32 360 XI
Slotwet en jaarverslag Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer 2009

nr. 3
JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER (XI)

Aangeboden 19 mei 2010

Realisaties uitgaven naar beleidsartikelen voor 2009 (x € 1000)

kst-32360-XI-3-1.gif

Realisaties ontvangsten naar beleidsartikelen voor 2009 (x € 1000)

kst-32360-XI-3-2.gif

Inhoudsopgave blz.

A. Algemeen 6
Dechargeverlening 6
Leeswijzer 9
     
B. Beleidsverslag 14
Beleidsprioriteiten 14
Beleidsartikelen 40
Artikel 1. Optimalisering van de ruimtelijke afweging 40
Artikel 2. Gebiedsontwikkeling en realisatie Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur 42
Artikel 3. Klimaatverandering en grootschalige luchtverontreiniging 46
Artikel 4. Milieukwaliteit van water en bodem 49
Artikel 5. Milieukwaliteit in de bebouwde leefomgeving 52
Artikel 6. Risico’s van stoffen, afval, straling en GGO’s 56
Artikel 7. (Inter)Nationaal milieubeleid 59
Artikel 8. Externe veiligheid 65
Artikel 9. Handhaving en toezicht 68
Niet-beleidsartikelen 70
Artikel 91. Algemeen 70
Artikel 92. Nominaal en onvoorzien 74
Bedrijfsvoeringsparagraaf 75
     
C. Jaarrekening 84
De departementale verantwoordingsstaat 2009 van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) 84
De departementale saldibalans van 2009 85
Baten-lastendienst: Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) 99
     
D. Bijlagen 106
Bijlage 1: Waddenfonds 106
Bijlage 2: Toezichtrelaties en ZBO’s/RWT’s 117
Bijlage 3: Inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel (inhuur externen) 119
Bijlage 4: Publicatie Personele Topinkomens 122

A. Algemeen

Dechargeverlening

Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer aan de Voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal. Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoeken wij de beide Kamers van de Staten-Generaal decharge te verlenen over het in het jaar 2009 gevoerde financiële beheer met betrekking tot de uitvoering van de begroting van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI). Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld van haar bevindingen en haar oordeel met betrekking tot:

• het gevoerde financieel en materieelbeheer;

• de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

• de financiële informatie in de jaarverslagen en jaarrekeningen;

• de departementale saldibalansen;

• de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

• de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Bij het besluit tot dechargeverlening dienen, naast het onderhavige jaarverslag en het hierboven genoemde rapport van de Algemene Rekenkamer, de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

a. het financieel jaarverslag van het Rijk over 2009; dit jaarverslag wordt separaat aangeboden;

b. de slotwet van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) over het jaar 2009. De slotwet is geïntegreerd in dit jaarverslag.

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen:

c. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het jaar 2009 met betrekking tot de onderzoeken, bedoeld in artikel 83 van de Comptabiliteitswet 2001. Dit rapport, dat betrekking heeft op het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk, wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aangeboden;

d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2009 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2009 alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2009 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. C. Huizinga-Heringa

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

Leeswijzer

Opbouw jaarverslag

Met ingang van 2008 is voor de programmagelden van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie een apart begrotingshoofdstuk ingesteld. De verantwoording hierover vindt plaats in het jaarverslag van Wonen, Wijken en Integratie. De apparaatsbudgetten worden wel volledig verantwoord in het jaarverslag van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Het jaarverslag bestaat uit een algemeen gedeelte, het beleidsverslag, de bedrijfsvoeringsparagraaf, de jaarrekening en enkele bijlagen. In het beleidsverslag staat centraal het gevoerde beleid op de beleidsterreinen van Ruimte & Milieu en de budgettaire gevolgen van dit beleid. Het beleidsverslag is opgebouwd uit twee delen: de beleidsprioriteiten en de beleids- en niet-beleidsartikelen. Het beleidsverslag bevat zowel financiële als niet-financiële gegevens. Deze gegevens zijn aan verschillende kwaliteitsnormen onderhevig. De jaarrekening is opgebouwd uit de verantwoordingsstaat van het Ministerie van VROM, de departementale saldibalans met toelichting en de jaarrekening baten-lastendienst Nederlandse Emissieautoriteit. In de bijlagen zijn opgenomen het Waddenfonds, de toezichtrelaties met ZBO’s/RWT’s, de inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel (inhuur externen) en de publicatie personele topinkomens.

De opbouw van het jaarverslag 2009 volgt de Rijksbegrotingsvoorschriften waaronder de aanvullende voorschriften die gelden in het kader van het «Experiment verantwoording en begroting».

In het vervolg van deze leeswijzer wordt een aantal onderdelen van het jaarverslag nader toegelicht, wordt ingegaan op de ministeriële verantwoordelijkheid en wordt afgesloten met een groeiparagraaf met betrekking tot de totstandkoming van het jaarverslag.

Beleidsverslag

Beleidsprioriteiten

In het hoofdstuk over de beleidsprioriteiten wordt verantwoording afgelegd over de bereikte resultaten van de beleidsagenda in de begroting 2009.

Behalve over de beleidsprioriteiten uit de begroting 2009, wordt tevens verantwoording afgelegd over de bereikte resultaten inzake de doelstellingen en projecten uit het beleidsprogramma «Samen werken, samen leven» voor zover relevant voor VROM. Deze doelstellingen en projecten komen terug in de prioriteiten waar zij zijn ondergebracht. Tevens is in dit onderdeel aandacht besteed aan de maatregelen genomen in het kader van het stimuleringspakket.

De onderwerpen Realisatie van de nationale Kyoto-klimaatverplichtingen (2008–2012) en van de klimaat- en energiedoelen van het Coalitieakkoord voor 2020, Saneren van verontreinigde bodems en Reductie van milieubelasting door afvalstoffen worden als overige beleidsprioriteiten tevens beleidsmatig toegelicht. Dit aangezien met deze onderdelen een relatief groot financieel belang is gemoeid.

Aan de motie Vendrik en Pechtold is invulling gegeven door middel van de tabel «Budgettaire gevolgen en behaalde tussenresultaten van de beleidsprioriteiten 2009». Deze tabel is opgenomen in het beleidsverslag, na de toelichting op de beleidsprioriteiten. De beleidsmatige conclusie is net als vorig jaar steeds apart na iedere prioriteit opgenomen.

Beleids- en niet-beleidsartikelen

De beleids- en niet-beleidsartikelen verantwoorden alleen de realisatie van verplichtingen, uitgaven en ontvangsten. Daarbij zijn de budgettaire en financiële consequenties te vinden waarbij de opmerkelijke verschillen tussen de begroting en realisatie worden toegelicht (Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?). Voor het toelichten van de verschillen wordt een ondergrens van € 3 mln gehanteerd, met dien verstande dat waar politiek relevant ook posten onder deze grens zijn toegelicht.

Uitgaven ambtelijk personeel

De uitgaven voor ambtelijk personeel zijn met uitzondering van artikel 9 Handhaving en toezicht verantwoord op artikel 91. Dit betreft ook de kosten van ambtelijk personeel die het programma van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie uitvoeren.

Bedrijfsvoeringsparagraaf

De bedrijfsvoeringsparagraaf bestaat uit vier delen:

1. totstandkoming beleidsinformatie

2. rechtmatigheid

3. financieel en materieel beheer

4. overige aspecten van de bedrijfsvoering

Paragraaf 2 over de rechtmatigheid van de begrotingsuitvoering vloeit voort uit de versnelde toepassing van de besluiten uit de IBO regeldruk en controletoren ten aanzien van de verantwoording van de vier departementen (waaronder VROM) die betrokken zijn bij de besteding van de toeslaggelden.

Paragraaf 3 over het financieel en materieel beheer bevat de verantwoording van het managementcontrolsysteem.

Paragraaf 4 over de overige aspecten gaat in op incidenten die brede publieke aandacht hebben gekregen.

Jaarrekening

In de Jaarrekening zijn de volgende onderdelen opgenomen: de verantwoordingsstaat en de saldibalans met toelichting van het Ministerie van VROM en de jaarrekening van de baten-lastendienst Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) inclusief de samenvattende verantwoordingsstaat.

Bijlagen

In het onderdeel bijlagen wordt eerst het jaarverslag van het Waddenfonds gepresenteerd. Daarna volgt een overzicht van de toezichtrelaties en ZBO’s/RWT’s. Tevens is het overzicht van de inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel (inhuur externen) opgenomen. Voorts bevat de publicatie personele topinkomens een overzicht van de ten laste van de begroting uitbetaalde belastbare jaarlonen (inclusief pensioenafdrachten) van het personeel met een belastbaar jaarloon dat hoger was dan het gemiddelde belastbare jaarloon van de ministers.

Ministeriële verantwoordelijkheid

De Minister van VROM is onder meer verantwoordelijk voor:

Met betrekking tot artikel 1. Optimaliseren van de ruimtelijke afweging:

• Het stellen van nationale kaders en regels en het doorvertalen van relevante Europese beleidskaders;

• De uitwerking van het Nota Ruimte concept «centraal wat moet»;

• Beïnvloeden van de ruimtelijke impact van de Europese regelgeving;

• Afstemming van het Nederlandse ruimtelijk beleid op dat van de buurlanden;

• De ruimtelijke uitwerking van de pijler 3 «duurzame leefomgeving» uit het Beleidsprogramma 2007–2011, met in het bijzonder de doelstellingen ten aanzien van bundeling, anti-verrommeling en klimaatbestendigheid.

Met betrekking tot artikel 2. Gebiedsontwikkeling en realisatie Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur:

• verantwoordelijk voor de ruimtelijke aspecten van de uitvoering van het rijksbeleid m.b.t.:

• Het stellen van nationale kaders en regels en het doorvertalen van relevante Europese beleidskaders;

• Verstedelijking, stedelijke netwerken en centrumvorming (Nieuwe Sleutel Projecten);

• Landschappelijke ontwikkeling (o.a. nationale landschappen en rijksbufferzones);

• Rivieren, grote wateren en kust (zie ook artikel 11);

• Rijksinfrastructuur;

• De architectonische kwaliteit via het interdepartementale architectuurbeleid.

Met betrekking tot artikel 3. Klimaatverandering en grootschalige luchtverontreiniging:

• De Minister van VROM is verantwoordelijk voor het vormgeven van wettelijke kaders en het voldoen aan internationale verplichtingen op het terrein van klimaatverandering, verzuring en grootschalige luchtverontreiniging;

• De Minister van VROM is ook verantwoordelijk voor het VROM-beleid dat wordt uitgevoerd door SenterNovem;

• De Minister van VROM is de eerstverantwoordelijke voor de vormgeving en coördinatie van het project «Klimaat en energie: Schoon en Zuinig». De uitvoering is een gezamenlijke verantwoordelijkheid met de Ministers van EZ, LNV, WWI, VenW en Financiën.

Met betrekking tot artikel 4. Milieukwaliteit van water en bodem

• De Minister van VROM is verantwoordelijk voor het ontwikkelen van nationaal en gebiedsspecifiek rijksbeleid om de milieukwaliteit van water en bodem te waarborgen; de Minister van VROM is systeemverantwoordelijk voor de uitvoering van het rijksbeleid door andere overheden, burgers en bedrijven. Voor water betreft dit vooral de normstelling voor grond- en oppervlaktewater; de beheersverantwoordelijkheid ligt bij de Minister van VenW;

• De Minister van VROM is verantwoordelijk voor de milieukwaliteit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en de vogelhabitatrichtlijngebieden (VHR). Wat betreft de landbouw gaat het om de milieukaders die voortvloeien uit de normstelling voor bodem en grond- en oppervlaktewater, alsmede om duurzaam gebruik van ecosysteemdiensten;

• De Minister van VROM is verantwoordelijk voor het veiligstellen van de drinkwatervoorziening;

• De Minister van VROM is medeverantwoordelijk voor beleidsvoorstellen van andere ministers, waar deze consequenties hebben voor de milieukwaliteit van het bodem- en watersysteem;

• De Minister van VROM coördineert de kabinetsbijdrage aan het Europees milieubeleid en aan beleid ten dienste van duurzame ontwikkeling op mondiaal niveau, zoals het duurzaam gebruik van bodem en water als natuurlijke hulpbronnen.

Met betrekking tot artikel 5. Milieukwaliteit in de bebouwde leefomgeving

• De Minister van VROM is grotendeels verantwoordelijk voor de wet en regelgeving (al dan niet ter vertaling van Europees beleid). De Minister van Verkeer en Waterstaat is verantwoordelijk voor de Luchtvaartwet/Wet luchtvaart en de Wegenverkeerswet;

• De Minister van VROM is systeemverantwoordelijk voor de uitvoering van de sanering. Met «systeemverantwoordelijk» wordt hiermee gedoeld op het stellen van de regels en het beschikbaar stellen van middelen. Decentrale overheden, infrastructuurbeheerders en uitvoeringsorganisaties zijn verantwoordelijk voor de daadwerkelijke uitvoering van beleid.

Met betrekking tot artikel 6. Risico’s van stoffen, afval, straling en GGO’s

• De uitvoering van de EU-Verordening REACH, de uitvoering van diverse verdragsverplichtingen en internationale chemicaliënstrategieën (OECD, Verdrag van Stockholm, Verdrag van Rotterdam, SAICM) en de ontwikkeling en implementatie van regelgeving op het gebied van chemische stoffen en nanodeeltjes;

• De beleidsacties die voortkomen uit: de Strategienota Omgaan met Stoffen, de nota Nuchter Omgaan met Risico’s, de Nationale Aanpak Milieu & Gezondheid en de Strategienota Omgaan met Risico’s van Nano(deeltjes);

• Het afvalstoffenbeleid;

• De bescherming van de burgers tegen de gevaren van ioniserende en niet-ioniserende straling;

• De veiligheid van mens en milieu bij handelingen met GGO’s.

Met betrekking tot artikel 7. (Inter)Nationaal milieubeleid

• Milieu, duurzaamheid en coördinatie van het beleid gericht op het bevorderen en bewaken van duurzaamheid in de fysieke leefomgeving;

• De internationale aspecten van het milieubeleid, inclusief het politieke optreden en de vertegenwoordiging in de betreffende internationale gremia. Daartoe horen onder andere de Europese Milieuraad en relevante VN-bijeenkomsten.

De coördinatie van het internationaal milieubeleid ten behoeve van het politieke optreden en vertegenwoordiging van de Minister van VROM in de desbetreffende internationale gremia ligt bij de Minister van Buitenlandse Zaken.

Met betrekking tot artikel 8. Externe veiligheid

• Het ontwikkelen van beleid met betrekking tot gevaarlijke stoffen in inrichtingen;

• Het uitvoeren van het kabinetsstandpunt Ketenstudies;

• De coördinatie van het rijksbeleid met betrekking tot externe veiligheid bij gevaarlijke stoffen;

• De vergunningverlening aan defensie-inrichtingen;

• Buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen;

• De ruimtelijke aspecten van de uitvoering van rijksbeleid met betrekking tot rivieren, grote wateren en kust;

• Klimaatadaptatie: de inrichting van de Nederlandse ruimte dient zodanig aangepast te worden dat de effecten van klimaatverandering «aanvaardbaar» zijn (klimaatbestendig maken van de ruimtelijke inrichting van Nederland).

Met betrekking tot artikel 9. Handhaving en toezicht

• Rechtstreeks toezicht op de naleving van VROM wet- en regelgeving waarvoor het Rijk het bevoegd gezag is;

• Het goed functioneren – als medewetgever – van het stelsel op het gebied van toezicht en de bestuursrechtelijke handhaving.

De Minister van VROM is verantwoordelijk voor het goed functioneren van het systeem van de bestuursrechtelijke handhaving en is beleidsmatig verantwoordelijk voor de terreinen ruimte en milieu. De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie (WWI) is beleidsmatig verantwoordelijk voor wonen, wijken en bouwen. De Minister van Justitie is verantwoordelijk voor de strafrechtelijke handhaving.

Groeiparagraaf

Na afronding van het jaarverslag 2007 is binnen VROM in 2008 een verbetertraject ingezet voor de totstandkoming van het jaarverslag. Deze lijn is doorgezet bij het jaarverslag 2009.

De voornaamste verbeteringen ten opzichte van het jaarverslag 2008 hebben betrekking op de volgende punten:

• Eenduidigere formulering van beleidsconclusies gericht op het daadwerkelijk trekken van conclusies, mede op basis van de ervaringen opgedaan bij het jaarverslag 2008 en de evaluatie met onder meer het Ministerie van Financiën.

• Toelichten van grote geldstromen bij de beleidsprioriteiten.

• Opnemen van de Ministeriële verantwoordelijkheid in de leeswijzer.

• Betrouwbaardere totstandkoming van het jaarverslag door een versterkte interne controle, toegenomen bestuurlijk aandacht voor het jaarverslag en een verdere organisatorische inbedding van het totstandkomingsproces van het jaarverslag.

B. Beleidsverslag

Beleidsprioriteiten

Inleiding

De politieke focus wordt bereikt door het beleidsverslag in te delen volgens de beleidsprioriteiten van het Kabinet en daarover te rapporteren. In dit beleidsverslag worden de kabinetsdoelstellingen toegelicht.

Het VROM-beleid draagt bij aan het realiseren van de doelstellingen uit pijler een, twee, drie en zes van het beleidsprogramma van het Kabinet «Samen werken, samen leven». De bijdragen van VROM worden hieronder thematisch toegelicht:

• Project Schoon en Zuinig

• Internationale klimaatagenda

• Ontwikkeling van markten voor duurzame producten

• Mooi Nederland

• Slimmere regels, betere uitvoering, minder lasten.

Daarnaast wordt ingegaan op de overige beleidsprioriteiten:

A. Realisatie van de nationale Kyoto-klimaatverplichtingen (2008–2012) en van de klimaat- en energiedoelen van het Coalitieakkoord voor 2020;

B. Saneren van verontreinigde bodems;

C. Reductie van milieubelasting door afvalstoffen.

Deze overige beleidsprioriteiten worden beleidsmatig toegelicht, omdat met deze onderdelen een relatief groot financieel belang is gemoeid.

1. Project Schoon en Zuinig

Draagt bij aan realisatie kabinetsprioriteit(en)

Het programma Schoon en Zuinig (S&Z) draagt bij aan de realisatie van kabinetsprioriteit 3.1 in pijler 3 «Duurzame leefomgeving».

De wereldwijde temperatuurstijging dwingt ons allen tot actie. De gevolgen van klimaatverandering zijn een reële dreiging voor Nederland en de rest van de wereld. Vele wetenschappelijke onderzoeken hebben dat inmiddels wel aangetoond. Nu handelen is meer dan ooit noodzakelijk.

Het is dan ook van levensbelang dat we de dominantie en afhankelijkheid van fossiele brandstoffen doorbreken. We moeten de komende decennia de transitie naar een volledig duurzame energievoorziening realiseren. De zoektocht naar schone, zuinige en betaalbare bronnen moet leidend worden.

Dat geldt voor alle sectoren waarmee de Minister van VROM, als coördinerend minister samen met de Ministers van EZ, LNV, VenW en Financiën, medio 2008 afspraken heeft gemaakt. In 2009 zijn de sectoren aan de slag gegaan met het uitvoeren van de afspraken.

Beoogd doel

Zoals in het beleidsprogramma is gesteld, streeft het kabinet voor 2020 de volgende doelen na:

• reductie van dertig procent in de uitstoot van broeikasgassen in 2020 ten opzichte van 1990, bij voorkeur in Europees verband;

• verhoging van het aandeel duurzame energie tot twintig procent in 2020;

• toename van energiebesparing naar gemiddeld van twee procent per jaar in 2010.

Naast de nationale doelen zijn er ook Europese doelen geformuleerd. Voor Nederland belangrijke Europese verplichtingen gaan over:

• het verminderen van broeikasgasemissies met 16 procent in de sectoren niet aangesloten bij het emissiehandelssysteem (ETS);

• meer gebruik van hernieuwbare energie (circa 16 procent in 2020) en een groei naar tien procent van het verbruik van biobrandstoffen in 2020 mits duurzaam geproduceerd.

Op weg naar 2020 heeft het kabinet een aantal tussendoelen te halen.

Samengevat:

Tabel 1.1 Schoon en Zuinig
Tussendoelen voor: Doel voor deze kabinetsperiode: Tussenresultaat 2009
Broeikasgassen – 6% in 2012 tov 1990 (Kyotoprotocol) 209,8 mton (2008, exclusief cdm)
  Emissie van max. 209 Mton CO2-eq. in 2011 (of 6–10 Mton reductie-effect van Schoon & Zuinig) (Kamerstukken II, 2008–2009, 31 209, nr. 5) 209,8 mton (2008)
Duurzame energie 9% duurzame elektriciteit in 2010 (Richtlijn duurzame elektriciteit, Richtlijn 2001/77/EG). 7,5 (2008)  
  3 021 Mw duurzame energie gecommitteerd in 2011 (indicatief) (Kamerstukken II, 2007–2008, 31 239, nr. 7) 194,4 (2008)
  100 000 bestaande woningen voorzien van hernieuwbare energievoorzieningen (Kamerstukken II, 2007–2008, 31 209, nr. 1) Circa 11 000 (2008)
  Een vast te leggen percentage biobrandstoffen in de brandstofmix van de transportsector in 2020. (Biobrandstoffenrichtlijn 2003/96/EG) 3,25% (2008)
Energiebesparing 29–61 Pjprim 1 per jaar in 2011 (Kamerstukken II, 2007–2008, 31 209, nr. 5) > 24–54 Pjprim (2008)
500 000 woningen 20–30% energiezuiniger in 2011 t.o.v. dezelfde woningen vóór verbetering (Kamerstukken II, 2008–2009, 31 209, nr. 1) 10 000 (2008)  

1 PJ staat voor Petajoule, oftewel 1015 joule. Joule is de eenheid voor energie.

Doelbereik 2009

Op 29 april 2009 zijn de monitor (terugblik) en de verkenning(vooruitblik) Schoon en Zuinig naar de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II, 2008–2009, 31 209, nr. 77).

De eerstvolgende monitor zal de Kamer ontvangen bij de evaluatie van het programma S&Z in het voorjaar 2010. Vanaf 2011 zal jaarlijks rond Prinsjesdag een actuele monitor naar de Kamer worden gestuurd. De informatie over het voorgaande jaar is dan pas beschikbaar.

Uit de Verkenning S&Z van vorig jaar blijkt dat het kabinet op koers ligt met de doelen voor 20111. Uit de Verkenning van ECN/PBL blijkt wel dat er nog onzekerheid is of de doelen voor 2020 worden gehaald. Ten behoeve van de evaluatie Schoon en Zuinig 2010 stellen ECN en PBL een nieuwe Referentieraming (RR) Energie en Emissies op. De RR laat zien welk effecten het huidige beleid van schoon en zuinig heeft ten opzicht van de doelen van schoon en Zuinig voor 2020. De cijfers van ECN laten zien hoe groot de tekorten zijn en laat daarnaast zien op welke wijze de tekorten zijn verdeeld over de verschillende sectoren.

Zoals toegezegd aan de Tweede Kamer (brief van 30 november 2009, Kamerstukken II, 2009–2010, 31 209, nr. 105) zal de Kamer bij de evaluatie van S&Z de cijfers en de taakstellingen per sector ontvangen.

In 2009 is de uitvoering van het Convenant Schone en Zuinige Agrosectoren succesvol op gang gekomen. Uit referentieramingen van het Planbureau voor de Leefomgeving en Energieonderzoekscentrum Nederland blijkt dat de land- en tuinbouwsector goed op koers ligt voor het behalen van de Schoon en Zuinig doelen in 2020. Ook in de glastuinbouw zijn de doelen voor de energie-efficiency voor 2010 al bereikt, en het doelvoor minder CO2-uitstoot is in zicht. met het programma Kas als Energiebron wordt de inzet van duurzame energie gestimuleerd.

Realisatie prestaties Schoon en Zuinig 2009
Beoogde prestaties in 2009 Bereikt resultaat in 2009
Over inzet van biobrandstoffen zendt het Kabinet dit najaar een brief aan de Tweede Kamer. In het Europees richtlijnvoorstel voor hernieuwbare energie worden criteria waardoor duurzaamheid gegarandeerd wordt vastgelegd, met voor Nederland als uitgangspunt de duurzaamheidscriteria uit het rapport van de commissie Cramer. GerealiseerdIn de Europese Richtlijn Hernieuwbare Energie zijn duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen vastgelegd, daarmee is het Nederlands gedachtegoed met betrekking tot duurzaamheid van biobrandstoffen EU-breed verankerd (brief van 13 februari 2009, Kamerstukken II, 2008–2009, 31 209, nr. 73).In overleg met de Tweede Kamer is de (nationale) kwantitatieve doelstelling voor de inzet van biobrandstoffen bepaald op 3,75% in 2009 en 4% in 2010 (brief van 13 oktober 2008, Kamerstukken II, 2008–2009, 29 575, nr. 23).Het doel van 3,75% is doorvertaald naar degenen die benzine en diesel aan het wegverkeer in Nederland leveren. Via het Besluit biobrandstoffen wegverkeer 2007 hebben zij de verplichting opgelegd gekregen om voor 2009 3,75% biobrandstoffen te leveren. Daarbij gaat het om 3,75% van de aan het wegverkeer geleverde benzine en diesel. Voor 1 april 2010 moeten de brandstofleveranciers hun biobrandstofboekhouding inleveren en daarmee aantonen dat zij aan hun verplichting hebben voldaan. Voor 2007 en 2008 blijkt dat de betrokken bedrijven aan de voor die jaren geldende verplichtingen hebben voldaan. Het is de verwachting dat dit ook voor 2009 het geval zal zijn. Bij de controle wordt samengewerkt tussen VROM-Inspectie en de Belastingdienst (die de accijnsboekhouding controleert).Besloten is het pad voor het bepalen van de kwantitatieve doelstelling post 2010 te koppelen aan de evaluatie van het Programma Schoon en Zuinig (brief van 8 juni 2009, Kamerstukken II, 2008–2009, 31 209, nr. 80). Aan de Kamer is uiteengezet hoe dit vraagstuk in samenhang met het bredere biomassa-dossier wordt behandeld (brief van 2 juli 2009, Kamerstukken II, 2008–2009, 31 209, nr. 95).
   
Twee grootschalige demonstratieprojecten voor Carbon Capture and Storage (CCS). VROM en EZ zorgen ervoor dat de condities voor CCS in 2009 duidelijk zijn. Deze duidelijkheid stelt bedrijven en regionale partijen in staat tijdig de juiste investeringen te doen. Het gaat hier onder meer om de juridische verantwoordelijkheid voor de CO2-opslag in de bodem en de aansprakelijkheid op langere termijn. Ook zorgen VROM en EZ voor het creëren van voldoende kennis die van belang is voor de maatschappelijke acceptatie van CCS. Verder zorgen VROM en EZ voor duidelijkheid over de nationale regie voor transport en opslag en hoe daarbij de verantwoordelijkheden en aansprakelijkheden zijn belegd. GerealiseerdIn 2009 zijn door het kabinet belangrijke stappen gezet op het gebied van de invoering van afvang en ondergrondse opslag van CO2 (CCS). In juni jl. is de beleidsbrief CCS verschenen (TK, 2008–2009, 31 510, nr. 36) en in november jl. heeft het kabinet een positief besluit genomen over het kleinschalige opslagproject in Barendrecht. (Kamerstukken II, 2008–2009, 31 510, nrs. 37 t/m 39) Daarnaast heeft de Europese Commissie in het kader van het Europees Economisch Herstelplan een Nederlands demonstratieproject geselecteerd van EoN/Electrabel op de Maasvlakte om grootschalig CCS te demonstreren bij een kolencentrale.Vanaf juni 2009 is website «CO2afvangenopslag.nl» in de lucht met informatie die door een onafhankelijke redactieraad is goedgekeurd. Daarnaast wordt in het kader van het Research & Development programma CCS, CATO-2 genaamd, onderzoek gedaan naar de publieke acceptatie.Nationale regie voor transport en opslag: in 2009 is EBN en Gasunie gevraagd input te leveren voor het opstellen van een lange termijn opslag- en transportstrategie voor CO2. Hierbij is ook gevraagd op welke wijze de wenselijke nationale regie van CCS organisatorisch en juridisch gestalte zou kunnen krijgen. Dit advies wordt begin 2010 verwacht.De voorstellen voor implementatie van de CCS richtlijn, die onder andere bepalingen bevat met betrekking tot de verantwoordelijkheid voor CO2-opslag in de bodem, zijn eind 2009 aangeboden aan de Raad van State.Momenteel wordt verkend of en zo ja, onder welke voorwaarden de aansprakelijkheid voor de opgeslagen CO2 door de Staat kan worden overgenomen.
   
De EU-onderhandelingen zijn afgerond, en duidelijke en afrekenbare CO2-nor- men voor nieuwe personenauto’s zijn vastgelegd. Ook is er duidelijkheid over CO2-normen in 2020. GerealiseerdDeze CO2-normen voor nieuwe personenauto’s zijn vastgelegd in de Europese Verordening 443/2009 van 23 april 2009. De Verordening bevat een norm van gemiddeld 130 gram/km in 2015 en van 95 gram/km in 2020.Inmiddels heeft de Europese Commissie ook een voorstel voor een CO2-norm voor bestelauto’s uitgebracht (28 oktober 2009).»
   
Sectorovereenkomsten met het bedrijfsleven en klimaatakkoorden met gemeenten en provincies zijn voortvarend opgepakt, waarbij VROM de regie binnen het Rijk heeft. Zo komen er, conform het nieuwbouwconvenant, tien gebieden waar op grote schaal wordt geëxperimenteerd met energiezuinige nieuwbouw (de zogenaamde excellente gebieden). Andere voorbeelden zijn de semi-gesloten kas en de kas op aardwarmte die door het landbouwakkoord verder worden gestimuleerd. Lokale en regionale initiatieven van de koplopers als het Rotterdam Climate Initiative en Energy Valley zijn versterkt. En door middel van sectorteams is de verbinding gelegd tussen koplopergemeenten en het peloton van overige gemeenten en provincies. GerealiseerdDe sectorovereenkomsten zijn afgesloten en in uitvoering.Als onderdeel van de evaluatie Schoon en Zuinig wordt momenteel de werking van de sectorovereenkomsten tegen het licht gehouden.Het «Versnellingsprogramma Implementatie semigesloten kassen» van het Ministerie van LNV en Productschap Tuinbouw (PT) is onderdeel van het Programma Kas als Energiebron. Voor het Versnellingsprogramma hebben PT en LNV tot 2012 jaarlijks € 3 miljoen beschikbaar gesteld.De Regeling ten behoeve van de excellente gebieden (energiezuinige nieuwbouw) is gepubliceerd en naar gemeenten gezonden.In april 2010 zullen naar verwachting de 13 gebieden worden aangewezen. De AMvB Excellente gebieden zal medio 2010 van kracht zijn.
   
VROM intensiveert de aanpak van de emissies van overige broeikasgassen terug te dringen onder meer door onderzoeken te financieren naar de ontwikkeling van emissiearm veevoer en stimulering van precisielandbouw. Bedrijven die maatregelen nemen ter beperking van broeikasgasuitstoot krijgen subsidie voor de gemaakte kosten van hun ingrepen. Niet gerealiseerdDe onderzoeken zijn georganiseerd in onderzoeksprogramma’s in het kader van de innovatieagenda Energie en zijn door LNV mede namens VROM ingediend. Het programma voor precisielandbouw loopt. Het programma voor emissiearm veevoer is nog in voorbereiding en is begin 2010 gestart.
   
Het verminderen van de consumptie van dierlijke eiwitten is belangrijk om de emissies van overige broeikasgassen te reduceren. De beïnvloeding van de eiwitconsumptie is alleen mogelijk in een geleidelijk proces. Dit jaar wordt onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden van een transitie in de consumptie van eiwitten, in het bijzonder de consumptie van vlees. Tevens wordt een milieuanalyse uitgevoerd naar het effect van eiwitvervangers op het milieu. Op basis van de resultaten van dit onderzoek dat eind september 2008 moet zijn afgerond, wordt een beleidsvisie uitgewerkt door VROM samen met de departementen van LNV en Ontwikkelingssamenwerking. Deze beleidsvisie moet in de eerste helft van 2009 klaar zijn. GerealiseerdIn juli 2009 is door LNV, VROM en OS de beleidsagenda duurzame Voedselsystemen gepubliceerd (samen met de nota Duurzaam Voedsel). Tevens is een vierjarig interdepartementaal programma Duurzame Voedselsystemen gestart, onder leiding van LNV, om de beleidsvisie uit te voeren. Aan het programma Duurzame Voedselsystemen is ook een onderzoeksprogramma gekoppeld.
   
Jaarlijks wordt in september over de voortgang gerapporteerd aan de Kamer. Om de resultaten van het in uitvoering gebrachte werkprogramma te kunnen beoordelen is in 2010 de zogenaamde herijking voorzien. Dan beoordeelt het kabinet in hoeverre aanvullende maatregelen nodig zijn op weg naar de doelen voor 2020. In 2009 brengt het kabinet verkennende studies naar alle opties hiervoor in kaart zodat de in 2010 te maken keuzes snel uitgevoerd kunnen worden. GerealiseerdIn april 2009 (in plaats van september) heeft voormalig minister Cramer de monitor en verkenning Schoon en Zuinig naar de Tweede Kamer gestuurd.Uit de verkenning blijkt dat we op koers liggen voor het halen van de tussendoelen voor 2011. De verkenning laat ook zien dat er onzekerheid is ten aanzien van het bereiken van de doelen van 2020. Aan de Tweede Kamer is toegezegd dat de evaluatie Schoon en Zuinig wordt toegestuurd.

Beleidsconclusie

De prestaties uit 2009 zijn niet allemaal gerealiseerd. Echter uit de Verkenning S&Z van vorig jaar blijkt dat het kabinet op koers ligt met de doelen voor 20111. Ten behoeve van de evaluatie Schoon en Zuinig in april 2010 stellen ECN en PBL een nieuwe Referentieraming (RR) Energie en Emissies op. De RR laat zien welk effecten het huidige beleid van schoon en zuinig heeft ten opzicht van de doelen van schoon en Zuinig voor 2020. Uit de referentie raming, opgesteld door ECN, blijkt dat de doelen voor Schoon en Zuinig in 2020 niet gerealiseerd worden zonder aanvullende maatregelen. Aan de Tweede Kamer is toegezegd dat zij de evaluatie van S&Z in april 2010 zullen ontvangen, voorzien van een beleidsarme aanbiedingsbrief.

2. Internationale klimaatagenda

Doelstelling 8. Actief bijdragen aan het tot stand komen van nieuwe ambitieuze internationale klimaatdoelstellingen voor na 2012

Doelstelling

De klimaat- en energiedoelstellingen van het kabinet zijn alleen haalbaar met ambitieuze Europese en internationale afspraken. Klimaatverandering is een mondiaal probleem dat op wereldschaal opgelost moet worden. Het kabinet gaat daarom ook door met een stevige inzet op een internationale aanpak van de klimaatverandering voor de periode na 2012 – het laatste jaar van het Kyoto-protocol.

In december 2009 heeft in Kopenhagen een internationale klimaattop plaatsgevonden. Deze top moest nieuwe internationale afspraken opleveren over de bestrijding van het broeikaseffect. Het jaar 2009 was ook een cruciaal jaar voor de Europese Unie – het jaar waarin de ambitieuze doelstellingen voor klimaat- en energiebeleid in 2020 moeten worden omgezet in concrete wetten en maatregelen.

Doelbereik 2009

De internationale klimaattop in december 2009 in Kopenhagen heeft geleid tot o.a. het Kopenhagen-akkoord, een stap op weg naar internationale afspraken om de mondiale temperatuurstijging onder 2 graden Celsius te houden. Het akkoord, dat tussen regeringsleiders is gesloten, had de steun van de overgrote meerderheid van de Partijen. Besloten is de formele onderhandelingen voort te zetten richting de volgende CoP (Mexico Stad, eind 2010). Het akkoord bevat afspraken over emissiereductiedoelstellingen van ontwikkelde landen, mitigatieacties van ontwikkelingslanden, financiering van klimaatacties in ontwikkelingslanden, het meten, rapporteren en verifiëren van zowel doelen en acties als financiering, adaptatie in ontwikkelingslanden en oprichting van mechanismen zowel voor het tegengaan van ontbossing als voor technologiesamenwerking.

