeleid» is erop gericht dat migrantenouders en hun kinderen beter worden bereikt en zodoende ook meer en betere kansen krijgen.

Snellere en betere zorg voor jeugd:

Door de invoering van het digitaal dossier jeugdgezondheidszorg en de Verwijsindex Risicojongeren (VIR) is het mogelijk geworden om informatie sneller uit te wisselen en benodigde hulp tijdig in te schakelen. De toename van het aantal Zorg- en Adviesteams (ZAT) in het Primair Onderwijs (PO), Voortgezet Onderwijs (VO) en Middelbaar Beroepsonderwijs (MBO) draagt eraan bij dat professionals de zorgen over een kind met elkaar bespreken en heldere afspraken maken over de te verlenen hulp. De invoering van de werkwijze «Eén gezin, één plan» stimuleert efficiënte en effectieve hulp aan gezinnen met meervoudige problemen. Ouders en kinderen hebben te maken met minder hulpverleners en hoeven niet steeds opnieuw hun verhaal te vertellen. In zeven gemeenten wordt in experimenten «Achter de voordeur: één gezin, één plan» met deze werkwijze ervaring opgedaan. Daarbij is ook de regeldruk in de jeugdzorg aangepakt, waardoor zowel professionals als cliënten te maken hebben met minder bureaucratie.

Kinderen beter beschermd:

Een effectieve en samenhangende aanpak van kindermishandeling is het doel van het actieplan «Kinderen veilig thuis». Landelijk wordt de zogenaamde RAAK-aanpak uitgerold en genereert de publiekscampagne veel aandacht voor kindermishandeling. Het programma «Beter Beschermd» is erop gericht dat de kinderen in de jeugdbescherming sneller en beter worden geholpen door onder meer de invoering van de Delta methode, verlaging caseload bij gezinsvoogdijwerkers bij de Bureaus Jeugdzorg en vermindering van de doorlooptijden in de jeugdbescherming. Een verbetering is verder dat sinds 1 januari 2010 kinderen met een machtiging gesloten jeugdzorg niet meer in een justitiële jeugdinrichting verblijven. Hiervoor is de capaciteit uitgebreid en wordt nu een strikte scheiding van straf- en civielrechtelijke plaatsen gehanteerd.

Aanpak jeugdwerkloosheid en perspectief voor kwetsbare jongeren:

Door in te zetten op preventie en samenwerking tussen onderwijs, zorg en arbeidsmarkt ligt het halen van een startkwalificatie en het vinden van passend werk voor meer jongeren binnen bereik. In het crisisakkoord van voorjaar 2009 is samen met de ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en Onderwijs, Cultuur & Wetenschap (OCW) € 500 miljoen extra uitgetrokken voor de aanpak van jeugdwerkloosheid en het oplossen van knelpunten in het onderwijs. Met ingang van 1 januari 2010 wordt jaarlijks via de decentralisatie-uitkering jeugd € 21,7 miljoen beschikbaar gesteld aan gemeenten om perspectief te bieden aan kwetsbare jongeren in het onderwijs. Voor de jongeren die geen opleiding volgen, geen baan hebben of dreigen af te glijden naar de criminaliteit wordt in de negen pilots campussen ervaring opgedaan om ze via intensieve begeleiding weer op het juiste spoor te zetten. In samenwerking met de ministeries van Justitie, Binnenlandse Zaken (BZK) en Wonen, Wijken en Integratie (WWI) zijn in 2009 verschillende maatregelen getroffen om niet alleen grenzen te stellen aan het gedrag van overlastgevende jeugd, maar om ook perspectief te bieden.

• In 2009 is naast de inzet op de bestaande doelstellingen ook vooruitgekeken naar de toekomst van de zorg voor jeugd (TK 31 839, nr. 9), mede op basis van de evaluatie van de Wet op de jeugdzorg, die in november 2009 is verschenen. In 2009 kwamen ook beschikbaar het SER-advies over jongerenparticipatie en een onderzoek over het gebruik van gecombineerde zorg door kinderen en jongeren. Daarnaast heeft een groot aantal betrokken partijen, waaronder de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), eind 2009 adviezen uitgebracht over zorg voor de jeugd.

Uit recente publicaties van onder meer de Raad voor het Openbaar Bestuur en het adviesbureau Berenschot is duidelijk geworden dat een programmaministerie, zoals het programmaministerie voor Jeugd en Gezin, verkokering tegengaat en een flexibele en aansprekende vorm van werken is. De meerwaarde van de programmaminister voor Jeugd en Gezin zit in de verbinding: geconcentreerde aandacht voor jeugd- en gezinsbeleid en voortgang maken op een terrein met uitstraling op verschillende beleidsvelden.

Het vervolg van dit beleidsverslag laat zien wat op terrein van jeugd en gezin is bereikt en welke inzet verder nodig is om de gestelde doelen te realiseren. Het verslag volgt de drie sporen uit het beleidsprogramma «Alle kansen voor alle kinderen»:

1. Het gezin staat prominent op de agenda: gezinnen steunen in hun belangrijke taak in opvoeding en samenleving.

2. Omslag naar preventie: sterk inzetten op het voorkomen van problemen.

3. De vrijblijvendheid voorbij: ongewenste situaties in het jeugdbeleid mogen niet voortduren.

1. Het gezin staat prominent op de agenda

Samenleven, respecteren en het leren van gemeenschappelijke waarden beginnen in het gezin. Hechte, weerbare gezinnen zijn de basis voor een goede start in het leven. Een stabiel gezin heeft een gunstige invloed op de persoonlijke en sociale ontwikkeling van kinderen en draagt daarmee bij aan de kracht en kwaliteit van onze samenleving. In de nota «De eigen kracht van het gezin» en de nota «Onze jeugd van tegenwoordig» is een samenhangende visie gepresenteerd op jeugd en gezin. In de kern gaat het om het versterken van ouders en opvoeders in tijd, middelen en vaardigheden. Benutten en versterken van eigen kracht van jeugd en gezin staan centraal in het jeugd- en gezinsbeleid. In 2009 zijn op gezinsgebied onderstaande resultaten geboekt.

Opvoeden bespreekbaar maken

Op 15 mei 2009, de Internationale Dag van het Gezin, is het opvoeddebat van start gegaan. De hoofddoelen van het debat zijn: opvoeden bespreekbaar maken, informele netwerken rond gezinnen versterken én de drempel naar de Centra voor Jeugd en Gezin verlagen. Tijdens de conferentie «Samenwerken voor de jeugd» van 7 oktober 2009 is de zogeheten Opvoedestafette gestart, een reeks van lokale opvoeddebatten. Ook is de websitewww.opvoeddebat.nlgelanceerd. Hierop staan onder meer columns van deskundigen en bekende Nederlanders over opvoeding, verslagen van de estafette en de aankondiging van lokale debatten. Via opinieonderzoek wordt nagegaan hoe ouders denken over de thema’s opvoeden & pubers, opvoeden & omgeving, opvoeden & vaders en ten slotte opvoeden & school. Ook worden online debatten gevoerd met burgers en experts over opvoeden aan de hand van stellingen. De eerste stelling leverde meer dan 5000 reacties op. Eind 2010 wordt het opvoeddebat afgerond.

Combineren van gezin en werk

De combinatie van gezin en werk stond centraal op de landelijke conferentie «Werkende Gezinnen» van 9 maart 2009. In vervolg op de conferentie is een netwerkgids gepubliceerd en is een website met aansprekende voorbeelden geopend. Met een voorlichtingscampagne zijn ouders en werkgevers geïnformeerd over de verschillende verlofregelingen met goede voorbeelden ter illustratie. In oktober 2009 is de zogeheten Loflijst 2009 in ontvangst genomen, een lijst met de meest gezinsvriendelijke werkgevers. Verder zijn in 2009 de projecten «gezin en werk voor vaders» en «keurmerk gezinsvriendelijk werkgeverschap» van start gegaan. De eerste resultaten van deze projecten worden medio 2010 verwacht. Daarnaast is in 2009 het ouderschapsverlof verlengd van 13 naar 26 weken en is de ouderschapsverlofkorting ingevoerd.

Investeren in gezinnen: de Kindregelingen

Gezinnen moeten ook financieel in staat zijn goed te functioneren om hun belangrijke maatschappelijke rol te kunnen vervullen. Naast de reguliere kinderbijslag is het kindgebonden budget een belangrijk instrument om ouders financieel te ondersteunen bij de opvoeding van hun kind. Het kindgebonden budget, in de vorm van een bedrag per kind, heeft in 2009 een belangrijke bijdrage geleverd aan verbetering van de inkomenspositie van gezinnen met een laag tot midden inkomen. Het kindgebonden budget is in 2009 ingevoerd ter vervanging van de kindertoeslag.

Kind en scheiding

Ieder jaar maken ongeveer 33 duizend kinderen en jongeren een echtscheiding mee. Kinderen die te maken krijgen met een echtscheiding van ouders hebben in een latere levensfase meer dan andere kinderen of jongeren problemen, zoals depressie, angst, slechte schoolprestaties, agressie of crimineel gedrag. In de Gezinsnota uit 2008 is daarom gekozen voor maatregelen die de gevolgen van een scheiding voor het kind verminderen. Een zichtbaar gevolg van bijvoorbeeld het geven van voorlichtingsmateriaal aan scheidende ouders is een stijging van het aantal co-ouderschappen, waarbij ouders de opvoedtaken onder elkaar verdelen.

Onze jeugd van tegenwoordig en Impuls vrijwillige inzet jeugd en gezin

De nota «Onze jeugd van tegenwoordig» van juni 2009 geeft een goede inkijk in de leefwereld van onze hedendaagse jeugd. De nota vraagt ouders, opvoeders en beleidsmakers zich meer te verdiepen in de leefwereld van jongeren om hen verder te helpen op weg naar volwassenheid. In navolging van de motie Slob (TK 31 700, nr. 17) wordt van 2009 tot en met 2011 een impuls gegeven van in totaal € 18 miljoen om de vrijwillige inzet voor en door jeugd en gezin te stimuleren. Met deze impuls wordt een bijdrage geleverd aan het samenleven en actief burgerschap rond opvoeden en opgroeien. In 2009 zijn in totaal 27 projecten gehonoreerd: 17 op het terrein van sociale samenhang en leefbaarheid en 10 op het terrein van opvoeden en opgroeien. De aard van de projecten is zeer divers: zo wordt ingezet op samen sporten, samen een speelplaats inrichten of opknappen, voorlezen of het geven van training opvoedingsondersteuning door vrijwilligers.

Jeugdparticipatie

In 2009 werden jongeren via verschillende activiteiten meer bij het lokale jeugdbeleid betrokken. Amsterdam won in 2009 de Jong Lokaal Bokaal, de prijs voor de gemeente die jongerenparticipatie het beste vorm geeft. Rotterdam was in 2009 Europese Jongerenhoofdstad: één jaar lang – met medefinanciering van Jeugd en Gezin – dé stad met een breed scala aan activiteiten voor en door jongeren. Ook het jongerenwerk kan een belangrijke rol spelen om jongeren meer bij de samenleving te betrekken. In diverse werkbezoeken aan gemeenten is hiervoor in 2009 aandacht gevraagd. In 2009 heeft de Maatschappelijke ondernemersgroep (MOgroep) een nieuw competentieprofiel voor jongerenwerkers opgesteld meer passend bij de eisen van deze tijd.

Kinderrechten en Europees jeugdbeleid

In januari 2009 heeft de minister voor Jeugd en Gezin in Genève voor het VN-Kinderrechtencomité verslag gedaan van de wijze waarop in Nederland uitvoering wordt gegeven aan het Kinderrechtenverdrag. Op de internationale dag voor de Rechten van het kind, 20 november 2009, werd in Stockholm de twintigste verjaardag gevierd van het Internationale verdrag inzake de rechten van het kind. Op die dag zijn tijdens de High Level Meeting of the Permanent Intergovernmental Group L’Europe de l’Enfance de EU-landen aangespoord om wereldwijd de leiding te nemen in het naleven van de rechten van kinderen. Dezelfde dag hebben Hare Majesteit koningin Beatrix en de minister voor Jeugd en Gezin de viering van 20 jaar Kinderrechten bijgewoond tijdens de Kinderrechtentop in Leiden. De minister heeft bij die gelegenheid middelen beschikbaar gesteld voor een leerstoel Jeugdrecht aan de Universiteit van Leiden.

Onder het Zweedse voorzitterschap is door de jeugdministers van de EU op 27 november 2009 in Brussel een nieuwe EU Jeugdstrategie aangenomen. De bevordering van jeugdwerkgelegenheid, de participatie van jongeren, preventie van sociale uitsluiting en mobiliteit van jongeren zijn prioriteiten van het Europees jeugdbeleid voor de komende jaren. In 2009 verscheen tevens het eerste EU Jeugdrapport, met daarin feiten en cijfers over de positie van jeugd in de 27 lidstaten en hebben de Benelux bewindslieden voor jeugd een Memorandum van Overeenstemming getekend. Verder vond in december 2009 in Amsterdam een internationaal seminar plaats over Indicatoren voor Kinder- en Jeugdwelzijn.

Beleidsconclusie

De minister voor Jeugd en Gezin wil de kracht van gezinnen en daarmee de sociale samenhang in ons land versterken. Het doel is om Nederland gezinsvriendelijker te maken. Met het uitvoeren van de hiervoor toegelichte beleidstrajecten uit het beleidsprogramma «Alle kansen voor alle kinderen» én de «Nota gezinsbeleid 2008» ligt de uitvoering van beleid op koers.

2. Omslag naar preventie

Kinderen en hun ouders moeten laagdrempelig dicht bij huis terecht kunnen voor informatie en advies bij opvoeden en opgroeien. Dat kan in de Centra voor Jeugd en Gezin die in alle gemeenten in ontwikkeling zijn. Daarbij hoort ook problemen vroegtijdig signaleren en die problemen kindgericht aanpakken. In 2009 zijn flinke stappen gezet om dit doel te realiseren door verdere ontwikkeling van het aantal Centra voor Jeugd en Gezin (CJG), Zorg- en Adviesteams (ZAT) op scholen, de ontwikkeling van een basismodel voor het digitaal CJG en het werken met digitale dossiers jeugdgezondheidszorg (EKD) en de Verwijsindex Risicojongeren (VIR). De ontwikkeling van goede preventie binnen de jeugdzorg is door het kabinet als prioriteit aangemerkt. Kabinetsdoelstellingen 30 en 32 en Kabinetsproject 5 zijn in dat kader geformuleerd.

Kabinetsdoelstelling 30 «In 2011 worden kinderen, jongeren en hun ouders snel en goed ondersteund»Kabinetsproject 5 «Kansen voor kinderen»

Centra voor Jeugd en Gezin

De Centra voor Jeugd en Gezin bieden laagdrempelige en deskundige ondersteuning aan gezinnen en jongeren met vragen over opvoeden en opgroeien. De centra moeten in 2011 landelijke dekking hebben en zijn bestemd voor alle ouders, kinderen en jongeren (– 9 maanden tot 23 jaar). Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het opzetten van deze centra.

De afgelopen jaren is binnen de gemeenten veel in beweging gekomen door de ontwikkeling van de Centra voor Jeugd en Gezin. Er gebeurt veel om de opvoed- en opgroeiondersteuning te verbeteren, versterken en verbinden. Professionals leren elkaar beter kennen, de eenheid van taal verbetert waardoor mensen elkaar beter begrijpen en er wordt bekeken op welke manier de verschillende instellingen elkaar kunnen aanvullen.

Op 31 december 2009 hadden 95 gemeenten een Centrum voor Jeugd en Gezin. Dit was lager dan de verwachting van 125 geopende CJG’s per eind 2009. De opgelopen achterstand is echter in de eerste maanden van 2010, in aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen, ingelopen. Veel verantwoordelijke wethouders hebben de feitelijke opening uitgesteld tot kort voor de verkiezingen, terwijl de infrastructuur reeds in 2009 gerealiseerd was. In maart 2010 hadden 155 gemeenten een Centrum voor Jeugd en Gezin gerealiseerd. Alle gemeenten die nog geen Centrum voor Jeugd en Gezin hebben gerealiseerd zijn bezig met de planvorming of implementatie. Het Rijk blijft met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) ondersteuning aan gemeenten bieden.

Aantal gemeenten met een Centrum voor Jeugd en Gezin
Jaar Begroting Realisatie
2008 50 45
2009 125 95

Bron: Jeugd en Gezin

In 2009 is met een aantal gemeenten een start gemaakt indicatoren te formuleren om de effectiviteit van Centra voor Jeugd en Gezin en breder de lokale jeugdzorg in beeld te brengen. Gemeenten blijken hier zelf in toenemende mate ook de behoefte aan te hebben: het gaat hen ook om het resultaat. Het streven is medio 2010 een set effectiviteitsindicatoren benoemd te hebben. Hiermee wordt het mogelijk het aantal centra te monitoren, maar ook de verbeteringen in ondersteuning en hulpverlening op het gebied van opvoeden en opgroeien.

Ter versterking van de laagdrempelige informatievoorziening door Centra voor Jeugd en Gezin zijn in 2009 stappen genomen om gemeenten te faciliteren bij het opzetten van online Centra voor Jeugd en Gezin. Daarmee komt goede en betrouwbare informatie over opvoeden en opgroeien digitaal beschikbaar. In 2009 is een pilot gestart in de gemeente Roosendaal en de provincie Utrecht (totaal circa 30 gemeenten) om de kritische succesfactoren van een online CJG te onderzoeken. Sinds de afronding van de pilot (eind februari 2010) is het gebruiksrecht van alle informatie over opvoeden en opgroeien en bijbehorende computerapplicaties voor alle gemeenten beschikbaar. Op deze manier kunnen alle Nederlandse gemeenten goede en betrouwbare informatie over opvoeden en opgroeien via hun online CJG beschikbaar stellen.

Beleidsconclusie

De vorming van de Centra voor Jeugd en Gezin heeft een grote impuls gegeven aan het verbeteren, verbinden en versterken van de opvoed- en opgroeiondersteuning en geeft die impuls nog steeds. De realisatie van de Centra voor Jeugd en Gezin ligt op schema, hoewel in de eerste maanden van 2010 daar een flinke inhaalslag voor nodig was. Naast aandacht voor de kwantitatieve ontwikkeling zal door Jeugd en Gezin met gemeenten gewerkt worden aan het inzichtelijk maken van de kwalitatieve ontwikkeling van de Centra voor Jeugd en Gezin. Jeugd en Gezin heeft een aanzet gedaan met de ontwikkeling van betrouwbare informatie voor lokale digitale Centra voor Jeugd en Gezin zodat online informatie over opvoeden en opgroeien van gelijke kwaliteit is.

Zorg en Adviesteams

De Zorg- en Adviesteams (ZAT’s) zijn samenwerkingsverbanden van scholen en professionals voor zorg en ondersteuning, bijvoorbeeld jeugdgezondheidszorg, leerplicht, maatschappelijk werk en jeugdzorg, met als doel snelle en professionele hulp te bieden aan kinderen en jongeren en hun ouders. In 2011 moet iedere school in het primair onderwijs (PO), voortgezet onderwijs (VO) en middelbaar beroepsonderwijs (MBO) een ZAT hebben. Uit de cijfers 2009 blijkt dat in het PO 63% van de scholen een ZAT had, in het VO 96% en in het MBO 89%.

Kengetallen ZAT’s
Onderwijsvorm Realisatie in 2007 Realisatie in 2008 Realisatie in 2009 Beoogd in 2010 Beoogd in 2011
Primair onderwijs 60% 69% 63% 85% 100%
Voortgezet onderwijs 92% 95% 96% 96% 100%
Middelbaar beroepsonderwijs 75% 82% 89% 90% 100%

Bron: Monitor Zorg- en Adviesteams, Nederlands Jeugdinstituut.

Beleidsconclusie

De dekkingsgraad van de ZAT’s in de verschillende onderwijssectoren is de afgelopen drie jaar gestegen. Ook in het PO was in eerste instantie een stijging te zien, maar uit voorlopige cijfers blijkt zich nu weer een daling voor te doen. De realisatie van de kabinetsdoelstelling dat in 2011 in alle onderwijssectoren de dekkingsgraad van goed functionerende ZAT’s 100 procent is, ligt redelijk op koers. De ondersteuning van scholen, gemeenten en jeugdinstellingen wordt de komende periode dan ook voortgezet, met extra inzet voor het PO. In aanvulling daarop zijn de voorbereidingen getroffen de ZAT’s wettelijk vast te leggen via het wetsvoorstel «Zorg in en om de School» (TK 31 001, nr. 70).