Het klimaat- en energiepakket is aangenomen door de Europese Raad. De Tweede Kamer heeft daar uitgebreid verslag van ontvangen met een nadere duiding van het Europese besluit (Kamerstukken II 2008–2009, 31 209, nr. 73). De Nederlandse inzet is niet op alle punten verwezenlijkt, maar dit is niet ten koste gegaan van de oorspronkelijke milieuambitie in de Commissievoorstellen. Door het akkoord over het pakket wordt het Europees ETS vanaf 2013 vergaand geharmoniseerd. Wat betreft de handel in hernieuwbare energie tussen lidstaten, is afgesproken dat er statistische transfers van hernieuwbare energie tussen lidstaten kunnen plaatsvinden. Het kabinet heeft zich in de onderhandelingen samen met het VK met kracht ingezet voor het voorstel van het Europese Parlement voor financiering van de twaalf CCS-demonstratieprojecten. Uiteindelijk is na langdurige onderhandelingen afgesproken dat een deel van de 300 miljoen rechten uit de nieuwkomersreserve onder het ETS o.a. hiervoor beschikbaar zullen komen.

Door het akkoord over het Klimaat- en Energiepakket is er sinds dit jaar een Europees kader voor afvang, transport en opslag van CO2. CCS-projecten vallen vanaf 2013 automatisch onder het systeem van emissiehandel. Nederland heeft ook in het afgelopen jaar een centrale rol gehad in de taskforce CCS onder het Europese Compliance Forum voor emissiehandel.

Verder heeft Nederland zich in 2009 ingezet ambitieuze normen voor de CO2-uitstoot van nieuwe personenauto’s in Europa, zowel voor 2012 als voor de langere termijn (2020). Deze zijn in 2009 vastgelegd in de Europese Verordening 443/2009 van 23 april 2009. De Verordening bevat een norm van gemiddeld 130 gram/km in 2015 en van 95 gram/km in 2020.

Inmiddels heeft de Europese Commissie ook een voorstel voor een CO2-norm voor bestelauto’s uitgebracht (28 oktober 2009).

Daarnaast wilde Nederland dat de Richtlijn Ecodesign1 uitgebreid zou worden om ook aan energie gerelateerde producten minimumeisen te kunnen stellen. In 2009 is de uitbreiding van de werkingssfeer van de richtlijn ecodesign is gerealiseerd. De herziene richtlijn is inmiddels in werking getreden.

Realisatie prestaties Internationale klimaatagenda 2009
Beoogde prestaties in 2009 Bereikt resultaat in 2009
Prioriteit is het helpen opstellen en realiseren van een duidelijk, efficiënt en eerlijk instrumentarium en financieel plan voor het internationale klimaatbeleid. Succes in Kopenhagen hangt immers voor een groot deel af van de – merendeels private – financiering van emissiereductie, bestrijding van ontbossing en aanpassing aan klimaatverandering. De financiële steun voor het uitvoeren van deze maatregelen is met name van belang voor ontwikkelingslanden. VROM concentreert zich op dit vraagstuk en neemt het voortouw in de EU. GerealiseerdHet Kopenhagen-akkoord bevat afspraken over financiering van klimaatacties in ontwikkelingslanden voor zowel de korte als de lange termijn, namelijk circa USD 30 miljard aan mondiaal nieuw en additioneel geld voor de periode 2010–2012. Voor adaptatieacties ligt de prioriteit bij de meest kwetsbare landen. Voorts committeren de ontwikkelde landen zich aan een doelstelling uiterlijk in 2020 gezamenlijk USD 100 miljard per jaar te mobiliseren vanuit verschillende bronnen. Het akkoord legt ook een aantal elementen vast van de internationale financiële architectuur. Belangrijkste hierbij zijn een nieuw Copenhagen Green Climate Fund, als een «operating entity» van het financiële mechanisme onder het Klimaatverdrag, en een «High Level Panel», onder aansturing van de CoP. Dit besluit is gebaseerd op een voorstel dat Nederland heeft geformuleerd en ingediend bij de EU-Milieuraad en Europese Raad.Tweede Kamer is per brief (Kamerstukken II, 2009–2010, 31 793, nr. 24) geïnformeerd.
   
De industrielanden moeten het voortouw blijven nemen in het reduceren van emissies. Maar een tweede voorwaarde voor succes in Kopenhagen – en ook het tweede prioriteitsveld voor VROM – is het vergroten van het aandeel van ontwikkelingslanden bij het verminderen van deze uitstoot. Vooral het vergroten van de rol van ontwikkelingslanden met opkomende economieën is belangrijk. GerealiseerdMet het Kopenhagen-akkoord is een doorbraak bereikt in de differentiatie van ontwikkelingslanden. Voor het eerst lijken de economisch meer ontwikkelde landen te hebben geaccepteerd dat – in tegenstelling tot de minst ontwikkelde landen en kleine eilandstaten – hun bijdrage niet langer vrijblijvend is en alleen gebaseerd op financiering. Zij zijn bereid gevonden om even als de ontwikkelde landen aan te geven aan welke acties zij zich via opname in een aparte Appendix bij het Kopenhagen-akkoord internationaal committeren.
   
Om actief bij te dragen aan succes in «Kopenhagen» en bij de gesprekken in Brussel over het EU klimaat- en energiepakket, verlenen we anticiperende en ambitieuze medewerking aan klimaatdiplomatie. VROM levert ook de belangrijkste EU-onderhandelaar voor de emissiereductiedoelen op lange termijn van het Bali Action Plan van het UNFCCC en zal een verdiepende impuls geven aan een van de voorbereidende mondiale onderhandelingsrondes op weg naar Kopenhagen. GerealiseerdDe door Nederland geleverde EU-onderhandelaar heeft aan de voorbereidingen in EU-kader leiding gegeven. Voorts heeft Nederland een speciale Klimaatgezant benoemd, is een interdepartementale werkgroep klimaatdiplomatie opgericht, zijn demarches door de posten uitgevoerd, is er actief deelname aan formele en informele bijeenkomsten geweest op zowel politiek als ambtelijke niveau, en hebben bila’s met CoP-voorzitter en Secretaris UNFCCC en telefoonconferenties op ambtelijk en politiek niveau plaatsgevonden.
   
VROM wil dat er overeenstemming komt tussen de Europese Raad en het Europees Parlement over de Europese energiewetgeving. We bereiken dit het liefst in december 2008, maar in elk geval in het voorjaar van 2009 vóór de verkiezingen van het Europees Parlement. VROM zal voorstellen doen die duurzaamheidcriteria voor biobrandstoffen wereldwijd introduceren. GerealiseerdOvereenstemming over Europese energiewetgeving is in de Europese Raad van 11 en 12 december 2008 bereikt. Tweede Kamer is per brief geïnformeerd (Kamerstukken II 2008–2009, 21 501-20, nr. 415 en Kamerstukken II 2008–2009, 31 209, nr. 73).Het Global Bio Energy Partnership, dat mondiaal landen (nationale overheden) als internationale organisaties bijeen brengt in het streven naar een efficiënter en duurzamer gebruik van bio-energie, heeft in 2009 een set duurzaamheidcriteria voor nationaal gebruik ontwikkeld. Nederland heeft hier actief aan bijgedragen. In vervolg daarop vindt momenteel (2010) een consultatieproces plaats voor de selectie van daarbij bruikbare indicatoren op sociaal, economisch en milieuterrein.

Beleidsconclusie

Hoewel het Kopenhagen-akkoord niet het ambitieniveau heeft waar Nederland middels haar inbreng in het standpunt van de EU naar heeft gestreefd, biedt het wel een voldoende basis om internationaal verder te werken. Het akkoord brengt nagenoeg alle partijen in één politiek raamwerk en vormt de basis voor verdere onderhandelingen in 2010. De inzet blijft gericht op de totstandkoming van een juridisch bindend instrument voor de periode vanaf 2013 waar alle landen aan mee doen en dat in staat is de mondiale temperatuurstijging tot 2 graden Celsius te beperken.

EU klimaat- en energiepakket, CO2-normen voor voertuigen liggen op schema. De uitbreiding van de werkingssfeer van de richtlijn ecodesign is gerealiseerd.

3. Ontwikkeling van markten voor duurzame producten

Doelstelling 21: de overheid wil uiterlijk in 2010 duurzaamheid als zwaarwegend criterium meenemen in al haar inkopenDoelstelling 22: het stimuleren van duurzame consumptie en productie

Dit kabinet geeft hoge prioriteit aan het tot stand brengen van markten voor duurzame producten. Voor de milieuproblematiek is de oplossing voor een groot deel te vinden in het economisch verkeer tussen producenten en gebruikers: de markten. Dit kabinet vergroot het aanbod van duurzame (groene) producten en diensten. Behalve fiscale prikkels kan het Rijk samen met de andere overheden een bijdrage leveren door duurzaam in te kopen: de overheden kopen per jaar voor meer dan € 40 mrd in.

Het streven van alle ministeries dat vanaf 2010 honderd procent van de overheidsinkopen duurzaam is, geeft een grote impuls aan een duurzame markt.

De tijdelijke sloopregeling voor oude (bestel)auto’s wordt samen door VROM, SenterNovem en Auto Recycling Nederland (ARN) uitgevoerd. De sloopregeling draagt naast het stimuleren van de autobranche tijdens de crisis ook bij aan het versneld verschonen van het wagenpark in Nederland. In 2009 is een bedrag van ca. € 35,– mln. besteed. In 2009 zijn 50 819 aanvragen voor een toekenning ontvangen. De huidige stand kan als volgt worden samengevat:

– Er worden vooral personenwagens aangeboden voor demontage. Het aandeel bestelauto’s is met 4% lager dan de vooraf verwachte 10%;

– 27% procent van de vervangende auto’s betreft nieuwverkoop (verwachting was 10%);

– Er worden relatief veel kleine benzine voertuigen teruggekocht, wat naast de PM10 en NO2 reducties ook tot een vermindering van de CO2 uitstoot leidt.

Doel

• Het Rijk koopt in 2010 voor 100 procent duurzaam in, de gemeenten voor 75 procent en de provincies en waterschappen voor 50 procent. Een overheid kan in een specifiek geval het noodzakelijk achten bepaalde criteria niet toe te passen en zal zich daar dan over verantwoorden.

• SenterNovem stelt in opdracht van de overheden duurzaamheidscriteria op voor in totaal tachtig productgroepen. Het gaat om sociale waarden als arbeidsomstandigheden en om milieucriteria. Voorjaar 2008 zijn de criteria voor de eerste 16 productgroepen vastgesteld en door inkopers toegepast. De andere productgroepen volgen maandelijks in de loop van 2008 tot en met begin 2009;

• Het kabinet introduceert elementen van het Cradle-to-Cradle (C2C) concept. Begin dit jaar is een team opgericht dat maatschappelijke initiatieven ondersteunt die gericht zijn op het verspreiden van C2C;

• Om duurzame productie en consumptie van producten verder te stimuleren, heeft het kabinet nieuwe vergroeningsmaatregelen ingevoerd. Deze treden op 1 januari 2009 in werking. Voor de vergroeningsmaatregelen wordt verwezen naar het Belastingplan 2009.

Realisatie prestaties «Ontwikkeling van markten voor duurzame producten 2009»
Beoogde prestaties in 2009 Bereikt resultaat in 2009
Om de doelstellingen voor duurzaam inkopen te bereiken, zijn alle criteria eind maart 2009 klaar en passen de inkopers deze toe voor alle tachtig productgroepen. GerealiseerdEind maart 2009 zijn alle criteria voor duurzaam inkopen gereed gekomen. De aanvankelijk 80 productgroepen waarvoor deze criteria gelden, zijn medio 2009 – mede in overleg met de Tweede Kamer – teruggebracht tot 45. Inmiddels zijn inkopers gestart met het toepassen van deze criteria.
   
Voor 25 productstromen is C2C als wens geformuleerd in het programma Duurzaam Inkopen. GerealiseerdAangezien het totaal aantal productstromen voor duurzaam inkopen kleiner is geworden, is het aantal productgroepen waarvoor wensen zijn geformuleerd, evenredig kleiner geworden. Voor 15 productgroepen zijn C2C-elementen als wens opgenomen.
   
In tenminste vier ketenprojecten waar- bij het bedrijfsleven nauw betrokken is, wordt een substantiële vermindering van de milieubelasting bereikt, waarbij het doel is in de planperiode uit het Landelijk AfvalbeheerPlan (LAP-2) een daling te laten zien van twintig procent. GerealiseerdDe uitvoering van de zeven ketenprojecten is in volle gang. Het betreft de volgende materialen: papier/karton, textiel, PVC, bouw- en sloopafval, aluminium, voedsel(resten) en grof huishoudelijk afval. Momenteel worden berekeningen uitgevoerd voor de te verwachten vermindering van milieubelasting van de voorgenomen uitvoeringsprojecten in 2015 (einde looptijd LAP2). Naar verwachting wordt voor tenminste vier veelbelovende initiatieven de komende jaren een substantiële milieuverbetering geboekt.
   
Naar onderwijs, bedrijfsleven en intermediaire organisaties wordt het belang van C2C uitgedragen. GerealiseerdIn 2009 heeft het aanjaagteam bijdragen geleverd aan verschillende congressen zoals van Rijkswaterstaat Hogeschool Rotterdam, Metaalunie, gemeente Lochem. Daarnaast is een algemene informatiekaart uitgebracht, is meegewerkt aan een informatiekaart voor de bouw; zijn 4 C2C netwerkbijeenkomsten georganiseerd en rond de 40 organisaties zijn verder geholpen met zoektocht naar ondersteuning van C2C initiatieven.
   
In tenminste drie branches dragen organisaties C2C actief uit naar hun leden en in drie opleidingen wordt C2C opgenomen in curriculum. GerealiseerdDe Metaalunie, de regieraad Bouw/PSI bouw en het polymerennetwerk dragen in hun branches C2C uit. Met medefinanciering van VROM is een parttime hoogleraar aangesteld aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Ook de TU Delft, Universiteit Wageningen en de Hogescholen Zeeland, Zuyd en Fonteys besteden hieraan aandacht in hun curriculum.
   
Een toepassingskader C2C in ruimtelijke projecten is ontwikkeld. Niet gerealiseerdIn het in ontwikkeling zijnde beleid voor duurzame gebiedsontwikkeling is C2C één van de leidende principes.
   
In twee Nota Ruimte projecten is C2C in het ontwerp meegenomen. GerealiseerdGreenport Venlo en Almere schaalsprong.
   
Eventuele gelden uit de maatschappelijke innovatie-agenda worden gebruikt voor een innovatieprogramma C2C waarin bedrijven en overheden participeren. Niet gerealiseerdAan het samen met bedrijven en onderzoeksinstellingen uitgewerkte C2C-voorstel zijn uiteindelijk geen gelden uitmaatschappelijke innovatieagenda toegekend. Er waren andere ingediende voorstellen die beter aan de criteria van de innovatieagenda voldeden.
   
Voor 2009 onderzoekt het Kabinet nut en noodzaak van verdere vergroening en verdere verfijning van de bestaande vergroeningsmaatregelen. Gerealiseerd/niet gerealiseerdHet kabinet heeft in 2008 diverse fiscale vergroeningsmaatregelen aan de Kamer voorgelegd t.b.v. het BP 2009. (zie website Fin met gehonoreerde maatregelen 2009). Daarnaast heeft het kabinet in 2009 ingestemd met een nog uit te werken herziening belastingstelsel. Op verzoek van de studiecommissie belastingstelsel heeft Bernard ter Haar (dgM) een essay geschreven over de houdbaarheid van fiscale vergroening in de komende decennia.
   
Ook wordt een C2C-aanjaagteam opgericht om maatschappelijke initiatieven die zijn gericht op het bereiken van een olievlekwerking te ondersteunen en stimuleren, en zullen gericht belemmeringen worden weggenomen. GerealiseerdZie de toelichting bij beoogde prestatie «Naar onderwijs, bedrijfsleven en intermediaire organisaties wordt het belang van C2C uitgedragen».

Beleidsconclusie

Ondanks dat niet alle acties helemaal gerealiseerd zijn, kan worden geconcludeerd dat het project Ontwikkeling van markten voor duurzame producten op schema ligt. Voor wat betreft Duurzaam Inkopen zijn de voorbereidingen afgerond die in 2010 moeten leiden tot 100% duurzaam inkopen door de Rijksoverheid en 75 resp. 50% door gemeenten en provincies/waterschappen. De uitvoering van de ketenprojecten is in volle gang. De markt en het onderwijs passen C2C toe.

4. Mooi Nederland

Doelstelling 23: het bevorderen van een tijdig en op de vraag afgestemd aanbod van ruimte voor kwalitatief goed ingepaste bedrijfslocaties en 80 000 tot 100 000 nieuwe woningen per jaar;Doelstelling 24: in 2011 moeten Nederlanders meer tevreden zijn over het landschap, zijn groene gebieden gerealiseerd, is het platteland vitaler en dynamischer en wordt geïnvesteerd in natuurgebieden;Doelstelling 26: klimaatbestendige inrichting van Nederland waarbij water een meer bepalende factor is bij ruimtelijke afwegingen, inclusief locatiekeuzes. Meer ruimte voor herstel van natuurlijke processen (bodem, water en natuur);Doelstelling 29: het realiseren van een beperkt aantal complexe, samenhangende ruimtelijke opgaven van nationale betekenis.

Doelstelling

4a. Bedrijventerreinen (doelstelling 23)

Het bevorderen van een tijdig en op de vraag afgestemd aanbod van ruimte voor kwalitatief goed ingepaste bedrijfslocaties en 80 000 tot 100 000 nieuwe woningen per jaar (doelstelling 23 uit het beleidsprogramma Balkenende IV). Het onderdeel bedrijventerreinen wordt hieronder behandeld, het wonen-gedeelte wordt behandeld in het jaarverslag van Wonen, Wijken en Integratie.

Realisatie prestaties Bedrijventerreinen 2009
Beoogde prestaties in 2009 Bereikt resultaat in 2009
Uitvoeren van vijf pilotprojecten «kwaliteit bedrijventerreinen» en vijf pilotprojecten op basis van het advies van het projectteam «Taskforce (her)ontwikkeling bedrijventerreinen». Dit leidt tot kennis over en ervaring met herstructurering, versnelling en een hogere ruimtelijke kwaliteit op deze terreinen; hierbij wordt ook stimulering van aanbod en gebruik van restwarmte meegenomen. GerealiseerdDe pilots kwaliteit bedrijventerreinen zijn reeds in 2008 geselecteerd, afronding wordt verwacht in 2010.De vijf pilots van de Taskforce (her)ontwikkeling bedrijventerreinen zijn in maart 2009 geselecteerd.De leerervaringen uit de pilots worden gedeeld in het Kennis- en Leertraject van Mooi Nederland dat in september 2009 is gestart.
   
Uitvoering geven aan de kabinetsreactie op de Taskforce (her)ontwikkeling bedrijventerreinen. GerealiseerdAan de kabinetsreactie wordt uitvoering gegeven met– het convenant tussen Rijk, IPO en VNG,– de inzet van FES-middelen voor een aantal herstructureringsprojecten van nationaal economisch belang– de handreiking uitvoeringsstrategie die samen met IPO en VNG is opgesteld– en de lange termijnaanpak voor verzakelijkingConform het Convenant Bedrijventerreinen zullen provincies in samenwerking met (regionaal samenwerkende) gemeenten vóór 1 april 2010 de herstructureringsopgave van 6500 ha uitwerken in provinciale herstructureringsprogramma’s. De voorbereidingen om hierover afspraken te maken met provincies zijn reeds gestart met het afsluiten van het convenant bedrijventerreinen in november 2009 (Kamerstukken II, 2009–2010, 31 253, nr. 22).
   
Toezien op de naleving van de toepassing van de SER-ladder en toezien op naleving van de afspraken per provincie over behoefteraming en planning van bedrijventerreinen. GerealiseerdUitvoering van de SER-ladder is geborgd door opname in de algemene maatregel van bestuur (AMvB) ruimte en zal naar verwachting in 2010 in werking treden. De provincies zullen de afspraken in het in november 2009 afgesloten Convenant Bedrijventerreinen over de planningsopgave verwerken in structuurvisies In het convenant is afgesproken dat provincies per direct handelen conform de afspraken en uitgangspunten van het convenant. (Kamerstukken II, 2009–2010, 31 253, nr. 22).
   
Begin 2009 in overleg gaan met de G27 over de ontwikkeling van bedrijventerreinen in verstedelijkte gebieden, met aandacht voor transformatie, met als motto «functiemenging waar kan, functiescheiding waar moet». GerealiseerdIn het Convenant Strategische Economische Samenwerking tussen het Ministerie van EZ, de G4 en de G32 is in 2009 afgesproken om gezamenlijk de ervaringen met bovengenoemde 10 pilotprojecten te bestuderen met aandacht voor functiemenging.
   
Eind 2009 wordt in aansluiting op bestaande trajecten en het advies van de Taskforce (her)ontwikkeling bedrijventerreinen een beslissing genomen over het verplicht stellen van parkbeheer op nieuwe terreinen en bevordering hiervan op bestaande terreinen. Niet gerealiseerdHet IPO en de VNG zullen in 2010 in overleg met het Rijk een basispakket parkmanagement uitwerken.

Beleidsconclusie

Het kabinet is goed op weg om de doelstelling om een op de vraag afgestemd aanbod van bedrijventerreinen te bereiken en te bereiken dat in 2013 6 500 ha bedrijventerreinen zijn geherstructureerd. De basis is nu gelegd met regelgeving, afspraken, financiering en voorbeeldprojecten.

4b. Openheid van het landschap (Doelstelling 24)

Doel

De Minister van VROM wil de volgende doelstellingen in 2009 realiseren:

• In 2009 is de bestaande verhouding tussen bebouwing binnen steden/dorpen (circa 76%) en in het landelijk gebied (circa 24%) onveranderd gebleven, ten opzichte van 2004;

• Vanaf 2009 vindt voor ieder Nationaal Landschap een versterking van de beschreven kernkwaliteiten plaats, dit wordt bewaakt door middel van de Monitor Nota Ruimte;

• Het areaal zeer open gebied neemt niet af ten opzichte van 2006 (119 000 hectare);

• Stedelijk ruimtebeslag in rijksbufferzones blijft maximaal 34 ha (basiswaarde 2003) en het oppervlak dagrecreatieve functies is met vijf procent toegenomen (basiswaarde 2003 is 3 900 ha);

• Sanering van 200 hectare ongewenste bebouwing of glas of bestemming daarvoor, vooral als onderdeel van de Nota Ruimte-projecten en de samenwerkingsagenda Mooi Nederland en met bijpassende financieringsconstructies.

Doelbereik 2009

De uitvoering van het programma vindt in nauwe samenwerking met het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) plaats en verloopt goed. Voor beoogde prestaties die (nog) niet of deels zijn gerealiseerd, geldt dat dit niet ten koste gaat van de uiteindelijke doelbereiking. Zij worden ofwel – vanwege voortschrijdend inzicht – effectiever en efficiënter op andere wijze opgepakt, ofwel de acties zullen alsnog worden uitgevoerd.

Realisatie prestaties Openheid van het Landschap 2009
Beoogde prestaties in 2009 Bereikt resultaat in 2009
De nog ontbrekende gebiedsvisies voor rijksbufferzones laten opstellen. Niet gerealiseerdEr is besloten om voor alle bufferzones een gebiedsakkoord te sluiten over de gebiedsopgave in de betreffende bufferzone. Deze set afspraken zal in 2010 moeten landen in de MIRT gebiedsagenda’s.
   
Het stelsel voor de landschappen van nationaal belang (Rijksbufferzones, snelwegpanorama’s en Nationale Landschappen) vereenvoudigen. Niet gerealiseerdEr is een start gemaakt met het analyseren van de gebiedsvereenvoudiging voor recreatief groen (bufferzones, Rods e.a.). Dit moet begin 2010 tot een concreet voorstel leiden, waarbij ook doorkijkje wordt gegeven naar vereenvoudiging landschap en natuur.
   
Goed toepasbare ruimtelijke kwaliteitseisen voor de landschappen van nationaal belang uitwerken en vastleggen:a. kernkwaliteiten van Nationale Landschappen zijn eind 2009 eenduidig en werkbaar uitgewerkt voor provincies;b. regels voor het bouwen in deze gebieden zijn eind 2009 planologisch vastgelegd en werken door in provinciale verordeningen en bestemmingsplannen via de Algemene Maatregel van Bestuur Ruimte op basis van de Wro. GerealiseerdEr is in 2009 een handreiking en een toolbox ontwikkeld, die provincies moet ondersteunen bij het uitwerken van de kernkwaliteiten en vastlegging in de provinciale verordeningen.In 2010 zullen workshops aan provincies worden aangeboden om dit proces te faciliteren.In de AMvB Ruimte worden de regels t.a.v. de nationale landschappen vastgelegd. De AMvB treedt in de eerste helft van 2010 in werking, afhankelijk van het advies van de Raad van State.
   
Uitvoering van de Agenda Landschap en implementeren van het advies van de taskforce Financiering Landschap (Rinnooy Kan). Niet gerealiseerdUitvoering Agenda Landschap is gestart. Op basis van advies Rinnooy Kan is door IPO onderzoek gestart naar de financieringsbehoefte landschap (eerste kwartaal 2010 gereed).
   
Uitvoering van de afspraken uit de Samenwerkingsagenda Mooi Nederland voor ongewenste (bestemming voor) bebouwing en de sanering van verspreid liggend glas, met bijbehorende uitwerking van financieringsconstructies (Ruimte voor ruimte, Rood voor groen). GerealiseerdIn brief d.d. 25/11/2009 (Kamerstukken II, 2009–2010, 29 435, nr. 242). aan TK over de voortgang van de uitvoering van de Samenwerkingsagenda Mooi Nederland is hierover gerapporteerd. In het kader van de sanering van verspreid liggend glas zijn 10 projecten geselecteerd die deze rijkssteun krijgen.
Actualisering van de in 2007 tussen Rijk en IPO/VNG vastgestelde samenwerkingsagenda Mooi Nederland. GerealiseerdDe Samenwerkingsagenda Mooi Nederland Kamerstukken II, 2008–2009, 31 500, 19) is in het voorjaar van 2009 geactualiseerd.

Beleidsconclusie

Een aantal gestelde prestaties in 2009 kent een langere doorlooptijd van een jaar. Uit bovenstaand overzicht blijkt dat veel acties in gang zijn gezet, de uitvoering loopt. De monitor Ruimte zal concrete cijfers over het doelbereik opleveren, te verschijnen in september 2010. In 2009 is besloten alle rijksbufferzones te monitoren. Dit heeft voor vertraging gezorgd, maar uiteindelijk zal dit wel een grotere bijdrage leveren aan het doelbereik.

4c. Klimaatbestendige inrichting (doelstelling 26)

Doelstelling

Het kabinet stelt zich ten doel te komen tot een klimaatbestendige inrichting van Nederland. Risicobeheersing en het herstel van natuurlijke processen zijn belangrijke leidende principes voor aanpassing van de ruimtelijke inrichting. Uiterlijk in 2015 is deze inrichting in alle ruimtelijke plannen verankerd. Herijking van het ruimtelijk beleid en aanpassing van wet- en regelgeving is uiterlijk in 2011 klaar.

Realisatie prestaties Klimaatbestendige inrichting 2009
Beoogde prestaties in 2009 Bereikt resultaat in 2009
Binnen de Nota Ruimte projecten benoemen van vijf iconen waarbinnen ruimtelijke aanpassingsmaatregelen worden uitgevoerd die een (inter-) nationale voorbeeldfunctie hebben. Niet gerealiseerdInvulling afspraken met strategische projecten bleek nog niet uitvoerbaar.
   
Maken van afspraken over de uitvoering van innovatieve maatregelen. GerealiseerdVoor een aantal projecten voor het Nota Ruimte-budget (Stadshavens, Zuidplas, Haarlemmermeer) is een afspraak gemaakt over de besteding van NR-budgetgelden voor – zoveel mogelijk innovatieve – maatregelen die gericht zijn op duurzaamheid en klimaatbestendigheid.In het klimaatconvenant met het IPO is een afspraak gemaakt over de stimulering en facilitering van zogenaamde regionale en lokale impulsprojecten.
   
Opstellen van een handreiking (Klimaatwijzer) waarmee overheden afwegingen kunnen maken gericht op een meer klimaatbestendige inrichting. GerealiseerdIn concept gereed. Consultatieronde bij andere overheden en organisaties loopt.
   
Opstellen van uitgangspunten en randvoorwaarden voor een klimaatbestendige inrichting van Nederland. GerealiseerdIn de Klimaatwijzer is de basis gelegd voor een integrale en gebiedsgerichte aanpak voor een klimaatbestendige inrichting. Hierin zijn procesmatige uitgangspunten en randvoorwaarden geformuleerd die de komende jaren – op vrijwillige basis – zullen worden toegepast in de praktijk en geëvalueerd.
   
Selecteren van «klimaatbuffer projec- ten» voor de periode 2009–2012. GerealiseerdDe kandidaat-projecten zijn geselecteerd. In 2009 is gestart met het toekennen van formele beschikkingen; in 2010 zullen alle projecten zijn beschikt.
   
Nemen van een besluit over een Nationaal Adaptatiefonds. GerealiseerdMet de start van het Deltaprogramma biedt het Deltafonds voor de thema’s waterveiligheid en zoetwatervoorziening vanaf 2020 een basis voor de financiering van adaptatiemaatregelen. Met de inzet voor een integrale financiering is een zelfstandig Nationaal Adaptatiefonds op dit moment niet opportuun.
   
Vaststellen van een voortgangsrapportage uit de lopende projecten binnen het programma «Kennis voor Klimaat». GerealiseerdJaarrapportage 2009 Kennis voor Klimaat is opgeleverd. Voortgangsrapportage 2009 Kennis voor Klimaat stelt de onderstaande prestaties vast:a. Oplevering verkennende studies tbv start programma;b. Start eerste tranche onderzoeksprojecten klimaatbestendige hot spots;c. Leveren van bouwstenen aan nationale adaptatiestrategie;d. Open Call tweede fase Kennis voor Klimaat (thematische verdiepingsfase);e. Bijdrage aan voorbereiding «Holland Climate House» tijdens COP-15 in Kopenhagen.
   
Beschikbaar stellen van concept aanpassingsstrategieën voor de zogeheten hotspots Haaglanden, Rotterdam, Schiphol, Rivierengebied, Zuidwestelijke Delta, Waddenzee, Veenweidegebieden en Droge Zandgronden. Niet gerealiseerdIn 2009 is het voorbereidingstraject adaptatiestrategieën hot spots gestart. Aan het eind van de looptijd van het programma (2012) worden 8 operationele adaptatiestrategieën opgeleverd.
Leveren van bijdragen aan de internationale activiteiten van het programma Kennis voor Klimaat, waarbij kennis en ervaring wordt ontwikkeld en uitgewisseld rond het thema Urbane Deltaregio’s. GerealiseerdEr zijn verschillende bijdragen geleverd:– Bijdrage aan opstellen samenwerkingsformule internationale hot spots VROM-KvK;– Try-Out concept-samenwerkingsformule met Indonesië;– «Terms of reference» opgesteld ten behoeve van Internationale Delta Alliantie;– Ondersteuning actieve werving potentiële partners.

Beleidsconclusie

Niet alle doelen voor 2009 zijn bereikt op dit onderwerp, maar met de start van het Deltaprogramma (deelprogramma Nieuwbouw & Herstructurering) en het PBL-onderzoek «Wegen naar een Klimaatbestendig Nederland» is voor 2010/2011 een stevig kader voorhanden om resultaten te boeken en interbestuurlijke afspraken te maken. Voor de gestelde doelen voor 2011 en 2015 ligt de beleidsprioriteit Klimaatbestendige inrichting nog wel op schema.

4d. Windenergie

Doelstelling

Deze kabinetsperiode is de doelstelling 2000 Megawatt (MW) windenergie extra vergund te hebben. Voor het grootste deel van deze 2000 MW is ruimte beschikbaar in streek- en omgevingsplannen en in gemeentelijk beleid. Het voortouw voor de realisatie van deze locaties ligt bij provincies en gemeenten.

Realisatie prestaties Windenergie in 2009
Beoogde prestaties in 2009 Bereikt resultaat in 2009
Realiseren van tenminste 500 Mw door het plaatsen van nieuwe windturbines. GerealiseerdAmbitie richt zich op het verstrekken van vergunningen en subsidiebeschikkingen. Wanneer het windpark NOP wordt meegerekend is deze ambitie gerealiseerd.Verder spant VROM zich in om knelpunten in het rijksbeleid weg te nemen: behandeling in TK van AmvB windturbines werd afgerond en er zijn belangrijke vorderingen gemaakt bij oplossen van knelpunten bij toetsing op radarverstoring.
   
Inzetten van ondersteuningsteams voor het oplossen van ruimtelijke knelpunten zodat projecten «in de pijplijn» door kunnen gaan. GerealiseerdEnkele tientallen projecten worden door middel van zgn. windteams ondersteund. Dit bevordert de snelheid waarmee projecten tot realisatie komen. Een goed beeld hiervan kan pas over langere periode worden geschetst.
   
Creëren van meer draagvlak voor windenergie door een nieuwe campagne. GerealiseerdEen helpdesk en een website zijn ingericht. Het Ministerie van EZ neemt de publiekscampagne voor haar rekening.
   
Ontwikkeling van een ruimtelijk perspectief voor windenergie om ruimte te vinden voor de 2000 Mw na 2011. Hierbij zal onderscheid worden gemaakt tussen windturbineparken, de zogenaamde vides (waar plaatsing van windturbines niet wenselijk is) en tussengebieden. GerealiseerdOpstellen van Ruimtelijk Perspectief is eind 2009 in afrondend stadium.

Beleidsconclusie

Het toegezegde faciliterende beleid wordt volgens planning uitgevoerd (oplossen radar en geluid en de ondersteuning van locale processen). Realisatie van het uiteindelijke rijksdeel (2000 MW extra vergund eind 2011) wordt lastig, omdat in 2008/2009 in totaal slechts aan circa 100 MW subsidie is verleend. Wel zijn enkele grote projecten (Zuidlob en NOP) in een afrondende stadium gekomen. Hiermee kan in 2010 mogelijk een groter dan voorzien vermogen worden vergund.

4e. Samenhangende ruimtelijke ontwikkeling en Randstad 2040 (doelstelling 29)

Doelstelling

Het kabinet stelt zich ten doel het realiseren van een beperkt aantal complexe, samenhangende ruimtelijke opgaven van nationale betekenis. Voor alle geselecteerde projecten uit het Nota Ruimte budget heeft conform procedure besluitvorming in de Ministerraad plaatsgevonden.

Realisatie prestaties «Samenhangende ruimtelijke ontwikkeling en Randstad 2040»
Beoogde prestaties in 2009 Bereikt resultaat in 2009
Uitvoeren van het innovatieprogramma Mooi Nederland. GerealiseerdIn 2009 is de eerste ronde van de Innovatieregeling Mooi Nederland gestart en afgerond. In 2009 is ook het Kennis- en Leertraject Mooi Nederland gestart waarmee de kennis en ervaringen uit de – nu – 55 voorbeeldprojecten van Mooi Nederland breder verspreid worden. In het kader van het Kennis- en Leertraject is een website gelanceerd en worden projectenparades, excursies, brochures en zg. «matchmaking» georganiseerd. Eind 2009 zijn de thema’s van de tweede ronde van de Innovatieregeling bekendgemaakt. Met de vier voorbeeldprojecten Financiering Landschap (amendement 31 700 XI Wiegman van Meppelen Scheppink en van Heugten) is intensief overleg gevoerd over de op te stellen projectplannen.
   
Verkennen en uitwerken van de geselecteerde projecten voor het Nota Ruimte-budget conform de daarvoor opgestel- de procedure (TK 30 800 D, volgnr. 6). In 2009 neemt de Ministerraad een besluit op basis van uitgevoerde MKBA’s en businesscases, over 14 projecten: Nieuwe Hollandse Waterlinie, Deltapoort (alternatief voor Hoeksche Waard), Waterdunen, Nijmegen Waalfront (intentie om over deze vier nog in 2008 besluiten te nemen), Maastricht Belvédère, IJsseldelta en IJsselsprong, Haarlemmermeer, Zuidplaspolder, Stadhavens Rotterdam, Oude Rijnzone, Groningen Centrale Zone, Mooi en Vitaal Delfland, Westelijke Veenweiden (inclusies Groot Mijdrecht) en Hengelo/Hart van Zuid. GerealiseerdVoor alle geselecteerde projecten voor het Nota Ruimte-budget is conform de opgestelde procedure een besluit genomen door de Ministerraad over de bijdrage.Met deze besluitvorming is uitvoering gegeven aan de motie van Van Heugten (ID368) die de regering oproept zo snel mogelijk de bijdragen voor de projecten vast te stellen, ook in relatie tot het aanvullend beleidsakkoord.
   