Digitaal dossier Jeugdgezondheidszorg en de Verwijsindex

Een goede signalering van (beginnende) problemen bij kinderen begint bij goede informatie en goede samenwerking tussen professionals van hulpverlenende organisaties. Het digitaal dossier jeugdgezondheidszorg (JGZ) en de Verwijsindex risicojongeren (VIR) zijn digitale systemen om hulpverleners te ondersteunen in hun werk voor kinderen en jongeren. Deze systemen hebben tot doel de samenwerking te vergemakkelijken tussen hulpverlenende organisaties.

Het digitaal dossier JGZ heeft tot doel de kwaliteit van de JGZ te verbeteren door de papieren dossiers in de jeugdgezondheidszorg te digitaliseren. Net als een papieren dossier volgt het digitaal dossier de ontwikkeling van een kind. Door digitalisering kunnen professionals binnen de JGZ dossiers beter aan elkaar overdragen, zodat zij kinderen beter kunnen volgen en risico’s sneller signaleren. Om te waarborgen dat instellingen daadwerkelijk dossiers digitaliseren is in de Wet publieke gezondheid (Wpg) een digitaliseringsplicht opgenomen. In juni 2009 heeft de Eerste Kamer hiermee ingestemd. De digitaliseringsplicht wordt per 1 juli 2010 van kracht.

In 2007 is als kabinetsdoelstelling geformuleerd vanaf 2009 te werken met digitale dossiers in de jeugdgezondheidszorg op basis van een landelijk systeem. Gedurende de uitvoering is in overleg met de VNG en JGZ-organisaties afgestapt van een landelijk systeem als gevolg van een mislukte landelijke aanbesteding. In plaats daarvan is gekozen voor een regionale aanpak, waarbij JGZ-organisaties onder bestuurlijke regie van gemeenten een automatiseringspakket aanschaffen via openbare aanbesteding. De regionale aanbestedingstrajecten leiden echter tot vertraging in de uitvoering. In de brief aan de Tweede Kamer van 28 oktober 2009 is aanpassing van de doelstelling ten aanzien van de digitalisering van dossiers in de JGZ gecommuniceerd. Inmiddels werkt 40% geheel of gedeeltelijk met digitale dossiers. Eind 2009 heeft 95% van de JGZ-organisaties een pakket gekozen en is bezig met de implementatie. In overleg met het veld is besloten de digitaliseringsplicht per 1 juli 2010 in te laten gaan. De verwachting is dat 85% van de JGZ-organisaties vanaf die datum of kort daarna werkt met digitale dossiers. De laatste 15% zullen in eerste helft van 2011 overgaan tot digitalisering.

De Verwijsindex is een instrument dat hulpverleners snel op de hoogte brengt van elkaars betrokkenheid bij een jongere. De Verwijsindex bevat geen inhoudelijke informatie – de zogeheten «wat informatie» – maar alleen «dat informatie». Onderwijsinstellingen, politie en justitie, jeugdzorg, (jeugd)gezondheidszorg en werk en inkomen worden aangesloten op de Verwijsindex. In 2009 zijn 290 van de 431 gemeenten aangesloten op de Verwijsindex. In 2009 is door de Tweede Kamer het wetsvoorstel Verwijsindex Risicojongeren goedgekeurd (TK 31 855, nr. 4). Begin februari 2010 heeft ook de Eerste Kamer met het wetsvoorstel ingestemd.

Beleidsconclusie

Doordat een beleidwijziging nodig was om over te stappen op regionale aanschaf van automatiseringspakketten moest regionaal worden aanbesteed. Deze beleidswijziging heeft geleid tot aanpassing van de doelstelling ten aanzien van de digitalisering van dossiers bij de jeugdgezondheidszorg (JGZ). In 2010 zal naar verwachting 85% van de JGZ-organisaties de digitalisering hebben afgerond en de andere 15% volgt de eerste helft van 2011.

Met het wettelijk vastleggen van de Verwijsindex verwachten wij dat hulpverleners binnen de verschillende maatschappelijke domeinen vanaf 2010 de zorg voor risicojongeren beter kunnen organiseren, met als gevolg dat deze jongeren betere begeleiding krijgen en meer kansen krijgen in onze maatschappij (TK 31 001, nr. 82).

Kabinetsdoelstelling 32 «Bestrijding kindermishandeling door versterking van preventie, signalering en ingrijpen»

Kinderen moeten beschermd worden tegen alle vormen van kindermishandeling. De «bestrijding van kindermishandeling door versterking van preventie, signalering en ingrijpen» is daarom een kabinetsdoelstelling. In 2009 is stevig ingezet op het uitvoeren van het Actieplan Aanpak Kindermishandeling «Kinderen veilig thuis». Naast de invoering van de RAAK-aanpak behelst dit onder meer opvoedondersteuning via de Centra voor Jeugd en Gezin, zie hiervoor de toelichting bij doelstelling 30.

RAAK-aanpak

Een belangrijk onderdeel van het Actieplan is de invoering van een regionaal sluitende aanpak, gebaseerd op de aanpak van de Reflectie- en Actiegroep Aanpak Kindermishandeling (RAAK) ontwikkelde aanpak in heel Nederland wordt gehanteerd. Eind 2010 moet deze sluitende, samenhangende en effectieve aanpak van kindermishandeling in heel Nederland zijn gerealiseerd. In 2009 hebben 35 regio’s, met ondersteuning van het Nederlands Jeugdinstituut, hierin het voortouw genomen.

Aantal regio’s met RAAK-aanpak
Jaar Begroting Realisatie
2008 4 4
2009 15 14

Bron: Jeugd en Gezin

In 2009 hebben verder onderstaande ontwikkelingen bijgedragen aan preventie, signalering en ingrijpen bij het tegengaan van kindermishandeling:

• De doorlopende publiekscampagne (www.watkanikdoen.nl);

• De verlaging van de wachttijden en doorlooptijden bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) (TK 31 839, nr. 21): het doel om de doorlooptijd terug te brengen tot maximaal 10 weken voor 50 procent van de gevallen is gehaald;

• Het opstellen van een basismodel voor de meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld, dat begin 2010 is gepresenteerd.

De Stuurgroep Aanpak Kindermishandeling heeft in 2009 de aanpak nauwlettend gevolgd en impulsen gegeven aan het krachtig oppakken van de grote opgave. In december 2009 heeft de minister voor Jeugd en Gezin met de regionale bestuurders van de RAAK-regio’s een inspirerende bijeenkomst gehad waarin bestuurders hun ervaringen hebben uitgewisseld.

Beleidsconclusie

De invoering van een sluitende, samenhangende en effectieve aanpak van kindermishandeling is in 2009 stevig opgepakt. De realisatie van kabinetsdoelstelling 32 ligt op schema. De verwachting is echter dat eind 2010 sprake is van een landelijk dekkende samenhangende en effectieve aanpak. Door het wettelijk verplicht stellen van een meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling kan kindermishandeling nog beter wordt gesignaleerd (TK 31 015, nr. 38, TK 31 839, nr. 21). Tevens is het nagenoeg alle provincies gelukt om de wachtlijsten bij het AMK weg te werken.

Diversiteit in het jeugdbeleid

Instellingen die zich bezig houden met jeugd en gezin moeten toegesneden zijn op de diversiteit in de samenleving. Het programma «Diversiteit in het jeugdbeleid», dat in 2008 van start is gegaan, heeft als doel migrantenouders en hun kinderen beter te bereiken met instellingen op jeugdterrein. In 2009 zijn in Amsterdam, Rotterdam en Tilburg/Eindhoven drie zogenoemde academische werkplaatsen gestart. Het gaat om kennisontwikkeling, professionalisering en versterken van lokale jeugdvoorzieningen. Eind 2009 zijn 15 lokale initiatieven en 10 participatieprojecten gehonoreerd.

3. Vrijblijvendheid voorbij

Wie specialistische jeugdzorg nodig heeft, dient die snel en op maat te kunnen krijgen. Er moet perspectief worden geboden aan ouders en kinderen met problemen. Daarentegen wordt paal en perk gesteld aan problematisch, overlastgevend en crimineel gedrag van kinderen.

Bij gezinnen waar meerdere problemen tegelijk spelen, kan volgens de werkwijze «Eén gezin, één plan» ondersteuning worden geboden. De hulp en zorg voor jeugd en gezin moet zodanig worden ingericht dat participatie wordt ondersteund. Zorg neemt problemen niet over, maar stimuleert dat kinderen en hun ouders zelf verder kunnen. Een goed functionerend lokaal netwerk van gemeente, onderwijs, werkgevers en hulpverlenende instellingen draagt bij aan participatie van jeugd en gezin. Gemeenten hebben belangrijke initiërende en regisserende taken om een samenhangend preventief jeugd- en gezinsbeleid te ontwikkelen. Het tijdig verlenen van goede hulp en specialistische jeugdzorg is een prioriteit van dit kabinet. Het wegwerken van wachtlijsten in de geïndiceerde jeugdzorg is daarom geformuleerd als kabinetsdoelstelling.

Kabinetsdoelstelling 31 «De wachttijden voor de geïndiceerde jeugdzorg blijven beperkt tot maximaal negen weken na indicatiestelling en kinderbeschermingsmaatregelen kunnen sneller worden ingezet»

Reductie wachtlijsten

In 2009 zijn de wachtlijsten langer dan negen weken sterk gedaald ten opzichte van het jaar 2008. Deze reductie is een direct gevolg van de prestatieafspraken die van kracht waren voor 2008 en 2009. Uit overleg met de provincies en grootstedelijke regio’s (hierna: provincies) is gebleken dat volledige reductie van de wachtlijsten gedurende de looptijd van de prestatieafspraken niet voor alle provincies mogelijk is. Probleem in een aantal provincies is een hogere groei van de vraag naar jeugdzorg dan geraamd. Daarom is voor 2010 en 2011 een nieuw afsprakenkader gemaakt met de verantwoordelijke provincies en grootstedelijke regio’s.

Ontwikkeling van de wachtlijsten geïndiceerde jeugdzorg
  Aantal wachtenden langer dan 9 weken  
  1 jan 2008 1 jan 2009 1 april 2009 1 juli 2009 1 okt 2009 1 jan 2010
Totaal 6 310 5 510 4 893 4 946 3 693 1 803

Bron: Provincies en grootstedelijke regio’s

Eind 2009 is de Tweede Kamer geïnformeerd over het nieuwe afsprakenkader (TK 31 839, nr. 24). Het doel van het afsprakenkader is om voor de komende twee jaar financiële en bestuurlijke rust te scheppen. Hierdoor kunnen de provincies voortgaan met de verdere ontwikkeling van een kwalitatief goed en efficiënt zorgaanbod. In het afsprakenkader zijn de provincies met de minister voor Jeugd en Gezin overeengekomen dat aan alle kinderen de zorg wordt geboden die nodig is. Waarbij:

• aan kinderen bij wie de veiligheid in het geding is en kinderen in crisissituaties direct de geïndiceerde zorg wordt geboden;

• kinderen binnen negen weken worden geholpen. Langer wachten kan, als dat volgens Bureau Jeugdzorg voor de betreffende jongere inhoudelijk verantwoord is.

Normen «Beter beschermd»

Onder andere via het programma «Beter Beschermd» is de afgelopen jaren hard gewerkt aan een versterking van de kwaliteit van de jeugdbescherming. Met het doel van dit programma, verbeteren van de kwaliteit van de jeugdbescherming, is Jeugd en Gezin goed op weg. Zo is per 1 juli 2009 de zogenoemde Delta-methode als nieuwe werkwijze voor onder toezichtstelling ingevoerd. Daarop aansluitend is de caseload voor gezinsvoogdijwerkers bij de Bureaus Jeugdzorg verlaagd tot gemiddeld 15 cases per medewerker. Daarnaast is een nieuwe methode voor de uitvoering van de voogdij ontwikkeld. Ook zijn de doorlooptijden binnen de gehele jeugdbeschermingsketen duidelijk korter dankzij de invoering van een nieuwe wijze van samenwerken in de jeugdbescherming: het casusoverleg bescherming. De nieuwe norm voor de doorlooptijd van gemiddeld 42 dagen is, ondanks een aanzienlijke daling van 65%, nog niet bereikt. De vastgestelde norm blijft echter de doelstelling en de ambitie van de ketenpartners. Hierover zijn voor het jaar 2010 reeds nieuwe afspraken gemaakt.

Beleidsconclusie

Ten aanzien van het invoeren van de doelstellingen uit het programma «Beter Beschermd» kan worden gesteld dat dit deels gelukt is met de invoering van de Deltamethode, de totstandkoming van een nieuwe werkmethodiek voor de voogdij en de invoering van het casusoverleg bescherming. De nieuwe norm voor doorlooptijd in de jeugdbescherming is nog niet geheel gerealiseerd, maar er is een daling van de doorlooptijd van circa 65% gerealiseerd. Hiermee is een significante stap gezet voor de verdere verkorting van de doorlooptijd in de jeugdbeschermingsketen en het behalen van de nieuwe norm.

Gesloten Jeugdzorg

Sommige jongeren hebben zulke ernstige opgroei- of opvoedproblemen, dat het noodzakelijk is hen in een afgesloten omgeving hulp te bieden. Deze kinderen kunnen sinds 1 januari 2008 op basis van de Wet op de jeugdzorg behandeld worden in de gesloten jeugdzorg. De vraag naar hulp binnen de gesloten jeugdzorg is sterk toegenomen de afgelopen jaren. Om die vraag op te vangen is in 2009 de capaciteit uitgebreid van 1150 plaatsen naar ongeveer 1400 plaatsen.

In de overgangsperiode tot 1 januari 2010, konden jeugdigen met een machtiging gesloten jeugdzorg behalve in een gesloten jeugdzorginstelling ook in een justitiële jeugdinrichting (jji) worden geplaatst. In 2009 is grote inspanning geleverd om vanaf 1 januari 2010 alle kinderen met een machtiging gesloten jeugdzorg die in jji’s verbleven, in een gesloten jeugdzorginstelling te plaatsen.

De Inspectie jeugdzorg voert het toezicht in de gesloten jeugdzorg uit op basis van het Kwaliteitskader Gesloten jeugdzorg. Voor de resultaten van de eerste stap van het stapsgewijze toezicht verwijs ik naar het Tussenbericht gesloten jeugdzorg en de rapporten die zijn gepubliceerd door de Inspectie. Informatie over de financiële verantwoording in de gesloten jeugdzorg over 2009 volgt, conform de toezegging, in het jaarverslag van 2010.

Beleidsconclusie

Het doel is een sluitende, samenhangende en effectieve jeugdzorg te realiseren, waarbij kinderen en jongeren zo goed mogelijk geholpen worden om (weer) mee te doen in de samenleving. Door de scheiding van de strafrechtelijke en civielrechtelijke plaatsen is een belangrijke stap gezet in het stroomlijnen van de jeugdzorg. Aanvullende afspraken met instellingen en het rijk maken een betere aansluiting tussen gesloten en open jeugdzorg mogelijk.

Aanpak jeugdwerkloosheid en perspectief bieden aan kwetsbare jongeren

Het afronden van een opleiding en het vinden van een baan zijn essentieel voor maatschappelijke participatie. Een deel van de jongeren lukt dit niet op eigen kracht. Door in te zetten op preventie en samenwerking tussen scholen, hulpverlenende instanties en de arbeidsmarkt te stimuleren, maar ook door in tijden van economische crisis extra maatregelen te treffen en extra middelen beschikbaar te stellen, wordt het halen van een startkwalificatie en het vinden van passend werk voor jongeren haalbaar.

In het Crisisakkoord van voorjaar 2009 zijn extra maatregelen aangekondigd ter voorkoming van jeugdwerkloosheid. Deze maatregelen werden in 2009 uitgevoerd. De ontwikkeling van zogeheten plusvoorzieningen voor overbelaste jongeren in het onderwijs, behoort daarbij.

Jeugd en Gezin heeft in 2009 samen met andere departementen, de gemeente Rotterdam, de ROC’s en de hulpverlenende instanties een project ontwikkeld om de hulpverlening aan jongeren te optimaliseren en maatschappelijke uitval te voorkomen. De ervaringen die met dit project zijn opgedaan worden uitgedragen naar andere steden om hen te stimuleren en inspireren tot een vergelijkbare aanpak.

Voor de jongeren die geen opleiding volgen, geen baan hebben of dreigen af te glijden naar de criminaliteit en die niet te bereiken zijn via de gebruikelijke manier worden campussen ontwikkeld. Doel is deze jongeren door intensieve begeleiding weer op het juiste spoor te zetten en daarmee de jeugdcriminaliteit te verminderen. Momenteel lopen er 9 pilots. Wanneer na evaluatie blijkt dat deze methode succesvol is, wordt bezien of er een basismodel campussen wordt ingevoerd.

Aanpak risicojeugd

In samenwerking met de ministeries van Justitie, Binnenlandse Zaken (BZK) en Wonen, Wijken en Integratie (WWI) zijn in 2009 verschillende maatregelen getroffen om niet alleen grenzen te stellen aan het gedrag van overlastgevende jeugd, maar om ook perspectief te bieden. De verschillende acties uit de notitie «aanpak 12-minners» worden uitgevoerd:

• Er is een sluitend samenwerkingsmodel ontwikkeld tussen politie en jeugdzorg.

• Het wetsvoorstel herziening kinderbeschermingsbehandeling is in de zomer van 2009 aan de Tweede Kamer ter behandeling aangeboden. Dit wetsvoorstel geeft burgemeesters toegang tot de kinderrechter om zo nodig via de rechter opvoedondersteuning dwingend op te leggen.

• Jeugd en Gezin ondersteunt met de ministeries van BZK, Justitie en WWI, gemeenten bij de aanpak van overlastgevende Marokkaans-Nederlandse en Antilliaans-Nederlandse jongeren in vervolg op de beleidsbrief «Marokkaans-Nederlandse probleemjeugd» die begin 2009 aan de Tweede Kamer is aangeboden.

• In 2009 zijn onder begeleiding van Jeugd en Gezin en WWI in zeven gemeenten de experimenten «Achter de voordeur: één gezin, één plan» van start gegaan.

Aanpak regeldruk

Medewerkers in de jeugdzorg ervaren «regeldruk» als het belangrijkste aandachtspunt voor de komende jaren. In de jeugdsector is behoefte tot vereenvoudiging van de uitvoering voor cliënten, professionals en instellingen. Naar aanleiding van een rondvraag omtrent de bureaucratie in de jeugdzorg is in 2009 een aantal projecten gestart met het doel de ervaren regeldruk met 25 procent te verlagen in 2011 ten opzichte van 2007. Voor zowel de cliënt als de professional. Dit zijn onder meer:

• Met de Maatschappelijk Ondernemers Groep (MOgroep) is vastgesteld welke acties nodig zijn om regeldruk bij de gezinsvoogdij aan te pakken. Hier wordt gezamenlijk uitvoering aan gegeven.

• Het automatiseringsteam (A-team) heeft in 2009 gewerkt aan het wegnemen van concrete ICT-irritaties op locale vestigingen van Bureau Jeugdzorg.

• De MOgroep is in mei 2009 gestart met een door Jeugd en Gezin gefinancierd project dat is gericht op een betere informatievoorziening aan cliënten en een betere bereikbaarheid van de hulpverlening.

• In 2009 is gestart met het traject naar een Jaardocument Jeugdzorg dat alle andere verantwoordingsstromen vervangt.

• In het project «Beter, Anders, Minder» (BAM) is in 2009 gewerkt aan een reductie van de uitvraag aan beleidsinformatie met 25 procent.

• In 2009 hebben bijna alle provincies en grootstedelijke regio’s een provinciaal actieplan regeldruk opgesteld. In 2010 worden deze actieplannen uitgevoerd. Jeugd en Gezin faciliteert waar mogelijk.

Bouwimpuls Jeugdinstellingen

In 2009 heeft het kabinet € 25,7 miljoen geïnvesteerd in gebouwen van jeugdinstellingen door heel Nederland. Van dit bedrag is € 22,6 miljoen naar de provinciale jeugdzorg gegaan en € 3,1 miljoen naar de gesloten jeugdzorg. Met de bouwimpuls van het kabinet is onder meer de dagelijkse leefomgeving van de kinderen verbeterd, zijn energiebesparende maatregelen getroffen, is de brandveiligheid verbeterd en is meer cameratoezicht geplaatst bij vooral de gesloten jeugdzorg (TK 32 222 XVII, nr. 2).