Voor 2010 heeft de Ministerraad voor bijna alle projecten de bijdrage vastgesteld. Alleen voor Schaalsprong Almere, Brainport Eindhoven en Den Haag Internationale Stad moet het moment van besluitvorming nog nader worden bepaald. GerealiseerdVoor de projecten Schaalsprong Almere, Den Haag Internationale Stad (Kamerstukken II, 2009–2010, 29 435, nr. 249) en Brainport Eindhoven (Kamerstukken II, 2009–2010, 29 435, nr. 247) heeft de Ministerraad in 2009 een besluit genomen over de bijdrage uit het Nota Ruimte-budget.
   
Er is uitvoering gegeven aan de opgestelde acties voor 2009 uit de actieagenda bij de Randstadvisie 2040:– Afronden verkenning naar Randstad Sleutelprojecten;– Besluit over definitie Randstad Sleutelprojecten;– Vaststellen plan van aanpak voor in elk geval de vijf vastgestelde uitvoeringsallianties in het kader van Randstad 2040 met de bijbehorende rijksinzet. Niet gerealiseerd– De voorverkenning naar Randstad Sleutelprojecten is afgerond. Op basis daarvan is, conform de afspraken met het kabinet, de MIRT-verkenning Randstad Sleutelprojecten gestart (zie ook Kamerstukken II, 2009–2010, 31 089, nr. 55).– In de gestarte MIRT-verkenning naar Randstad Sleutelprojecten wordt besloten over de definitie van Randstad Sleutelprojecten.– Alle 5 mijlpalen uit de Randstad Urgent deliveryafspraken van november 2008 over de Randstad 2040 Uitvoeringsallianties worden gerealiseerd per februari 2010.
   
Een verkenning is gestart naar de gewenste vorm en inhoud van de visie voor de nationale stedelijke netwerken Brabantstad en Knooppunt Arnhem Nijmegen. GerealiseerdEr worden door het Rijk geen structuurvisies voor Zuid-, Oost-, Noord-Nederland gemaakt. Rijk en regio’s hebben samen gebiedsagenda’s opgesteld in het kader van het Meerjarenprogramma Infrastructuur Ruimte en Transport. De noodzaak om daaraan een lange termijn doorkijk toe te voegen zal in volgende fases van de gebiedsagenda’s gestalte krijgen. De lange termijn opgaven worden door Rijk en regio gezamenlijk in beeld gebracht in de Gebiedsagenda’s 2011 voor de landsdelen Zuid, Oost en Noord. Dit is in het BO MIRT tussen rijk en regio afgesproken. Hierbij worden alle voor de regio relevante ontwikkelingen meegenomen inclusief krimp (zie ook Kamerstukken II, 2009–2010, 32 123 XI, nr. 14).
   
Bijdrage leveren aan de (versnelling van) besluitvorming van projecten binnen het kabinetsprogramma Randstad Urgent. GerealiseerdIn 2009 zijn voor de projecten Schaalsprong Almere, Oude Rijnzone, Zuidplaspolder, Stads- havens Rotterdam, Duurzaam Bouwen in de Noordvleugel Utrecht, R2040 sleutelprojecten en R2040 uitvoeringsallianties de bestuurlijke afspraken uit 2008 uitgevoerd (Kamerstukken II, 2008–2009, 31 089, nr. 66).

Beleidsconclusie

Het kabinet heeft goede voortgang geboekt voor het bereiken van doelstelling 29 uit het Beleidsprogramma Balkenende IV. Het kabinet heeft versneld besloten over de bijdrage aan de Nota Ruimte budget projecten en een bijdrage geleverd aan de besluitvorming van projecten binnen het kabinetsprogramma Randstad Urgent. Daardoor wordt de realisatie van een aantal complexe, samenhangende ruimtelijke opgaven van nationale betekenis mogelijk.

5. Slimmere regels, betere uitvoering, minder lasten

Doelstelling 69: Het oplossen van de 10 meest gevoelde knelpunten bij administratieve lasten (zie ook doelstelling 16, minder regels, minder instrumenten, minder loketten).

De invoering van de Basisregistratie Adressen en Gebouwen, de integratie van het milieujaarverslag met Europese rapportage verplichtingen, het schrappen van de verplichting om een uittreksel van de Kamer van Koophandel te overleggen bij het aanvragen van een bouwvergunning. Het zijn voorbeelden van de maatregelen die dit jaar zijn genomen om de ervaren regeldruk bij burgers en bedrijven te verminderen. Met bijna 22% reductie administratieve lasten eind 2009 is VROM goed op koers om de kabinetsdoelstelling op dit vlak te halen. Ook zijn er in 2009 belangrijke stappen gezet in het proces om de kwaliteit van de uitvoering van de VROM regelgeving structureel te verbeteren. In nagenoeg alle provincies zijn principebesluiten genomen tot oprichting van Regionale uitvoeringsdiensten.

Doel

Het kabinet heeft de ambitie om in deze kabinetsperiode:

• De administratieve lasten op de terreinen van VROM met tenminste een kwart te laten dalen ten opzichte van de administratieve lasten op de peildatum 1 maart 2007 (€ 1,24 mrd per jaar);

• De kwaliteit van de uitvoering te verbeteren. Leidend hierbij is het in 2008 vastgestelde «eindbeeld» voor de rollen, taken en verantwoordelijkheden van de verschillende overheden bij de uitvoering van VROM beleid en regelgeving en het toezicht daarop. Het Kabinetsstandpunt over het advies van de Commissie Mans vormt onderdeel van dit eindbeeld;

• In de praktijk gevoelde knelpunten en irritaties van burgers, bedrijven en andere overheden op te lossen.

Doelbereik 2009

Realisatie prestaties Slimmere regels, betere uitvoering, minder lasten 2009
Beoogde prestaties in 2009 Bereikt resultaat in 2009
Transitieprogramma Werk in Uitvoering: IPO, VNG, UvW en VROM werken samen een aantal projecten uit dat tot doel heeft de kwaliteit van de uitvoering van wet- en regelgeving door overheden te verbeteren en daardoor de ervaren regeldruk te verminderen. Dit moet er toe leiden dat in 2009:– Kwaliteitscriteria beschikbaar komen voor uitvoerende organisaties teneinde een minimale kwaliteit van de uitvoering (vergunningverlening en toezicht) te borgen;– Ontwerpregelgeving in procedure is gebracht waarmee het hiervoor genoemde eindbeeld kan worden geïmplementeerd;– Ontwerp regelgeving in procedure is gebracht waarmee het interbestuurlijk toezicht sterk wordt versoberd en ondergebracht bij «de naast hogere overheid». Niet gerealiseerd– Kwaliteitscriteria: gerealiseerd– Ontwerp regelgeving eindbeeld: niet gerealiseerd– Ontwerp versobering regelgeving IBT: gerealiseerdIn juni 2009 hebben IPO, VNG en Rijksoverheid een package deal gesloten waarin afspraken zijn gemaakt over het oplossen van de problemen bij de uitvoering van het omgevingsrecht (vergunningverlening en toezicht) zoals die onder meer zijn gesignaleerd door de Commissie Mans. Conform de package deal zijn door middel van een bottom up proces in nagenoeg alle provincies principebesluiten genomen tot oprichting van Regionale uitvoeringsdiensten (RUD’s). Over het takenpakket dat deze RUD’s uitvoeren is voor een groot deel overeenstemming bereikt. Ook zijn kwaliteitscriteria ontwikkeld die kunnen worden gebruikt om de levensvatbaarheid en robuustheid van de RUD’s door te rekenen.De voor 2009 voorziene ontwerpregelgeving is bedoeld om de gemaakte afspraken en conclusies ten aanzien van de vorming van RUD’s, het basistakenpakket en kwaliteitscriteria te codificeren en te borgen. Het in procedure brengen van deze regelgeving wacht op het trekken van finale bestuurlijke conclusies over deze drie onderwerpen. Dit staat gepland voor begin 2010.De ontwerp regelgeving waarmee het Interbestuurlijk toezicht wordt versoberd en gedecentraliseerd is in 2009 door Bzk in procedure gebracht. Hierin is de noodzakelijke wijziging van (een deel van de) VROM regelgeving meegenomen.
   
Merkbaar Minder Regeldruk: diverse projecten worden in deze kabinetsperiode uitgevoerd om regelgeving verder te vereenvoudigen en de administratieve lasten met nog eens een kwart te verminderen. Het complete overzicht aan acties en projecten inclusief de planning waarop ze zijn afgerond, is opgenomen in het Werkprogramma Slimmer, Beter, Minder dat separaat aan de Tweede Kamer wordt aangeboden. Het betreft onder meer het Activiteitenbesluit dat in 2009 is uitgebreid waardoor minder bedrijven een vergunning nodig hebben. Ook zijn dan Bouwbesluit en Gebruiksbesluit verder gestroomlijnd en aangepast aan het kabinetsstandpunt over het advies van de commissie Dekker. Niet gerealiseerd– Uitbreiding Activiteitenbesluit: gerealiseerd– Stroomlijning Bouwbesluit en Gebruiksbesluit: (nog) niet gerealiseerd– In werking treden Wabo: (nog) niet gerealiseerdEen aantal voorbeelden van projecten uit het programma SBM is al in de inleiding genoemd. Aanvullend (maar niet uitputtend) kan nog worden genoemd het inwerkingtreden van de tweede fase Activiteitenbesluit waarmee voor nog meer bedrijven de vergunningplicht wordt vervangen door algemene regels, het intrekken van het besluit financiële zekerheid, het versoepelen van de rapportage en registratieverplichtingen voor glastuinders, de aanpassing van het besluit detectie radio actief schroot. Anders dan gepland treedt de Wabo niet op 1-1-2010 in werking. Naar verwachting zal dit per 1 juli 2010 zijn.

Beleidsconclusie

Alhoewel de doelen niet volledig zijn bereikt, loopt de uitvoering van het programma SBM op schema. Voor wat betreft de reductie van de administratieve lasten in deze kabinetsperiode staat de teller eind 2009 op 22% reductie ten opzichte van 2007. Het ziet er naar uit dat de doelstelling van 25% reductie aan het eerder veronderstelde eind van de kabinetsperiode Balkenende IV, ondanks dat de beoogde doelen in 2009 niet volledig zijn gerealiseerd, wordt gehaald.

Ook een structurele oplossing van de knelpunten bij de uitvoering (vergunningverlening en toezicht) van het omgevingsrecht lijkt in zicht. Hoewel er de nodige oppositie van individuele gemeenten is tegen onderdelen van de package deal, is er onder regie van de provincies een bottom up proces in gang gezet waarvan verwacht wordt dat dit zal resulteren in het gewenste eindbeeld: een overheid die het proces van vergunningverlening en toezicht deskundig en efficiënt uitvoert, een heldere bevoegdheidsverdeling door verregaande decentralisatie en minder bestuurlijke drukte door onder andere versobering en decentralisatie van het Interbestuurlijke toezicht.

Overige beleidsprioriteiten

A. Realisatie van de nationale Kyoto-klimaatverplichtingen (2008–2012)

Doel

Nederland kent in het kader van het Kyoto-protocol een verplichting om de nationale broeikasgasemissies in de periode 2008–2012 met 6% ten opzichte van 1990 te reduceren. Op grond van de meest recente inzichten van het PBL wordt verwacht dat Nederland de Kyoto-doelstelling gaat halen. De uitdaging is daarom nu vooral gelegen in het realiseren van de ambities voor de periode tot 2020. Daarop is het interdepartementale werkprogramma Schoon en Zuinig gericht, dat in de beleidsagenda van deze begroting is toegelicht.

Doelbereik 2009

Realisatie prestaties Nationale Kyoto-klimaatverplichtingen 2009
Beoogde prestaties in 2009 Bereikt resultaat in 2009
Het behalen van de gecontracteerde emissiereducties, met behulp van een actief risicomanagement op portfolio- en projectniveau (de totale bijdrage via het CDM aan de realisatie van de Kyoto doelstelling (2008–2012) is nagenoeg volledig afgedekt met koopcontracten). GerealiseerdEind 2009 waren alle koopcontracten afgesloten en is samen met de uitvoeringsorganisaties op projectniveau een risico-analyse uitgevoerd. Indien noodzakelijk, zijn vervolgens door de uitvoeringsorganisaties maatregelen genomen om de zekerheid van de leveringen te vergroten.
   
Het in stand houden van de kennisbasis en het netwerk op het gebied van CDM om een bijdrage te kunnen blijven leveren aan de toekomstige internationale ontwikkeling van het CDM. GerealiseerdIn samenwerking met de FMO en SenterNovem is in 2009 een CDM-project in Tanzania gestart. Tevens zijn activiteiten in gang gezet die er voor moeten zorgen dat oplossingen gezocht worden voor specifieke Afrikaanse problemen, zoals grensoverschrijdende projecten en de aanwezige onderdrukte vraag (suppressed demand).

Indicatoren:

In de periode 2008–2012 moet de emissie van de broeikasgassen met 6% zijn gereduceerd ten opzichte van het basisjaar 1990. De Nederlandse emissieruimte wordt gevormd door het emissiebudget dat uit de doelstelling van het Kyoto protocol volgt, vermeerdert met CDM/JI-rechten. Het emissieplafond bedraagt 200,3 Mton. Het Kyoto-beleid kent twee hoofdsporen:

• Het zoveel mogelijk beperken van de nationale emissies.

• Voor zover de nationale emissies het niveau van 200,3 Mton CO2-eq. overschrijden, wordt het verschil gecompenseerd door de aankoop van emissierechten via CDM en JI.

Figuur 1. CO2-equivalenten.

kst-32360-XI-3-3.gif

Bron: Milieubalans 2009, PBL

Beleidsconclusie

Voor inzicht in het doelbereik dient een splitsing gemaakt te worden tussen de sectoren die niet en die wel onder het emissiehandelssysteem (ETS) vallen. De ETS sectoren worden ingeboekt voor de aan hen toegewezen emissieruimte van gemiddeld 87,4 Mton. Stoten deze bedrijven meer uit, dan moeten ze CO2 rechten bijkopen, stoten ze minder uit, dan kunnen de bedrijven deze rechten verkopen. In de periode 2005–2007 hebben bedrijven rechten kunnen verkopen. Voor de niet ETS is de emissieruimte in de totale vijfjaarsperiode 563 Mton1. Het PBL geeft aan, dat de niet-ETS emissie in de vijfjaarsperiode naar verwachting tussen de 555 en 615 Mton zal liggen, afhankelijk van het verloop van onder andere de recessie. In de «worst-case» sprake is er dus sprake van een maximale emissie van 615 Mton. De emissieruimte in de niet ETS wordt dan met 52 Mton overschreden, ofwel ongeveer 10 Mton per jaar. Hiervoor moeten door de Nederlandse overheid dan JI/CDM-credits worden aangekocht.

De emissie in de non-ETS voor 2008 bedroeg 122,5 Mton. Wanneer de 87,4 Mton van ETS hierbij worden opgeteld, gaat het om een emissie van 210 Mton. Zie ook tabel 1.1 «Schoon en Zuinig».

Op 31 december 2009 waren op de overheidsrekening bij de Nederlandse Emissieautoriteit de volgende hoeveelheden aan emissierechten bijgeschreven:

Certified Emission Rights (CDM-projecten) 10 469 820

Emission Reductions Units (JI-projecten) 917 099

Assigned Amount Units  3 931 510

Totaal 15 318 429

B. Saneren van verontreinigde bodems

Doel

Het saneren van verontreinigde bodems is van belang om gezondheidsrisico’s die samenhangen met een verontreinigde bodem weg te nemen of te beheersen. Tevens dient zoveel mogelijk voorkomen te worden dat bodemverontreiniging leidt tot stagnatie van maatschappelijk gewenste activiteiten. Met ingang van 2008 is in het bodemsaneringsbeleid gekozen om de nadruk op de spoedlocaties te leggen. Het gaat dan om locaties waar bij het huidig gebruik risico’s bestaan voor de volksgezondheid, de ecologie of verspreiding in het grondwater. Prioriteit gaat uit naar locaties met risico’s voor de volksgezondheid. Inzet van rijksbeleid is om deze risico’s in 2010 in beeld te hebben en de desbetreffende spoedlocaties in 2015 gesaneerd dan wel de risico’s beheerst te hebben.

Doelbereik

Beoogde prestaties 2009 voor saneren van verontreinigde bodems
Beoogde prestaties in 2009 Bereikt resultaat in 2009
Afsluiten van een convenant met het IPO, de VNG en de Unie van Waterschappen (UvW). In dit convenant worden afspraken opgenomen over de aanpak van spoedlocaties, het duurzaam gebruik van de ondergrond en over het instrumentarium en de aanpak van grootschalige grondwaterverontreinigingen. GerealiseerdOp 10 juli 2009 is het bodemconvenant ondertekend. Met de ondertekening van dit convenant verschuift het zwaartepunt van sanering naar bodemgebruik. Het bijbehorende uitvoeringsprogramma is van start gegaan en de organisatie rondom het convenant heeft vorm gekregen.Ondertussen is de uitvoering van de saneringsoperatie 2005–2010 voortvarend voortgezet. Ook het definitief in beeld krijgen van de voorraad nog te saneren locaties is in 2009 afgerond.
   
Invoeren van risicobeoordelingsmethodieken om gemeenten en provincies te ondersteunen bij de verbetering van hun (decentrale) bodembeleid. GerealiseerdIn 2009 is er gezamenlijk met het bevoegd gezag een protocol tot versnelling van de spoedbeoordeling tot stand gebracht.
   
Uitbrengen jaarverslag bodemsanering 2008 over de realisatie van het bodembeleid door de bevoegde gezagen (provincies en gemeenten). GerealiseerdIn mei is het jaarverslag bodemsanering over 2008 namens de bevoegde overheden door de Minister van VROM aan de Tweede Kamer aangeboden.

Beleidsconclusie

De saneringsoperatie ligt iets achter op het schema. Met het huidige saneringstempo wordt het jaartal 2030 niet gehaald. Dat was aanleiding om in te zetten op een versnelling van de operatie. Hierover zijn afspraken gemaakt in het bodemconvenant dat op 10 juli 2009 is ondertekend. Essenties hierbij zijn het realiseren van een versnelde aanpak voor locaties waar risico’s voor de volksgezondheid aan de orde zijn, het integreren van bodemsanering in andere maatschappelijke activiteiten en het decentraliseren van planning, programmering en uitvoering naar het bevoegd gezag.

Overzicht Prestatie-indicatoren en realisatie in 2009

Tabel Prestatie-indicatoren bodemonderzoeken en bodemsaneringen (Totaal)
Indicator: Werkvoorraad Peildatum Te realiseren productie Periode Gerealiseerd in 2009
– Oriënterende onderzoeken stedelijk gebied 30 000 1-1-2005 2 140 2009 5 575 (onderscheid in landeljijk en stedelijk gebied en bedrijfsterreinen wordt niet meer gemaakt binnen BIS)
– Oriënterende onderzoeken landelijk gebied 30 000 1-1-2005 250 2009  
– Oriënterende onderzoeken bedrijfsterreinen 100 000 1-1-2005 710 2009  
– Nadere onderzoeken stedelijk gebied 7 500 1-1-2005 760 2009 3 165 (inclusief BUS-meldin- gen) (onderscheid in landeljijk en stedelijk gebied en bedrijfsterreinen wordt niet meer gemaakt binnen BIS)
– Nadere onderzoeken landelijk gebied 7 500 1-1-2005 190 2009  
– Nadere onderzoeken bedrijfsterreinen 60 000 1-1-2005 390 2009  
– Saneringen stedelijk gebied 3 000 1-1-2005 1 030 2009 1 209
– Saneringen landelijk gebied 3 000 1-1-2005 240 2009 321
– Saneringen bedrijfsterreinen 54 000 1-1-2005 320 2009 400

Bron: RIVM en opgave bevoegde gezagen

Tabel Prestatie-indicator bodemonderzoeken en bodemsaneringen realisatie (Totaal)
Indicator: Werkvoorraad 1-1-05 Productie 2006 Productie 2007 Productie 2008 Streefwaarde 2009 Gerealiseerd in 2009
Oriënterende onderzoeken 160 000 2 370 3 760 1 500 3 100 5 575
Nadere onderzoeken 75 000 1 308 1 378 1 330 1 340 3 165
Saneringen 60 000 1 526 1 645 1 080 1 590 1 930

Bron: RIVM en opgave bevoegde gezagen

Tabel Prestatie-indicator bodemonderzoeken en bodemsaneringen (Spoedlocaties)
Indicator: Werkvoorraad 1-1-2007 Te realiseren productie Periode Gerealiseerd in 2009
Historisch onderzoek 25 000 8 800 2009 2 200
Oriënterend onderzoek 11 800 2 200 2009 1 500
Nader onderzoek 7 700 775 2009 330
Beschikking risico’s en nemen maatregelen bij spoedlocaties 6 500 675 2009 220

Bron: «Bodembrief januari 2008» (Kamerstukken II, 2007–2008, 30 015, nr. 20)

C. Reductie van milieubelasting door afvalstoffen

Doel

Om de stroom afvalstoffen te verkleinen en zodanig te beheren, dat de gevolgen voor het milieu aanvaardbaar zijn. De doelen voor 2012 uit het Landelijk afvalbeheerplan (LAP) zijn: het aanbod van afval mag niet groter zijn dan 66 Mton, minimaal 55 Mton afval moet nuttig toegepast worden, maximaal 1 Mton mag worden geloosd, maximaal 2 Mton gestort en de resterende hoeveelheid afval, max. 8 Mton, wordt verbrand.

Doelbereik 2009

Realisatie prestaties Reductie milieubelasting door afvalstoffen 2009
Prestaties in 2009 Bereikt resultaat in 2009
Vernieuwen landelijk afvalbeleid: in maart 2009 wordt het Landelijk Afvalbeheer Plan 2008–2018 (LAP2) vastgesteld en van kracht. In LAP2 wordt aangegeven of, en zo ja, voor welke afvalstoffen het instrument producentenverantwoordelijkheid in de planperiode van LAP2 wordt ingezet. Op basis van onder meer ervaringen die zijn opgedaan met zes pilots, zal in het LAP2 ook worden aangegeven voor welke pro- ductgroepen/afvalstromen de ketenaanpak (C2C) wordt vormgegeven. Voorts wordt aangegeven op welke manier energieterugwinning uit afval een extra rol kan spelen in het klimaatbeleid. Hierbij is speciale aandacht voor de warmteafzet van afvalverbrandingsinstallaties. Ook wordt in LAP2 opgenomen op welke manier de toekomst van de stortsector wordt uitgewerkt, wat het beleid is voor berging van afvalstoffen in de diepe ondergrond en of het moratorium op uitbreiding van stortcapaciteit blijft bestaan; GerealiseerdDe parlementaire behandeling van het tweede LAP heeft van maart t/m oktober 2009 plaatsgevonden. Het tweede LAP is op 24-12-2009 van kracht geworden.In het tweede LAP is onder meer het volgende opgenomen:• Producentenverantwoordelijkheid wordt vooralsnog niet voor nieuwe afvalstromen vormgegeven;• Een toelichting op het materiaalketenbeleid. De productgroepen die worden aangepakt zijn papier/karton, textiel, bouw- en sloopafval, organisch afval/voedselresten, aluminium, PVC en grof huishoudelijk afval;• In het kader van het klimaatbeleid wordt ingezet op meer/betere warmteafzet bij afvalverbrandingsinstallaties (werkprogramma «Warmte op stoom»);• Het moratorium op stortcapaciteit blijft van kracht;• Er mag een onderzoek worden uitgevoerd naar het opvullen van instabiele zoutcavernes met afvalstoffen die niet ter plekke uit de bodem afkomstig zijn.
   
Ook wordt een C2C-aanjaagteam opgericht om maatschappelijke initiatieven die zijn gericht op het bereiken van een olievlekwerking te ondersteunen en stimuleren, en zullen gericht belemmeringen worden weggenomen. Gerealiseerd.Er is een C2C aanjaagteam opgericht dat een eigen werkprogramma heeft opgesteld.
   
Invoering milieu- en energie-efficiency normen voor energieverbruikende apparaten in relatie tot de Richtlijn Eco Design (bijdrage aan «Schoon en Zuinig»). Voor 20 producten worden eisen geformuleerd. Het energieverbruik van deze apparaten moet in 2020 met 40% verlaagd zijn ten opzichte van het verbruik bij ongewijzigd beleid. In 2008 en 2009 worden de eerste EU uitvoeringsmaatregelen (onder meer standby en straatverlichting) vastgesteld, die naar verwachting in 2010 in werking zullen treden. Nederland speelt hierbij een proactieve rol. Voor het Nederlandse MKB wordt een ondersteuningsprogramma opgezet. Niet gerealiseerdIn totaal zijn in 2009 voor 10 productgroepen uitvoeringsmaatregelen in werking getreden.Daarnaast zijn maatregelen voor 10 andere productgroepen in de voorbereidingsfase.Voor in totaal 33 productgroepen zullen maatregelen worden uitgevaardigd.De Nederlandse inbreng in het Europese proces gaat doorgaans uit van het best presterende niveau als referentie (top runner).Het MKB gaat actief aan de slag met ecodesign in het kader van het FME programma «Ecodesign – voor duurzaam succes» en het BNO project «Spreekuren Duurzaam Ontwerpen».De wettelijke regelingen, andere achtergrondinfo en FAQ zijn voor een ieder beschikbaar via de ecodesign website.
   
Van kracht worden gewijzigd Besluit beheer verpakkingen, papier en karton. Niet gerealiseerdDe wijziging van het Besluit beheer verpakkingen en papier en karton heeft, mede door aanverwante wijzigingen in de Wet belastingen op milieugrondslag, enige vertraging opgelopen.Gevolg is wel dat de vrijstelling van de administratieve verplichtingen voor meer bedrijven zal gaan gelden dan oorspronkelijk beoogd (van 15 000 kg verpakkingen per jaar naar 50 000 kg verpakkingen per jaar) (Kamerstukken II, 2009–2010, 32 129, nr. 2). De wijziging zal naar verwachting medio 2010 in werking treden.
   
Implementeren van internationaal beleid, met name de EU-afvalstrategie, de nieuwe EU Kaderrichtlijn afvalstoffen, en EU-richtlijnen voor afzonderlijke afvalstoffen (zoals batterijen) en afvalbeheerswijzen (Richtlijn storten Annex II). Nederlandse regelgeving wordt afgestemd op de kwik-verordening. GerealiseerdDe onderstaande EU-richtlijnen zijn geïmplementeerd:• De afvalbeheerswijzen (Richtlijn storten Annex II) is geïmplementeerd door een wijzigingsbesluit, Stb. 2009, 250;• De Richtlijn batterijen is geïmplementeerd in het Besluit en de Regeling beheer batterijen 2008;• De kwikverordening is ten uitvoer gelegd door wijziging van het Besluit kwik en kwikhoudende producten milieubeheer, Stb. 2009, 307;• De nieuwe EU Kaderrichtlijn afvalstoffen heeft een implementatietermijn van twee jaar. In 2009 hebben de vereiste werkzaamheden (wijzigingsteksten en afstemming) plaatsgevonden om ervoor te zorgen dat de wijzigingen in 2010 in procedure kunnen worden gebracht. Met deze implementaties wordt gevolg gegeven aan de EU-afvalstrategie.
   
In 2009 werkt VROM mee aan internationale afspraken over wanneer een stof een afvalstof is en wanneer een afvalstof een product is geworden (gelijkwaardig speelveld in Europa). GerealiseerdIn 2009 heeft Nederland deelgenomen aan de voorbereiding van de zogeheten Europese end of waste criteria voor metalen, aluminium en papier.

Ontwikkeling afvalaanbod en- toepassing (zie Grafiek 6.4 op blz. 92 van de begroting)

kst-32360-XI-3-4.gif

Bron: LAP2 (2009)

Beleidsconclusie

Zoals uit de hiervoor opgenoemde tabel blijkt, ligt het operationeel doel Reductie milieubelasting door afvalstoffen (en producten) grotendeels op schema en zal medio 2010 worden gerealiseerd. Het tweede LAP is op in december 2009 van kracht geworden. In het kader van Ecodesign zijn er in 2009 voor 10 productgroepenuitvoeringsmaatregelen in werking getreden. Over de resterende maatregelen voor 10 andere productgroepen zal naar verwachting in 2010 een Brussels akkoord worden bereikt.

Budgettaire gevolgen en behaalde tussenresultaten van de (kabinets-) beleidsprioriteiten 2009
Nummer en omschrijving Kabinetsdoelstelling/project Nummer relevant beleidsartikel/OD Fin. belang: realisatie 2009 (x € 1 000) Behaalde tussenresultaten in 2009 volgens delivery overzicht AZ
Pijler 3: Duurzame Leefomgeving, kabinetsprioriteit 3.1 programma Schoon en zuinig.Terugdringen CO2 uitstoot, verhoging aandeel duurzame energie en een toename van energiebesparing. 3.2.15.2.37.2.3 16 419 Op het Big Board is dit project «rood»: de beoogde voortgang ligt niet op koers.
       
Doelstelling 8: Actief bijdragen aan het tot stand komen van nieuwe internationale klimaatdoelstellingen voor na 2012. 3.2.2 2 143 Op het Big Board is dit project «groen»: de beoogde voortgang ligt op koers.
       
Doelstelling 21: De overheid wil uiterlijk 2010 duurzaamheid als zwaarwegend criterium meenemen in haar inkopen. 7.2.1 1 587 Op het Big Board is dit project «groen»: de beoogde voortgang ligt op koers.
       
Doelstelling 22: Het stimuleren van duurzame consumptie en productie. 3.2.1–3.2.4–4.2.1–4.2.3–5.2.1–5.2.3–5.2.4–6.2.2–7.2.1–7.2.1 1 820 Op het Big Board is dit project «groen»: de beoogde voortgang ligt op koers.
       
Doelstelling 23: Bedrijven terreinen. Het bevorderen van een tijdig en op de vraag afgestemd aanbod van ruimte voor kwalitatief goed ingepaste bedrijfslocaties en 80 000 tot 100 000 nieuwe woningen per jaar. 2.2.1 956 Op het Big Board is dit project «groen»: de beoogde voortgang ligt op koers.
       
Doelstelling 26: Klimaatbestendige inrichting. Klimaatbestendige inrichting van Nederland waarbij water een meer bepalende factor is bij ruimtelijke afwegingen, inclusief locatiekeuzes. Meer ruimte voor herstel van natuurlijke processen (bodem, water en natuur) 8.2.4 11 245 Op het Big Board is dit project «groen»: de beoogde voortgang ligt op koers.
       
Doelstelling 29: Samenhangende ruimtelijke ontwikkeling en Randstad 2040. Het realiseren van een beperkt aantal complexe, samenhangende ruimtelijke opgaven van nationale betekenis. 2.2.1 60 784 Op het Big Board is dit project «groen»: de beoogde voortgang ligt op koers.

Beleidsartikelen

Artikel 1. Optimalisering van de ruimtelijke afweging

1.1 Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 1. Optimalisering van de ruimtelijke afweging(x € 1000)
  Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Realisatie 2009 Vastgestelde begroting 2009 Verschil 2009
Verplichtingen: 1 144 8 488 12 536 18 103 7 314 6 260 1 054
Uitgaven: 15 218 14 706 19 772 19 434 25 092 19 140 5 952
Programma: 15 218 14 706 19 772 19 434 25 092 19 140 5 952
 Ruimtelijk instrumentarium ontwikkelen en beheren: 15 218 14 706 19 772 19 434 25 092 19 140 5 952
  FES projecten 6 940 5 807 9 200 10 541 8 245 10 045 – 1 800
  Monitoring Nota Ruimte 1 302 931 1 057 1 303 0 1 176 – 1 176
  Subsidies algemeen 936 1 326 891 1 083 0 460 – 460
  Overige instrumenten algemeen 3 217 4 263 6 135 4 092 6 530 2 696 3 834
  Interreg 2 823 2 379 2 489 2 415 10 317 4 763 5 554
Ontvangsten: 23 424 5 807 9 200 10 572 9 081 10 033 – 952

Toelichting

Algemeen

Met ingang van de 1e suppletore begroting 2009 zijn vanuit doelmatigheidsoverwegingen de relatief kleine budgetten op de instrumenten «Monitoring Nota Ruimte» en «Subsidies algemeen» structureel samengevoegd met de budgetten van het instrument «Overige instrumenten algemeen». Vanaf 2009 vindt dus op dit laatst genoemde instrument de geconsolideerde verantwoording van de betreffende budgetten plaats. Dit betekent voor 2009 concreet dat op het instrument «Overige instrumenten algemeen» de gerealiseerde uitgaven van € 6,5 mln afgezet moeten worden tegen een vastgestelde begroting 2009 van € 4,3 mln, zijnde de optelling van de begrotingsbedragen van de drie (geconsolideerde) instrumenten.

Uitgaven

Interreg

De overschrijding ten opzichte van de ontwerpbegroting 2009 is toe te schrijven aan:

Bij de Nederlandse projecten van de programma’s Interreg III-c, Interact 1, Interreg IIIB-NWE en Interreg IIIB-BSE is zowel BTW geclaimd bij de Europese Commissie (EC) als uit het BTW-compensatiefonds. In 2009 is voor een bedrag ad € 4,6 mln deze dubbel geclaimde BTW terugbetaald aan de EC.

Slotwet

(Bedragen x € 1000)
Artikel 1. Optimalisering van de ruimtelijke afweging Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Stand 2e suppletore begroting 2009 6 497 20 863 9 452
Mutaties Slotwet 2009 817 4 229 – 371
Stand Slotwet 2009 (Realisatie) 7 314 25 092 9 081

Toelichting

De overschrijding bij de verplichtingen heeft betrekking op het instrument «Overige instrumenten algemeen», daar de invoeringsbegeleiding van de nieuwe WRO, met name rond de digitalisering van de ruimtelijke plannen, zonder een extra inspanning niet tot stand kon worden gebracht.

Bij de uitgaven wordt het verschil grotendeels als volgt verklaard:

• € 2,6 mln aan extra uitgaven als gevolg van de extra inspanning bij de invoeringsbegeleiding van de nieuwe WRO (zie ook hierboven bij de verplichtingen);

• € 1,9 mln aan hogere uitgaven bij het instrument «Interreg», daar ten behoeve van de Rijks Cofinancieringsregeling Europese territoriale Samenwerking Interreg (CETSI)-regeling voor de uitvoeringsorganisatie SenterNovem meer betalingen zijn gedaan dan bij de 2e suppletore begroting 2009 voorzien.

1.2 Overzicht afgeronde onderzoeken

         
Type Onderwerp Algemeen Doel of Ope- rationeel Doel Start Afgerond Vindplaats
Overig evaluatieonderzoek:          
  Werkwijze preventief toezicht OD 1.2.1 2008 2009 1

1 Het onderzoek is niet uitgevoerd omdat het onderzoek in verband met de invoering van de nieuwe WRO op dat moment minder opportuun was.

Artikel 2. Gebiedsontwikkeling en realisatie Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur

2.1. Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 2. Gebiedsontwikkeling en realisatie Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur(x € 1000)
  Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Realisatie 2009 Vastgestelde begroting 2009 Verschil 2009
Verplichtingen: 172 187 174 735 197 694 100 750 198 124 59 074 139 050
Uitgaven: 91 411 52 462 73 605 196 556 186 915 142 920 43 995
Programma: 91 411 52 462 73 605 196 556 186 915 142 920 43 995
 Stedelijke gebieden van nationaal belang verder ontwikkelen: 83 483 50 151 31 298 152 905 143 761 94 885 48 876
  FES Projecten gebiedsontwikkeling 0 0 0 5 641 60 785 0 60 785
  FES BIRK 70 086 21 223 13 305 53 029 25 254 50 967 – 25 713
  FES Mooi Nederland 0 0 0 1 830 7 423 9 500 – 2 077
  FES nieuwe sleutelprojecten 9 000 22 300 3 417 76 164 30 897 24 289 6 608
  Onderzoek stedelijk gebied 29 169 82 0 0 0 0
  Subsidies stedelijk gebied 3 636 5 120 12 905 11 657 0 9 363 – 9 363
  Overige instrumenten stedelijk gebied 732 1 339 1 589 4 584 19 402 766 18 636
               
 Landelijke gebieden van nationaal belang verder ontwikkelen: 7 928 2 311 42 307 41 651 40 421 42 988 – 2 567
  FES BIRK 0 0 0 0 0 0 0
  Onderzoek landelijk gebied 0 0 0 0 0 0 0
  Subsidies landelijk gebied 453 86 1 266 446 0 76 – 76
  Overige instrumenten landelijk gebied 930 845 1 256 1 228 1 207 412 795
  Bufferzones 6 545 1 380 5 907 6 099 5 336 6 470 – 1 134
  Belvedere 0 0 0 0 0 2 125 – 2 125
  Het Waddenfonds 0 0 33 878 33 878 33 878 33 905 – 27
               
 Stimuleren architectonische kwaliteit voor het interdepartementale architectuurbeleid: 0 0 0 2 000 2 733 5 047 – 2 314
  Stimuleren architectonische kwaliteit voor het interdepartementale architectuurbeleid 0 0 0 2 000 2 733 5 047 – 2 314
Ontvangsten: 62 612 43 007 16 651 136 649 124 807 85 920 38 887

Toelichting

Algemeen

Met ingang van de 1e suppletore begroting 2009 zijn vanuit doelmatigheidsoverwegingen de relatief kleine budgetten op enerzijds de instrumenten «Onderzoek stedelijk gebied» en «Subsidies stedelijk gebied» structureel samengevoegd met de budgetten op het instrument «Overige instrumenten stedelijk gebied» en anderzijds de instrumenten «Onderzoek landelijk gebied», «Subsidies landelijk gebied» en «Belvedere» structureel samengevoegd met de budgetten op het instrument «Overige instrumenten landelijk gebied». Vanaf 2009 vindt dus voortaan de geconsolideerde verantwoording van de betreffende budgetten plaats. Dit betekent voor 2009 concreet dat op het instrument «Overige instrumenten stedelijk gebied» de gerealiseerde uitgaven van € 19,4 mln afgezet moeten worden tegen een vastgestelde begroting 2009 van € 10,1 mln, zijnde de optelling van de begrotingsbedragen van de drie (geconsolideerde) instrumenten. Voor het instrument «Overige instrumenten landelijk gebied» betreft het € 1,2 mln gerealiseerde uitgaven ten opzichte van een vastgestelde begroting van € 2,5 mln, zijnde de optelling van de vier (geconsolideerde) instrumenten.