Budgettaire en financiële consequenties van de beleidsprioriteiten Jeugd en Gezin 2009

De bedragen in deze tabel illustreren het financieel belang per kabinetsdoel. De begroting Jeugd en Gezin is ingericht op beleidsartikelen en niet op kabinetsdoelen. Deze bedragen zijn daarom indicatief en niet 1 op 1 uit de administratie van Jeugd en Gezin te herleiden. Daarom worden sommige bedragen bij meerdere kabinetsdoelen genoemd. Bedragen zijn afgerond en in € 1 000.

Nr. Omschrijving kabinetsdoelstelling Beleidsartikel/OD Financieel belang jaarverslag 2009 Behaalde tussenresultaten in 2009 volgens delivery Relevante beleidsnota’s
30 In 2011 worden jeugdigen en hun ouders snel en goed ondersteund.        
  Centra Jeugden Gezin (CJG)1 2.1 297 000 – 95 gemeenten met een CJG.– 40% van organisaties binnen de JGZ werkt geheel of gedeeltelijk digitaal. Het wetsvoorstel dat alle gemeenten zijn aangesloten op de landelijke verwijsindex, is in februari 2010 in het Staatsblad gepubliceerd.– Dekkingsgraad voor de ZAT’s is 63% in primair onderwijs, 96% in voortgezet onderwijs en 89% in het middelbaar beroepsonderwijs. TK 31 001, nr. 82
  Digitalisering Jeugdgezondheidszorg(JGZ) 2.1 4 500 TK 31 001, nr. 82
  Zorg en Adviesteams2 2.1 1 750 TK 31 001, nr. 70
           
31 De wachttijden voor de geïndiceerde jeugdzorg blijven beperkt tot maximaal negen weken na indicatiestelling en kinderbeschermingsmaatregelen kunnen sneller worden ingezet.       TK 31 839, nr. 9
  Doeluitkeringjeugdzorg voor toegangstaken en zorgaanbod3 3.1 1 109 000 – Er zijn nieuwe afspraken gemaakt ten aanzien van de wachttijden: geen onverantwoord wachtenden > 9 weken (ter beoordeling van Bureau Jeugdzorg).– 1 803 wachtenden > 9 weken– < 60% van de gevallen wordt volgens de normen van Beter Beschermd afgehandeld. TK 31 839, nr. 21
  Doeluitkeringbeschermingsmaatregelen 3.2 275 000 TK 31 001, nr. 85
  Raad voor de Kinderbescherming 3.2 88 000  
           
32 Bestrijding kindermishandeling door versterking van preventie, signalering en ingrijpen.        
  Plan van aanpak Kindermishandeling4 3.1 5 100 – Het wetgevingstraject invoering verplichte meldcode is gestart (indiening Tweede Kamer medio 2010).– 95 gemeenten met een CJG.– 14 van de 35 regio’s werken met de RAAK-aanpak. TK 31 015, nr. 38
  Doeluitkeringjeugdzorg voor toegangstaken en zorgaanbod.5 3.1 1 109 000 TK 31 839, nr. 21
  Centra Jeugd en Gezin(CJG)6 2.1 297 000 TK 31 001, nr. 82

1 Met gemeenten is afgesproken, dat zij in 2009 zelf € 50 miljoen bijdragen aan het realiseren van extra opvoedondersteuning door de CJG’s.

2 Bedrag is verantwoord door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

3 Bedragen zijn inclusief de extra middelen OVA 2009. Uitsplitsen over doelstellingen 31 en 32 is niet mogelijk daarom is deze bij beide opgenomen.

4 Van dit bedrag is reeds in 2008 een bedrag van € 2,9 miljoen per jaar overgeboekt naar het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) ten behoeve van de centrumgemeenten voor inzet van regiocoördinatoren.

5 Zie voetnoot 4.

6 Zie voetnoot 1.

Financieel beeld Jeugd en Gezin in 2006 en 2007

Omdat Jeugd en Gezin voor het eerst in 2008 een eigen begroting kent, zijn in de financiële toelichtingen bij de artikelen die op de volgende pagina’s staan louter de cijfers uit 2008 en 2009 opgenomen.

In onderstaande tabel staan ter informatie de realisatiecijfers 2006 en 2007 van de voor Jeugd en Gezin relevante uitgaven en ontvangsten op de begrotingen van het ministerie van VWS, Justitie en SZW. Genoemde bedragen zijn conform de respectievelijke jaarverslagen, waarin door de betrokken bewindspersonen destijds verantwoording is afgelegd over deze uitgaven.

Omschrijving Realisatie 2006 Realisatie 2007
  Bedragen x € 1 000 Bedragen x € 1 000
VWS    
Artikel 45 Jeugdbeleid    
1. Tijdige ondersteuning bij opvoeden en verzorgen 41 966 48 984
2. Tijdige indicatie ernstig bedreigde kinderen 156 952 166 989
3. Kwalitatief goede jeugdzorg 8 207 6 257
4. Tijdig juiste hulp voor geïndiceerde kinderen 811 509 916 499
5. Betaalbare jeugdzorg 0 19
Ontvangsten 9 731 8 563
     
Artikel 41 Volksgezondheid    
5. Doelmatige lokale preventieve gezondheidszorg 199 936 216 487
     
Justitie    
Artikel 14 Jeugd    
1.1 RvdK – civiele maatregelen 115 935 115 593
1.2 LBIO 3 265 4 206
1.3 Bureaus Jeugdzorg 171 814 205 096
3.1 NIDOS– opvang 25 500 11 998
3.2 NIDOS – voogdij 9 980 7 794
Ontvangsten 16 994 10 042
     
SZW    
Artikel 33 Tegemoetkoming specifieke kosten    
2. AKW uitkeringslasten 3 196 200 3 374 400
Kindertoeslag 0 68 219
Ontvangsten 6 860 3 584
     
Artikel 22 Activerend arbeidsmarktbeleid    
3. Campussen 2 216 4 334

4. FINANCIËLE TOELICHTING BELEIDSARTIKELEN EN NIET BELEIDSARTIKELEN

BELEIDSARTIKEL 1: Gezin en inkomen

Algemene doelstelling

Gezinnen ontvangen een financiële tegemoetkoming in de kosten van het opvoeden en het onderhouden van kinderen.

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 000
  Realisatie 2008 Realisatie 2009 Vastgestelde begroting 2009 Verschil 2009
Verplichtingen 4 218 357 4 456 566 4 267 391 189 175
         
Uitgaven 4 218 357 4 456 566 4 267 391 189 175
         
Programma-uitgaven        
Financiële tegemoetkoming in de kosten van kinderen 4 218 357 4 456 566 4 267 391 189 175
– waarvan kinderbijslag (AKW) 3 386 700 3 413 000 3 374 072 38 928
– waarvan kindgebonden budget (WKB) 831 657 1 043 566 893 319 150 247
         
Ontvangsten 14 545 113 141 272 112 869

Hieronder zijn de belangrijkste verschillen tussen begroting en realisatie verklaard. De gegevens betreffen de mutaties bij 1e en 2e suppletore begroting en slotwet.

Stand vastgestelde begroting 2009 (bedragen x € 1 000) 4 267 391
Mutaties 1e suppletore begroting:  
1. Het voorschotbedrag dat de Belastingdienst voor januari 2009 heeft uitgekeerd ten behoeve van het Kindgebonden Budget (WKB) is hoger dan geraamd. Op basis van deze hogere bevoorschotting wordt voor 2009 een tegenvaller ingeboekt ad € 134 miljoen. 134 000
Stand 1e suppletore begroting 4 401 391
Mutaties 2e suppletore begroting:  
1. Indexatie Algemene Kinderbijslagwet (AKW) 2009. 15 772
2. Als het gevolg van het actualiseren van de raming voor AKW-toe- kenning met terugwerkende kracht over 2009 wordt de AKW-raming opwaarts bijgesteld. 24 000
3. Indexatie Wet Kindgebonden budget (WKB) 2009. 17 464
4. Op basis van realisaties (saldo van uitgaven en ontvangsten) van de Belastingdienst wordt de raming voor de WKB-bevoorschotting voor geheel 2009 neerwaarts aangepast. – 35 000
5. Overige mutaties – 844
Stand 2e suppletore begroting 4 422 783
Slotwetmutaties:  
1. Op basis van realisaties (saldo van uitgaven en ontvangsten) van de Belastingdienst wordt de raming voor de WKB-bevoorschotting voor geheel 2009 verder neerwaarts aangepast. – 67 900
2. Omdat bij slotwet de ontvangsten zijn gescheiden van uitgaven zijn de neerwaartse aanpassingen gecorrigeerd. 101 683
Stand realisatie 2009 4 456 566

Ontvangsten

Stand vastgestelde begroting 2009 (bedragen x € 1 000) 272
Mutaties 1e suppletore begroting:  
1. Geen mutatie 0
Stand 1e suppletore begroting 272
Mutaties 2e suppletore begroting:  
1. Op basis van de nadere afrekening Algemene Kinderbijslagwet (AKW) 2008 betaalt de Sociale Verzekeringsbank (SVB) circa € 7,2 miljoen terug aan Jeugd en Gezin. 7 156
Stand 2e suppletore begroting 7 428
Slotwetmutaties:  
1. Bij slotwet zijn de ontvangsten Kindgebonden Budget (WKB) gescheiden van de uitgaven. Deze ontvangsten worden veroorzaakt door de hoge bevoorschotting van de Belastingdienst. 101 683
2. Mutatie in 2009 ten gunste van te verrekenen uitkeringen Algemene Kinderbijslagwet (AKW) 3e en 4e kwartaal 2008. 4 030
Stand realisatie 2009 113 141

(Evaluatie-)onderzoeken

  Onderzoek onderwerp Nummer AD of OD Start Afgerond Vindplaats
Beleidsdoorlichting
Effectenonderzoek ex post
Overig evaluatieonderzoek Invoering fictieve onderhoudsbijdrage in de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) Instrument 1 Januari 2007 Januari 2009 TK, 31 279, nr. 9.

BELEIDSARTIKEL 2: GEZOND OPGROEIEN

Algemene doelstelling

Kinderen groeien lichamelijk en geestelijk gezond op.

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 000
  Realisatie 2008 Realisatie 2009 Vastgestelde begroting 2009 Verschil 2009
Verplichtingen 1 241 194 51 707 58 608 – 6 901
         
Uitgaven 287 837 342 969 348 179 – 5 210
         
Programma-uitgaven 287 837 342 969 348 179 – 5 210
1) Kinderen en hun ouders/verzorgers krijgen laagdrempelige ondersteuning bij het opgroeien, opvoeden en verzorgen. 274 211 330 441 329 918 523
2) Kinderen hebben een gezonde leefstijl en zijn actief en positief betrokken bij hun leefomgeving. 13 626 12 528 18 261 – 5 733
         
Ontvangsten 4 939 7 552 1 545 6 007

Toelichting programma uitgaven:

De algemene doelstelling van dit beleidsartikel is vertaald in twee operationele doelstellingen:

1. kinderen en hun ouders/verzorgers krijgen laagdrempelige ondersteuning bij het opgroeien, opvoeden en verzorgen;

2. kinderen hebben een gezonde leefstijl en zijn actief en positief betrokken bij hun leefomgeving.

Hieronder zijn de belangrijkste verschillen tussen begroting en realisatie verklaard. De gegevens betreffen de mutaties bij 1e en 2e suppletore begroting en slotwet.

1. Kinderen en hun ouders/verzorgers krijgen laagdrempelige ondersteuning bij het opgroeien, opvoeden en verzorgen.

Stand vastgestelde ontwerpbegroting 2009 (bedragen x € 1 000) 329 918
Mutaties 1e suppletore begroting:  
1. Overboeking van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties naar Jeugd en Gezin. De Ministerraad heeft op 25 april 2008 incidentele middelen beschikbaar gesteld voor Jeugd en Gezin om op korte termijn zichtbare verbeteringen op het gebied van Jeugd en Gezin te realiseren op de BES-eilanden, te weten Bonaire, Sint Eustatius en Saba. 3 000
2. In 2009 wordt € 4,1 miljoen terugverwacht vanwege liquidatie van de stichting EKD.NL. Volgens afspraak worden deze middelen ingezet voor het Elektronisch Kinddossier (EKD). Het gaat onder meer om de kosten voor de zogenaamde landelijke kop. 4 100
3. Overige mutaties – 1 209
Stand 1e suppletore begroting 335 809
Mutaties 2e suppletore begroting:  
1. Loonbijstelling 2009 8 856
2. Een deel van de stimuleringsenvelop jeugdwerkloosheid slaat neer op de begroting Jeugd en Gezin; dit bedrag is bestemd voor het ontwikkelen van plusvoorzieningen voor overbelaste jongeren en het project MKB/MOgroep jeugdzorg (MKB: Midden-en Kleinbedrijf; MO: Maatschappelijke Ondernemersgroep). 17 500
3. Overboeking naar het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bestemd voor het ontwikkelen van plusvoorzieningen voor overbelaste jongeren. – 15 000
4. Overboeking naar het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Gemeentefonds) in verband met de invoering van het digitaal dossier Jeugdgezondheidszorg/Elektronisch Kinddossier (EKD). – 2 000
5. Jeugd en Gezin heeft in het kader van de stimuleringsenveloppe jeugdwerkloosheid middelen in 2009 en 2010 beschikbaar gekregen voor landelijke voorbeeldprojecten (o.a. MKB/MO-groep). De zwaarte van uitvoering van deze projecten blijkt evenwel in 2010 te liggen, waardoor in 2009 slechts een beperkt deel van het beschikbare budget tot besteding komt. – 2 000
6. Overige mutaties – 6 895
Stand 2e suppletore begroting 336 270
Slotwetmutaties:  
1. Overige mutaties – 5 829
Stand realisatie 2009 330 441

Toelichting

Naast de toelichting op de belangrijkste mutaties is in 2009 een subsidie verstrekt ter verbetering van de naschoolse opvang, Jong Bonaire. De begunstigde hiervoor is Regionaal Service Centrum te Bonaire – Nederlandse Antillen. Bedrag totaal: € 109 012,64 ; waarvan € 78 875,85 in 2009 en € 30 136,79 in 2010. Omdat het in casu om een subsidie met een looptijd van 2 jaar gaat, is er op basis van artikel 4:23 AWB geen afzonderlijk wettelijk voorschrift vereist hiervoor.

2. Kinderen hebben een gezonde leefstijl en zijn actief en positief betrokken bij hun leefomgeving

Stand vastgestelde begroting 2009 (bedragen x € 1 000) 18 261
Mutaties 1e suppletore begroting:  
1. De middelen die bij het voormalige kennisinstituut Collegio zijn vrijgevallen, zijn conform afspraak toegevoegd aan de stucturele middelen voor het nieuwe kennisinstituut voor Jeugd en Gezin: het Nederlands Jeugd Instituut (NJi). 662
2. Overige mutaties 575
Stand 1e suppletore begroting 19 498
Mutaties 2e suppletore begroting:  
1. Overboeking naar het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) in verband met projecten vrijwilligerswerk. De motie Slob heeft hiervoor middelen vrijgemaakt op de begroting van Jeugd en Gezin. Uitvoering van deze projecten vindt plaats door ZonMw. – 4 100
2. Overboeking naar het ministerie van VWS in verband met een bijdrage aan de campagne tegen alcoholgebruik door kinderen. – 1 000
3. Overige mutaties – 1 277
Stand 2e suppletore begroting 13 121
Slotwetmutaties  
1. Overboeking naar het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) in verband met projecten vrijwilligerswerk. De motie Slob heeft hiervoor middelen vrijgemaakt op de begroting van Jeugd en Gezin. Uitvoering van deze projecten vindt plaats door ZonMw.(Bij 2e suppletore begroting is reeds 4,1 miljoen overgeboekt. Met deze boeking komt het totaal voor 2009 op 6,0 miljoen). – 1 900
2. Overige mutaties 1 307
Stand realisatie 2009 12 528

Ontvangsten

Stand vastgestelde begroting 2009 (bedragen x € 1 000) 1 545
Mutaties 1e suppletore begroting:  
1. Ontvangen FES-gelden voor M&ICT project KiSS: Kind Signalering Systeem. M staat voor Maatschappelijke Sectoren. 322
2. Ontvangen FES-gelden voor M&ICT project Innovatief jongerenportaal voor zorg. 326
3. Ontvangen FES-gelden voor M&ICT project Choice keuze i.p.v. keurslijf. 394
4. In 2009 wordt € 4,1 miljoen terugverwacht vanwege liquidatie van de stichting EKD.NL. Volgens afspraak worden deze middelen ingezet voor het Elektronisch Kinddossier (EKD). Het gaat onder meer om de kosten voor de zogenaamde landelijke kop, verantwoord bij eerste suppletore begroting. 4 100
Stand 1e suppletore begroting 6 687
Mutaties 2e suppletore begroting:  
1. Geen mutaties 0
Stand 2e suppletore begroting 6 687
Slotwetmutaties:  
1. Overige mutaties 865
Stand realisatie 2009 7 552

(Evaluatie-)onderzoeken

  Onderzoek onderwerp Nummer AD of OD Start Afgerond Vindplaats
Beleidsdoorlichting
Effectenonderzoek ex post
Overig evaluatieonderzoek Diversiteit in het jeugdbeleid 2.2 2008 2011 TK 31 001, nr. 52

BELEIDSARTIKEL 3: ZORG EN BESCHERMING

Algemene doelstelling

Kinderen die ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd, krijgen zorg en worden, indien nodig, in bescherming genomen, zodat zij veilig kunnen opgroeien en zich kunnen ontwikkelen tot zelfstandige burgers.

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 000
  Realisatie 2008 Realisatie 2009 Vastgestelde begroting 2009 Verschil 2009
Verplichtingen 1 715 052 1 962 380 1 606 744 355 636
         
Uitgaven 1 550 179 1 699 073 1 606 744 92 329
         
Programma-uitgaven 1 550 179 1 699 073 1 606 744 92 329
1. Tijdige en effectieve hulp bij een zorgaanbieder 1 224 685 1 308 330 1 229 557 78 774
2. Snelle inzet van de meest adequate hulpmiddelen 322 469 386 872 372 437 14 435
3. Campussen 3 025 3 871 4 750 – 879
         
Ontvangsten 15 074 18 901 11 698 7 203

Toelichting programma-uitgaven:

De algemene doelstelling van dit beleidsartikel is vertaald in drie operationele doelstellingen:

1. Kinderen met ernstige opgroei- en opvoedproblemen en hun ouders/verzorgers krijgen op tijd effectieve hulp bij een zorgaanbieder;

2. Snelle inzet van de meest adequate hulpmiddelen om hulp op gang te brengen indien dit niet op vrijwillige basis kan en kinderen in hun opvoeding en ontwikkeling ernstig worden bedreigd;

3. Jongeren die (om andere reden dan ziekte of verzorging) niet naar school gaan, geen baan hebben en ook niet op zoek zijn naar werk of scholing, krijgen een intensief scholingstraject, dat hen weer terug kan leiden naar werk of opleiding.