Verplichtingen

In het kader van de FES projecten gebiedsontwikkeling zijn naar aanleiding van Ministerraadbesluitvorming voor € 137,8 mln (extra) verplichtingen aangegaan voor enerzijds de Nota Ruimte Budget (NRB) projecten Zuidplaspolder, Windesheim, Hart van Zuid (gemeente Hengelo), IJsseldelta, Maastricht Belvedere, Waterdunen en Stadshavens Rotterdam en anderzijds de algemene planvormingkosten NRB. Zie ook de toelichtingen bij 1e en 2e suppletore begrotingen 2009 alsmede onderstaand bij de Slotwet.

Uitgaven

FES projecten gebiedsontwikkeling

Aan de NRB-projecten spoorzone Den Bosch, Noordelijke IJ-oevers, Waalfront Nijmegen, Maastricht Belvedere, Waterdunen, de algemene planvormingkosten NRB en de voorfinanciering van de plankosten Haarlemmermeer en schaalsprong Almere is in 2009 € 60,8 mln betaald. Zie ook de toelichtingen bij 1e en 2e suppletore begrotingen 2009 alsmede onderstaand bij de Slotwet.

FES Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit (BIRK)

De onderuitputting van € 25,7 mln wordt veroorzaakt door vertragingen, latere realisatie van projecten en gedeeltelijk doordat de planvorming meer tijd kost dan verwacht. Een exacte inschatting van tevoren is moeilijk te maken.

FES Nieuwe Sleutelprojecten (NSP) en Overige instrumenten stedelijk gebied

Een combinatie van versnellingen en vertragingen in de uitvoering van projecten resulteert per saldo tot een versnelling in de uitgaven van € 6,6 mln respectievelijk € 9,3 mln. Er zijn diverse oorzaken die het tempo van de uitvoering van de projecten beïnvloeden, waardoor een exacte inschatting van de uitputting op jaarbasis tevoren moeilijk te maken is.

Ontvangsten

De hogere ontvangsten hebben een relatie met de hogere/lagere uitgaven bij de FES instrumenten Projecten gebiedsontwikkeling, BIRK en NSP.

Slotwet

(Bedragen x € 1000)
Artikel 2. Gebiedsontwikkeling en realisatie Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Stand 2e suppletore begroting 2009 190 728 186 497 127 038
Mutaties Slotwet 2009 7 396 418 – 2 231
Stand Slotwet 2009 (realisatie) 198 124 186 915 124 807

Toelichting

De overschrijding van € 7,3 mln bij de verplichtingen bestaat grotendeels uit de volgende mutaties:

FES projecten gebiedsontwikkeling

Als gevolg van versnellingen bij de projecten Maastricht Belvedere en Waterdunen zijn voor € 28,0 mln extra verplichtingen aangegaan.

FES BIRK

De uit 2008 doorgeschoven middelen zijn ook in 2009 niet nodig gebleken, waardoor er ten opzichte van de raming in de 2e suppletore begroting 2009 € 13,6 mln minder verplichtingen zijn aangegaan.

Overige instrumenten landelijk gebied

In het kader van het Deltaplan voor het Nederlandse Landschap is vertraging opgetreden bij de uitvoering van het in samenwerking met LNV opgestelde uitvoeringscahier waarin 4 proefgebieden zijn geselecteerd. De rijksbijdrage van in totaal € 3,8 mln (amendement Wiegman-Van Meppelen, Scheppink en Van Heugten; Kamerstukken II, 2008–2009, 31 700 XI, nr. 15) is dan ook niet in 2009 beschikbaar gesteld, maar wordt nu voorzien in 2010. In 2009 heeft dit geleid tot een lagere realisatie van € 3,8 mln aan verplichtingen.

Bij de uitgaven hebben zich onder meer de volgende mutaties voorgedaan, die ten opzichte van de 2e suppletore begroting 2009 uiteindelijk geleid hebben tot een overuitputting van € 0,4 mln.

FES projecten gebiedsontwikkeling

Op dit instrument hebben enerzijds versnellingen bij de projecten Noordelijke IJ-oevers en Waterdunen geleid tot € 7,8 mln aan hogere uitgaven en anderzijds vertragingen bij de planvormingkosten Nota Ruimte en het project Nijmegen Waalfront geleid tot € 9,2 mln aan lagere uitgaven. Per saldo € 1,4 mln aan lagere uitgaven. Omdat de middelen na realisatie van de uitgaven van het FES worden ontvangen, zijn voor hetzelfde bedrag lagere ontvangsten gerealiseerd.

FES BIRK

De bij de 2e suppletore begroting 2009 geregelde neerwaartse bijstelling van € 56,5 mln voor verschillende projecten blijkt te ruim te zijn ingeschat, vandaar dat er uiteindelijk € 14,9 mln aan hogere uitgaven zijn gerealiseerd. Omdat de middelen na realisatie van de uitgaven van het FES worden ontvangen, zijn voor hetzelfde bedrag hogere ontvangsten gerealiseerd.

FES Mooi Nederland

Bij de uitvoering van de eerste tender van het innovatieprogramma is een lager bedrag (€ 3,9 mln) aan voorschot aan de subsidieontvangers betaald. Omdat de middelen na realisatie van de uitgaven van het FES worden ontvangen, zijn voor hetzelfde bedrag lagere ontvangsten gerealiseerd.

FES Nieuwe sleutelprojecten

Hier doet zich een vertraging van € 7,6 mln bij het sleutelproject Amsterdam Zuid-As voor. Omdat de middelen na realisatie van de uitgaven van het FES worden ontvangen, zijn voor hetzelfde bedrag lagere ontvangsten gerealiseerd.

De lagere ontvangsten zijn een saldo van versnellingen en vertragingen bij de FES-projecten (zie de toelichting bij de uitgaven).

2.2 Overzicht afgeronde onderzoeken

         
Type Onderwerp Algemeen Doel of Ope- rationeel Doel Start Afgerond Vindplaats
Beleidsdoorlichting Beleidsdoorlichting OD 2.2.1 OD 2.2.1 2008 2009 1
Effecten onderzoek ex post: Belevingswaardemonitor Groen/infrastructuur OD 2.2.1 en 2.2.2 2008 2009 2

1 Beleidsdoorlichting is niet uitgevoerd in verband met de overlap met de heroverwegingsoperatie.

2 De uitvoering van de monitor ligt bij het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en is vertraagd door de samenvoeging van de twee planbureaus tot het PBL.

Artikel 3. Klimaatverandering en grootschalige luchtverontreiniging

3.1 Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 3. Klimaatverandering en grootschalige luchtverontreiniging(x € 1000)
  Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Realisatie 2009 Vastgestelde begroting 2009 Verschil 2009
Verplichtingen: 124 880 89 587 49 581 23 573 21 275 41 120 – 19 845
Uitgaven: 55 135 64 080 50 733 59 633 46 584 97 610 – 51 026
Programma: 55 135 64 080 50 733 59 633 46 584 97 610 – 51 026
 Realisatie Kyoto klimaatverplichtingen: 42 159 46 045 42 510 55 983 38 620 89 734 – 51 114
  Binnenlandse klimaatinstrumenten 25 646 23 516 21 360 15 859 16 420 39 533 – 23 113
  Clean Development Mechanism 16 513 22 529 21 150 40 124 22 200 50 201 – 28 001
               
 Beperken klimaatverandering door post-Kyoto afspraken: 9 675 12 047 2 824 242 2 752 1 796 956
  Beperken klimaatverandering door post-Kyoto afspraken 9 675 12 047 2 824 242 2 752 1 796 956
               
 Beperken aantasting van de ozonlaag: 0 57 88 271 0 186 – 186
  Beperken aantasting van de ozonlaag 0 57 88 271 0 186 – 186
               
 Beperken van verzuring en grootschalige luchtverontreiniging: 3 301 5 931 5 311 3 137 5 212 5 894 – 682
  Beperken van verzuring en grootschalige luchtverontreiniging 3 301 5 931 5 311 3 137 5 212 5 894 – 682
Ontvangsten: 8 000 9 261 1 382 927 1 163 2 500 – 1 337

Toelichting

Verplichtingen

Ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting zijn er in 2009 voor een bedrag van € 19,8 mln minder verplichtingen aangegaan. Deze onderschrijding wordt grotendeels verklaard door de volgende posten:

Ten behoeve van de bijdrage aan de apparaatskosten 2010 van SenterNovem en het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) is € 6,6 mln respectievelijk € 1,6 mln overgeboekt naar artikel 7 «(Inter) Nationaal milieubeleid». Daartegenover staat een hogere realisatie van in totaal € 4,1 mln ten behoeve van de bijdragen aan uitvoeringskosten voor het realiseren van de Kyoto-klimaatverplichtingen en contributies aan internationale organisaties (post-Kyoto afspraken). Daarnaast zijn in het kader van het stimuleringsbeleid voor lokale klimaatinitiatieven SLOK-middelen (stimuleringsregeling lokaal klimaatbeleid) van in totaal € 17,6 mln overgeheveld naar het Gemeente- en Provinciefonds. Het betreft hier € 13,1 mln aan subsidiebudgetten en € 4,5 mln aan uitvoeringskosten SLOK-regeling. Tevens heeft zich op Clean Development Mechanism (CDM) als gevolg van vertragingen bij de verificatie/certificatie van geleverde emissierechten een lagere realisatie van € 4 mln aan verplichtingen voorgedaan.

Voorts is door overige mutaties bij binnenlandse klimaatinstrumenten en beperken van verzuring en grootschalige luchtverontreiniging de realisatie met € 5,8 mln hoger uitgevallen. Dit mede als gevolg van extra subsidiering (reductieplan overige broeikasgassen, subsidies voorkomen klimaatverandering, programma Schoon & Zuinig) en hogere uitvoeringskosten bij diverse programma’s.

Uitgaven

Binnenlandse klimaatinstrumenten

De in 2009 gerealiseerde lagere uitgaven (€ 23,1 mln) worden voor een groot gedeelte veroorzaakt door de overboeking in het kader van de SLOK-regeling van € 17,6 mln aan het Gemeente- en Provinciefonds (zie ook hiervoor bij de verplichtingen). Daarnaast is voor de bijdrage aan de apparaatskosten 2009 van SenterNovem € 4,1 mln overgeboekt naar artikel 7 «(Inter)Nationaal milieubeleid» en is als gevolg van het niet in 2009 gebruiken van de FES-middelen ten behoeve van het CO2-opslagbeleid € 2,5 mln uitgavenbudget doorgeschoven naar 2010. Op andere onderdelen binnen het instrument hebben zich hogere dan wel lagere realisaties voorgedaan. Per saldo bedragen deze een verhoging met € 1,1 mln.

Clean Development Mechanism

De lagere realisatie van € 28,0 mln is het gevolg van vertragingen in de betalingen aan de projecten CDM (zie ook de toelichting bij Slotwet). € 10,2 mln hiervan is bij 1e suppletore begroting 2009 naar 2010 doorgeschoven op basis van kasprognoses CDM.

Op dit artikel zijn de volgende incidentele subsidies verstrekt:

• Aan het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) te Petten is voor het jaar 2010 een subsidie verstrekt van € 2,215 mln. Deze subsidie is bestemd voor de continuering van het milieuonderzoek van ECN dat voorheen werd gefinancierd door het Ministerie van EZ en dat conform afspraken tussen EZ en VROM vanaf 2004 wordt gesubsidieerd door VROM.

• Aan de gemeente Amsterdam is een subsidie verstrekt van € 1 mln. Deze subsidie is bestemd om het elektrisch vervoer in de stad te introduceren en te stimuleren.

• Aan het Productschap Tuinbouw te Zoetermeer is een subsidie verstrekt van € 241 625,– als bijdrage in de kosten van het project «Implementatie en uitvoering CO2-sectorsysteem glastuinbouw».

• Aan de Vereniging Uneto-Vni te Zoetermeer is een subsidie verstrekt van € 690 166,67 als bijdrage in de kosten van het project «Energie-informatie in elektronicawinkels».

• Aan de stichting Energie Dialoog Nederland (EDN) te Rotterdam is in 2009 een subsidie toegekend van maximaal € 300 000,– voor het onderzoeken, onderbouwen en uitwerken van de ingrediënten die moeten leiden tot een arrangement om basislast elektriciteit voor de Energie Intensieve Industrie (EII) in Nederland op een duurzame wijze op te wekken.

• Aan IMSA te Amsterdam is in 2009 een subsidie toegekend van maximaal € 50 000,– ten behoeve van de bijeenkomst Global Assembly Club van Rome. Deze bijeenkomst markeert een belangrijk moment voor de Klimaattop in Kopenhagen.

• Aan de stichting klimaatbureau HIER te Utrecht is in 2009 een subsidie toegekend van maximaal € 400 000,– voor het in partnership met derden ontwikkelen van activiteiten die bijdragen aan klimaatvriendelijk gedrag van burgers.

• Aan IDDRI te Parijs is een bijdrage van € 40 000,– verleend voor de inzet voor de onderhandelingen in het kader van het Bali Action Plan, tweede fase.

• Aan de UNFCCC zijn bijdragen verleend van € 300 000,– voor drie extra onderhandelingssessies in 2009 en van € 751 789,– voor het ondersteunen van jongeren uit ontwikkelingslanden en jonge journalisten aan de Klimaattop in Kopenhagen.

• Aan de Stichting Kopenhagen Coalitie te Amsterdam is een bijdrage van € 300 000,– verleend voor de logistieke kosten van de nationale klimaatbijeenkomst «Beat the heat Now» die op 12 december 2009 in Utrecht is gehouden.

Slotwet

(Bedragen x € 1000)
Artikel 3. Beperken van klimaatverandering en grootschalige luchtverontreiniging Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Stand 2e suppletore begroting 2009 82 735 63 393 2 500
Mutaties Slotwet 2009 – 61 460 – 16 809 – 1 337
Stand Slotwet 2009 (realisatie) 21 275 46 584 1 163

Toelichting

De lagere realisatie bij de verplichtingen betreft voornamelijk (€ 59,5 mln) FES-middelen ten behoeve van het CO2-opslagbeleid die niet in 2009 zijn gebruikt en derhalve zijn doorgeschoven naar 2010. Daarnaast heeft zich op Clean Development Mechanism (CDM) een lagere realisatie van € 4 mln aan verplichtingen respectievelijk van € 17,5 mln aan uitgaven voorgedaan. Deze onderuitputting wordt veroorzaakt doordat er minder aan gecertificeerde emissiereducties is geleverd. Dit komt enerzijds door vertraagde verificatie/certificatie van geleverde emissierechten en anderzijds doordat de projecten zelf door diverse oorzaken minder emissiereducties hebben gerealiseerd.

3.2. Overzicht afgeronde onderzoeken

         
Type Onderwerp Algemeen Doel of Ope- rationeel Doel Start Afgerond Vindplaats

Niet van toepassing.

Artikel 4. Milieukwaliteit van water en bodem

4.1 Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 4. Milieukwaliteit van water en bodem(x € 1000)
  Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Realisatie 2009 Vastgestelde begroting 2009 Verschil 2009
Verplichtingen: 632 057 59 407 84 002 50 579 102 345 94 598 7 747
Uitgaven: 174 450 155 085 154 842 161 219 177 140 171 063 6 077
Programma: 174 450 155 085 154 842 161 219 177 140 171 063 6 077
 Verbeteren van de milieukwaliteit van de bodem: 1 360 3 426 2 988 3 182 6 343 3 889 2 454
  Verbeteren van de milieukwaliteit van de bodem 1 360 3 426 2 988 3 182 6 343 3 889 2 454
               
 Saneren van verontreinigde bodems: 167 647 148 214 146 567 139 813 144 242 143 054 1 188
  Saneren van verontreinigde bodems 167 647 148 214 146 567 139 813 144 242 143 054 1 188
               
 Verbeteren van de milieukwaliteit van water: 514 1 495 1 911 2 086 2 350 2 161 189
  Verbeteren van de milieukwaliteit van water 514 1 495 1 911 2 086 2 350 2 161 189
               
 Bevorderen van gebiedsspecifieke milieumaatregelen in het landelijke gebied: 514 909 1 229 14 756 22 085 19 192 2 893
  Bevorderen via ruimtelijke maatregelen 514 909 1 229 8 720 11 000 13 141 – 2 141
  Bevorderen via milieu maatregelen 0 0 0 6 036 11 085 6 051 5 034
               
 Bevorderen van duurzame landbouw: 4 415 1 041 2 147 1 382 2 120 2 767 – 647
  Bevorderen van duurzame landbouw 4 415 1 041 2 147 1 382 2 120 2 767 – 647
Ontvangsten: 39 145 23 827 20 471 16 172 24 259 21 600 2 659

Toelichting

Verplichtingen

In 2009 zijn er voor € 7,7 mln meer verplichtingen aangegaan dan oorspronkelijk geraamd. De verklaring hiervoor is grotendeels als volgt:

• er is geen beroep gedaan op de garantieregeling bodemsaneringkredieten MKB, hetgeen heeft geresulteerd in een lagere realisatie van € 65,3 mln;

• ten behoeve van de bijdrage aan de apparaatskosten van SenterNovem voor 2010 en van het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) voor 2009 en 2010 is € 7,9 mln respectievelijk € 3,1 mln aan verplichtingen overgeboekt naar artikel 7 «(Inter)Nationaal milieubeleid». Hiertegenover staat een overboeking van artikel 7 van € 7,7 mln ten behoeve van het budget voor de Subsidieregeling Maatschappelijke Organisaties en Milieu (SMOM), daar deze per abuis bij de ontwerp-begroting over 2009 aan het verkeerde begrotingsinstrument waren toegevoegd;

• per saldo zijn er voor € 9,8 mln extra verplichtingen aangegaan voor FES projecten «urgente bodemsaneringgevallen». Het betreft hier voor een bedrag van € 19,5 mln aan FES-middelen uit 2008, als gevolg van de in dat jaar opgelopen vertraging in de toekenning van subsidies voor de sanering van urgente gevallen, en het doorschuiven van de laatste FES gelden voor spoedlocaties ad € 9,7 mln naar 2010 daar er een keuze moet worden gemaakt uit meerdere locaties en een zorgvuldig besluit daarover uiteindelijk resulteert in toekenningen in 2010;

• voor in totaal € 45,9 mln zijn er extra verplichtingen aangegaan voor de subsidies/toekenningen aan de bodemsaneringprojecten DSM (€ 8,4 mln) in het kader van de bedrijvenregeling, SKB (€ 10 mln) en BOSATEX (€ 27,5 mln)

Uitgaven

Bevorderen via milieumaatregelen

De hogere uitgaven (€ 5,0 mln) zijn voor een groot deel het gevolg van de volgende mutaties:

• een overboeking van artikel 7 van € 10,8 mln ten behoeve van het budget voor de Subsidieregeling Maatschappelijke Organisaties en Milieu (SMOM), daar deze per abuis bij de ontwerp-begroting over 2009 aan het verkeerde begrotingsinstrument waren toegevoegd;

• een overheveling naar artikel 7 van € 4,2 mln ten behoeve van de bijdrage in de kosten van het RIVM (€ 3,4 mln) en SenterNovem (€ 0,8 mln);

• door de in 2009 afgeschafte programmasubsidies is voor € 1,1 mln minder uitgegeven aan subsidies in het kader van de Subsidieregeling maatschappelijke organisaties en milieu (SMOM).

Op dit artikel zijn de volgende incidentele subsidies verstrekt:

• Aan de VNG is voor de verdere uitwerking van het project gemeenteambassadeurs water 2010–2011 een subsidie toegekend van € 714 000,–.

• Aan ECNC-European Centre for Nature Conservation te Tilburg is een subsidie toegekend van € 150 000,– voor het project European Learning Network on Functional Agro Biodiversity.

• Aan de Stichting Kennisontwikkeling Kennisoverdracht Bodem (SKB) is een subsidie verleend van € 10,0 mln voor het SKB programma 2010–2014. Het SKB programma 2010–2014 sluit zeer goed aan bij de bodemopgaven zoals dit jaar overeen gekomen in het Bodemconvenant. De trekkersrol van SKB ten aanzien van het kennis- en innovatieprogramma Bodem is een natuurlijk gevolg van de positie en ervaring van SKB op dit gebied, en er is hiervoor ook voldoende draagvlak bij de convenantpartners. In het kader van het Bodemconvenant heeft SKB op verzoek voorbereidingen getroffen voor de start van een kennis- en innovatieprogramma gericht op het duurzaam gebruik van de ondergrond. Uit gesprekken met de convenantpartners (VROM, IPO, VNG, Unie van Waterschappen) is gebleken dat er bij deze partijen draagvlak is voor de beoogde bijdrage door SKB en dat het SKB programma 2010–1014 goed aansluit bij de toekomstvisie en behoeften van de convenantpartners.

Slotwet

(Bedragen x € 1000)
Artikel 4. Milieukwaliteit van water en bodem Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Stand 2e suppletore begroting 2009 119 442 183 959 26 770
Mutaties Slotwet 2009 – 17 097 – 6 819 – 2 511
Stand Slotwet 2009 (realisatie) 102 345 177 140 24 259

Toelichting

Ten behoeve van de bijdrage aan de apparaatskosten 2010 van SenterNovem en het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) is € 7,9 mln respectievelijk € 2,5 mln aan verplichtingen overgeboekt naar artikel 7 «(Inter)Nationaal milieubeleid». Daarnaast is er in 2009 geen beroep gedaan op de garantieregeling bodemsaneringkredieten MKB, waardoor er € 65,3 mln aan verplichtingenruimte in 2009 niet is gebruikt.

Hiertegenover staan hogere verplichtingenrealisaties en wel op de volgende instrumenten:

• € 3,9 mln bij «Verbeteren van de milieukwaliteit van de bodem» ten behoeve van onder meer de uitvoering van de Toekomstagenda Bodem;

• € 51,9 mln bij «Saneren van verontreinigde bodems» ten behoeve van de subsidies/toekenningen;

• € 2,3 mln bij «Verbeteren van de milieukwaliteit van water» ten behoeve van de uitvoering van de Toekomstagenda Water en met name de uitvoering van het bestuursakkoord waterketen.

Als gevolg van vertragingen in de uitvoering in 2009 van de FES projecten «urgente bodemsaneringgevallen», «Groninger pijpleiding» en «luchtwassers 2009» is in totaal € 3,8 mln in 2009 niet uitgegeven. De betreffende middelen worden in 2010 wederom ter beschikking gesteld. Daarnaast zijn er voor € 2,8 mln en € 1,1 mln lagere uitgaven gedaan voor uitvoeringskosten bodemsanering respectievelijk voor de Subsidieregeling maatschappelijke organisaties en milieu (SMOM). Hiertegenover staan een hogere uitgaven realisatie van € 0,9 mln als gevolg van extra uitvoeringskosten bevorderen duurzame landbouw en de Toekomstagenda Water en met name de uitvoering van het bestuursakkoord waterketen.

Het tekort bij de ontvangsten is het gevolg van vertraging bij de FES-uitgaven, die hun tegenhanger kennen bij de ontvangsten (minder gedeclareerd bij FES).

4.2 Overzicht afgeronde onderzoeken

         
Type Onderwerp Algemeen Doel of Ope- rationeel Doel Start Afgerond Vindplaats
Beleidsdoorlichting Saneren van verontreinigde bodems OD 4.2.1 2007 2009 1

1 Kamerstukken II, 2008–2009, 30 983, nr. 3.

Artikel 5. Milieukwaliteit in de bebouwde leefomgeving

5.1. Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 5. Milieukwaliteit in de bebouwde leefomgeving(x € 1000)
  Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Realisatie 2009 Vastgestelde begroting 2009 Verschil 2009
Verplichtingen: 32 335 74 974 281 807 104 302 220 505 102 159 118 346
Uitgaven: 42 797 78 531 258 638 106 100 163 728 129 958 33 770
Programma: 42 797 78 531 258 638 106 100 163 728 129 958 33 770
 Verbeteren van de lokale luchtkwaliteit: 0 0 169 1 305 65 770 40 000 25 770
  Verbeteren van de lokale luchtkwaliteit 0 0 169 1 305 65 770 40 000 25 770
               
 Verminderen van geluidhinder: 34 447 32 190 43 502 24 406 29 915 28 159 1 756
  Verminderen van geluidhinder 34 447 32 190 43 502 24 406 29 871 25 159 4 712
  FES Geluidskaarten         44 3 000 – 2 956
               
 Bevorderen van duurzame mobiliteit: 0 1 561 154 761 75 026 62 246 55 700 6 546
  Bevorderen van duurzame mobiliteit 0 1 561 154 761 75 026 62 246 55 700 6 546
               
 Geïntegreerd milieubeleid voor andere overheden: 8 350 44 780 60 206 5 363 5 797 6 099 – 302
  Integratie via ruimtelijke maatregelen 8 350 44 780 60 206 3 031 5 505 4 610 895
  Integratie via milieu maatregelen 0 0 0 2 332 292 1 489 – 1 197
Ontvangsten: 3 797 40 015 197 938 77 098 105 058 71 700 33 358

Toelichting

Verplichtingen

De hogere realisatie ten bedrage van € 118,3 mln ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting kan grotendeels worden verklaard door:

• op het instrument «Verbeteren van de lokale luchtkwaliteit» was geen verplichtingenbudget voorzien. Als gevolg van opgelopen vertraging in 2008 bij het toekennen van aanvragen in het kader van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) zijn in 2009 voor een bedrag van € 116,6 mln beschikkingen afgegeven. De vertragingen zijn het gevolg van de toetsing van de aanvragen aan de regelgeving die meer tijd kostte dan verwacht. De in het kader van de 3e tranche aan te gane verplichtingen zijn daardoor doorgeschoven naar 2009;

• als gevolg van terugvorderingen op het programma industrielawaai is er extra budget beschikbaar gekomen voor de uitvoering van het saneringsprogramma «wegverkeerslawaai», hetgeen heeft geleid tot extra toekenningen van in totaal € 8,0 mln. Daartegenover staat dat er vertraging is ontstaan bij toekenningen aan gemeenten/provincies in het kader van het FES project «Geluidskaarten». Deze toekenningen vinden in 2010 plaats, zodat een budget van € 2,5 mln is doorgeschoven;

• voor een bedrag van € 35,0 mln is er in 2009 vertraging ontstaan bij de toekenningen en de uitvoeringskosten in het kader van het FES project«Subsidies verkeersmaatregelen (luchtkwaliteit)»; onder meer bij de roetfilters. De vertraging is terug te voeren op de economische crisis en terughoudendheid bij de aanschaf van roetfilters. Op hetzelfde instrument «Bevorderen van duurzame mobiliteit» zijn in het kader van de tijdelijke sloopregeling voor 2009 en 2010 daarentegen ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting extra verplichtingen in 2009 aangegaan voor in totaal € 35,9 mln.

Uitgaven

Verbeteren van de lokale luchtkwaliteit

De hogere realisatie van € 25,8 mln wordt in zijn geheel veroorzaakt door de in het kader van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) in 2009 gedane betalingen op toekenningen die oorspronkelijk waren voorzien in 2008. De betalingen zijn vertraagd doordat de toetsing van de aanvragen in 2008 meer tijd kostte dan verwacht en daardoor doorgeschoven naar 2009.

Verminderen van geluidhinder

Op dit instrument zijn de hogere uitgaven ad € 4,7 mln gerealiseerd als gevolg van terugvorderingen op het programma industrielawaai waardoor er extra budget beschikbaar gekomen voor de uitvoering van het saneringsprogramma «wegverkeerslawaai».

FES geluidskaarten

Door de vertraging die is ontstaan bij het toekennen aan gemeenten/provincies van gelden in het kader van het FES project «Geluidskaarten», is er een uitgavenbudget van € 2,9 mln naar 2010 doorgeschoven.

Bevorderen van duurzame mobiliteit

De hogere realisatie van € 6,5 mln bestaat voor het grootste gedeelte uit de volgende drie mutaties:

• ten opzichte van de vastgestelde begroting 2009 (€ 0) hogere uitgaven van € 35,0 mln als gevolg van betalingen in het kader van de tijdelijke sloopregeling voor 2009 en 2010;

• hogere uitgaven van € 1,5 mln in het kader van de subsidies verkeersmaatregelen (niet-FES)

• lagere uitgaven van € 30,6 mln als gevolg van vertragingen bij de toekenningen in het kader van het FES project «Subsidies verkeersmaatregelen (luchtkwaliteit)». De vertraging is terug te voeren op de economische crisis en terughoudendheid bij de aanschaf van roetfilters.

Ontvangsten

Als gevolg van versnellingen en vertragingen bij de FES-projecten zijn er per saldo meer uitgaven gedaan, die hun tegenhanger kennen bij de ontvangsten (meer gedeclareerd bij FES).

Slotwet

(Bedragen x € 1000)
Artikel 5. Milieukwaliteit in de bebouwde leefomgeving Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Stand 2e suppletore begroting 2009 295 671 202 187 151 244
Mutaties Slotwet 2009 – 75 166 – 38 459 – 46 186
Stand Slotwet 2009 (realisatie) 220 505 163 728 105 058

Toelichting

De onderuitputting van € 75,1 mln bij de verplichtingen is grotendeels het gevolg van de volgende mutaties:

• voor een bedrag van € 49,2 mln is er vertraging ontstaan bij de toekenningen in het kader van het FES project «Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)». Deze middelen schuiven door naar 2010;

• voor een bedrag van € 35,0 mln is er vertraging ontstaan bij de toekenningen en de uitvoeringskosten in het kader van het FES project «Subsidies verkeersmaatregelen (luchtkwaliteit)». De vertraging is terug te voeren op de economische crisis en terughoudendheid bij de aanschaf van roetfilters. In 2010 worden deze niet benutte middelen wederom beschikbaar gesteld;

• een overboeking van € 1,9 mln naar artikel 7 ten behoeve van bijdrage aan het RIVM voor 2010;

• voor een bedrag van € 8,2 mln zijn er meer toekenningen dan geraamd afgegeven en als gevolg daarvan extra uitvoeringskosten gerealiseerd bij de uitvoering van de nationale sloopregeling, die tijdelijk voor de jaren 2009 en 2010 is ingevoerd.

Bij de uitgaven is de realisatie € 38,5 mln lager uitgevallen dan voorzien bij de 2e suppletore begroting. Bij het FES project «Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)» is als gevolg van vertraging ontstaan bij de toekenningen in 2009 € 21,2 mln minder uitgegeven dan voorzien (zie ook hierboven bij de verplichtingen). Daartegenover staat dat, in afwijking van de in bijlage 1 van de Subsidieregeling programmafinanciering lokale luchtkwaliteitmaatregelen aangegeven ritme voor de bevoorschotting van de 3e tranche aan de provincies, eind 2009 het voorschot van € 7,3 mln voor het 1e kwartaal 2010 is uitbetaald. Per saldo is er bij het NSL € 13,9 mln minder uitgegeven. Deze middelen schuiven door naar 2010. Eveneens als gevolg van vertraging ontstaan bij de toekenningen is er € 32,9 mln minder uitgegeven van het FES project «Subsidies verkeersmaatregelen (luchtkwaliteit)». Zie ook de toelichting hierboven bij de verplichtingen. Deze middelen schuiven ook door naar 2010. Daartegenover staan extra uitgaven van € 5,5 mln als gevolg van de meer dan verwachte aantal toekenningen in het kader van de tijdelijke sloopregeling. Daarnaast zijn er bij de instrumenten «Verminderen van geluidhinder» (€ 1,5 mln) en «Integratie via ruimtelijke maatregelen» (€ 1,1 mln) extra onderzoeksuitgaven en uitvoeringskosten gemaakt.

Ontvangsten

Het tekort bij de ontvangsten is het gevolg van vertraging bij de FES-uitgaven, die hun tegenhanger kennen bij de ontvangsten (minder gedeclareerd bij FES).

5.2 Overzicht afgeronde onderzoeken

         
Type Onderwerp Algemeen Doel of Ope- rationeel Doel Start Afgerond Vindplaats
  Geïntegreerd milieubeleid voor andere overheden OD 5.2.2 2007 2009 1
Effectenonderzoek ex post Stimulering aanschaf roetfilters OD 5.2.3 2008 2009 2

1 Advies VROMraad «dynamiek in gebiedsgericht milieubeleid» (juli 2009)

2 Tauw Milieu B.V. heeft in opdracht van VROM het rapport «Evaluatie subsidieregeling roetfilters opgesteld (december 2008)

Artikel 6. Risico’s van stoffen, afval, straling en GGO’s

6.1 Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 6. Risico’s van stoffen, afval, straling en GGO’s(x € 1000)
  Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Realisatie 2009 Vastgestelde begroting 2009 Verschil 2009
Verplichtingen: 54 995 42 072 22 756 88 770 545 249 136 812 408 437
Uitgaven: 28 806 38 998 27 129 92 087 197 767 147 662 50 105
Programma: 28 806 38 998 27 129 92 087 197 767 147 662 50 105
 Veilig gebruik van chemische stoffen: 2 770 14 970 4 113 9 586 3 249 9 340 – 6 091
  Veilig gebruik van chemische stoffen 2 770 14 970 4 113 9 586 3 249 9 340 – 6 091
               
 Reductie van milieubelasting door afvalstoffen: 23 543 21 011 18 715 75 397 185 283 126 871 58 412
  Reductie van milieubelasting door afvalstoffen 23 543 21 011 18 715 75 397 185 283 126 871 58 412
               
 Bescherming tegen straling: 1 541 2 537 2 737 4 251 5 978 6 426 – 448
  Bescherming tegen straling 1 541 2 537 2 737 4 251 5 978 6 426 – 448
               
 Verantwoorde toepassing van ggo’s: 952 480 1 564 2 853 3 257 5 025 – 1 768
  Verantwoorde toepassing van ggo’s 952 480 1 564 2 853 3 257 5 025 – 1 768
Ontvangsten: 0 1 347 1 950 3 718 3 011 2 800 211

Toelichting

Verplichtingen

De hogere realisatie van de verplichtingen ter hoogte van € 408,4 mln ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting kan grotendeels worden verklaard door:

De belangrijkste oorzaak van de hogere realisatie betreft het voor € 513,7 mln aangaan van verplichtingen ten behoeve van de totstandkoming van het Afvalfonds. Het betreft het totaal van het overeengekomen budget voor de jaren tot en met 2012. In 2009 was hiervoor een verplichtingenbudget van € 115,0 mln beschikbaar, zodat er per saldo € 398,7 mln meer is aangegaan dan beschikbaar. Compensatie hiervoor is verkregen door verplichtingenschuiven uit 2008 (€ 53,7 mln) en 2010 tot en met 2012 (€ 345,0 mln). Daarnaast is, mede als gevolg van een gerechtelijke uitspraak op het gebied van het grensoverschrijdende transport van afvalstoffen en afspraken (uit toekomstige jaren naar 2009 gehaalde middelen) met betrekking tot het zwerfafvalbeleid, ten behoeve van het uitvoeren van het afvalstoffenbeleid een extra budget van € 8,0 mln beschikbaar gesteld.

Op het terrein van veilig gebruik van chemische stoffen is in het kader van de kabinetsvisie binnenmilieu basisscholen ten behoeve van het project Binnenmilieu scholen een extra verplichting van € 7,0 mln. aangegaan.

Als gevolg van een aanvullend onderzoek naar ondergrondse berging van radioactief afval is op het instrument «Bescherming tegen straling» € 4,0 mln meer aan verplichtingen aangegaan dan oorspronkelijk begroot.