3.1 Tijdige en effectieve hulp bij een zorgaanbieder

Stand vastgestelde begroting 2009 (bedragen x € 1 000) 1 229 557
Mutaties 1e suppletore begroting:  
1. Overboeking van het ministerie van Justitie naar Jeugd en Gezin in verband met een nabetaling eerste tranche Justitiële Jeugdinrichtingen. 3 064
2. In 2008 is met de grootstedelijke regio’s afgesproken dat de helft van de bijdrage die zij uit eigen middelen zouden moeten leveren voor het oplossen van de wachtlijsten in de jeugdzorg, door Jeugd en Gezin wordt betaald. Tevens heeft Jeugd en Gezin € 2 miljoen van de resterende eigen bijdrage voorgefinancierd. Het totale bedrag van € 6 miljoen is gedekt uit 2008-budget en in 2009 toegevoegd aan het budget voor de uitkering jeugdzorg. 6 000
3. Bij de invoering van maatregelen in de AWBZ is een bedrag beschikbaar gehouden voor compensatie van een groter beroep op aanpalende zorgvormen. Voor de geïndiceerde jeugdzorg is in 2009 € 3 miljoen beschikbaar gekomen om de extra groei in de geïndiceerde jeugdzorg op te vangen. 3 000
4. Overige mutaties 4 485
Stand 1e suppletore begroting 1 246 106
Mutaties 2e suppletore begroting:  
1. Loonbijstelling 2009 33 619
2. Bouwimpuls Jeugdzorginstellingen 25 000
3. Overige mutaties 3 060
Stand 2e suppletore begroting 1 307 785
Slotwetmutaties:  
1. Met de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) van het ministerie van Justitie, zijn conform afspraken enkele bedragen verrekend vanwege de overdracht van Justitiële Jeugdinrichtingen (jji)-capaciteit naar de gesloten jeugdzorg. – 156
2. Overige mutaties 701
Stand realisatie 2009 1 308 330

3.2 Snelle inzet van de meest adequate hulpmiddelen

Stand vastgestelde begroting 2009 (bedragen x € 1 000) 372 437
Mutaties 1e suppletore begroting:  
1. Overboeking naar Jeugd en Gezin ten gunste van de Raad voor de Kinderbescherming. Deze middelen zijn voornamelijk bestemd voor het opvangen van autonome groei als gevolg van groei elders in de jeugdketen. Het gaat met name om een toename van het aantal door de Raad uit te voeren beschermingsonderzoeken, die plaatsvinden voorafgaand aan een uitspraak door de kinderrechter over een ondertoezichtstelling of een voogdijmaatregel. Tevens is budget bestemd voor het opleiden van nieuwe medewerkers. 6 886
2. Overige mutaties 6 800
Stand 1e suppletore begroting 386 123
Mutaties 2e suppletore begroting:  
1. Er treedt onderuitputting op bij de jeugdbescherming omdat de groei in 2009 lager uitvalt dan geraamd. – 5 000
2. Loonbijstelling 2009 7 481
3. Overige mutaties 4 208
Stand 2e suppletore begroting 392 812
Slotwetmutaties:  
1. Overlopende betalingen voor projecten en doeluitkeringen jeugdbescherming. Deze betalingen zullen in 2010 worden gedaan. – 1 000
2. De wet Partneralimentatie (PA) is eerst per 1 augustus 2009 van kracht. In 2009 is door Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) geen aanvullende subsidieaanvraag gedaan voor PA ad € 3,3 miljoen (€ 0,5 miljoen incidenteel PA en € 2,8 miljoen structureel PA). – 3 300
3. Overige mutaties – 1 640
Stand realisatie 2009 386 872

3.3 Campussen

Stand vastgestelde begroting 2009 (bedragen x € 1 000) 4 750
Mutaties 1e suppletore begroting:  
1. In 2008 is onderuitputting bij de campussen opgetreden omdat een aantal geplande activiteiten door zijn geschoven naar 2009. 873
Stand 1e suppletore begroting 5 623
Mutaties 2e suppletore begroting:  
1. Een deel van de stimuleringsenvelop jeugdwerkloosheid slaat neer op de Jeugd en Gezin-begroting; dit bedrag is bestemd voor het Internaat voor Veiligheid en Vakmanschap (IVV).1 500
2. Er is in 2009 minder uitgegeven aan campussen dan eerder verwacht, onder andere omdat één campus niet is doorgegaan. Daarnaast zal een geplande conferentie worden doorgeschoven naar 2010. – 1 000
Stand 2e suppletore begroting 5 123
Slotwetmutaties:  
1. Twee projecten hebben uitstel gekregen voor de indiening van de eindverantwoording, waardoor de bedragen zijn doorgeschoven naar 2010, te weten Crossroads en Educatief Centrum/de Nieuwe Kans. – 752
2. Vertraging bij de opzet van het Internaat voor Veiligheid en Vakmanschap (IVV).1 – 500
Stand realisatie 2009 3 871

1 Dit internaat is een afzonderlijke instelling die los staat van de reguliere campussen.

Ontvangsten

Stand vastgestelde begroting 2009 (bedragen x € 1 000) 11 698
Mutaties 1e suppletore begroting:  
1. De raming van de door het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) te innen ouderbijdragen, is opwaarts bijgesteld. 700
Stand 1e suppletore begroting 12 398
Mutaties 2e suppletore begroting:  
1. Overige mutaties 274
Stand 2e suppletore begroting 12 672
Slotmutaties:  
1. Correctie inzake de doeluitkeringjeugdzorg 4 300
2. Extra ontvangsten als gevolg van subsidievaststellingen en de verkoop van panden in de jeugdzorg. 1 929
Stand realisatie 2009 18 901

(Evaluatie-)onderzoeken

  Onderzoek onderwerp Nummer AD of OD Start Afgerond Vindplaats
Beleidsdoorlichting Jeugdstelsel   2009 2010  
Effectenonderzoek ex post Evaluatie pilots campussen 3.3 2007 2010 TK 31 001, 22
Overig evaluatieonderzoek Prevalentie-onderzoek kindermishandeling 3.1 2009 2009 TK 31 015, nr. 1
  Evaluatie implementatie nieuwe werkwijze gezinsvoogdij 3.2 2009 2010  
  Wet op de Jeugdzorg 3.1 + 3.2 2009 2009 Wet op de jeugdzorg. art. 110TK 32 202, nr. 1

NIET-BELEIDSARTIKEL 98: ALGEMEEN

Algemeen

In de begroting 2009 is de verzameluitkering Jeugd en Gezin geïntroduceerd. Om deze reden zijn er geen gegevens over 2008 opgenomen.

Deze verzameluitkering kent zijn wettelijke grondslag in de Financiële verhoudingswet.

Budgettaire gevolgen van beleid

  Realisatie 2008 Realisatie 2009 Vastgestelde begroting 2009 Verschil 2009
Verplichtingen 300 300 0
         
Uitgaven 300 300 0
         
Programma-uitgaven 300 300 0
         
Verzameluitkering Jeugd en Gezin 300 300 0
         
Ontvangsten 0 0 0

Stand vastgestelde begroting 2009 (bedragen x € 1 000) 300
Mutaties 1e suppletore begroting:  
1. Geen mutaties 0
Stand 1e suppletore begroting 300
Mutaties 2e suppletore begroting:  
1. Loonbijstelling 2009 8
Stand 2e suppletore begroting 308
Slotwetmutaties:  
1. Overige mutaties – 8
Stand realisatie 2009 300

Ontvangsten

Stand vastgestelde begroting 2009 (bedragen x € 1 000) 0
Mutaties 1e suppletore begroting:  
1. Geen mutaties 0
Stand 1e suppletore begroting 0
Mutaties 2e suppletore begroting:  
1. Geen mutaties 0
Stand 2e suppletore begroting 0
Slotwetmutaties:  
1. Geen mutaties 0
Stand realisatie 2009 0

NIET-BELEIDSARTIKEL 99: NOMINAAL EN ONVOORZIEN

Algemeen

Dit is een technisch, administratief artikel, waarop middelen voor de loon en prijsbijstelling worden geparkeerd voordat ze worden overgeheveld naar de desbetreffende beleidsartikelen. Ook worden hierop de onvoorziene uitgaven geraamd. Daarnaast worden op dit artikel de taakstellingen geboekt, voordat deze verder worden verdeeld over de beleidsartikelen.

Budgettaire gevolgen van beleid

  Realisatie 2008 Realisatie 2009 Vastgestelde begroting 2009 Verschil 2009
Verplichtingen 0 0 – 776 776
         
Uitgaven 0 0 – 776 776
         
Programma-uitgaven 0 0 – 776 776
– Loonbijstelling 0 0 2 216 – 2 216
– Prijsbijstelling 0 0 0 0
– Onvoorzien 0 0 0 0
– Taakstelling 0 0 – 2 992 2 992
         
Ontvangsten 0 0 0 0

99.1 Loonbijstelling

Stand vastgestelde begroting 2009 (bedragen x € 1 000) 2 216
Mutaties 1e suppletore begroting:  
1. Mutaties loonbijstelling 50 691
Stand 1e suppletore begroting 52 907
Mutaties 2e suppletore begroting:  
1. Uitdelen loonbijstelling 2009 aan beleidsartikelen – 52 907
Stand 2e suppletore begroting 0
Slotwetmutaties:  
1. Geen mutaties 0
Stand realisatie 2009 0

99.2 Prijsbijstelling

Stand vastgestelde begroting 2009 (bedragen x € 1 000) 0
Mutaties 1e suppletore begroting:  
1. Mutaties prijsbijstelling 7 232
Stand 1e suppletore begroting 7 232
Mutaties 2e suppletore begroting:  
1. Uitdelen prijsbijstelling 2009 aan beleidsartikelen. – 4 647
2. Vrijval restant prijsbijstelling 2009. – 2 585
Stand 2e suppletore begroting 0
Slotwetmutaties:  
1. Geen mutaties 0
Stand realisatie 2009 0

99.3 Onvoorzien

Stand vastgestelde begroting 2009 (bedragen x € 1 000) 0
Mutaties 1e suppletore begroting:  
1. Geen mutaties 0
Stand 1e suppletore begroting 0
Mutaties 2e suppletore begroting:  
1. Geen mutaties 0
Stand 2e suppletore begroting 0
Slotwetmutaties:  
1. Geen mutaties 0
Stand realisatie 2009 0

99.4 Taakstelling

Stand vastgestelde begroting 2009 (bedragen x € 1 000) – 2 992
Mutaties 1e suppletore begroting:  
1. Mutaties loonbijstelling 2 992
Stand 1e suppletore begroting 0
Mutaties 2e suppletore begroting:  
1. Geen mutaties 0
Stand 2e suppletore begroting 0
Slotwetmutaties:  
1. Geen mutaties 0
Stand realisatie 2009 0

Ontvangsten

Stand vastgestelde begroting 2009 (bedragen x € 1 000) 0
Mutaties 1e suppletore begroting:  
1. Geen mutaties 0
Stand 1e suppletore begroting 0
Mutaties 2e suppletore begroting:  
1. Geen mutaties 0
Stand 2e suppletore begroting 0
Slotwetmutaties:  
1. Geen mutaties 0
Stand realisatie 2009 0

5. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

De verantwoordelijkheid van de minister voor Jeugd en Gezin strekt zich niet uit tot de financiële beheershandelingen ten behoeve van de uitvoering van onderdelen van de begroting van Jeugd en Gezin die onder verantwoordelijkheid van de ministers van Justitie, Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Financiën zijn verricht. Deze ministers verantwoorden zich hierover in hun bedrijfsvoeringsparagraaf en informeren de minister voor Jeugd en Gezin. Op deze wijze legt de minister voor Jeugd en Gezin verantwoording af over de belangrijkste geconstateerde onrechtmatigheden en/of volkomenheden en eventueel de getroffen maatregelen om problemen in de toekomst te voorkomen.

Financieel en materieelbeheer

Doeluitkering Jeugdzorg en Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen

In het jaarverslag van het ministerie van VWS wordt aandacht besteed aan het beheer van de doeluitkeringen en de verantwoording door de provincies over de doeluitkeringen en de verbeteringsmaatregelen die genomen zijn. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de volledigheid van de inning van ouderbijdragen door het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO), conform de toezegging aan de Algemene Rekenkamer.

Rijksinstellingen

In het jaarverslag van het ministerie van VWS wordt aandacht besteed aan de overname van de twee jeugdzorginstellingen «Almata Jeugdzorg Plus» en «De Lindenhorst» van het ministerie van Justitie. Dit wordt vermeld in de passage over de relatie ZBO’s en baten-lastendiensten.

Uitkeringslasten Algemene Kinderbijslagwet

De bevoorschotting van de uitkeringslasten Algemene Kinderbijslagwet aan de Sociale Verzekeringsbank is onderdeel van de administratieve processen bij het ministerie van SZW. In het jaarverslag van het ministerie van SZW wordt aandacht besteed aan de kwaliteit van de financiële administratie.

Campussen

De verstrekking van subsidies aan negen pilot projecten voor de landelijke invoering van Campussen is onderdeel van het subsidieproces bij het ministerie van SZW. In het jaarverslag van het ministerie van SZW wordt aandacht besteed aan de kwaliteit van het subsidiebeheer en de financiële administratie.

Europese aanbestedingen Raad voor de Kinderbescherming

Voor de Raad voor de Kinderbescherming is in 2009 een bedrag van € 9,9 miljoen ten onrechte niet Europees aanbesteed. Een deel van dit bedrag wordt verantwoord bij Jeugd en Gezin. In het jaarverslag van het ministerie van Justitie wordt ingegaan op de maatregelen om het inkoopproces, en in het bijzonder de naleving van de Europese aanbestedingsrichtlijnen, te verbeteren.

Rechtmatigheid begrotingsuitvoering

Er zijn geen overschrijdingen van de afgesproken tolerantiegrenzen geconstateerd.

Overige bedrijfsvoeringsaspecten

Er is geen sprake van vermeldenswaardige bevindingen.

Totstandkoming beleidsinformatie

Er zijn geen tekortkomingen geconstateerd bij de totstandkoming van de beleidsinformatie.

C. JAARREKENING

6. VERANTWOORDINGSSTAAT 2009

(x € 1 000)
    (1) (2) (3) = (2)-(1)
Art. Omschrijving Oorspronkelijk vastgestelde begroting Realisatie1 Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
    Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
  Totaal   6 221 838 13 515   6 498 908 139 594   277 070 126 079
                     
  Beleidsartikelen                  
1 Gezinen inkomen 4 267 391 4 267 391 272 4 456 566 4 456 566 113 141 189 175 189 175 112 869
2 Gezond opgroeien 58 608 348 179 1 545 51 707 342 969 7 552 – 6 901 – 5 210 6 007
3 Zorg en Bescherming 1 606 744 1 606 744 11 698 1 962 380 1 699 073 18 901 355 636 92 329 7 203
                     
  Niet-Beleidsartikel                  
98 Algemeen 300 300 0 300 300 0 0 0 0
99 Nominaal en onvoorzien – 776 – 776 0 0 0 0 776 776 0

De gerealiseerde bedragen zijn steeds naar boven afgerond (€ 1 000)

7. SALDIBALANS

Saldibalansper 31 december 2009 van Jeugd en GezinBedragen x € 1 000
DEBET Ultimo 2009 Ultimo 2008   CREDIT Ultimo 2009 Ultimo 2008
1) Uitgaven ten laste van de begroting 2008     6 056 372 2) Ontvangsten ten gunste van de begroting 2008   34 556
1) Uitgaven ten laste van de begroting 2009 6 498 907     2) Ontvangsten ten gunste van de begroting 2009 139 592  
3) Liquide middelen              
4) Rekening-courant RHB       4a) Rekening-courant RHB 6 359 315 6 021 816
5) Uitgaven buiten begrotingsverband       6) Ontvangsten buiten begrotingsverband    
  (=intra-comptabele vorderingen)         (=intra-comptabele schulden)    
  Totaal 6 498 907   6 056 372   Totaal 6 498 907 6 056 372

Toelichting op de saldibalans ultimo december 2009

De saldibalans van Jeugd en Gezin bestaat uit uitgaven, ontvangsten, liquide middelen, rekening-courant met het ministerie van Financiën en uitgaven en ontvangsten buiten begrotingsverband. Elk uitvoerend departement neemt in zijn eigen saldibalans, indien van toepassing, de voorschotten, vorderingen, schulden, openstaande verplichtingen, deelnemingen en garanties op en legt hierover ook verantwoording af in het betreffende jaarverslag.

Uitgaven en ontvangsten ten laste c.q. ten gunste van de begroting

Dit betreft de totalen van de uitgaven en ontvangsten, die ten laste of ten gunste van de begroting van Jeugd en Gezin over 2009 hebben plaatsgevonden.

Liquide middelen

De liquide middelen betreffen het totaal van de saldi van bankrekeningen van Jeugd en Gezin.

Rekening-courant RHB

Op de Rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding is de financiële verhouding met het ministerie van Financiën weergegeven.

D. BIJLAGEN

8 BIJLAGE ZBO’s en RWT’s

In onderstaand overzicht worden per ZBO/RWT de aan de exploitatie gerelateerde uitvoeringskosten vermeld.

Bedragen x € 1 000
Artikel Naam ZBO/RWT Begroting 2009 Realisatie 2009
         
3 NIDOS RWT 18 472 18 721
3 Landelijk bureau inning onderhoudsbijdragen (LBIO) RWT 1 643 4 245
3 Accommodaties Wet op de Jeugdzorg RWT 146 000 167 000

9. AFKORTINGENLIJST

AD Algemene Doelstelling
AKW Algemene Kinderbijslagwet
AMK Advies- Meldpunt Kindermishandeling en
AWBZ Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
BJZ Bureau Jeugdzorg
CJG Centrum voor Jeugd en Gezin
CW Comptabiliteitswet
EKD Elektronisch Kinddossier
fte fulltime equivalent
ggz geestelijke gezondheidszorg
IJZ Inspectie Jeugdzorg
IPO Interprovinciaal Overleg
Jgz Jeugdgezondheidszorg
LBIO Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen
lvg licht verstandelijk gehandicapten
Mo-groep Maatschappelijke Ondernemers-groep
OCW Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, ministerie van –
OD Operationele Doelstelling
OTS Ondertoezichtstelling
RAAK Reflectie- en Actiegroep Aanpak Kindermishandeling
RHB Rijkshoofdboekhouding
RvK Raad voor de Kinderbescherming
RWT rechtspersoon met een wettelijke taak
Stb. Staatsblad
SZW Sociale Zaken en Werkgelegenheid, ministerie van –
TK Tweede Kamer
VIR Verwijsindex Risicojongeren
VNG Vereniging van Nederlandse Gemeenten
VROM Volkhuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, ministerie van –
VWS Volksgezondheid, Welzijn en Sport, ministerie van –
Wjz Wet op de jeugdzorg
WKB Kindgebonden budget
WWI Wonen, Wijken en Integratie
ZAT Zorg- en Adviesteam
Zbo zelfstandig bestuursorgaan

10. TREFWOORDENREGISTER

Alcohol 28

Bescherming 19, 22, 29, 30, 40

Campus 10, 20, 23, 29, 31, 32, 38

Caseload 10, 19

Centra voor Jeugd en Gezin 9, 11, 13, 14, 16

Co-ouderschap 12

Criminaliteit 10, 20

Diversiteit 9, 17, 28

Doeluitkering 22, 30, 31, 38

Gemeente 9, 10, 12, 13, 14, 15, 16, 18, 20, 21, 22, 27, 43

Gezin 1, 4, 5, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 38, 40, 41, 43

Jaarrekening 2

Jeugdbescherming 10, 19, 30

Jeugdcriminaliteit 20

Jeugdgezondheidszorg 9, 13, 15, 22, 27, 43

Jeugdinrichting 10, 19, 29, 30

Jeugdparticipatie 12

Jeugd 1, 4, 5, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 38, 41, 43

Jeugdzorg 10, 13, 14, 15, 16, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 27, 29, 30, 31, 32, 38, 42, 43

Kabinetsdoelstelling 3, 13, 15, 16, 18, 22

Kinderbescherming 18, 20, 22

Kinderbijslagwet (AKW) 24, 25

Kindermishandeling 10, 16, 17, 22, 32, 43

Kindertoeslag 12, 23

Kindgebonden budget (WKB) 24

Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) 31

Meldcode 17, 22

NIDOS 23, 42

Opgroeien 12, 13, 14, 26, 29, 40

Ouderschapsverlof 9, 11

Participatie 9, 10, 12, 13, 17, 18, 20

Pilot 10, 14, 20, 32, 38

Preventie 10, 11, 13, 16, 17, 18, 20, 22, 23

Professionalisering 17

Provincie 14, 17, 18, 21, 38

Raad voor de Kinderbescherming 22, 30, 38, 43

Saldibalans 2, 5, 41

Scheiding 4, 10, 12, 20

School 11, 12, 15, 27, 29

Slotwet 1, 3, 5, 24, 25, 26, 27, 28, 30, 31, 33, 34, 35, 36, 37

Verantwoordingsstaat 2

Verstandelijk gehandicapten 4, 43

Verwijsindex Risicojongeren 9, 13, 16, 43

Voogdij 10, 19, 21, 23, 30, 32

Vrijwilligerswerk 27, 28

Wachtlijsten 18, 29

Wachttijden 17, 18, 22

Wet op de jeugdzorg 10, 19, 32, 43

Naar boven