Tegenover deze hogere verplichtingen staan overboekingen van € 2,6 mln en € 8,6 mln naar artikel 7 ten behoeve van de bijdrage voor 2010 aan het RIVM respectievelijk SenterNovem.

Uitgaven

Veilig gebruik van chemische stoffen

Op dit instrument is voor een bedrag van € 6,1 mln minder uitgegeven dan oorspronkelijk geraamd. Dit wordt grotendeels veroorzaakt door de overboeking naar artikel 8 «Externe Veiligheid» van € 6,0 mln ten behoeve van de bijdrage aan de sanering asbestwegen (2e fase).

Reductie van milieubelasting door afvalstoffen

De hogere uitgaven van € 58,4 mln zijn grotendeels het gevolg van de volgende mutaties:

• een overboeking van € 8,1 mln en € 1,9 mln naar artikel 7 ten behoeve van de bijdrage in 2009 aan SenterNovem, respectievelijk RIVM;

• het in 2009 extra uitbetalen aan het Afvalfonds van € 53,7 mln zijnde de niet in 2008 aan het Afvalfonds beschikbaar gestelde middelen;

• het, mede als gevolg van een gerechtelijke uitspraak op het gebied van het grensoverschrijdende transport van afvalstoffen en afspraken (uit toekomstige jaren naar 2009 gehaalde middelen) met betrekking tot het zwerfafvalbeleid, ten behoeve van het uitvoeren van het afvalstoffenbeleid beschikbaar stellen van extra budget van € 8,0 mln;

• een overboeking van instrument «Bescherming tegen straling» van € 0,6 mln ten behoeve van de bijdrage 2009 aan de ICT-systemen GITS, HAVIK en TERRA.

Op dit artikel zijn de volgende incidentele subsidies en schadevergoeding verstrekt:

• Aan Netherlands Waste Management Partnership te Zoetermeer is een subsidie van € 150 000,– toegekend voor de uitvoering van het werkplan 2009.

• VROM heeft met Van Gansewinkel Nederland BV te Eindhoven een schikking getroffen in een rechtszaak. Het betreft een overeenkomst tot het betalen van een bedrag van € 5,2 mln als schikking van een geschil over de betaling van schadevergoeding naar aanleiding van een rechterlijke uitspraak in het kader van de Verordening 259/93 van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap.

• Aan Centrale Organisatie voor radioactief Afval (COVRA) te Vlissingen is een subsidie verleend van € 5,0 mln (periode 2009–2013) voor de financiering en structurering van het onderzoek naar eindberging van radioactief afval.

Slotwet

(Bedragen x € 1000)
Artikel 6. Risico’s van stoffen, afval, straling en GGO’s Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Stand 2e suppletore begroting 2009 538 706 189 889 2 982
Mutaties Slotwet 2009 6 543 7 878 29
Stand Slotwet 2009 (realisatie) 545 249 197 767 3 011

Toelichting

De hogere uitputting van € 6,5 mln bij de verplichtingen is grotendeels het gevolg van de volgende mutaties:

• een overboeking van € 2,6 mln en € 8,6 mln naar artikel 7 ten behoeve van de bijdrage voor 2010 aan het RIVM respectievelijk SenterNovem;

• binnen het Taakveld Gezondheid op instrument «Veilig gebruik van chemische stoffen» is voor het project «Binnenmilieu scholen» een verplichting van € 7,0 mln aangegaan die is toegezegd in de kabinetvisie binnenmilieu basisscholen (februari 2008) en wordt uitgevoerd samen met het Ministerie van OCW. Als gevolg van het beperkte budget op dit instrument heeft deze verplichting uiteindelijk geleid tot een overschrijding met € 5,1 mln;

• op instrument «Reductie van milieubelasting door afvalstoffen» een verhoging van de verplichtingen met € 2,8 mln die voortvloeien uit de afspraken (uit toekomstige jaren naar 2009 gehaalde middelen) met betrekking tot het zwerfafvalbeleid alsmede een verhoging met € 5,2 mln als gevolg van een gerechtelijke uitspraak tot een betalen van een schadevergoeding op het terrein van grensoverschrijdend transport van afvalstoffen;

• binnen het taakveld Straling op instrument «Bescherming tegen straling» is een voor het onderzoek naar ondergrondse berging van radioactief afval een aanvullende (extra) verplichting van € 5,0 mln aangegaan.

De hogere uitputting van € 7,9 mln is grotendeels het gevolg van extra uitgaven van € 2,8 mln die voortvloeien uit de afspraken (uit toekomstige jaren naar 2009 gehaalde middelen) met betrekking tot het zwerfafvalbeleid en de betaalde schadevergoeding van € 5,2 mln (zie ook de tekst bij de verplichtingen).

6.2. Overzicht afgeronde onderzoeken

         
Type Onderwerp Algemeen Doel of Ope- rationeel Doel Start Afgerond Vindplaats
Beleidsdoorlichting Reductie van milieubelasting door afvalstoffen (NB: afhankelijk van LAP2) OD 6.2.2 2009 2009 Stcrt. 2009 nr. 17 866
Overig evaluatieonderzoek Jaarlijkse monitoring LAP OD 6.2.2 2009 2009 Stcrt. 2009 nr. 17 866

Artikel 7. (Inter)Nationaal milieubeleid

7.1 Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 7. (Inter)Nationaal milieubeleid(x € 1000)
  Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Realisatie 2009 Vastgestelde begroting 2009 Verschil 2009
Verplichtingen: 75 473 153 709 87 752 104 072 140 883 78 044 62 839
Uitgaven: 101 528 88 853 103 171 108 536 124 646 82 131 42 515
Programma: 101 528 88 853 103 171 108 536 124 646 82 131 42 515
 Strategieontwikkeling en adequaat generiek instrumentarium: 90 353 77 731 91 747 97 444 113 769 66 090 47 679
  Adequaat generiek via ruimtelijke maatregelen 0 0 0 3 540 6 971 14 240 – 7 269
  Adequaat generiek milieuinstrumentarium 90 353 77 731 91 747 91 105 100 770 45 128 55 642
  Adequaat generiek instrumentarium 0 0 0 2 799 6 028 6 722 – 694
               
 Internationaal milieubeleid: 4 780 5 375 5 201 5 620 5 373 4 285 1 088
  Internationaal milieubeleid (HGIS-deel) 4 780 4 643 3 802 4 481 3 206 2 747 459
  Internationaal milieubeleid (niet HGIS-deel)   732 1 399 1 139 2 167 1 538 629
               
 Gecoördineerd milieubeleid voor industrie en MKB: 6 395 5 747 6 223 5 472 5 504 11 756 – 6 252
  Gecoördineerd milieubeleid voor industrie en MKB 6 395 5 747 6 223 5 472 5 504 11 756 – 6 252
Ontvangsten: 5 517 7 039 6 341 7 978 4 408 6 900 – 2 492

Toelichting

Verplichtingen

De hogere verplichtingenrealisatie van € 62,8 mln kan grotendeels worden verklaard door:

• de bijdragen vanuit andere artikelen voor de bijdragen in de kosten van SenterNovem 2009 en 2010 en het RIVM 2010 van € 47,2 mln respectievelijk € 11,1 mln. Ten behoeve van de bijdragen aan internationale organisaties in 2009 is € 3,3 mln vanuit andere artikelen overgeheveld. In totaal dus € 61,6 mln;

• ten behoeve van de geautomatiseerde ondersteuning van de WABO (omgevingsvergunning) is er per saldo € 4,5 mln op onderhavige artikel extra beschikbaar gekomen (€ 6,0 mln beschikbaar gesteld vanuit het begrotingshoofdstuk XVIII «Wonen, Wijken en Integratie» en € 1,5 mln overgeheveld naar artikel 91 «Algemeen» ten behoeve van de dekking van de kosten voor de bouw van het ICT-systeem);

• het voor in totaal € 4,3 mln extra toekennen aan subsidies ProMT, dit onder meer als gevolg van het inzetten van extra budgetten uit het crisispakket;

• een toename van de adviesaanvragen commissie MER, waardoor er € 1,0 mln meer verplichtingen zijn aangegaan;

• lagere toekenning voor de uitvoering van de vermindering uitstoot industrie van € 1,3 mln;

• het overhevelen van € 7,7 mln naar artikel 4 ten behoeve van de SMOM budgetten, daar deze abusievelijk op het verkeerde begrotingsinstrument waren geplaatst.

Uitgaven

Adequaat generiek via ruimtelijke maatregelen

In totaal is € 7,3 mln minder uitgegeven dan oorspronkelijk geraamd. Dit kan als volgt worden verklaard:

• overboeking van € 10,8 mln uitgavenbudget naar artikel 4 ten behoeve van de SMOM budgetten, daar deze per abuis op onderhavig artikel waren geplaatst;

• bijdrage van € 2,8 mln van de departementen OCW en LNV ten behoeve van de bijdrage in de kosten van de commissie MER;

• als gevolg van de toename van de adviesaanvragen commissie MER zijn er voor € 0,7 mln meer aan betalingen gedaan.

Adequaat generiek via milieumaatregelen

De hogere realisatie van € 55,6 mln wordt grotendeels verklaard door:

• € 41,3 mln en € 11,5 mln aan extra uitgaven voor SenterNovem respectievelijk RIVM (gecompenseerd door overboekingen vanuit andere artikelen). Hiertegenover staat uiteindelijk een gerealiseerde lagere uitgaaf van in totaal € 1,3 mln;

• € 4,1 mln ten behoeve van de geautomatiseerde ondersteuning van WABO;

• € 2,0 mln voor extra betalingen aan de subsidies ProMT;

• het voor € 2,1 mln niet uitgeven van de beschikbare KSI-middelen.

Gecoördineerd milieubeleid voor industrie en MKB

De lagere uitgaven van in totaal € 6,3 mln bestaan uit de volgende mutaties:

• voor een bedrag van € 3,2 mln uit een aantal overboekingen naar andere artikelen en begrotingshoofdstukken voor bijdragen in de kosten van betreffende beleidsterreinen, zoals SenterNovem;

• voor een bedrag van in totaal € 3,1 mln aan lagere uitvoeringskosten voor duurzame bedrijfsvoering overhedenuitgaven (€ 2,3 mln), vermindering milieudruk producten (€ 0,5 mln) en vermindering algemene uitstoot industrie (€ 0,3 mln).

Ontvangsten

Zie toelichting hieronder bij de Slotwet.

Op dit artikel zijn de volgende incidentele subsidies verstrekt:

Bijdragen aan nationale organisaties

• Aan Kwaliteitsbureau Politie te De Bilt is in 2009 een subsidie toegekend van maximaal € 56 000,– om de aandacht te versterken voor duurzaamheid bij de politie in het algemeen.

• Aan de provincie Noord-Holland te Haarlem is in 2009 een subsidie toegekend van maximaal € 15 000,– voor een marktverkenning naar verduurzaming en regionalisering van de voedselketen in Noord-Holland e/o.

• Aan de Vereniging Nederlandse Gemeente te Den Haag is in 2009 een subsidie toegekend van maximaal € 400 000,– om het duurzaam inkopen bij gemeenten te bevorderen.

• Aan de Unie van Waterschappen te Den Haag is in 2009 een subsidie toegekend van maximaal € 188 925,00 om het duurzaam inkopen bij waterschappen te bevorderen.

• Aan Bouwend Nederland te Zoetermeer is in 2009 een subsidie toegekend van maximaal € 54 860,– om de ambitie inzake Duurzaam Inkopen bij de marktpartijen en (decentrale) overheden een stap verder te brengen.

• Aan de Vereniging van Universiteiten te Den Haag is in 2009 een subsidie toegekend van maximaal € 57 536,– om duurzaam inkopen bij universiteiten te bevorderen.

• Aan de Koninklijke Metaalunie te Nieuwegein is een subsidie toegekend van € 246 290,– voor het project Duurzame toekomst MKB-Metaal.

• Aan de Stichting Milieukeur is een subsidie toegekend van € 250 265,– voor de uitvoering van het werkplan Toetsingscommissie Inkoop Hout 2010.

• Aan de Stichting Milieukeur is een subsidie toegekend van € 323 400,– voor de uitvoering van het werkplan Europees Ecolabel 2010.

• Aan de Stichting Milieukeur is een subsidie toegekend van € 562 200,– voor de uitvoering van het werkplan Milieukeur 2010.

• Aan VNO/NCW te ’s-Gravenhage is voor het Project Uitzending Managers (PUM) voor de jaren 2009–2011 een bijdrage van € 1,2 mln toegekend. Met deze bijdrage kunnen jaarlijks 75 internationale uitzendingen op voor VROM relevante beleidsonderwerpen worden gefinancierd.

• Aan de Stichting Natuur en Milieu (SNM) is een bijdrage van € 75 000,– toegekend voor het project «Samen sterk in Europa». Er bestaat een groot aantal diverse activiteiten van Nederlandse milieuorganisaties om Den Haag en Brussel te beïnvloeden bij de EU-besluitvorming. VROM heeft SNM gevraagd dit te kanaliseren.

• Aan de Universiteit Wageningen is een bijdrage van € 15 000,– toegekend voor de organisatie van de «International Conference on Chain and network management» die op 26–28 mei 2010 plaatsvindt.

• Aan SIFE Vrije Universiteit te Amsterdam is een bijdrage van € 15 000,– toegekend voor het programma «bigmamma – taking care». Doel van het programma is het opzetten van een interactief internetplatform voor jongeren die zich bezighouden met duurzaamheid, klimaat en milieu binnen de vele nationale en internationale organisaties.

Bijdragen aan internationale organisaties

• Aan de UNEP zijn in 2009 de volgende bijdragen toegekend:

* € 65 498,– voor de ondersteuning van het Europees Milieu Agentschap te Kopenhagen;

* € 164 573,– voor de ondersteuning van het regionale UNEP kantoor te Geneve;

* € 100 000,– voor het Partnership for Clean Fuels and Vehicles (PCFV;

* € 100 000,– voor het Panel voor wetenschappelijk onderzoek naar milieu-impacts van het gebruik van natuurlijke hulpbronnen.

• Aan de EEB te Brussel is een bijdrage van € 70 000,– toegekend voor de ondersteuning van de activiteiten in 2009, het organiseren van twee high level bijeenkomsten voorafgaand aan Milieuraden, publicering van resultaten van voorzitterschappen op milieuterrein, het organiseren van workshops en het bijhouden van een website met alle relevante informatie voor leden en het bredere EU-publiek.

• Aan het International Energy Agency (IEA) te Parijs is een bijdrage van € 35 653,– toegekend voor Greenhouse Gas R&D-programme. In het programma staat uitvoering van wetenschappelijk onderzoek naar alle facetten van CO2-afvang, – transport en -opslag centraal.

• Aan het Stockholm Evironment Institute te York is een bijdrage toegekend van € 30 000,– voor een internationale workshop over stikstofdepositie, critical loads van stikstof en biodiversiteit.

• Aan Ecologic te Berlijn is een bijdrage van € 30 000,– toegekend voor de ICAP summer school 2009/2010 op het onderwerp emissiehandel. Het Internationale Carbon Action Project (ICAP) is een samenwerkingsverband van overheden die Cap&Trade emissiehandelssystemen hebben, of overwegen die te ontwikkelen.

• Aan het Center for Clean Air Policy (CCAP) te Washington is een bijdrage van € 50 000,– toegekend voor de ondersteuning van de activiteiten gericht op de totstandkoming van nieuw klimaatbeleid voor (met name) de periode na 2012.

• Aan de UNECE zijn de volgende bijdragen toegekend:

* € 20 000,– voor het programma «environmental performance review»;

* € 20 000,– voor het Aarhus werkprogramma publicatie participatie in de milieuwetgeving;

* € 50 722,– aan het Secretariaat UNECE verdrag van Helsinki voor de deelname van vertegenwoordigers aan de 6e Bijeenkomst van Partijen die in 2010 in Nederland wordt georganiseerd;

* € 77 246,– contributie voor European Monitoring and Evaluation Programm (EMEP). Nederland is volkenrechtelijk verplicht om een jaarlijkse contributie te voldoen.

• Aan het Chinees Milieuagentschap Sepa te Peking is een bijdrage van € 75 000,– toegekend voor de uitvoering van onderzoek in opdracht van China Council. Dit is een informele milieuadviesraad op hoog niveau voor de Chinese overheid. VROM is hierin vertegenwoordigd, momenteel door de SG VROM.

• Aan het Regional Environmental Center (REC) te Hongarije zijn de volgende bijdragen toegekend:

* € 80 000,– voor de ondersteuning van de snelle invoering van de richtlijnen voor MER en Strategische MER in Bulgarije, Roemenië en Turkije;

* € 100 000,– voor een upgrade van het computersysteem voor het beheer van projecten binnen het REC inclusief de 17 countryoffices.

• Aan het Regional Environmental Center Caucasus is een bijdrage van € 130 000,– verleend voor de verbetering van systemen voor het bepalen van milieuschade en milieuaansprakelijkheid. Het project komt voort uit het mede door Nederland gesteunde werkprogramma Environment for Europe.

• Aan de OESO zijn de volgende bijdragen toegekend:

* € 100 000,– voor de ondersteuning van de EECCA landen bij het versterken van capaciteit om milieubeleid te implementeren en aan de modernisering van systemen om prestaties te meten bij handhavingsorganisaties;

* € 25 000,– voor een studie naar de effectiviteit van handhavingsactiviteiten;

* € 40 000,- aan de Annex I Expert Group (AIXG). Deze groep bestaat uit de industrielanden en overgangseconomieën uit Annex I van het klimaatverdrag. De AIXG is een van de belangrijkste fora voor de Annex I landen voor gezamenlijke verkenning van beleidsopties en ideevorming rond het internationale klimaatbeleid;

* € 20 000,– voor een internationale workshop over economische aspecten van biodiversiteit.

De bijdragen aan internationale organisaties die bij 2e suppletore begroting 2009 al op artikel 6 «Risico’s van stoffen, afval, straling en GGO’s» zijn verantwoord en toegelicht, zijn in bovengenoemd overzicht niet nogmaals opgenomen.

Slotwet

(Bedragen x € 1000)
Artikel 7. (Inter)Nationaal milieubeleid Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Stand 2e suppletore begroting 2009 87 925 135 390 6 937
Mutaties Slotwet 2009 52 958 – 10 744 – 2 529
Stand Slotwet 2009 (realisatie) 140 883 124 646 4 408

Toelichting

De overuitputting bij de verplichtingen van € 52,9 mln wordt veroorzaakt door:

• een groot aantal overboekingen vanuit andere artikelen ten behoeve van de werkzaamheden van RIVM (onderzoek) voor € 10,5 mln, SenterNovem (uitvoering van beleid) voor € 38,6 mln en voor de bijdragen aan internationale organisaties voor € 3,3 mln;

• een toename van de adviesaanvragen commissie MER, waardoor er € 1,0 mln meer budget beschikbaar is gesteld;

• een overschrijding met € 0,8 mln bij de subsidies ProMT;

• lagere toekenning voor de uitvoering van de vermindering uitstoot industrie, waardoor er een budget van € 1,3 mln onbenut is gebleven.

De onderuitputting bij de uitgaven van € 10,7 mln vindt zijn oorzaak in onder meer het volgende:

• voor een bedrag groot € 2,1 mln niet besteden van de beschikbare FES-middelen voor Kennisinfrastructuur (KSI). Zie ook bij de ontvangsten;

• lagere uitgaven van in totaal € 1,3 mln dan geraamd bij 2e suppletore begroting 2009 voor de bijdragen aan SenterNovem en RIVM;

• lagere uitgaven van € 0,5 mln bij de subsidies ProMT. Zie ook bij de ontvangsten;

• een overboeking naar artikel 91 «Algemeen» van € 1,5 mln voor de bijdrage aan de bouw van het ICT-systeem Omgevingsvergunning (WABO);

• voor een bedrag van in totaal € 3,1 mln zijn er lagere uitvoeringskosten dan voorzien bij 2e suppletore begroting 2009 opgetreden bij de coördinatie van het milieubeleid voor industrie en MKB (zie ook de toelichting hierboven bij de budgettaire tabel).

De onderuitputting bij de ontvangsten van € 2,5 mln wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door het niet uitgeven van de beschikbare FES-middelen van € 2,1 mln en € 0,5 mln voor KSI respectievelijk ProMT, waardoor er ook geen ontvangsten uit het FES worden gerealiseerd.

7.2 Overzicht afgeronde onderzoeken

         
Type Onderwerp Algemeen Doel of Ope- rationeel Doel Start Afgerond Vindplaats
Effectenonderzoek ex post Tweejaarlijkse monitoring (2007–2008) voortgang duurzaam inkopen OD 7.2.3 2008 2009 1
Overig evaluatieonderzoek Evaluatie organisatorische inbedding duurzaamheidscriteria voor duurzaam inkopen OD 7.2.3 2008 2009 2
  Programma Slimmere regels, betere uitvoering, minder lasten: fundamentele doorlichting van de regelgeving van tenminste twee regelgevingsdomeinen (de domeinen voor 2009 worden rond september 2008 vastgesteld). In 2008 worden doorgelicht: Besluit Financiële zekerheid en Warmte-Koude Opslag in de bodem OD 7.2.1 2008 2009 3
  Structurele evaluatie Milieuwetgeving (STEM). Het jaarprogramma hiervoor wordt jaarlijks vastgesteld OD 7.2.1 doorlopend   4

1 Kamerstukken II, 2008–2009, 30 196 en 31 700 XI, nr. 52

2 Evaluatie is niet uitgevoerd, daar de grote wijzigingen in de criteriadocumenten in de zomer 2009 ervoor hebben gezorgd dat er een onvoldoende bestendige situatie was om op een zorgvuldige wijze goed te kunnen evalueren. Via andere wegen is voldoende informatie ontvangen.

3 Kamerstukken II, 2008–2009, 29 383, nr. 117

4 www.evaluatiemilieuwetgeving.nl

Artikel 8. Externe veiligheid

8.1 Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 8. Externe veiligheid(x € 1000)
  Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Realisatie 2009 Vastgestelde begroting 2009 Verschil 2009
Verplichtingen: 6 282 140 383 24 430 55 429 60 131 26 886 33 245
Uitgaven: 19 833 44 248 44 679 25 460 104 920 46 532 58 388
Programma: 19 833 44 248 44 679 25 460 104 920 46 532 58 388
 Bepalen van de aanvaardbaarheid van risicovolle situaties: 383 910 671 1 201 1 166 1 571 – 405
  Bepalen van de aanvaardbaarheid van risicovolle situaties 383 910 671 1 201 1 166 1 571 – 405
               
 Oplossen van niet-aanvaardbare risicovolle situaties: 16 966 16 296 22 679 2 963 66 184 7 029 59 155
  Oplossen van niet-aanvaardbare risicovolle situaties 16 966 16 296 22 679 2 963 66 184 7 029 59 155
               
 Preventie tegen nieuwe risicovolle situaties: 383 21 536 20 482 16 645 22 771 24 440 – 1 669
  Preventie tegen nieuwe risicovolle situaties 383 21 536 20 482 16 645 22 771 24 440 – 1 669
               
 Milieu en veiligheidsaspecten in ruimtelijke planvorming betrekken: 2 101 5 506 847 4 651 14 799 13 492 1 307
  FES Kennis voor Klimaat 0 0 0 3 200 11 102 10 000 1 102
  FES Klimaatbuffers 0 0 0 0 143 3 000 – 2 857
  Overige instrumenten en milieu en veiligheid 200 223 669 843 3 554 492 3 062
  Onderzoek externe veiligheid 0 93 178 55 0 0 0
  Schadeclaims 1 901 5 190 0 553 0 0 0
Ontvangsten: 0 1 370 6 3 244 11 273 13 000 – 1 727

Toelichting

Verplichtingen

De hogere realisatie ter hoogte van € 33,2 mln ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting kan grotendeels worden verklaard door:

• de verplaatsing van de ammoniakproductie DSM naar Limburg waardoor het ammoniakvervoer per spoor vervalt. Op basis van de daarbij behorende intrekking van de vergunning is er een verplichting tot schadevergoeding ontstaan. Samen met het Ministerie van V&W is hiervoor € 48,0 mln beschikbaar gesteld (zie ook bij de uitgaven);

• het toezeggen van € 2,0 mln aan een tweetal nucleaire inrichtingen voor het treffen van veiligheidsmaatregelen;

• het overboeken van in totaal € 6,0 mln aan verplichtingenbudget naar andere artikelen en begrotingshoofdstukken voor bijdragen aan de kosten 2009 van betreffende beleidsterreinen, zoals 1e lijns ondersteuning externe veiligheid en bijdragen aan de NEN;

• het afboeken van € 10 mln budget voor het FES-project Kennis voor Klimaat, daar eind 2008 de subsidietoekenning voor de gehele looptijd (tot en met 2012) heeft plaatsgevonden.

Uitgaven

Oplossen van niet-aanvaardbare risicovolle situaties

De realisatie ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting is € 59,1 mln hoger geweest. Dit kan grotendeels als volgt worden verklaard:

• het samen met het Ministerie van V&W betalen van € 48,0 mln voor de verplaatsing van de ammoniakproductie DSM naar Limburg (zie ook bij de verplichtingen);

• het extra ten opzichte van de raming betalen in het kader van de asbestsanering is € 10,9 mln (2e fase) en € 2,9 mln (3e fase);

• het voor een bedrag van € 2,2 mln minder dan geraamd betalen op andere onderdelen/terreinen van het instrument, vooral op de taakvelden Transport en Externe veiligheid inrichtingen.

Overige instrumenten en milieu en veiligheid

De hogere realisatie van € 3,1 mln wordt voor € 0,7 mln verklaard door extra betalingen op de programma’s klimaatbestendige inrichting en onderzoek/uitvoering en voor € 2,4 mln ten behoeve van extra betalingen bij het programma klimaatbuffers.

Slotwet

(Bedragen x € 1000)
Artikel 8. Externe veiligheid Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Stand 2e suppletore begroting 2009 60 296 99 095 10 927
Mutaties Slotwet 2009 – 165 5 825 346
Stand Slotwet 2009 (realisatie) 60 131 104 920 11 273

Toelichting

Bij de uitgaven wordt er een overschrijding gerealiseerd van € 5,8 mln. De belangrijkste verschillen zijn:

• voor betalingen in het kader van de asbestsanering is € 2,6 mln (2e fase) en € 2,9 mln (3e fase) meer uitgegeven dan gebudgetteerd. Daartegenover staat dat op andere onderdelen van het instrument «Oplossen van niet-aanvaardbare risicovolle situaties» per saldo er € 2,2 mln minder is uitgegeven, vooral op de taakvelden Transport en Externe veiligheid inrichtingen;

• in 2009 zijn versneld betalingen gedaan op de taakvelden Risicoperspectieven en Randvoorwaarden adequate uitvoering en handhaving voor een bedrag van € 2,4 mln;

• ten behoeve van de programma’s klimaatbestendige inrichting en onderzoek/uitvoering klimaatbuffers zijn voor € 0,7 mln meer betalingen gedaan dan vooraf geraamd.

8.2 Overzicht afgeronde onderzoeken

         
Type Onderwerp Algemeen Doel of Ope- rationeel Doel Start Afgerond Vindplaats
Overig evaluatie-onderzoek:          
– Evaluatie doorwerking ruimtelijk beleid Doorwerking ruimtelijk beleid OD 8.2.4 2008 2009  
– Evaluatie doelbereiking ruimtelijk kwaliteit ruimte en klimaat Doelbereiking ruimtelijk kwaliteit ruimte en klimaat OD 8.2.4 2008 2009  

De evaluaties zijn niet uitgevoerd omdat deze evaluaties in verband met de heroverweging op dat moment minder opportuun waren.

Artikel 9. Handhaving en toezicht

9.1 Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 9. Handhaving en toezicht(x € 1000)
  Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Realisatie 2009 Vastgestelde begroting 2009 Verschil 2009
Verplichtingen: 58 502 61 044 60 961 62 172 65 301 63 856 1 445
Uitgaven: 60 827 57 479 61 693 63 183 63 549 63 684 – 135
Programma: 19 121 17 801 20 441 21 394 15 356 20 340 – 4 984
 Bevorderen naleving wetgeving voor Wonen, Wijken en Integratie: 7 540 9 410 11 719 1 177 501 731 – 230
  Bevorderen naleving wetgeving voor Wonen, Wijken en Integratie 7 540 9 410 11 719 1 177 501 731 – 230
               
 Bevorderen naleving wetgeving voor Milieu en Ruimte: 3 103 1 296 1 066 10 131 7 713 10 201 – 2 488
  Bevorderen naleving wetgeving voor Milieu en Ruimte 3 103 1 296 1 066 10 131 7 713 10 201 – 2 488
               
 Bevorderen samenwerking methodiek en strategie: 2 570 909 1 578 1 556 1 202 2 641 – 1 439
  Bevorderen samenwerking methodiek en strategie 2 570 909 1 578 1 556 1 202 2 641 – 1 439
               
 Crisismanagement organiseren: 5 210 5 774 5 388 7 059 5 687 5 608 79
  Crisismanagement organiseren 5 210 5 774 5 388 7 059 5 687 5 608 79
               
 Opsporen en bestrijden van fraude: 698 412 690 1 471 253 1 159 – 906
  Opsporen en bestrijden van fraude 698 412 690 1 471 253 1 159 – 906
Apparaat art 9 (IG) 41 706 39 678 41 252 41 789 48 193 43 344 4 849
Ontvangsten: 2 686 2 214 1 739 1 881 1  602 882 720

Toelichting

Verplichtingen

In verband met de geringe omvang van de afwijking is geen toelichting opgenomen.

Uitgaven

Het verschil van € 0,135 mln onderuitputting wordt door diverse mutaties veroorzaakt. Halverwege het jaar is besloten tot bezuinigingen op de programmabudgetten in verband met het voorziene tekort op de apparaatuitgaven. Het tekort ontstaat door een hogere bezetting dan is geraamd in het kader van de taakstelling (budget), maar ook door hogere loonsommen ten opzichte van het toegekende budget. Het materieelaandeel is eveneens hoger dan gebudgetteerd, doordat de VROM Inspectie (VI) relatief hoge kosten heeft voor ICT, huisvesting en reis- en verblijfskosten.

Slotwet

(Bedragen x € 1000)
Artikel 9. Handhaving en toezicht Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Stand 2e suppletore begroting 2009 60 592 60 159 882
Mutaties Slotwet 2009 4 709 3 390 720
Stand Slotwet 2009 (realisatie) 65 301 63 549 1 602

Toelichting

Uitgaven (verplichtingen en kas)

Het verschil is € 4,709 mln bij verplichtingen en € 3 390 mln bij de kasuitgaven en ontstaat door onderuitputting bij de programma-uitgaven en overuitputting bij de apparaatkosten.

De oorzaken zijn per instrument:

Bevorderen naleving wonen, wijken en integratie

De onderuitputting is met name het gevolg van een herziene fasering van het project integriteit woningbouwcorporaties.

Bevorderen naleving milieu en ruimte

De onderuitputting is veroorzaakt door interdepartementale overboekingen voor het project Vitaal.

Bevorderen samenwerking

De onderuitputting is vooral veroorzaakt door te bezuinigen op het project Landelijk Overleg Milieuhandhaving (LOM).

Opsporen

Een deel van de uitgaven, ICT kosten, is verschoven naar apparaatskosten.

Apparaat

De overuitputting ontstaat door een hogere bezetting dan geraamd is in het kader van de taakstelling (budget), maar ook door hogere loonsommen ten opzichte van het toegekende budget. Het materieelaandeel is eveneens hoger dan gebudgetteerd, doordat de VI relatief hoge kosten heeft voor ICT, huisvesting en reis- en verblijfskosten.

Ontvangsten

De ontvangsten zijn hoger door opgelegde dwangsommen, ontvangsten van gedetacheerden en een klein deel overige ontvangsten.

Niet-beleidsartikelen

Artikel 91. Algemeen

Tabel 91.1. Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 91. Algemeen(x € 1000)
  Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Realisatie 2009 Vastgestelde begroting 2009 Verschil 2009
Verplichtingen: 366 069 377 320 392 357 408 977 400 213 308 178 92 035
Uitgaven: 339 861 363 330 373 558 383 868 396 920 316 169 80 751
Programma: 16 382 15 508 23 943 30 398 36 943 42 326 – 5 383
  Communicatie-instrumenten 5 513 6 612 7 577 7 475 8 457 6 273 2 184
  Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StaB) 5 145 4 782 5 063 5 117 5 358 5 148 210
  Overige vastgoedinformatievoorziening 4 370 2 966 8 390 13 276 21 399 26 405 – 5 006
  Onderzoek DGM 0 0 0 0   0 0
  Ruimtelijk Planbureau 1 354 1 148 1 192 1 098 0 0 0
  Programma/onderzoek Milieu en Natuur Planbureau (MNP) 0 0 0 0 0 0 0
  Programma/onderzoek Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf (GOB) 0 0 1 721 3 432 1 332 4 500 – 3 168
  Verzameluitkering         397 0 397
               
Apparaat: 323 479 347 822 349 615 353 470 359 977 273 843 86 134
 Beleidsartikelen XI-VROM 42 956 42 937 44 810 47 482 52 349 48 059 4 290
  Apparaat artikel 1 (DGR) 4 408 8 375 9 758 10 239 8 774 9 147 – 373
  Apparaat artikel 2 (DGR) 6 237 2 332 1 060 3 229 6 910 3 006 3 904
  Apparaat artikel 3 (DGM) 4 733 4 523 5 054 6 527 8 143 4 695 3 448
  Apparaat artikel 4 (DGM) 5 054 4 697 4 653 6 226 6 480 4 960 1 520
  Apparaat artikel 5 (DGM) 4 886 4 368 4 604 1 141 0 4 769 – 4 769
  Apparaat artikel 6 (DGM) 5 254 5 134 5 262 6 499 7 372 5 597 1 775
  Apparaat artikel 7 (DGM) 9 186 5 025 5 432 1 315 0 5 446 – 5 446
  Apparaat artikel 7 Internationale Zaken (IZ) 0 4 783 5 242 6 000 7 497 6 105 1 392
  Apparaat artikel 8 (DGR) 831 675 591 5 308 7 173 823 6 350
  Apparaat artikel 8 (DGM) 2 367 3 025 3 154 998 0 3 511 – 3 511
               
 Beleidsartkelen XVIII-WWI 71 650 47 762 45 024 45 852 46 194 32 074 14 120
  Apparaat artikel 1 (DGWWI) 0 0 0 4 160 3 327 5 195 – 1 868
  Apparaat artikel 2 (DGWWI) 11 031 8 295 9 127 5 155 6 418 4 352 2 066
  Apparaat artikel 3 (DGWWI) 16 828 13 973 13 507 18 294 23 240 10 767 12 473
  Uitvoering huursubsidie 41 936 21 315 14 219 3 887 2 162 1 900 262
  Apparaat artikel 4 (DGWWI) 0 0 3 642 9 519 6 440 4 476 1 964
  Apparaat artikel 5 (DGWWI) 1 855 4 179 4 529 4 837 4 607 5 384 – 777
               
 Departementsleiding, control, expertdiensten en overige staf: 44 766 63 866 67 876 43 443 42 071 62 820 – 20 749
  Apparaat projecten VROM 0 0 257 302 0 270 – 270
  Apparaat DGWWI 6 739 2 852 5 472 877 364 2 272 – 1 908
  Apparaat DGR 12 897 6 572 5 336 1 009 4 3 970 – 3 966
  Apparaat DGM 4 462 2 358 2 112 1 509 0 2 194 – 2 194
  Apparaat Inspectie 1 116 0 0 0 0 0 0
  Apparaat departementsleiding, control en overig staf 14 334 14 325 14 834 0 0 17 711 – 17 711
  Apparaat Ruimtelijk Planbureau (RPB) 5 218 5 563 5 579 4 881 0   0
  Apparaat Milieu en Natuur Planbureau (MNP) 0 32 196 34 286 34 865 0   0
  Apparaat Planbureau Leefomgeving         41 703 36 403 5 300
               
 Raden: 9 527 6 661 7 491 6 797 6 093 6 561 – 468
  VROM-Raad 1 905 1 835 2 077 1 672 1 655 2 069 – 414
  Raad voor Ruimtelijk, Milieu- en Natuuronderzoek (RMNO) 1 471 1 390 1 532 1 209 1 272 520 752
  Waddenadviesraad (WAR) 712 605 592 646 657 678 – 21
  Kenniscentrum Aanbesteding bouw (KCAB) 161 0 0 0 0 0 0
  Nederlandse Emissie Autoriteit (NEA) 4 394 0 0 0 0 0 0
  Adviesraad Gevaarlijke Stoffen (AGS) 884 1 014 1 082 980 837 0 837
  Technische Commissie Bodembescherming (TCB) 0 619 574 644 676 627 49
  Gemeenschappelijk OntwikkelingsBedrijf (GOB) 0 1 198 1 634 1 646 996 2 667 – 1 671
               
 Postactieven: 7 396 10 038 10 032 9 770 8 913 10 043 – 1 130
  Postactieven DGWWI 2 263 2 456 2 317 0 0 3 139 – 3 139
  Postactieven DGR 613 577 584 0 0 402 – 402
  Postactieven DGM 1 214 1 577 1 543 0 0 1 356 – 1 356
  Postactieven Inspectie 0 1 548 1 594 0 0 1 568 – 1 568
  Postactieven RPB 31 64 76 0 0 0 0
  Postactieven GD/CSt 3 275 3 816 3 918 9 770 8 913 3 578 5 335
               
 Gemeenschappelijke voorzieningen: 147 184 176 558 174 382 200 126 204 357 121 923 82 434
  Gemeenschappelijke voorzieningen 121 569 151 497 149 051 175 242 178 712 96 815 81 897
  Huurbijdrage aan RGD 25 615 25 061 25 331 24 884 25 645 25 108 537
               
 Verzameluitkeringen 0 0 0 0 0 – 7 637 7 637
  Taakstellingen 0 0 0 0   – 7 637 7 637
Ontvangsten: 72 824 57 798 47 748 198 345 44 962 40 339 4 623

Toelichting

Algemeen

Mede door de taakstelling uit het regeerakkoord heeft er een organisatiewijziging binnen VROM en WWI plaatsgevonden in een «tijdelijke organisatie». Deze tijdelijke organisatiestructuur heeft in 2009 nog geen vertaling in de artikelstructuur gekregen, zodat bij de apparaatskosten «beleidsartikelen XI – VROM», «beleidsartikelen XVIII – WWI» en «departementsleiding, control, expertdiensten en overige staf» de realisaties op onderdelen flink afwijken ten opzichte van de vastgestelde begroting. Deze afwijkingen (plussen en minnen) heffen elkaar grotendeels op. Per saldo resulteert dit bij de uitgaven in een lagere realisatie van € 2,3 mln.

Verplichtingen

De hogere verplichtingenrealisatie van € 92,0 mln ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting wordt grotendeels verklaard doordat op het instrument «Gemeenschappelijke voorzieningen» meer aan verplichtingen is gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd. Het grootste gedeelte hiervan, te weten € 42,6 mln is het gevolg van het centraliseren van begrotingsmiddelen naar aanleiding van het doorvoeren van een organisatiewijziging binnen VROM en WWI. Hierdoor heeft er een structurele budgetoverheveling vanuit de VROM- en WWI-diensten plaatsgevonden. Daarnaast is van het Ministerie van BZK een budgetoverboeking van € 6,9 mln ontvangen voor bijdragen aan het sociaal flankerend beleid en GEONOVEM (Bekkergelden) en Rijkspas. Voorts zijn voor € 34 mln en € 10 meer verplichtingen aangegaan als gevolg van hogere ICT uitgaven, communicatie uitgaven en uitgaven ten behoeve van wet- en regelgeving respectievelijk hogere uitgaven voor postactieven en externe inhuur van specifieke expertise.

Uitgaven

Overige vastgoedinformatievoorziening

De lagere uitgavenrealisatie van € 5,0 mln heeft te maken met de realisatie van de materiële uitgaven en de kosten voor inhuur externen, die als gevolg van wijziging in de kaderstelling niet meer op dit programma-instrument worden verantwoord maar op de instrumenten voor de apparaatskosten.

Programma/onderzoek Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf (GOB)

De lagere realisatie van € 3,2 mln is het gevolg van de overheveling van dit beleidsterrein naar het Ministerie van Financiën en de overboeking van de daarbij behorende budgetten.

Gemeenschappelijke voorzieningen

De realisatie is ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting € 81,9 mln hoger. De oorzaken zijn onder meer:

• de herschikking van middelen in verband met de reorganisatie van € 42,6 mln (zie ook hierboven bij de verplichtingen);

• de budgetoverboeking van BZK van € 6,9 mln voor de invoering Rijkspas en de Bekkergelden, alsmede een uitboeking van artikel 92 «Nominaal en onvoorzien» van € 2,9 mln ten behoeve van het Sociaal Flankerend beleid (Bekkergelden);

• hogere ICT uitgaven, communicatie uitgaven en uitgaven ten behoeve van wet- en regelgeving dan voor 2009 was geraamd van in totaal € 25,6 mln.

Ontvangsten

De hogere ontvangsten in 2009 ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting zijn het gevolg van het later binnen komen van ontvangsten, die voorzien waren in het laatste kwartaal van 2008.

Slotwet

(Bedragen x € 1000)
Artikel 91. Algemeen Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Stand 2e suppletore begroting 2009 344 113 365 458 50 876
Mutaties Slotwet 2009 56 100 31 462 – 5 914
Stand Slotwet 2009 (realisatie) 400 213 396 920 44 962

Toelichting:

Verplichtingen

De belangrijkste mutaties betreffen:

• voor een bedrag van € 15,5 mln aan extra verplichtingen bij het programma «overige vastgoedinformatie, GEO regie/BSIK als gevolg van het in december 2009 aangaan van de volledige verplichting voor de exploitatie van de basisregistratie Topografie voor het jaar 2010.

• voor een bedrag van € 34,4 mln zijn op het instrument «Gemeenschappelijke voorzieningen» meer verplichtingen aangegaan als gevolg van hogere ICT uitgaven, communicatie uitgaven en uitgaven ten behoeve van wet- en regelgeving.

• voor een bedrag van € 10,3 mln zijn op de apparaatskosten instrumenten van VROM en WWI meer verplichtingen aangegaan als gevolg van postactieven en externe inhuur van specifieke expertise. Voor het apparaatsbudget is gekozen voor een lineaire afbouw. De realisatie van de personele taakstelling in 2009 loopt hiermee niet geheel parallel

Uitgaven

Op dit artikel is per saldo een overschrijding van € 31,5 mln. Deze wordt voor circa € 12 mln verklaard door een incidenteel besparingsverlies op eerder ingeboekte taakstellingen bij ICT. Het is niet mogelijk gebleken om op korte termijn te besparen op ICT. Deze kosten zijn nodig om gemeenschappelijke ICT voorzieningen op het gewenste basisniveau te houden. Tevens is voor circa € 9,5 mln meer uitgegeven aan inhuur externen. Naast extra capaciteit voor diverse kabinetsprioriteiten betreft dit bijvoorbeeld extra capaciteit in het kader van het verbeterplan financiële functie. Tenslotte is er een overschrijding op apparaatskosten van VROM/WWI ter hoogte van circa € 10 mln. Deze wordt veroorzaakt door vergrijzing en ontgroening van het ambtenarenapparaat (waardoor de loonkosten hoger zijn dan het rijksgemiddelde) en tegenvallers in de realisatie van de (interne) taakstelling. Hoewel VROM/WWI op schema ligt bij implementatie van de rijksbrede taakstelling, blijkt dat de strengere interne norm niet wordt gerealiseerd met bijbehorende budgettaire gevolgen. Aanvullende maatregelen worden getroffen om een inhaalslag te maken en ervoor te zorgen dat de interne taakstelling (in toenemende mate) wordt gerealiseerd.

Ontvangsten

Er is € 5,9 mln minder aan ontvangsten binnen gekomen als gevolg van het niet realiseren van ontvangsten, die voorzien waren in het laatste kwartaal van 2009. Dit betreft onder andere lagere restituties van sociale premies en lagere ontvangsten die voortvloeien uit basisregistraties en de Rijksgebouwendienst.

Artikel 92. Nominaal en onvoorzien

92.1. Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 92. Nominaal en onvoorzien(x € 1000)
  Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Realisatie 2009 Vastgestelde begroting 2009 Verschil 2009
Verplichtingen: 0 0 0 0   – 4 510 4 510
Uitgaven: 0 0 0 0 0 – 4 648 4 648
Programma: 0 0 0 0 0 – 4 648 4 648
 Loonbijstelling: 0 0 0 0 0 0 0
  Loonbijstelling             0
              0
 Prijsbijstelling: 0 0 0 0 0 0 0
  Prijsbijstelling             0
              0
 Onvoorzien: 0 0 0 0 0 1 522 – 1 522
  Onvoorzien           1 522 – 1 522
              0
 Nog te verdelen: 0 0 0 0 0 – 6 170 6 170
  Nog nader te verdelen overig 0 0 0 0 0 – 1 932 1 932
  Nog nader te verdelen taakstellingen 0 0 0 0 0 – 4 238 4 238

Toelichting

Dit artikel is een administratief artikel hetgeen betekent dat er geen daadwerkelijke uitgaven ten laste van dit artikel worden gedaan.

Slotwet

(Bedragen x € 1000)
Artikel 92. Algemeen Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Stand 2e suppletore begroting 2009 – 2 711 – 2 549 0
Mutaties Slotwet 2009 2 711 2 549 0
Stand Slotwet 2009 (realisatie) 0 0 0

Bedrijfsvoeringsparagraaf

De Ministers van VROM en WWI verklaren hierbij als volgt:

In het begrotingsjaar 2009 heeft het managementcontrolsysteem van VROM naar behoren gefunctioneerd. Dat betekent dat:

• De uitkomsten van de financiële processen zodanig zijn dat binnen de tolerantiegrenzen van wet- en regelgeving is gebleven, met uitzondering van de opgenomen bedragen in deze paragraaf onder het subhoofd «rechtmatigheid»;

• de beleids- en financiële informatie in dit jaarverslag voldoen aan de wettelijke rapportage-eisen;

• sturing en beheersing heeft plaatsgevonden, afgeleid van begrotingsdoelstellingen;

• risico-afwegingen bepalend zijn geweest voor beheersingsmaatregelen;

• voortgangsbewaking van begrotingsrealisatie heeft plaatsgevonden door portefeuillehouders van de Bestuursraad en gemandateerde budgethouders;

• toezicht op kwaliteitsborging van bedrijfsvoeringsprocessen heeft plaatsgevonden onder meer via het Audit Committee.

Daarbij horen de volgende opmerkingen, kanttekeningen en aanvullende informatie:

• In het begrotingsjaar is de informatievoorziening over zowel beleidsprioriteiten als bedrijfsvoeringsaspecten aan het management vereenvoudigd door aan te sluiten op de opzet van managementafspraken voor de TopManagementGroep. De concerncontroller adviseert het management of de doelstellingen haalbaar zijn en welke bijsturingsmaatregelen nodig zijn.

• De doelstelling om te komen tot een goede en tijdige jaarafsluiting heeft in het verslagjaar opnieuw prioriteit gekregen. In structurele zin is de vormgeving van de financiële functie verder ingevuld, ondersteunt door de managementinformatie-voorziening ten behoeve van de (bij)sturing te verbeteren. De managementinformatieambities zijn in het verslagjaar nog niet geheel gerealiseerd.

• In het verslagjaar is verder gewerkt aan de verbeteringen van de financiële functie, waaronder het doen van onderzoek naar de mogelijkheden voor samenwerking met een ander departement om hun financieel systeem te delen. In het begrotingsjaar is bewust afgeweken van de rijksbrede normen omdat in deze gevallen prioriteit is gegeven aan de tijdige beleidsrealisatie. Voorbeelden daarvan zijn: de tijdige en kwalitatief goede inrichting van de projectorganisatie Zuidas, de tijdige totstandkoming van de kwalititatief goede saneringstool luchtkwaliteit en de tijdelijke inzet van externe beleidsadvisering op kabinetsprioriteiten. Daar waar dat het geval is, is dit toegelicht in deze bedrijfsvoeringsparagraaf.

• Het budgetbeheer is in het afgelopen boekjaar niet geheel op orde geweest. Daardoor is de omvang van de budgettaire problematiek niet in zijn volle omvang gepresenteerd in de tweede suppletore begroting.

• In het begrotingsjaar zijn inspanningen verricht om de VROM-Inspectie, de Huurcommissie en het Planbureau voor de Leefomgeving verder op afstand van het kerndepartement te plaatsen.

Op deze wijze is gestructureerd aandacht besteed aan de bedrijfsprocessen van het Ministerie van VROM. De relevante actoren binnen VROM hebben gezorgd voor de checks & balances, zodat de bedrijfsprocessen voldoende beheerst zijn uitgevoerd.

De begrotingen van VROM en WWI omvatten mede de baten- en lastendiensten Rijksgebouwendienst en Nederlandse Emissie-autoriteit en het begrotingsfonds Waddenfonds.

Het Audit Committee van VROM (leden Bestuursraad, MT-lid Rijksauditdienst, directie Financiële en Economische Zaken en een extern lid) heeft de bedrijfsvoeringsparagraaf (uitzonderingsrapportage) besproken in zijn overleg van 9 maart 2010 en adviseert akkoord te gaan met de uitspraak dat het managementcontrolsysteem naar behoren heeft gefunctioneerd voor de begrotingen van VROM en WWI. Dit betekent niet dat er geen fouten/tekortkomingen kunnen optreden. Indien deze dienen te worden opgenomen in de VROM/WWI-verantwoording volgens de rijksbegrotingsvoorschriften of criteria vastgesteld door het Audit Committee, worden ze hieronder toegelicht, onderverdeeld naar de totstandkoming beleidsinformatie, de rechtmatigheid van de begrotingsuitvoering, het gevoerde financieel en materieel beheer en overige aspecten van de bedrijfsvoering. Fouten/tekortkomingen in de totstandkoming van de beleidsinformatie en rechtmatigheid betreffende de WWI begroting (inclusief Rijksgebouwendienst) zijn in begrotingshoofdstuk 18 van de WWI programmaverantwoording opgenomen.

Totstandkoming beleidsinformatie

De Algemene Rekenkamer heeft over boekjaar 2008 geoordeeld dat VROM weinig beleidsinformatie in haar beleidsartikelen heeft opgenomen. Dit wordt verklaard door de focus op de beleidsprioriteiten in deze jaarverantwoording. Dat is een gevolg van het verzoek van de Tweede Kamer om VROM deel te laten nemen aan het experiment waardoor in principe alleen de beleidsprioriteiten worden toegelicht. Drie operationele doelen worden vanwege het financiële belang beleidsmatig toegelicht. De rapportagewijziging is erop gericht om de politieke discussie meer op de hoofdlijnen (beleidsprioriteiten) te voeren. Op uw verzoek (Kamerstukken II, 2009–2010, 32 123, nr. 30) worden 5 onderwerpen centraal gesteld bij de verantwoording van de uitvoering van de begroting 2009 waarbij in dit begrotingshoofdstuk de nadruk zal liggen op duurzaamheid. Om deze reden is daartoe in de verantwoordingsbrief en de indicatorenrapportage van het Planbureau voor de Leefomgeving beleidsinformatie (additioneel aan het jaarverslag VROM 2009) beschikbaar.

Bij de evaluatie van het experiment (Kamerstukken II, 2009–2010, 31 865, nr. 6) is besluitvorming voorzien over de toereikendheid van de wel beschikbare beleidsinformatie over kalenderjaar 2009 bij het volgende besluitvormingsmoment. De beleidsinformatie in het jaarverslag is op conformiteit met de Rijksbegrotingsvoorschriften beoordeeld door FEZ en toegelicht waar nodig.

Rechtmatigheid

Onder rechtmatigheid wordt conform de Rijksbegrotingsvoorschriften verstaan comptabele rechtmatigheid. Dit houdt in dat een financiële transactie waarvan de uitkomst in het departementale jaarverslag dient te worden verantwoord in overeenstemming is met de begrotingswetten en met de in internationale regelgeving, Nederlandse wetten, algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen opgenomen bepalingen die de uitkomst van die financiële transactie beïnvloeden.

In dit onderdeel wordt gerapporteerd als de overeengekomen tolerantiegrenzen voor zowel fouten als onzekerheden die betrekking hebben op, de rechtmatigheid en de getrouwheid, uit de Rijksbegrotingsvoorschriften, voortkomend uit het experiment worden overschreden.

Artikel 1: Optimalisering van de ruimtelijke afweging

Niet Europees aanbesteed is voor een bedrag van € 74 851.

Artikel 2: Gebiedsontwikkeling en realisatie Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur

In het kader van de Zuidas is VROM het coördinerend departement. De rijksvertegenwoordiger heeft gezien de korte doorlooptijd van zijn opdracht, direct keuzes moeten maken voor de inrichting van de projectorganisatie. Voor de inhuur van externen zijn afspraken met bureaus gemaakt die in eerdere fasen van het project specifieke kennis hebben opgedaan. De bovengeschetste omstandigheden in combinatie met een tussentijdse verbreding van de opdracht aan de rijksvertegenwoordiger door de leden van het kabinet, heeft er toe geleid dat door de rijksvertegenwoordiger mondeling opdrachten zijn verstrekt dan wel verder zijn verlengd.

Bedrag: € 197 003

Naast dit bedrag is niet Europees aanbesteed voor een bedrag van € 31 404

Artikel 3: Klimaatverandering en grootschalige luchtverontreiniging

In de brief van 4 december 2009 (Kamerstukken II, 2009–2010, 32 123 XI, nr. 17) is de Tweede Kamer bericht over het verantwoordingsarrangement met de mede-overheden in het kader van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) dat op 30 juli 2009 is vastgesteld en in werking is getreden op 1 augustus 2009 (Kamerstukken II, 2008–2009, 30 175, nr. 88).

Voor de effectieve werking van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit is de saneringstool onontbeerlijk. De saneringstool is een uniek rekensysteem waarin alle beschikbare relevante informatie over luchtverontreiniging door fijnstof en NO2 wordt meegenomen en voor elke plek in Nederland de luchtkwaliteit kan worden berekend. Hierdoor kon worden nagegaan of de plannen van de medeoverheden in het kader van het NSL na de derogatietermijn verleend door de Europese Commissie toereikend zijn en kan worden nagegaan waar grenswaarde-overschrijdingen kunnen ontstaan. De derogatie is mede te danken aan de saneringstool. Inmiddels is de saneringstool doorontwikkeld als monitoringstool. Met dit instrument wordt jaarlijks na input van actuele gegevens van alle betrokken overheden berekend of de uitvoering van het NSL op schema ligt. Tevens wordt daarmee informatie verkregen om te kunnen voldoen aan de jaarlijkse rapportage aan de Europese Commissie over de luchtkwaliteit. Deze rapportage dient uiterlijk op 1 oktober 2010 gereed te zijn. Daarnaast wordt een monitoringsrapport opgesteld dat zal worden toegezonden aan het parlement als verantwoording over de voortgang van het NSL.

Toelichting

Bij de totstandkoming van de saneringstool is gebleken dat één marktpartij monopolist is in deze nichemarkt. Dit monopolie wordt mede veroorzaakt doordat deze marktpartij op het gebied van verkeersmodellering en verkeerskaarten een kennisvoorsprong heeft opgebouwd. Deze voorsprong heeft tot gevolg dat zij veelvuldig door VROM is ingeschakeld voor het verder ontwikkelen van het model voor verschillende gebruiksfuncties. Het was in het belang van VROM om dit snel en effectief te laten gebeuren vanwege de tijdsdruk op dit proces. Tussentijds andere marktpartijen inschakelen zou hebben geleid tot onacceptabel tijdsverlies en hogere kosten. Overigens is in 2009 gebleken dat ook bij een offerteaanvraag aan meerdere partijen de betrokken marktpartij als enige uit de bus kwam.

Omdat een ander departement en mede overheden het instrument nodig hadden om berekeningen te kunnen uitvoeren voor het NSL, hebben zij de afgelopen jaren de marktpartij ook regelmatig ingeschakeld. In 2010 zal de ontwikkelfase worden afgerond. Er is dan een rekenmodel beschikbaar waar ook andere bureaus mee kunnen gaan werken, zodat er geen sprake meer is van een monopoliepositie van de marktpartij. Wel ligt het voor de hand dat de betrokken marktpartij blijft meedingen voor de opdracht voor het jaarlijks draaien van de monitoringstool en zal daarbij een voorsprong blijven houden op andere marktpartijen.

De opdrachten die sinds 2006 aan deze marktpartij zijn verstrekt door VROM hebben een gezamenlijke waarde van circa € 1 mln. Deze waarde overstijgt daarmee de drempel waarna Europees dient te worden aanbesteed. In 2010 wordt opdrachtverlening tot een waarde van € 250 000 voorzien. Met het andere departement en met de marktpartij zal worden gecommuniceerd dat VROM streeft naar meer concurrentie voor door haar te verlenen opdrachten onder behoud van de bestaande gegarandeerde kwaliteit die immers ook o.a. rechtbank- en Europese Commissieproof moet zijn.

Bedrag verplicht aan de saneringstool en niet Europees aanbesteed € 727 133

(Dit bedrag is verantwoord op artikel 3, 5 en 8 voor resp. circa € 299 000, € 253 000 en € 175 000).

Voor inhuur van tijdelijke beleidsondersteuning is niet Europees aanbesteed: € 160 322.

Artikel 91: algemeen

Niet Europees Aanbesteed is voor 2 opdrachten:

Inhuur tijdelijke beleidsondersteuning circa € 753 000.

Begeleiding Topteam Krimp € 100 169.

Waddenfonds en Nederlandse Emissieautoriteit

Inzake het Waddenfonds en Nederlandse Emissieautoriteit hebben er geen overschrijdingen en/of bijzonderheden plaatsgevonden.

Financieel en materieel beheer

Rijksbreed subsidiekader en procedure-aanpassing

Sinds 2010 gelden de Aanwijzingen voor de Rijksdienst als onderdeel van de invoering van het Rijksbrede subsidiekader. VROM streeft naar de tijdige behandeling en invoering van de ontwerp VROM-kaderwet subsidies. Vooruitlopend daarop en naar aanleiding van de bevindingen van de Algemene Rekenkamer over 2008 is in het verslagjaar een administratieve procedure opgesteld. De kwaliteit van de uitgestuurde beschikkingen boven de 10 miljoen is door de interne controle integraal beoordeeld. Enkele aangetroffen fouten zijn gecorrigeerd.

Decentralisatie: voorbeeld-Bodemsanering

Als gevolg van de decentralisatie van specifieke uitkeringen zullen de financiële stromen voor Bodemsanering (begrotingshoofdstuk 11) voor een belangrijk deel worden overgeheveld naar het gemeente- en provinciefonds.

Om de overgang van de bijdrageregeling Wbb naar een decentralisatieuitkering goed te laten verlopen, is een overgangsbeleid voor de afwikkeling van de meerjarenprogramma’s 2005–2009 bepaald1.

Over het overgangsbeleid heeft op ambtelijk niveau overleg met de Rijksauditdienst en de Algemene Rekenkamer plaatsgevonden. De Rijksauditdienst heeft een reactie verstrekt op de conceptbrief aan de bevoegde gezagen en is geïnformeerd over de wijze waarop VROM de beoordeling ten behoeve van de vaststelling zal uitvoeren. Afgestemd is dat de beoordeling en vaststelling van de WBB budgetten 2005–2009 binnen de SISA-systematiek zal plaatsvinden waarbij de te volgen stappen zijn vastgelegd.

Juridische grondslag

Ten behoeve van de bedrijvenregeling bodemsanering is in de 1e suppletore begroting 2009 een begrotingsgrondslag gecreëerd voor een subsidiebijdrage ten laste van begrotingsartikel 4 voor bodemsanering met als oogmerk om voldoende juridische grondslag te bereiken. Formeel had deze wijziging gemeld moeten worden in de wettekst en niet in de toelichting van de wet.

Bufferzones

Op 1 januari 2007 is de Wet Inrichting Landelijk Gebied in werking getreden. Deze wet biedt het kader voor de programmering, financiering en realisatie van het gebiedsgerichte beleid en voor de verantwoording daarover. Op basis van provinciale meerjarenprogramma’s zijn er tussen de betrokken ministers en Gedeputeerde Staten bestuursovereenkomsten gesloten over de prestaties die de provincie in een periode van 7 jaar zal realiseren. Ter beperking van de verantwoordingslasten zal er komend jaar overeenstemming worden gezocht om de voorschotten tussen departementen af te boeken omdat de prestatiedoelstelling bij de provincies ligt en niet langer tussen departementen onderling.

Verbeterplan Financiële functie en jaarverantwoording

De Tweede Kamer is met de brief van 4 december 2009 (Kamerstukken II, 2009–2010, 32 123 XI, nr. 21) geïnformeerd over het verbeterplan financiële functie. De maatregelen uit het verbeterplan zijn inmiddels bijna allemaal afgerond. De verbeteringen zijn in de praktijk gedeeltelijk zichtbaar, de kwaliteit van de financiële functie van VROM is in 2009 verbeterd. Dit is ook zichtbaar in de indicatoren van het verbeterplan. In het kader van de noodzakelijke cultuurverandering zal er ook in 2010 aandacht blijven voor het verbeteren van het financieel bewustzijn en het naleven van de interne procedures. Bij niet-naleving van de Europese aanbestedingsregels dient er vooraf verantwoording te worden afgelegd, anders wordt de verantwoordelijke directeur daarop aangesproken.

In aanvulling op de verbeteringen in het totstandkomingsproces van de jaarverantwoording die vorig jaar al waren getroffen is de coördinatie en organisatie daarvan ingebed in de VROM-organisatie en heeft extra nadruk gekregen. De activiteiten nodig om de jaarverantwoording tot stand te brengen staan in één document met deadlines voorzien van een actiehouder, zodat passende sturing kan plaatsvinden door FEZ. De werking van de tijdige en betrouwbare totstandkoming van de jaarverantwoording zal in april worden geëvalueerd.

Klimaatverandering en grootschalige luchtverontreiniging

In het afgelopen jaar heeft de programmadirectie Luchtkwaliteit haar werkzaamheden afgerond waarbij de resterende werkzaamheden zijn overgedragen aan de VROM organisatie. De ingediende subsidie aanvragen derde tranche zijn getoetst aan de vereisten van de regeling en daarna zijn toekenningsbeschikkingen aan de meeste provincies verstuurd.

In de brief van 4 december 2009 (Kamerstukken II, 2009–2010, 32 123 XI, nr. 17) is de Tweede Kamer bericht over de inhoudelijke en financiële wijze van verantwoorden door de mede-overheden in het kader van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) dat op 30 juli 2009 is vastgesteld en in werking is getreden op 1 augustus 2009 (Kamerstukken II, 2008–2009, 30 175, nr. 88). Een afschrift van de brief aan de betrokken mede-overheden is als bijlage bij de brief van 4 december aan de Tweede Kamer verstrekt. Aan de mede-overheden is als bijlage bij deze brief een overzicht verstrekt van de toegekende bedragen en van de via SISA door VROM ontvangen verantwoordingsinformatie.

De Algemene Rekenkamer heeft onderzoek gedaan naar de aangegane verplichtingen 3e tranche. Mede naar aanleiding van de bevindingen van de Algemene Rekenkamer zal naar de mede-overheden worden gecommuniceerd op welke wijze VROM de facultatieve bevoegdheid zal instellen die zij krachtens artikel 14 van de Regeling Programmafinanciering Luchtkwaliteit heeft.

Betaalgedrag kerndepartement

De audit over de eerste maanden van 2009 gaf een negatieve uitkomst over het betaalgedrag van het kerndepartement. Daaropvolgend zijn maatregelen getroffen met als ambitie om eind 2010 de volgende doelen te bereiken:

Eind 2010: 90% Feitelijk % betaalde facturen + facturen waarvoor een gegronde reden aanwezig was om niet binnen 30 dagen te kunnen betalen tellen samen op tot 90% tijdig betaalde facturen.

Een herhaalaudit door de Rijksauditdienst in 2010 zal uitwijzen wat de stand eind 2009 is. De interne indicator over geheel 2009 staat op 73% tijdig betaalde facturen.

Noordelijke IJ-oevers

Volgens informatie van de Rijksauditdienst is bij de bevoorschotting (14,1 mln) niet getoetst op een beschikkingsitem. Reparatie is toegezegd (alsnog zal de financiële garantstelling worden opgevraagd van Amsterdam). De tekst van de overige beschikkingen zal op dit punt worden aangepast.

Europees aanbesteden

Naar aanleiding van de fouten met betrekking tot het Europees aanbesteden zal:

• met de betrokken directies vooraf worden geïnventariseerd welke opdrachten er in 2010 naar verwachting zullen worden aanbesteed en welke daarvan Europees aanbesteed moeten worden.

• Onderzocht worden of er vooraf raamcontracten kunnen worden opgesteld met adviesbureaus voor politiek-gevoelige opdrachten.

• Onderzocht worden of een inventarisatie van essentiële producten/instrumenten/programma’s binnen de directies en afspraken over de aanbesteding van updates gebruikt kunnen worden om te besluiten om vooraf Europees aan te laten besteden.

Budgetbeheer

Het budgetbeheer is in het afgelopen boekjaar niet geheel op orde geweest. Daardoor is de omvang van de budgettaire problematiek niet in zijn volle omvang gepresenteerd in de tweede suppletore begroting. In deze bedrijfsvoeringsparagraaf worden hieronder onder «overige aspecten van de bedrijfsvoering» de inhoudelijke tekortkomingen gepresenteerd. De budgettaire problematiek die onvoldoende in de tweede suppletore begroting is gepresenteerd heeft betrekking op de P-taakstelling, de taakstelling externen en additionele kosten voor ICT projecten.

Toelichting

• In het kader van het verbeteren van het financiële beheer is in 2009 het Budget Planning Systeem (BPS) VROM breed geïntroduceerd. Over 2009 is gebleken dat de budgetten in de begrotingsboekhouding niet altijd overeenstemden met die in het BPS waardoor budgethouders ten onrechte konden veronderstellen dat er toereikend budget voor uitgaven en verplichten beschikbaar was. In 2010 is de implementatie van het BPS afgerond en zal er op worden toegezien dat de budgetten in het BPS in overeenstemming zijn met de geautoriseerde budgetten.

• De VROM Inspectie is op weg naar de status van Baten-lastendienst. Daartoe heeft zij een zelfstandige administratie ingericht vanaf 1 januari 2009. De koppeling tussen deze administratie en de begrotingsboekhouding heeft tot het eind van 2009 niet gefunctioneerd. Inmiddels werkt de koppeling wel en wordt op de goede werking toegezien.

Overige aspecten van de bedrijfsvoering

Vernieuwing Rijksdienst

Kleiner en beter VROM

In 2009 heeft VROM stap 2 van het veranderingstraject Kleiner en Beter doorlopen. Aandacht is geweest voor het verder doorontwikkelen van de nieuwe organisatie. Accent lag op verbetering van het programmatisch werken, dynamisch organiseren en de mobiliteit, vitaliteit en diversiteit van de medewerkers. Begin 2010 worden de voorlopige resultaten geëvalueerd en eind 2010 zal dit verandertraject afgerond worden met een reorganisatie.

Personele taakstelling

Eind 2009 heeft VROM de personele taakstelling van het kabinet gehaald. Eind 2009 is VROM netto 251 formatieplaatsen (na correctie van overboekingen) gekrompen ten opzichte van 2006; terwijl volgens het ritme van het kabinet VROM 228 formatieplaatsen kleiner moet zijn. Hierbij past wel een kanttekening. De krimp is al ingezet in 2006 en 2007. In 2009 is het natuurlijk verloop echter zeer beperkt gedaald: van 4,8% in de jaren tot 2008, via een kleine daling in 2008 naar 2% in 2009. Dit leidt over 2009 tot budgettaire problemen, omdat financieel rekening was gehouden met een hoger verloop en dus grotere krimp. De verwachting is dat het natuurlijk verloop gezien de arbeidsmarkt ook in 2010 op dit niveau zal blijven; daarom zijn maatregelen getroffen om de taakstelling toch te halen.

Taakstelling externen

In 2009 is door het ministerie, inclusief de onder het ministerie ressorterende Baten-lastendiensten ruim € 64 mln uitgegeven aan externe inhuur. Dit komt overeen met een percentage van 19,9%. Dit percentage overtreft de explainnorm van 15,8%. In het jaarverslag wordt de overschrijding toegelicht. Binnen VROM zullen de uitgaven voor externe inhuur een explicietere plek krijgen binnen de Planning en Controlcyclus. Dat betekent dat bij aanvang van het jaar duidelijk wordt afgesproken welk bedrag een directie mag besteden aan inhuur van externen en dat periodiek de besteding wordt teruggekoppeld aan de directie. In principe geldt hiervoor dat directies 5% aan inhuur kunnen opvoeren; in specifieke omstandigheden kan een directie toestemming krijgen om meer in te huren. Uitgaande van deze afspraken wordt er zeer periodiek gemonitord of de uitgaven voor inhuur zich ontwikkelen conform verwachtingen, en er wordt zo nodig bijgestuurd.

Deze nadere maatregelen zullen moeten leiden tot een inhuur die in 2010 niet hoger zal uitkomen dan 14,4% van de totale personele uitgaven.

Duurzaam inkopen

Het Ministerie van VROM heeft in 2009 de beschikbare duurzaamheidscriteria bij de aanbestedingen toegepast. Ook zijn in 2009 binnen het kerndepartement en binnen de baten- en lastendiensten voorbereidingen getroffen om te garanderen dat in 2010 de doelstelling van 100% duurzaam inkopen zal worden gerealiseerd. Dat wil zeggen dat in principe de vastgestelde duurzaamheidseisen bij de inkoop worden toegepast en dat indien er goede redenen zijn de duurzaamheidseisen niet toe te passen daarvan verantwoording zal plaatsvinden.

ICT beheer en informatiebeveiliging

VROM heeft het beheer van haar ICT uitbesteed bij een externe dienstverlener. Jaarlijks laat VROM de kwaliteit van het uitbestede beheer toetsen. Bij deze toetsing zijn verbeterpunten in het werkplekbeheer naar voren gekomen. De externe dienstverlener heeft toegezegd om maatregelen te treffen die leiden tot een betere naleving van het beveiligingsbeleid bij het werkplekbeheer. De toetser heeft geconcludeerd dat in 2009 ontwikkelaars in de productieomgeving langere tijd over te ruime bevoegdheden beschikten. Hij heeft daarom voor het onderdeel werkplekbeheer een negatief oordeel gegeven. Voor de overige twee onderdelen is het oordeel van de toetser vastgelegd in een zogenaamde Third Party Mededeling positief.

In een door de Rijksauditdienst uitgevoerde review is vastgesteld dat VROM een heel beperkt risico heeft gelopen op onrechtmatige financiële beheershandelingen. Ultimo januari 2010 hadden de ontwikkelaars nog steeds hun ruime rechten binnen de productieomgeving. De externe dienstverlener heeft op verzoek van VROM laten weten dat het toekennen en intrekken van rechten inmiddels een beheerst proces is.

Over twee ICT projecten (omgevingsloket On-line en Terra) zal separaat of in een begrotingsrapportage nader worden bericht omdat er tegenvallers zijn en risico’s dienen te worden gemitigeerd.

Integriteit

In het verslagjaar is een overheidsbrede systematiek voor het melden van integriteitschendingen ingevoerd. De VROM managers is uitgelegd hoe om te gaan met de integriteitmeldingen.

In het verslagjaar 2009 zijn er 18 meldingen van inbreuk op de integriteit die hebben geleid tot 18 geconstateerde integriteitschendingen.

Van deze 18 geconstateerde integriteitschendingen hadden er 10 betrekking op diefstal/fraude waarbij bij 2 integriteitschendingen door VROM ingehuurde externen betrokken waren. Het aantal gemelde voorvallenbetekent 4,9 gevallen per duizend medewerkers waardoor VROM/WWI op de overheidsbrede indicatie van een gezonde organisatie van 5 zit.

Deze gevallen worden beoordeeld om nader de opzet en de werking van de administratieve organisatie te bezien. De genoemde aantallen zullen ook in het sociaal jaarverslag 2009 worden gerapporteerd, als onderdeel van een rijksbrede rapportage.

Op basis van de gemelde diefstal-/fraudegevallen is het risico dat de departementale jaarrekening materieel afwijkt gering.

C. Jaarrekening

De departementale verantwoordingsstaat 2009 van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI)

De departementale verantwoordingsstaat 2009 van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI)(x € 1000)
    (1) (2) (3)=(2)-(1)
  Omschrijving Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2009 Realisatie 2009 Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting 2009
    verplich-tingen uitgaven ontvang-sten verplich-tingen uitgaven ontvang-sten verplich-tingen uitgaven ontvang-sten
  Totaal   1 212 221 255 674   1 487 261 329 624   + 275 040 + 73 950
                     
  Beleidsartikelen   900 700 215 335   1 090 341 284 662   + 189 641 + 69 327
01 Optimalisering van de ruimtelijke afweging 6 260 19 140 10 033 7 314 25 092 9 081 + 1 054 + 5 952 – 952
02 Gebiedsontwikkeling en realisatie Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur 59 074 142 920 85 920 198 124 186 915 124 807 + 139 050 + 43 995 + 38 887
03 Klimaatverandering en grootschalige luchtverontreiniging 41 120 97 610 2 500 21 275 46 584 1 163 – 19 845 – 51 026 – 1 337
04 Millieukwaliteit van water en bodem 94 598 171 063 21 600 102 345 177 140 24 259 + 7 747 + 6 077 + 2 659
05 Milieukwaliteit in de bebouwde leefomgeving 102 159 129 958 71 700 220 505 163 728 105 058 + 118 346 + 33 770 + 33 358
06 Risico’s van stoffen, afval, straling en GGO’s 136 812 147 662 2 800 545 249 197 767 3 011 + 408 437 + 50 105 + 211
07 (inter)nationale milieubeleid 78 044 82 131 6 900 140 883 124 646 4 408 + 62 839 + 42 515 – 2 492
08 Externe veiligheid 26 886 46 532 13 000 60 131 104 920 11 273 + 33 245 + 58 388 – 1 727
09 Handhaving en toezicht 63 856 63 684 882 65 301 63 549 1 602 + 1 445 – 135 + 720
                     
  Niet-beleidsartikelen   311 521 40 339   396 920 44 962   + 85 399 + 4 623
91 Algemeen 308 178 316 169 40 339 400 213 396 920 44 962 + 92 035 + 80 751 + 4 623
92 Nominaal en onvoorzien – 4 510 – 4 648 0 0 0 0 + 4 510 + 4 648 0

* Door het per artikel afronden op duizentallen van de realisaties wijkt het totaal aan gerealiseerde verplichtingen en uitgaven af van de bij de saldibalns vermelde realisaties

De departementale saldibalans van 2009

De departementale saldibalans van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) per 31 december 2009 (x € 1000)

             
    31-12-2009 31-12-2008     31-12-2009 31-12-2008
1. Uitgaven ten laste van de begroting     2. Ontvangsten ten gunste van de begroting    
  – Begroting 2008   1 216 071   – Begroting 2008   456 584
  – Begroting 2009 1 487 256     – Begroting 2009 329 624  
               
3. Liquide middelen 8 10 4a. Rekening-courant RHB 1 146 238 750 576
               
4. Rekening-courant RHB  0  0  4b. Rekening-courant fonds LUVO (DGM) 2 336 2 336
               
5. Uitgaven buiten begrotingsverband 1 703 3 701 6. Ontvangsten buiten begrotingsverband 10 769 10 286
               
7. Openstaande rechten  0  0  7a. Tegenrekening openstaande rechten 0 0
               
8. Extra-comptabele vorderingen 57 990 44 532 8a. Tegenrekening extra-comptabele vorderingen 57 990 44 532
               
9a. Tegenrekening extra-comptabele schulden 3 236 4 735 9. Extra-comptabele schulden  3 236  4 735 
               
10. Voorschotten 2 656 914 2 056 164 10a. Tegenrekening voorschotten 2 656 914 2 056 164
               
11a. Tegenrekening garantieverplichtingen 60 017 67 11. Garantieverplichtingen  60 017  67 
               
12a. Tegenrekening openstaande verplichtingen 1 857 664 1 673 590 12. Openstaande verplichtingen  1 857 664  1 673 590 
               
13. Deelnemingen 0 0 13a. Tegenrekening deelnemingen 0 0
  Totaal-generaal 6 124 787 4 998 870   Totaal-generaal 6 124 787 4 998 870

De toelichting op de saldibalans

Ad 1. Uitgaven ten laste van de begroting (€ 1 487 256)

Deze post bevat de nog niet met het Ministerie van Financiën verrekende begrotingsuitgaven. Verrekening van de begrotingsuitgaven 2009 vindt plaats nadat de Slotwet door de Staten-Generaal is vastgesteld.

Ad 2. Ontvangsten ten gunste van de begroting (€ 329 624)

Deze post bevat de nog niet met het Ministerie van Financiën verrekende begrotingsontvangsten. Verrekening van de begrotingsontvangsten 2009 vindt plaats nadat de Slotwet door de Staten-Generaal is vastgesteld.

Ad 3. Liquide middelen (€ 8)

Uit de kleine kas worden betalingen gedaan die direct voldaan moeten worden. Het gaat hier vaak om de aanschaf van kleine materiële voorwerpen (bloemen, etc.). Per 31 december 2009 is een bedrag aanwezig van € 8.

Ad. 4a. Rekening-courant RHB (€ 1 146 238)

Onder deze balanspost is de rekening-courant van de Rijkshoofdboekhouding (RHB) opgenomen. Het saldo per 31 december 2009 bedraagt volgens het saldobiljet van het Ministerie van Financiën van 1 februari 2010 € 1 146 238 116,85.

Ad 4b. Rekening-courant fonds LUVO (DGM) (€ 2 336)

Onder deze balansrekening is de «schuld» van het Rijk aan het fonds luchtverontreiniging (LUVO) opgenomen. Het jaarverslag en de bijbehorende jaarrekening 2008/2009 van het fonds moet nog worden goedgekeurd, waarna de rente over deze jaren bij het Ministerie van Financiën kan worden bijgeschreven. Op 20 januari 2009 is het fonds LUVO opgeheven. Afwikkeling vindt plaats in 2010 na afgifte accountantsverklaring.

Ad 5. Uitgaven buiten begrotingsverband (€ 1 703)

Onder uitgaven buiten begrotingsverband zijn posten opgenomen, die met derden moeten worden verrekend. Het bedrag is als volgt opgebouwd:

Opbouw van de uitgaven buiten begrotingsverband (x € 1 000)
A Te verrekenen met andere departementen – 146
B Te verrekenen met lagere overheden/overige derden 1 849
Totaal 1 703

Toelichting

De stand uitgaven buiten begrotingsverband (per 31 december 2009) is ten opzichte van de stand ultimo 2008 gedaald van € 3,7 mln. naar € 1,7 mln. De daling van de uitgaven buiten begrotingsverband is voor groot deel te wijten aan de verrekeningen met andere departementen.

Ad 6. Ontvangsten buiten begrotingsverband (€ 10 769)

Onder de ontvangsten buiten begrotingsverband zijn de posten opgenomen die aan derden moeten worden betaald. Het bedrag heeft betrekking op inhoudingen op het salaris, die aan derden dienen te worden afgedragen, zoals onder andere loonheffing, pensioenpremies, WAO-premies en Zorgverzekeringswet. Tot slot heeft de VROM Inspectie van het Ministerie van BZK een bijdrage van € 0,85 mln ontvangen voor het realiseren van een tijdelijke waterzuivering op Bonaire.

Bankgaranties/borgstellingen

Naast door VROM afgegeven garanties worden ook borgstellingen ontvangen voor onderwerpen waar, door derden, garanties/zekerheden moeten worden afgegeven jegens VROM. Het betreffen de volgende drie regelingen:

a) EVOA-regeling Het bedrag van de bankgaranties voor afvaltransporten in het kader van deze regeling omvatte per 31 december 2009 een bedrag van € 139,37 mln.

b) Radioactief besmet schroot Het bedrag van de bankgaranties voor het voorkomen van incidenten door radioactiviteit in schroot omvatte per 31 december 2009 een bedrag van € 3,41 mln.

c) Stralingsbescherming Per 31 december 2009 omvatte het bedrag aan borgstellingen in het kader van de uitvoering van het Besluit stralingsbescherming een bedrag van € 1,09 mln.

In totaal is per ultimo 31 december 2009 een bedrag van € 143,87 mln aan bankgaranties ontvangen. Het bedrag aan bankgaranties maakt geen onderdeel uit van de saldibalans.

Ad 8. Extra-comptabele vorderingen (€ 57 990)

Ad 8a. Tegenrekening Extra-comptabele vorderingen (€ 57 990)

Bij ontvangst worden deze vorderingen ten gunste van de ontvangstenbegroting geboekt.

Verloop van de vorderingen in 2009 (x € 1 000)
Stand vorderingen per 31-12-2008 44 532  
Af: Overgedragen vorderingen aan 0  
Bij: Overgedragen vorderingen van 0  
Stand vorderingen per 01-01-2009   44 532
     
Bij: In 2009 ontstane vorderingen 354 276  
    354 276
     
Af: Ontvangen/verrekend 339 043  
Ingetrokken 1 740  
Definitief buiten invorderingstelling c.q. kwijtschelding 36  
    340 819
Stand vorderingen per 31-12-2009   57 990
Vorderingen op artikelniveau en ouderdom per 31-12-2009 (x € 1 000)
Artikel Omschrijving vóór 2008 2008 2009 Totaal
01 Optimalisering van de ruimtelijke omgeving 1 68 80 149
02 Gebiedsontwikkeling en realisatie Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur 3 063 0 0 3 063
03 Klimaatverandering en grootschalige luchtverontreiniging 128 0 19 156 19 284
04 Milieukwaliteit van water en bodem 8 618 0 26 8 644
05 Milieukwaliteit in de bebouwde leefomgeving 495 17 198 710
06 Risico’s van stoffen, afval, straling en GGO’s 18 231 30 22 18 283
07 (Inter)nationale milieubeleid 172 102 166 440
08 Vergroten van externe veiligheid 0 0 3 3
09 Handhaving en toezicht 443 215 333 992
91 Algemeen 2 934 39 3 448 6420
  Totaal generaal 34 085 471 23 433 57 990

Toelichting

Ten opzichte van ultimo 2008 is het vorderingensaldo met 30,3% (€ 13,5 mln) gestegen van € 44,5 mln naar € 58,0 mln.

Omvangrijke vorderingen

Artikel 2

De vordering ad € 3,0 mln (vóór 2008) op dit artikel betreft een uitgekeerde subsidie in het kader van BIRK. Het betreffende bedrijf is echter failliet gegaan. VROM is in overleg met de provincie Zuid-Holland en de gemeente Schoonhoven deze problematiek aan het afronden.

Artikel 3

De openstaande vorderingen per ultimo 2009 hebben betrekking op een groot aantal onderwerpen. Het betreffen onder andere vorderingen op andere departementen en op SenterNovem in verband met de afrekeningen van afgeronde opdrachten.

In het kader van de uitvoering van de Tijdelijke Sloopregeling personen- en bestelauto’s wordt van de zijde van de branche een bijdrage geleverd van € 18,3 mln.

Artikel 4

Het bedrag uit de jaarlaag voor 2008 heeft betrekking op circa € 8,7 mln aan vorderingen voortkomend uit het kostenverhaal bodemsanering. De meeste vorderingen stammen uit de periode van vóór 2005 en hebben een doorlooptijd die kan oplopen tot enkele jaren, aangezien invordering vaak via gerechtelijke weg moet worden afgedwongen. Daarnaast kan ook de vermogenspositie van de debiteur een negatieve uitwerking hebben op de termijn waarbinnen de vordering kan worden voldaan. De afwikkeling van deze vorderingen in 2009 en voorgaande jaren is uitbesteed aan SenterNovem, met betrokkenheid van de Landsadvocaat.

Artikel 5

De nog openstaande vordering van € 0,7 mln betreft de afrekening 2008 met het Bureau sanering Verkeerslawaai.

Artikel 6

De omvang van het vorderingensaldo van vóór 2008 bestaat voornamelijk uit een verstrekte achtergestelde lening van € 18,2 mln aan de Centrale Organisatie voor Radioactief Afval (COVRA). Aan de achtergestelde lening is de voorwaarde verbonden dat deze lening in 2016 aan VROM wordt terugbetaald, tenzij een andere wijze van afwikkelen wordt overeengekomen. Deze vordering is op termijn opeisbaar.

Artikel 7

De belangrijkste openstaande vorderingen betreffen afrekeningen met SenterNovem voor afgeronde opdrachten en afrekeningen met andere departementen en met provincies.

Artikel 9

De stand openstaande vorderingen is in 2009 gestegen van € 0,9 mln naar € 1,0 mln. Voor het overgrote deel betroffen de vorderingen handhavingzaken (€ 1,0 mln) en detacheringovereenkomsten (€ 0,6 mln). In 2009 werd een bedrag van € 0,8 mln aan vorderingen ontvangen.

Artikel 91

Ultimo 2009 staat een bedrag open van € 6,4 mln voor ingestelde vorderingen. De belangrijkste vorderingen betreffen een bedrag van € 0,1 mln voor een vordering op het Ministerie van Justitie, een bedrag van € 0,6 mln voor een vordering op de Rijksgebouwendienst en een in 2003 ingestelde vordering van € 2,89 mln bij een Duitse bank. Deze laatste vordering betreft rentegelden op de EFRO bijdragen van het Interreg 2C IRMA programma. Dit programma is nog niet afgesloten omdat de EC een deel van de subsidie wil terugeisen. In afwachting van de definitieve korting blijven de middelen bij deze bank staan om (een deel van) de korting te kunnen opvangen.

Ad 9. Extra-comptabele schulden (€ 3 236)

Ad 9a. Tegenrekening extra-comptabele schulden (€ 3 236)

Het saldo is bepaald aan de hand van de openstaande facturen met een factuurdatum tot en met 31 december 2009 en geregistreerd tot en met 13 januari 2010 waarvoor het «verplichtingen = kas beginsel» geldt. Hierop zijn de nog niet verrekende creditnota’s die betrekking hebben op facturen uit deze categorie in mindering gebracht.

Ad 10 Voorschotten (€ 2 656 914)

Ad 10a. Tegenrekening Voorschotten (€ 2 656 914)

Op deze rekening staat het saldo gebaseerd op de Regeling Departementale Begrotingsadministratie (voorschotten, vooruitbetalingen en voorlopige betalingen). De definitieve vaststelling dan wel de afwikkeling vindt plaats na indiening van de einddeclaratie.

Verloop van de voorschotten binnen en buiten begrotingsverband in 2009 (x € 1 000)
Stand voorschotten per 31-12-2008 2 056 164  
Af: Overgedragen voorschotten aan 0  
Bij: Overgedragen voorschotten van 0  
Stand voorschotten per 01-01-2009   2 056 164
     
Bij: In 2009 verleende voorschotten 982 453  
    982 453
     
Af: Afgerekende voorschotten 381 703  
    381 703
Stand voorschotten per 31-12-2009   2 656 914
Voorschotten op artikelniveau en organisatieonderdeel gerubriceerd naar ouderdom per 31-12-2009 (x € 1 000)
Artikel Omschrijving vóór 2008 2008 2009 Totaal
01 Optimalisering van de ruimtelijke afweging 42 999 12 983 14 249 70 230
02 Gebiedsontwikkeling en realisatie Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur 310 358 155 165 145 291 610 814
03 Klimaatverandering en grootschalige luchtverontreiniging 100 319 47 731 37 741 185 791
04 Milieukwaliteit van water en bodem 433 402 155 149 163 016 751 567
05 Milieukwaliteit in de bebouwde leefomgeving 120 522 13 277 92 311 226 110
06 Risico’s van stoffen, afval, straling en GGO’s 17 758 27 690 184 080 229 528
07 (Inter)nationale milieubeleid 113 293 65 043 108 865 287 201
08 Externe veiligheid 70 253 22 296 101 500 194 049
09 Handhaving en toezicht 3 746 6 426 8 654 18 826
91 Algemeen 19 494 11 677 41 635 72 806
Totaal binnen begrotingsverband 1 232 143 517 435 897 342 2 646 922
Departementen 951 1 619 1 386 3 956
Derden   52 2 543 3 442 6 039
Totaal buiten begrotingsverband 1 003 4 162 4 828 9 993
Totaal-generaal 1 233 146 521 597 902 171 2 656 914

Toelichting

Het saldo voorschotten tot en met 31 december 2009 is gestegen met 29% (€  597,8 mln) van € 2 059,2 mln (ultimo 2008) tot € 2 656,9 mln (ultimo 2009). Voorzover van toepassing wordt hieronder bij de opsomming van de omvangrijke voorschotten per artikel een toelichting op de belangrijkste mutaties en de grootste nog openstaande posten per artikel gegeven.

Artikel 1

Het totaal van voorschotten op artikel 1 wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door voorschotten voor enerzijds een subsidie van € 28,4 mln aan Habiforum, waarvoor in 2010 de eindafrekening wordt verwacht. Anderzijds staat voor € 32,4 mln aan voorschotten open met betrekking tot de subsidie voor het onderzoeksprogramma Klimaat voor Ruimte dat in 2011 afloopt. Daarnaast enkele kleine voorschotten met betrekking tot het project Nieuwe Kaart van circa € 2,0 mln, RO-online € 1,2 mln en voorschotten met betrekking tot het programma Interreg van € 5,1 mln.

Artikel 2

Het totaal van voorschotten op artikel 2 wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door:

• voorschotten bufferzones van € 139,6 mln,

• voorschotten voor investeringsbijdragen Nieuwe Sleutelprojecten van € 147,8 mln,

• voorschotten op grond van het Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit van € 197,1 mln,

• voorschotten vanuit het Nota Ruimte budget van € 64,5 mln,

• voorschotten Bestaand Rotterdams Gebied van € 7,1 mln.

De overige voorschotten hebben betrekking op diverse incidentele bijdragen en onderzoeksopdrachten.

Artikel 3

Op artikel 3, Klimaatveranderingen en grootschalige luchtverontreiniging, is de stand aan openstaande voorschotten met € 1,2 mln gedaald tot een bedrag van € 185,8 mln. Dit bedrag bestaat onder meer uit een voorschot van € 22,2 mln voor Bestuursakkoord Nieuwe Stijl (BANS), dat wordt uitgevoerd door SenterNovem en waarvan de volledige afwikkeling pas in 2011 zal plaatsvinden. Daarnaast wordt € 129,9 mln aan voorschotten verklaard door het Clean Development Mechanism (CDM). Deze voorschotten worden zoveel mogelijk tussentijds afgewikkeld, maar gezien de looptijd van de individuele CDM-projecten kunnen ze veelal pas in latere jaren worden afgewikkeld. Daarnaast staan er nog voorschotten open voor Energie in de milieuvergunning (circa € 4,5 mln).

Op oude voorschotten uit 2008 en van voor 2008 is in totaal circa € 19,3 mln afgewikkeld. Bij de voorschotten Energie in de Milieuvergunning is in totaal € 5,6 mln aan voorschotten afgeboekt. Bij technische ondersteuning ATE is een voorschot ad € 2,1 mln afgeboekt, en bij werkzaamheden NEa 2008 is voor € 6,4 mln aan voorschotten afgeboekt. Daarnaast is nog voor een bedrag van € 1,3 mln aan voorschotten in het kader van voorkomen klimaatverandering en een bedrag van € 2,3 mln in het kader van het verbeteren van de luchtkwaliteit afgeboekt. Tot slot is een bedrag van € 11,6 mln afgewikkeld in het kader van de BANS regeling.

Artikel 4

Het grootste deel van de openstaande voorschotten op artikel 4 heeft betrekking op uitvoering bodemsanering (circa € 702,5 mln). Dit is een stijging van € 121,4 mln ten opzichte van de stand per ultimo 2008. De stijging is het gevolg van betalingen in 2009. De toekenning van subsidiebudgetten op grond van de Wet bodembescherming vindt plaats voor een periode van vijf jaar op grond van door het bevoegd gezag ingediende programma’s.

Daarna vindt op basis van de financiële verantwoordingen over de gehele periode afrekening van de verstrekte voorschotten plaats. Er wordt dus niet tussentijds afgerekend. De eerste meerjarige toekenning stamt uit 2002 (voor een periode van drie jaar), de tweede uit 2005 (voor een periode van vijf jaar). De eerste programmaperiode is in 2009 (met de laatste vaststelling) volledig afgewikkeld. Er staat nog voor zeker € 42,0 mln aan voorschotten uit de eerste tranche open.

De middelen die in de periode 2002–2004 niet besteed zijn, zijn conform de Regeling financiële bepalingen bodemsanering doorgeschoven naar de periode 2005–2009. In 2010 zullen, in de verantwoording over de periode 2005–2009, de van 2002–2004 doorgeschoven middelen verantwoord worden.

Daarnaast is de stijging het gevolg van mutaties in het programma bevorderen gebiedsspecifieke milieumaatregelen, waarvan de Subsidieregeling Maatschappelijke Organisaties en Milieu (SMOM) het leeuwendeel uitmaakt. Het restant van de stand openstaande voorschotten bestaat uit diverse kleinere regelingen en een bedrag van € 11,0 mln aan voorschot ten behoeve van Infrastructuurfonds Landelijke Gebieden (ILG).

Artikel 5

De stand openstaande voorschotten is ten opzichte van 2008 met € 59,2 mln gestegen tot € 226,1 mln per ultimo 2009. Voor de verbetering lokale luchtkwaliteit is in 2009 voor een bedrag van € 65,8 mln aan subsidies toegekend voor de 3e tranche Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Eerder waren al toegezegd en betaald: voor de 1e tranche € 38,4 mln en voor de 2e tranche € 47,6 mln. Daarnaast zijn voorschotten voor het verminderen van geluidshinder (sanering verkeerslawaai) verstrekt. Grote voorschotten betreffen Bureau Sanering Verkeerslawaai € 6,2 mln, Sanering Verkeerslawaai 2007 € 11,7 mln.

Artikel 6

De voorschottenstand op dit artikel is met € 98,0 mln gestegen van €  131,5 mln naar € 229,5 mln. De belangrijkste stijging wordt veroorzaakt door het voorschot voor de aanpak van verpakkings- en zwerfafval ter hoogte van € 179,7 mln aan het Afvalfonds.

De belangrijkste dalingen van openstaande voorschotten op dit instrument betreffen de afwikkelingen van voorschotten, die vooruitlopend op de oprichting van het Afvalfonds, aan de VNG (€ 24,3 mln), aan Nedvang (€ 28,1 mln) en aan de Stichting Nederland Schoon (€ 4,6 mln) zijn vertrekt.

Verder zijn op het beleidsterrein Verantwoorde Toepassing van Genetisch Gemodificeerde Organismen voorschotten verstrekt voor de uitvoering van het Ecologisch Onderzoekprogramma Biotechnologie ter grootte van € 6,6 mln.

Binnen het beleidsterrein veilig gebruik van chemische stoffen is de sanering van asbestwegen (2e fase)een belangrijke post. Onder andere staat hier een voorschot aan de provincie Overijssel open van € 32,4 mln. Verder staat nog open voor SMOM en afvalbeheer een voorschot van circa€ 36,0 mln.

Artikel 7

In totaal is de stand aan openstaande voorschotten op dit artikel gestegen met € 51,2 mln van € 236,0 mln naar € 287,2 mln. Grote voorschotten, die nog openstaan betreffen o.a. de opdrachten aan het RIVM (€ 122,5 mln.), SenterNovem (€ 82,1 mln.), het project Landelijk Voorziening Omgevingsvergunning (€ 6,6 mln), de uitvoering van het Subsidieprogramma Milieu & Technologie (€ 3,6 mln). Voor de subsidie voor de jaren 2009 en 2010 aan de Commissie Milieu Effect Rapportage (MER) staat een bedrag aan voorschotten open van € 5,4 mln.. Voor het Internationale VROM beleid (HGIS middelen) is de stand aan openstaande voorschotten gestegen met € 0,8 mln tot € 5,6 mln.. De stand openstaande voorschotten voor het internationale VROM beleid (niet-HGIS middelen) is gedaald met 1,4 mln tot € 0,6 mln.

Artikel 8

De stand openstaande voorschotten op dit artikel is met € 109,6 mln gestegen van € 84,4 mln naar € 194,0 mln.

Voor het oplossen van niet aanvaardbare risicovolle situaties is de stand aan openstaande voorschotten gestegen met € 52,1 mln tot € 103,9 mln. Het belangrijkste nieuwe voorschot heeft betrekking op de schadevergoeding naar aanleiding van het Amoniak-convenant van € 48,0 mln.

Een tweede omvangrijk nieuw voorschot bedraagt het voorschot voor de tweede fase van de sanering asbestwegen aan de provincie Gelderland van € 3,2 mln.

Overige grote voorschotten op dit instrument zijn subsidie spoorzone Drechtsteden (€ 17,2 mln) een stijging van € 0,6 mln; Schadevergoeding Yara Sluiskil (€ 13,1 mln) en sanering asbestwegen tweede fase (€ 16,6 mln).

Voor de preventie van nieuwe risicovolle situaties is de stand aan voorschotten gestegen met € 18,4 mln tot € 68,6 mln.

De belangrijkste verhogingen zijn de bijdragen aan de provincie Gelderland met € 4,0 mln, de provincie Noord-Brabant met € 5,0 mln, provincie Overijssel met € 1,3 mln en provincies Limburg en Utrecht met beide € 1,0 mln. In totaal komt de stand voor deze provincies uit op € 30,0 mln. De overige ophogingen zijn verspreid over diverse kleinere regelingen. De belangrijkste openstaande post waar geen wijziging is opgetreden betreft de bijdrage voor het programma financiering externe veiligheid 2006–2010 voor een bedrag van € 18,4 mln.

Artikel 9

De stand openstaande voorschotten op dit artikel is gestegen van € 10,7 mln met € 8,1 mln naar een bedrag van € 18,8 mln.

De grootste voorschot betreft de jaarlijkse opdracht aan het RIVM voor de uitvoering van het Meerjaren Activiteiten Programma. In 2009 is een verplichting aangegaan van € 7,5 mln.

Artikel 91

De stand openstaande voorschotten voor het artikel Algemeen is gestegen met € 21,2 mln tot € 72,8 mln. De stand voorschotten voor Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB) voor Milieu en Ruimtelijke Ordening is in 2009 gestegen met € 5,4 mln. Voor de ontwikkeling van vastgoed informatievoorziening is het bedrag aan openstaande voorschotten gestegen tot € 40,0 mln. Daarnaast is voor outsourcing de openstaande voorschotten gestegen tot € 7,6 mln. Op het gebied van communicatie staat per ultimo 2009 een bedrag van € 7,4 mln aan voorschotten open. Op personeelsgebied spelen twee onderwerpen een belangrijke rol, te weten wachtgelden (€ 2,8 mln en € 3,2 mln) en contract Achmea (€ 2,0 mln).

Ad 11. Garantieverplichtingen (€ 60 017)

Ad 11a. Tegenrekening garantieverplichtingen (€ 60 017)

Dit betreft de garantieverplichtingen die door VROM zijn aangegaan. Ten opzichte van ultimo 2008 zijn de garantieverplichtingen met € 60 mln gestegen.

De per 31 december 2009 nog lopende garanties (x € 1 000)
Artikel Omschrijving soort regeling Maximaal garantiebedrag Stand per 31-12-2009
A. 100% deelname van het Rijk    
  Niet van toepassing    
B. Specifieke garanties    
1.04 Garantieregeling m.b.t. bodemsaneringkredieten Volgens borgstellingovereenkomst 17
2.06 College voor de Toelating van Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden (CTGB) P.M. 0
3.06 Garanties HABOG participanten COVRA Geldelijke aansprakelijkheid voor onvoorziene Rijksbesluitvorming na 2014 P.M. 0
4.91 Garantie Kadaster Maximaal € 60 mln 60 000
Totaal     60 017

Toelichting

1. Garantieregeling met betrekking tot bodemsaneringkredieten

De garanties betreffen een regeling met betrekking tot kredieten ten behoeve van de bodemsanering van bedrijfsterreinen, te weten het Besluit Borgstelling Midden en Klein Bedrijfskredieten (MKB). Vooralsnog wordt uitgegaan van een eventueel geringe betaling op de openstaande garanties. In dit kader is in 2009 het kredietvolume gedaald bijna geheel afgeboekt tot een bedrag van € 0,017 mln.

2. College voor de Toelating van Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden (CTGB)

De geldelijke aansprakelijkheid van het Rijk voor het beheer van het CTGB geldt voor eventuele schadeclaims van derden. Deze garantstelling is pro memorie opgenomen. Er is momenteel geen aanleiding te veronderstellen dat het Rijk hierbij financiële risico’s loopt.

Er is in 2008 een schadeclaim ontvangen, waarbij de inzet is een rechterlijke procedure te voorkomen en onderling tot een vergelijk te komen. Het CTGB is voor deze schadeclaim niet verzekerd en mag daarvoor ook geen voorzieningen treffen. Een eventuele uitkering wordt gedragen door vier departementen. Het financieel risico voor VROM is van een dermate omvang dat deze binnen de begroting kan worden opgelost.

3. Centrale Organisatie Voor Radioactief Afval (COVRA)

De producenten van hoog radioactief afval zullen gezamenlijk een opslagfaciliteit voor hoog radioactief afval, het HABOG opzetten en deze overdragen aan de COVRA. De totale kosten voor het HABOG bedragen € 97,0 mln. De HABOG-participanten hebben dit zelf gefinancierd.

Om de participanten te vrijwaren van onvoorziene financiële consequenties, voor zover die althans het gevolg zijn van onvoorziene Rijksbesluitvorming na 2014 met betrekking tot de passieve exploitatiefase respectievelijk de eindbergingsfase, is in de overeenkomst tussen de HABOG participanten vastgelegd dat de Staat zich hiervoor garant stelt. Aan de geldelijke aansprakelijkheid van de Staat kan derhalve geen bedrag worden gekoppeld.

4. Garantie Kadaster

Door de sterke daling van de vastgoedmarkt werd het Kadaster in 2009 geconfronteerd met liquiditeitsproblemen. Het Rijk heeft daarop een krediet beschikbaar gesteld van maximaal € 60,0 mln. Hiervan heeft € 35,0 mln een looptijd tot eind 2011. Eind 2009 was het beroep op dit krediet € 14,4 mln.

Ad 12. Openstaande verplichtingen (€ 1 857 664)

Ad 12a. Tegenrekening openstaande verplichtingen (€ 1 857 664)

Verloop van de verplichtingen binnen en buiten begrotingsverband in 2009 (x € 1000)
Stand verplichtingen per 31-12-2008 1 673 590  
Af: Overgedragen verplichtingen aan 0  
Bij: Overgedragen verplichtingen van 0  
Stand verplichtingen per 01-01-2009   1 673 590
     
Bij: Aangegane verplichtingen/verhogingen 1 769 258  
    1 769 258
     
Af: Betalingen 1 493 354  
     
Verlagingen/intrekkingen voorgaande jaren 91 830  
    1 585 184
Stand verplichtingen binnen en buiten begrotingsverband per 31-12-2009   1 857 664
Verplichtingen binnen begrotingsverband op artikelniveau gerubriceerd naar ouderdom per 31-12-2009 (x € 1000)
Artikel Omschrijving vóór 2008 2008 2009 Totaal
01 Optimalisering van de ruimtelijke afweging 11 483 2 838 3 130 17 451
02 Gebiedsontwikkeling en realisatie Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur 315 506 3 055 136 185 454 746
03 Klimaatverandering en grootschalige luchtverontreiniging 325 861 2 178 12 902 340 942
04 Milieukwaliteit van water en bodem 48 266 14 630 65 081 127 977
05 Milieukwaliteit in de bebouwde leefomgeving 42 985 10 957 82 131 136 073
06 Risico’s van stoffen, afval, straling en GGO’s 26 613 1 308 360 973 388 893
07 (Inter)nationale milieubeleid 9 104 13 106 110 953 133 162
08 Externe veiligheid 49 640 42 510 7 967 100 117
09 Handhaving en toezicht 1 650 1 366 12 047 15 063
91 Algemeen 89 188 9 068 39 848 138 105
Totaal binnen begrotingsverband 920 296 101 017 831 216 1 852 529
Departementen 1 511 297 132 1 939
Derden 3 194 0 1 3 195
Totaal buiten begrotingsverband 4 705 297 133 5 135
Totaal generaal 925 001 101 314 831 349 1 857 664

Toelichting

Het totaalbedrag aan openstaande verplichtingen per 31 december 2009 is met 11,0% (€ 184,1 mln) gestegen tot € 1 857,7 mln.

Omvangrijke openstaande verplichtingen

Artikel 1

De stand aan openstaande verplichtingen is met € 20,9 mln gedaald ten opzichte van ultimo 2008 tot een bedrag van € 17,4 mln.

De omvangrijkste openstaande verplichtingen betreffen:

• de FES-projecten Habiforum, waar de opstaande verplichting met € 4,4 mln is gedaald tot € 1,6 mln en Klimaat voor Ruimte, waar de openstaande verplichting met € 3,8 mln tot € 8,0 mln is gedaald.

• Interreg, waar het bedrag aan openstaande verplichtingen met € 10,0 mln tot € 4,1 mln is gedaald.

Artikel 2

De stand aan openstaande verplichtingen is met € 9,9 mln gestegen ten opzichte van ultimo 2008 tot een bedrag van € 454,6 mln.

Op dit artikel worden voornamelijk de volgende uit FES-middelen gefinancierde onderwerpen verantwoord:

FES-projecten gebiedsontwikkeling (stand ultimo 2009 € 143,1 mln)

De openstaande stand is ten opzichte van ultimo 2008 gestegen met € 69,5 mln tot € 143,1 mln. Omvangrijke in 2009 gesubsidieerde projecten zijn: Stadshavens Rotterdam (€ 31,0 mln) Hogeschool Windesheim (€ 17,0 mln), IJsseldelta Overijssel (€ 22,4 mln), Hart van Zuid Hengelo(€ 14,5 mln), Maastricht Belvedere € 10,0 mln, Waterdunen Zeeland € 18,0 mln en Zuidplaspolder (€ 24,0 mln).

Nieuwe Sleutel Projecten (NSP)

Voor de verschillende projecten staat per ultimo 2009 een bedrag open van in totaal € 193,4 mln. Dit is een daling ten opzicht van ultimo 2009 van € 33,0 mln.

Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit (BIRK)

Het betreft hier subsidies aan ca. 40 verschillende gebiedsontwikkelingsprojecten die tot doel hebben de ruimtelijke kwaliteit te verhogen. Ultimo 2009 staat een bedrag open van € 91,6 mln. Ten opzichte van 2008 is dit een daling van € 25,0 mln.

Mooi Nederland

Voor de verschillende projecten staat per ultimo 2009 een bedrag open van in totaal € 9,4 mln. Ten opzichte van ultimo 2009 is dit een stijging van € 5,4 mln.

Al deze meerjarige projecten vragen op verschillende tijdstippen voorschotten aan en komen na afronding van de werkzaamheden met een eindafrekening, waarna de subsidie definitief wordt vastgesteld.

Artikel 3

De stand aan openstaande verplichtingen is met € 33,2 mln gedaald ten opzichte van ultimo 2008 tot een bedrag van € 340,9 mln.

Het saldo van de openstaande verplichtingen bestaat voor het grootste deel (circa € 317,0 mln, 93%) uit openstaande verplichtingen die zijn aangegaan in het kader van het Clean Development Mechanism (CDM). De afgelopen jaren zijn met (inter)nationale uitvoeringsorganisaties, onder andere de Wereldbank, IFC, CAF, RABO-Bank en SenterNovem overeenkomsten van de aankoop van CO2 kredieten afgesloten. Het betreffen omvangrijke verplichtingen die de afgelopen jaren zijn aangegaan en komende jaren tot uitgaven leiden (tot en met 2012).

Het restant van de openstaande verplichtingen heeft betrekking op diverse opdrachten ter bestrijding van klimaatverandering, onder andere de jaarlijkse opdracht aan NEa, regeling NIRIS en voor de verbetering van de luchtkwaliteit, onder andere het Milieuonderzoekprogramma ECN 2010.

Artikel 4

De stand aan openstaande verplichtingen is met € 114,2 mln gedaald ten opzichte van ultimo 2008 tot een bedrag van € 127,9 mln. De daling is voor het grootste deel het gevolg van de betalingen met betrekking tot het Meerjarenprogramma Bodemsanering 2005–2009 en de Bedrijvenregeling Bodemsanering.

Het saldo van de openstaande verplichtingen bestaat voornamelijk uit bijdragen in de kosten van sanering van verontreinigde bodems (€ 120,0 mln) (inclusief Bosatex € 25,0 mln en SKB € 10,0 mln).

Artikel 5

De stand aan openstaande verplichtingen is met € 49,7 mln gestegen ten opzichte van ultimo 2008 tot een bedrag van € 136,1 mln.

De stand aan de openstaande verplichtingen komt voornamelijk voor rekening van uitvoering van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) € 51,2 mln, Sanering Geluidhinder € 50 mln en Bijdrage Leefbaarheid Bestaand Rotterdams Gebied € 26,9 mln.

Artikel 6

De stand aan openstaande verplichtingen is met € 314,0 mln gestegen ten opzichte van ultimo 2008 tot een bedrag van € 388,9 mln.

Deze stijging is voor het grootste deel het gevolg van de subsidieverstrekking in 2009 aan de Stichting Afvalfonds waarvan per ultimo 2009 nog een bedrag openstaat van € 345,0 mln. Daarnaast is het openstaande saldo naar beleidsonderwerpen als volgt:

• Veilig gebruik van chemische stoffen (€ 9,3 mln), waaronder het project bewustwording binnenmilieu basisscholen.

• Reductie van milieubelasting door afvalstoffen (€ 11,2 mln), waaronder het Impulsprogramma zwerfafval.

• Bescherming tegen straling (€ 19,7 mln), waaronder de projectmiddelen voor het onderzoekprogramma elektromagnetische velden.

• Verantwoorde toepassing van GGO’s (3,7 mln), waaronder het ecologisch onderzoekprogramma biotechnologie.

Artikel 7

De stand aan openstaande verplichtingen is met € 8,8 mln gestegen ten opzichte van ultimo 2008 tot een bedrag van € 133,2 mln eind 2009.

Voor het overgrote deel (93%) betreft het openstaande saldo ad € 133,2 mln, verplichtingen in het kader strategieontwikkeling en adequaat generiek instrumentarium. Deze verplichtingen zijn overwegend meerjarig van karakter. Het betreffen onder andere verplichtingen aan het RIVM en SenterNovem.

Artikel 8

De stand aan openstaande verplichtingen is met € 16,9 mln gedaald ten opzichte van ultimo 2008 tot een bedrag van € 100,1 mln.

De volgende beleidsonderwerpen worden vermeld:

• Oplossen van niet-aanvaardbare risicovolle situaties zijn de openstaande verplichtingen afgenomen met een bedrag van € 8,0 mln. Relevante openstaande verplichtingen zijn: Sanering van asbestwegen (€ 2,6 mln), TNS-regeling (€ 2,1 mln), Sanering Asbestwegen Gelderland (€ 2,0 mln), Kosten inzet Dienst Landelijk Gebied (€ 3,2 mln), Producten en Diensten (€ 3,0 mln) en Subsidie Spoorzone Drechtsteden (€ 5,1 mln).

• Preventie tegen nieuwe risicovolle situaties. Relevante openstaande verplichtingen zijn: Programmafinanciering aan provincies (in totaal € 17,2 mln), Programmafinanciering Externen Veiligheid beleid (€ 12,2 mln).

• Kennis voor Klimaat. Hier is de stand openstaande verplichtingen afgenomen met € 11,1 mln. tot een bedrag van € 35,7 mln per ultimo 2009.

• Bij Klimaatbuffers is de stand openstaande verplichtingen gestegen van € 0,0 mln naar € 3,7 mln.

• Tot slot is bij Overige instrumenten de stand openstaande verplichtingen teruggelopen van € 5,4 mln naar € 2,9 mln.

Artikel 9

De stand aan openstaande verplichtingen per ultimo 31 december 2008 is van € 13,3 mln met € 1,8 mln gestegen tot een bedrag van € 15,1 mln. De grootste verplichting betreft de jaarlijkse opdracht aan het RIVM voor de uitvoering van het Meerjaren Activiteiten Programma voor de uitvoering handhaving- en toezichtactiviteiten.

Artikel 91

De stand aan openstaande verplichtingen is met € 15,7 mln gedaald ten opzichte van ultimo 2008 tot een bedrag van € 138,1 mln.

De stand van de openstaande verplichtingen heeft onder andere betrekking op de inzet van communicatiemiddelen (fotografie, drukwerk, website, redactionele ondersteuning, etc.), vastgoed informatievoorziening, apparaatskosten (ten behoeve van het departement en commissies), gemeenschappelijke voorzieningen (huisvesting, kantoormaterialen, etc.).

Grote openstaande verplichtingen zijn; centraal beheer en distributiecentrum (€ 0,4 mln), campagnemanagement EGO (€ 0,2 mln), Basisregistratie Topografie 2010 (€ 13,– mln), uitvoering huursubsidie (€ 6,0 mln), Beheer ICT (€ 74,4 mln), ARBO-diensten (€ 1,2 mln), STAB (€ 5,4 mln) en bewaking hoofdzetel (€ 1,8 mln).

Specifieke aangelegenheden

In algemene zin wordt de stand van de openstaande verplichtingen beïnvloed door het feit dat VROM veel gebruik maakt van uitvoeringsorganisaties (bijvoorbeeld SenterNovem en RIVM) om (subsidie)regelingen uit te voeren en dat opdrachtverstrekking aan dergelijke organisaties meestal voor een langere periode plaatsvindt. De stand van de openstaande verplichtingen is hierdoor hoger dan bij jaargebonden opdrachtverstrekking.

Baten-lastendienst: Nederlandse Emissieautoriteit (NEa)

Informatie over de doelmatigheid van de NEa

De Nederlandse Emissieautoriteit heeft één opdrachtgever, de directie Klimaat en Luchtkwaliteit (K&L), onderdeel van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. De eigenaar van de Nederlandse Emissieautoriteit is de plaatsvervangend Secretaris-Generaal van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Naast de reguliere werkzaamheden in 2009 zijn de projecten update NOx, compliance forum en luchtvaart ETS uitgevoerd. Daarnaast heeft de NEa in de loop van 2009 nog de extra opdracht gekregen om de toewijzing van rechten aan nieuwkomers uit te voeren.

Als gevolg van het groeiende aantal vergunningplichtige bedrijven en de toename van het aantal taken is de werklast in 2009 verder toegenomen. Door de beperkte formatieruimte werd een belangrijk deel van de reguliere werkzaamheden uitgevoerd door ingehuurde krachten. Van het project «Procesautomatisering NEa» (NEa) zijn in 2009 zowel de ontwikkelings- als de specificatiefase afgerond en is begonnen met de aanbestedingsfase.

In de loop van het kalenderjaar 2009 zijn bestuursleden geworven voor het ZBO-bestuur. De huidige planning is dat het bestuur april/mei 2010 formeel zal aantreden. Dan zullen ook de werkprocessen binnen de NEa moeten zijn aangepast op die nieuwe situatie.

Prestaties t.a.v. doelmatigheidsindicatoren in 2009
Omschrijving Prestatie 2006 Prestatie 2007 Prestatie 2008 Prestatie 2009
Kostprijzen per product:        
Audits 10 361 7 532 6 535 6 223
Ad hoc onderzoeken1 5 697 4 445 6 667
Diepte- en/of thema onderzoeken7 43 063 39 214 37 599
Vergunningsaanvragen 7 123 12 246 11 288 4 894
Onderhoud dossier 1 723 1 827 1 609 1 026
Helpdesk en registeradministratie 665 1 001 901 923
         
Tarieven:        
Laag 119 75 75 84
Midden 143 120 131 127
Hoog 160 142 144 149
         
Omzet per afdeling (x 1 000):        
Validatie en Vergunningen 1 772 2 632 2 052 1 452
Toezicht en Handhaving 1 584 1 574 1 553 1 759
Registratie Emissiehandel 861 1 830 1 872 2 138
         
FTE – totaal (excl externe inhuur) 23,28 26,37 25,53 27,0
         
Saldo van baten en lasten (%) 1,68% 8,35% 7,27% – 5,92%
         
Validatie en Vergunningverlening: aantal dossiers van bedrijven in onderhoud 293 295 416 474
Toezicht en handhaving: aantal uitgevoerde audits bij bedrijven 88 104 86 83
Toezicht en handhaving: aantal uitgevoerde ad-hoc onderzoeken bij bedrijven 73 65 78 84
Algemeen: aantal klachten over uitoefening taken NEa 0 0 0 0

1 Met ingang van 2009 worden de ad hoc onderzoeken en de thema onderzoeken niet meer tegen kostprijs maar tegen werkelijke kosten afgerekend.

In zijn algemeenheid kan worden vastgesteld dat de NEa op een doelmatige wijze haar rol als bevoegd gezag voor emissiehandel binnen Nederland vervult. De prestatie-indicatoren in de bovenstaande tabel laten in veel gevallen verbeteringen ten opzichte van 2008 zien.

Het achterblijven van de audits heeft meerdere oorzaken, er werden beduidend meer ad hoc (handhaving) onderzoeken uitgevoerd, waardoor conform de afspraken met de opdrachtgever minder audits werden uitgevoerd. Verder werden in 2009 vier nieuwe inspecteurs aangesteld hetgeen naast een inwerktermijn ook een tijdverlies betekende voor hun mentoren, zodat minder audits konden worden uitgevoerd. Daarnaast werd meer dan voorzien inzet gepleegd ten behoeve van (toekomstige) nieuwe taakvelden van de NEa, zoals luchtvaart en het realiseren van een datatool (IGT-Lab) ten behoeve van risico gericht toezicht vanaf 2010.

Overzicht producten die in aantallen worden afgerekend
Product Realisatie 2009 Kostprijs per eenheid 2009 in € Realisatie 2008 Kostprijs per eenheid 2008 in €
Audits 83 6 223,97 86 6 535,68
Thema-onderzoeken1 3   4 37 599,12
Ad hoc onderzoeken8 84   78 6 667,36
Vergunningsaanvragen 26 4 894,04 30 11 288,37
Onderhoud dossier 474 1 026,35 416 1 609,37
Helpdesk en registeradministratie 969 923,85 771 901,50

1 De producten thema onderzoeken en ad hoc onderzoeken worden met ingang van 2009 afgerekend tegen werkelijke kosten en niet meer tegen kostprijs.

De NEa heeft 2009 afgesloten met een negatief resultaat van € 0,3 mln. Ten opzichte van de oorspronkelijke begroting is het resultaat opgebouwd uit de volgende onderdelen:

– minder opbrengsten opdrachtgever (€ 1,2 mln)

– lagere personele kosten (€ 1,0 mln)

– hogere materiële kosten (€ 0,1 mln)

Na acceptatie van de offerte van de NEa door de opdrachtgever (VROM) vindt een verschillenanalyse plaats tussen de actuele begroting op dat moment en de voorgenomen begroting zoals eerder opgesteld. Op basis van deze verschillenanalyse kan gedurende het jaar beter worden gestuurd en kunnen (zonodig) aanvullende afspraken met de opdrachtgever worden gemaakt, zodat een negatief resultaat in de toekomst zo veel mogelijk wordt voorkomen.

Algemeen

Deze jaarrekening is opgesteld volgens de voorschriften van de Comptabiliteitswet 2001 (CW) en de nadere uitwerking hiervan in de Rijksbegrotingvoorschriften (RBV), de Regeling Departementale Begrotingsadministratie (RDB) en de Regeling baten-lastendiensten 2007.

Samenvattende verantwoordingsstaat 2009 inzake baten-lastendienst Nederlandse Emissieautoriteit in oprichting van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) (x € 1000)
  (1) (2) (3)=(2)-(1)
Omschrijving Oorspronkelijk vastgestelde begroting Realisatie Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Totale baten 6 613 5 351 – 1 262
Totale lasten 6 613 5 668 – 945
Saldo van baten en lasten 0 – 317 – 317
Totale kapitaalontvangsten 505 0 – 505
Totale kapitaaluitgaven 770 689 – 81

Balans van de baten-lastendienst Nederlandse Emissieautoriteit per 31 december 2009 (voor verwerking van het resultaat)

Balans per 31 december 2009 (x € 1000)
  31 december 2009 31 december 2008
ACTIVA    
Vaste activa    
Immateriële vaste activa 138 314
Materiële vaste activa:    
Inventaris 28 18
     
  166 332
Vlottende activa    
Voorraden 8 1
Overige vorderingen 0 562
Overlopende activa 1 1
  9 564
     
Liquide middelen 1 193 1 860
TOTAAL ACTIVA 1 368 2 756
PASSIVA    
Eigen vermogen    
Exploitatiereserve 428 – 218
Onverdeeld resultaat – 317 911
Wettelijke reserve 126 289
  237 982
Langlopende schulden    
Leenfaciliteit Financiën 0 144
     
Kortlopende schulden    
Crediteuren 309 84
Overige schulden en overlopende passiva 822 1 546
     
  1 131 1 630
TOTAAL PASSIVA 1 368 2 756

Toelichting

Overige vorderingen

De vordering op het moederdepartement uit 2006 is in 2009 ontvangen.

Liquide middelen

De liquide middelen worden gewaardeerd tegen de nominale waarde. De post bestaat uit het saldo van de rekening courant RHB ten bedrage van € 1 192 606,79, zoals overeenkomt met het saldobiljet per 31 december 2009.

Eigen vermogen

Het onverdeelde resultaat over 2007 en 2008 is in 2009 in overleg met de eigenaar verdeeld. Een deel is doorgeschoven naar de exploitatiereserve en het overtollige vermogen is aan het moederdepartement overgemaakt.

De wettelijke reserve is in 2009 afgenomen met het bedrag van de afschrijving op de immateriële vaste activa (zelf ontwikkeld) en toegenomen met de in eigen beheer vervaardigde database voor IGT Lab.

Mutaties eigen vermogen in 2009 (inclusief wettelijke reserves) (x € 1000)
Omschrijving Stand per 1-1-2009 Bij-/afboeking wettelijke reserve Afdracht moeder-departement Overboeking naar exploitatie-reserve Resultaat 2009 Stand per 31-12-2009
Exploitatiereserve – 218 163   483   428
Onverdeeld resultaat 911   – 428 – 483 – 317 – 317
Wettelijke reserve 289 – 163       126

Bij de bepaling van het maximale eigen vermogen (5% norm) telt de wettelijke reserve niet mee.

De maximale exploitatiereserve bedraagt 5% van de gemiddelde omzet van de afgelopen 3 jaar. Het maximale eigen vermogen (exclusief wettelijke reserves) in 2009 bedraagt daarmee € 282 938,–.

Volgens de Regeling baten-lastendiensten 2007 geldt er voor de omvang van het eigen vermogen een norm van maximaal 5% van de gemiddelde jaaromzet over de afgelopen drie jaren. De overschrijding van de 5% norm van het eigen vermogen in 2008 is in overleg met het moederdepartement in haar rol als eigenaar in 2009 verrekend.

Leenfaciliteit Financiën

In 2009 is er geen beroep gedaan op de leenfaciliteit van het Ministerie van Financiën.

Kortlopende schulden

De post crediteuren is hoger dan in voorgaand jaar. Deze post bestaat voornamelijk uit facturen voor ingehuurd personeel en ICT onderhoudskosten.

De post overlopende schulden en passiva bestaat uit, nog te ontvangen facturen inhuurkrachten (€ 0,2 mln), reservering vakantiegeld (€ 0,1 mln), het kortlopende deel van de leenfaciliteit (€ 0,1 mln), de afrekening van de projecten (€ 0,2 mln), de afrekening met K&L voor de reguliere producten (€ 0,1 mln) en de opgelegde boetes (€ 0,1 mln) die aan de opdrachtgever worden afgedragen.

Niet uit de balans blijkende verplichtingen

De huisvesting van de NEa maakt onderdeel uit van de leveringsovereenkomst met de Gemeenschappelijke Dienst van het Ministerie van VROM. Ten behoeve van de NEa is een onderverhuurovereenkomst getekend tussen het Ministerie van LNV/VWA en het Ministerie van VROM. Deze overeenkomst is per 1 augustus 2005 aangegaan voor een periode van 36 maanden. Na afloop van deze periode wordt de overeenkomst telkenmale stilzwijgend verlengd voor de duur van 1 jaar. De gebruiksvergoeding bedroeg in 2009 € 244 684,– per jaar, inclusief de facilitaire voorzieningen, het inbouwpakket en vijf parkeerplaatsen. De gebruiksvergoeding zal jaarlijks per 1 januari worden aangepast, conform de Consumentenprijsindex.

Met Getronics PinkRoccade is op 18 april 2006 een tweejarig contract afgesloten, met als ingangsdatum 1 mei 2006, voor applicatie- en technisch beheer van de NEa systemen. Het contract kan jaarlijks stilzwijgend worden verlengd met een jaar. Het huidige contract loopt tot 1 mei 2010. De kosten bedragen € 344 500,– per 12 maanden. Het contract is jaarlijks opzegbaar.

Met DECC is een overeenkomst aangegaan die de service van het GRETA-systeem regelt. Voor deze service wordt £ 73 090,– per jaar berekend.

Gespecificeerde Staat van baten en lasten 2009 van de Nederlandse Emissieautoriteit (x € 1000)
  (1) (2) (3)=(2)-(1)  
Omschrijving Oorspronkelijk vastgestelde begroting Realisatie 2009 Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting Realisatie 2008
Baten        
Opbrengsten moederdepartement 6 578 5 349 – 1 229 5 477
Opbrengsten derden 0   0  
Rentebaten 35 2 – 33 64
Bijzondere baten 0 0 0 0
Totaal baten 6 613 5 351 – 1 262 5 541
Lasten        
Apparaatskosten:        
– personele kosten 4 701 3 704 – 997 3 469
– materiële kosten 1 605 1 692 87 1 394
Rentelasten 42 8 – 34 18
Afschrijvingskosten:        
– materieel 10 13 3 6
– immaterieel 255 251 – 4 251
Buitengewone lasten   0 0  
Totaal lasten 6 613 5 668 – 945 5 138
Saldo van baten en lasten 0 – 317 – 317 403

Toelichting

Opbrengsten moederdepartement

De uiteindelijke realisatie over 2009 was € 1,2 mln lager dan oorspronkelijk begroot. Dit komt enerzijds door het niet halen van de begrote aantallen producten en diensten (€ 0,6 mln) en anderzijds door een verschil in opbrengsten tussen de oorspronkelijk begrote projecten en de gerealiseerde projecten (0,6 mln).

Apparaatskosten

De personele kosten komen in totaal € 1,0 mln lager uit dan oorspronkelijk begroot. De personele kosten voor het vaste personeel zijn € 0,2 mln lager dan oorspronkelijk begroot. Ten opzichte van de oorspronkelijke begroting is de inhuur voor projecten € 0,8 mln lager. Voor projecten is in de oorspronkelijke begroting uitgegaan van een project update NOx waarbij voor € 1,3 mln aan inhuur externen begroot was. Bij de uiteindelijke offerte is het project update NOx grotendeels doorgeschoven naar het jaar 2010 en zijn de projecten Luchtvaart ETS en Compliance Forum toegevoegd. De realisatie van de inhuur voor deze projecten in 2009 bedraagt € 0,5 mln.

De materiële kosten zijn € 0,1 mln hoger dan oorspronkelijk begroot.

Rentelasten

De rentelasten zijn lager dan begroot, omdat er investeringen hebben plaatsgevonden waarbij geen beroep op de leenfaciliteit mogelijk was.

Kasstroomoverzicht voor het jaar 2009 (x € 1000)
    (1) (2) (3)=(2)-(1)
  Omschrijving Oorspronkelijk vastgestelde begroting Realisatie Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening-courant RHB 1 januari 2009 986 1 860 874
         
2. Totaal operationele kasstroom 290 22 – 268
3a -/- Totaal investeringen – 505 – 98 407
3b +/+ Totaal boekwaarde 0 0 0
  desinvesteringen      
3. Totaal investeringskasstroom – 505 – 98 407
         
4a -/- Eenmalige uitkering aan moederdepartement 0 – 428 – 428
4b +/+ Eenmalige storting door moederdepartement 0 0 0
4c -/- Aflossingen op leningen – 265 – 163 102
4d +/+ Beroep op leenfaciliteit 505 0 – 505
4. Totaal financieringskasstroom 240 – 591 – 831
         
5. Rekening courant RHB 31 december 2009 (=1+2+3+4) 1 011 1 193 182
  (=1+2+3+4)      
  (maximale roodstand 0,5 mln euro)      

Operationele kasstroom

Bij het bepalen van de operationele kasstroom is uitgegaan van het saldo van baten en lasten, dat is gecorrigeerd voor de afschrijvingen en de mutaties in de balansposten kortlopende activa en passiva.

Investeringskasstroom

Onder de investeringskasstroom vallen de investeringen in immateriële(database IGT Lab € 75 220,–) en materiële vaste activa (twaalf lap tops € 22 402,–).

Financieringskasstroom

Dit betreft de aflossing op de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën en de afdracht van het overtollig eigen vermogen aan het moederdepartement.

D. Bijlagen

Bijlage 1: Waddenfonds

Beleidsartikelen

Artikel 1. Waddenfonds

1.1 Algemene beleidsdoelstelling

De doelen van het Waddenfonds zijn als volgt in vier operationele doelen vertaald:

• het vergroten en versterken van de natuur- en landschapswaarden van het Waddengebied;

• het verminderen of wegnemen van externe bedreigingen van de natuurlijke rijkdom van de Waddenzee;

• een duurzame economische ontwikkeling in het waddengebied en een substantiële transitie naar een duurzame energiehuishouding in het waddengebied en de direct aangrenzende gebieden;

• het ontwikkelen van duurzame kennishuishouding ten aanzien van het waddengebied.

Deze doelen gelden voor het waddengebied als geheel: door middel van subsidies uit het Waddenfonds voor investeringen wordt aan deze doelen bijgedragen.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

Om de doelbereiking en de maatschappelijke effecten van de bestedingen uit het Waddenfonds kwantitatief zichtbaar te kunnen maken, zijn in de begroting van het Waddenfonds 2010 effectindicatoren opgenomen.

Gebleken is dat het Uitvoeringsplan Waddenfonds onvoldoende inhoudelijke sturing en samenhang geeft om te komen tot projecten die fundamenteel bijdragen aan de doelen van het Waddenfonds. Er is een nieuw Uitvoeringsplan Waddenfonds 2010–2014 opgesteld, dat meer inhoudelijk richting geeft zodat versnippering van in te zetten middelen wordt voorkomen. Tevens zijn in dit plan de doelen voorzien van gekwantificeerde indicatoren, die ook zullen worden opgenomen in de begroting van het Waddenfonds. Projectvoorstellen die niet passen binnen dit uitvoeringsplan, zullen niet worden gehonoreerd. Het nieuwe Uitvoeringsplan is op 1 februari 2010 vastgesteld.

Dit beleidsverslag beperkt zich tot een kwalitatieve beschrijving van hoe de gehonoreerde projecten bijdragen aan de vier operationele doelen en de daarbij benoemde prestaties.

Externe factoren

Het succes van een subsidieregeling wordt mede bepaald door de hoeveelheid en kwaliteit van de ingediende projectvoorstellen. Met 106 aanvragen uit de 1e tender en de 77 aanvragen uit de 2e tender die het totale beschikbare budget verre overstijgen en gegeven het feit dat de subsidieregeling slechts gedeeltelijk van kracht is, zal deze succesfactor naar verwachting voor het Waddenfonds positief uitpakken.

Een andere succesfactor is het draagvlak in de regio. Hierin wordt voorzien doordat het Uitvoeringsplan Waddenfonds in het Regionaal College Waddengebied wordt vastgesteld en doordat draagvlak in de regio als één van de toetsingscriteria van de regeling geldt. Daarnaast zal een commissie bestaande uit regionale vertegenwoordigers zich mogen uitspreken over het voorgenomen besluit van de minister omtrent de te honoreren projecten uit het Waddenfonds.

Tendersysteem

De selectie van investeringsvoorstellen voor subsidie uit het Waddenfonds verlopen via een zogenaamd tendersysteem: gedurende een bepaalde periode in het jaar kunnen projectvoorstellen worden ingediend, die door een onafhankelijke commissie worden beoordeeld. Van te voren is bekend gemaakt hoeveel financiële middelen er voor de tender beschikbaar zijn. Middels dit systeem worden alleen de allerbeste projectvoorstellen gehonoreerd.

2e Tender 2008–2009

In het najaar van 2008 is de tweede tender van het Waddenfonds opengesteld. Deze tender kon niet alleen worden opengesteld voor lagere overheden, niet-gouvernementele organisaties en particulieren, maar ook voor (kleine en middelgrote) landbouw ondernemingen, visserij en voor projecten die vallen onder de de-minimussteun. Dit laatste houdt in dat afhankelijk van de sector per bedrijf een beperkt bedrag subsidie kan worden ontvangen. Bij de 2e tender zijn in totaal 77 projectvoorstellen ingediend, waarvan er 62 ontvankelijk zijn verklaard. Van deze projecten heb ik er op 30 mei jl. 16 gehonoreerd, voor een totaalbedrag van € 27,7 miljoen. Hiervan komt € 22,4 miljoen ten goede aan ecologie en € 5,3 miljoen aan economie. Het totale investeringsbedrag van deze 16 projecten bedraagt € 37,8 miljoen. Na de derde tender zal worden bezien of bijsturing noodzakelijk is om aan de afgesproken verhouding 50% ecologie en 50% economie aan het einde van de fondsperiode (2026) te kunnen voldoen.

De projecten m.b.t. duurzame energie op de waddeneilanden zullen worden gebundeld. Hiertoe zal onder aansturing van VROM een strategisch programma worden opgesteld om de waddeneilanden in 2020 klimaatneutraal te laten zijn. Op de Waddentoogdag 2010 zal dit plan worden gepresenteerd.

Tot nu toe zijn er twee tenders van het Waddenfonds opengesteld. In het totaal zijn er 183 projectvoorstellen ingediend, waarvan er 35 zijn gehonoreerd. Het totaal aan subsidies verplichte bedragen bedraagt € 68,3 miljoen. De totale projectkosten van de gehonoreerde projecten bedraagt € 108,3 miljoen, zodat geconcludeerd mag worden dat het beoogde vliegwieleffect werkt. Van iedere euro die via het Waddenfonds geïnvesteerd wordt, is 40 eurocent afkomstig van derden.

Realisatie meetbare gegevens bij algemene doelstelling

In de begroting 2010 is de meetbaarheid en daarmee de afrekenbaarheid van de begroting van het Waddenfonds vergroot:

1. Er zijn indicatoren ontwikkeld waarmee de doelen van de PKB-Waddenzee kunnen worden gemonitoord;

2. De gekwantificeerde doelen uit het Uitvoeringsprogramma Waddenfonds 2009–2014 zullen worden opgenomen in de begroting 2011 van het Waddenfonds;

3. Bij de beleidsevaluatie (eens in de vier jaar) zal zichtbaar worden gemaakt in hoeverre de gehonoreerde projecten hebben bijgedragen aan de vier doelstellingen van het Waddenfonds.

Bij de operationele doelstellingen is de mate van doelbereiking dan ook niet opgenomen. Wel is bij de verantwoording over de operationele doestellingen weergegeven welke in de 2e tender 2008–2009 gehonoreerde projecten bijdragen aan welke prestatie. Bij volledige openstelling van de 3e tender in 2010 wordt verwacht dat er t.z.t. aan iedere prestatie projecten kunnen worden toegeschreven.

1.2 Budgettaire gevolgen van het beleid

Artikel 1. Waddenfonds(x € 1000)
  Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Realisatie 2009 Vastgestelde begroting 2009 Verschil 2009
Verplichtingen: 0 0 2 275 41 079 29 245 40 478 – 11 233
Uitgaven: 0 0 146 4 453 14 267 40 478 – 26 211
Programma: 0 0 0 2 760 13 220 39 600 – 26 380
 Vergroten/versterken van natuur- en landschapswaarden van het Wad: 0 0 0 0 685 17 820 – 17 135
  Vergroten/versterken van natuur- en landschapswaarden van het Wad 0 0 0 0 685 17 820 – 17 135
               
 Verminderen externe bedreigingen van de rijkdom van de Waddenzee: 0 0 0 0 0 2 376 – 2 376
  Verminderen externe bedreigingen van de rijkdom van de Waddenzee 0 0 0 0 0 2 376 – 2 376
               
 Duurzame economische ontwikkeling en energiehuishouding: 0 0 0 2 400 11 195 17 820 – 6 625
  Duurzame economische ontwikkeling en energiehuishouding 0 0 0 2 400 11 195 17 820 – 6 625
               
 Ontwikkelen duurzame kennishuishouding waddengebied: 0 0 0 360 1 340 1 584 – 244
  Ontwikkelen duurzame kennishuishouding waddengebied 0 0 0 360 1 340 1 584 – 244
Apparaat: 0 0 146 1 693 1 047 878 169
 Apparaat en beheerskosten:              
  Apparaat en beheerskosten 0 0 146 1 693 1 047 878 169
Ontvangsten: 0 0 0 33 878 33 878 33 878 0

Toelichting

Verplichtingen

In 2009 is voor een bedrag van € 27,7 mln aan programmagelden toegekend in de tweede tender. De verdeling naar operationeel doel is de volgende:

• € 19,9 mln, vergroten/versterken van natuur- en landschapswaarden van het Wad,

• € 2,8 mln, duurzame economische ontwikkeling en energiehuishouding,

• € 5 mln, Ontwikkelen duurzame kennishuishouding waddengebied.

Uitgaven

Voor alle doelen behalve voor de operationele doelstelling «Verminderen externe bedreigingen van de rijkdom van de Waddenzee» zijn projecten toegekend.

De stand per 1 juni 2009 geeft aan dat aan 35 projecten subsidie is toegekend voor in totaal € 68,3 mln (19 projecten 1e Tender en 16 projecten 2e Tender). Op deze projecten is voor in totaal € 17,7 mln aan voorschot verzoeken gehonoreerd. Vanwege het feit dat een aantal projecten nog niet in de uitvoeringsfase zijn, is op die projecten geen voorschot verzoek gedaan. Dit verklaart de lager dan geraamde uitgaven.

Slotwet

(Bedragen x € 1000)
Artikel 1. Waddenfonds Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Stand 2e suppletore begroting 2009 38 529 37 235 33 878
Mutaties Slotwet 2009 – 9 284 – 22 968 0
Stand Slotwet 2009 29 245 14 267 33 878

Toelichting

Verplichtingen

Voor het programma is circa € 9,3 mln minder aan verplichtingen aangegaan dan de vastgestelde begroting 2009 (stand 2e suppletore begroting 2009) ten behoeve van de 2e tender projecten.

Uitgaven

In 2009 bedragen de uitgaven voor de 35 projecten € 13,2 mln. Vanwege het feit dat een aantal projecten nog niet in de uitvoeringsfase zijn, is op die projecten geen voorschot verzoek gedaan. Dit verklaart de lagere realisatie.

1.3 Operationele doelstelling

1.3.1 Het vergroten en versterken van de natuur- en landschapswaarden van het waddengebied

Instrumenten

Jaarlijkse subsidieverstrekking middels een tendersysteem

Realisatie meetbare gegevens bij operationele doelstelling

De gehonoreerde projecten uit de 2e tender dragen bij aan de volgende prestaties:

 
Prestatie 2009 Gehonoreerde projecten
Bevorderen van innovaties die bodemverstoringen of negatieve ecologische effecten ten gevolge van menselijke activiteiten mitigeren of voorkomen en bijdragen aan het tot stand brengen of herstellen van ongestoorde ecologische en fysische processen
   
Herstel van zoet-zout-overgangen, waarbij waterlopen in het binnenland op een meer natuurlijke wijze met de Waddenzee worden verbonden en die tevens kansen bieden voor combinaties met andere functies zoals waterberging en recreatie Tussen Wad en Westerwolse Aa
   
Stimuleren van een gevarieerder kwelderbeheer en kwelderontwikkeling, passend binnen de voor de kwelders geldende (natuur)doelstellingen Kwelderherstel project Balgzand
   
Stimuleren van ontwikkeling van zeegrasvelden en stabiele mosselbanken Mosselwad, Waddensleutels
   
Behoud en herstel van jonge duinlandschappen op de eilanden
   
Stimuleren van vormen van dynamisch kustbeheer op de eilanden
   
Bevorderen van de migratie van vissoorten
   
Behoud en herstel van voor de Wadden karakteristieke landschappelijke en cultuur- historische elementen, patronen en ensembles in combinatie met duurzame econo- mische ontwikkelingen, waterbeheer en recreatieve toegankelijkheid Het Nollenlandschap van Den Helder, Herbouw historische maritieme elementen Zoutkamp, Versterking van het unieke Texelse landschap, Natuurontwikkeling Utopia

1.3.2. Het verminderen of wegnemen van externe bedreigingen van de rijkdom van de Waddenzee

Instrumenten

Jaarlijkse subsidieverstrekking middels een tendersysteem

Realisatie meetbare gegevens bij operationele doelstelling

De gehonoreerde projecten uit de 2e tender dragen bij aan de volgende prestaties:

 
Prestatie 2009 Gehonoreerde projecten
Stimuleren van kwelderontwikkeling, met als doel het tegengaan van overstromingen als gevolg van de zeespiegelstijging
   
Stimuleren van innovatieve projecten die zijn gericht op het verhogen van de veilig- heid boven het niveau dat met behulp van het reguliere beleid wordt gegarandeerd

1.3.3. Bevorderen van een duurzame economische ontwikkeling in het waddengebied en een substantiële transitie naar een duurzame energiehuishouding in het waddengebied en de direct aangrenzende gebieden

Instrumenten

Jaarlijkse subsidieverstrekking middels een tendersysteem

Realisatie meetbare gegevens bij operationele doelstelling

De gehonoreerde projecten uit de 2e tender dragen bij aan de volgende prestaties:

 
Prestatie 2009 Gehonoreerde projecten
Bevorderen van duurzaam toerisme en recreatie die tevens draagvlak voor natuur en natuurbeleid creëren Waddenstandje Texel
   
Verbeteren van promotie, marketing en branding van het Waddengebied als toeristisch product
   
Verbreden van het toerisme als duurzame economische drager van het Waddengebied
   
Bevorderen van innovatieve binnendijkse vormen van duurzame landbouw, passend binnen het gebied
   
Stimuleren van kansrijke combinaties tussen landbouw en natuurherstel, natuurontwikkeling en natuurbeleving
   
Stimuleren van initiatieven die vergroting en verbreding mogelijk maken van de productie en verspreiding van streekgebonden producten
   
Bevorderen van een verduurzaming van de visserijsector Verduurzaming garnalenvisserij
   
Aanpassen en innoveren van de haven- en bedrijfsomgeving aan de eisen van nieuwe havenfuncties
   
Ondersteunen van innovatieve projecten die bijdragen aan een duurzame economische ontwikkeling van het Waddengebied
   
Bevorderen van kunst- en cultuurvoorstellen die bijdragen aan de toeristische aantrekkingskracht van het Waddengebied
   
Stimuleren van snel uitvoerbare projectvoorstellen, die aantoonbaar bijdragen aan de transitie naar een duurzame energiehuishouding. Doorontwikkeling, grootschalige toepassing en verbreding zijn van belang Duurzaam zorgcentrum De Stillen Terschelling, Groen gas op Schiermonnikoog, Duurzaam Terschelling, Energieneutraal wonen op Texel, Demonstratieproject HR-e ketel Ameland, 25 DonQI Urban Windmills Texel – fase 1
   
Mogelijk maken van (door)ontwikkeling, grootschalige toepassing of een verbreding van de toepassing van groene grondstoffen

1.3.4. Het ontwikkelen van een duurzame kennishuishouding ten aanzien van het waddengebied

Instrumenten

Jaarlijkse subsidieverstrekking middels een tendersysteem

Realisatie meetbare gegevens bij operationele doelstelling

De gehonoreerde projecten uit de 2e tender dragen bij aan de volgende prestaties:

 
Prestatie 2009 Gehonoreerde projecten
Formulering en opvulling van de grootste kennislacunes over het Waddengebied Waddenacademie
   
Stimuleren van een betere ontwikkeling en benutting van toegepaste kennis over het Waddengebied Waddenacademie
Bewerkstelligen van een goed functionerende Waddenacademie Waddenacademie
   
Stimuleren van projecten die door kennisoverdracht bijdragen aan het vergroten van draagvlak en kennis over het Waddengebied, het waddenbeleid en het herstel en de ontwikkeling van landschap en cultuurhistorie

1.4. Overzicht beleidsonderzoeken

         
Type Onderwerp Algemeen Doel of Ope- rationeel Doel Start Afgerond Vindplaats
Quality StatusRreport Vervolgmeting Allen 2008 2009 Het integrale eindrapport van het QSR 2009 zal begin 2010 verschij- nen

2. Jaarrekening

De verantwoordingsstaat 2009 van het Waddenfonds

Verantwoordingsstaat 2009 van het Waddenfonds(x € 1000)
    (1) (2) (3)=(2)-(1)
  Omschrijving Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2009 Realisatie 2009 Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting 2009
    verplich-tingen uitgaven ontvang-sten verplich-tingen uitgaven ontvang-sten verplich-tingen uitgaven ontvang-sten
  Beleidsartikelen                  
01 Waddenfonds 40 478 40 478 33 878 29 245 14 267 33 878 – 11 233 – 26 211  
  Sub-totaal   40 478 33 878   14 267 33 878   – 26 211  
                     
07 Cumulatief voordelig eindsaldo 2008*         63 157 63 157   + 63 157 + 63 157
  Sub-totaal   40 478 33 878   77 424 97 035   + 36 946 + 63 157
                     
08 Voordelig eindsaldo 2009         19 611     + 19 611  
  Totaal   40 478 33 878   97 035 97 035   + 56 557 + 63 157

Overeenkomstig artikel 3, lid 3, van de Wet op het Waddenfonds is het gerealiseerde batig saldo over 2008 ad € 29 425 toegevoegd als ontvangst aan de begroting 2008. Dit batig saldo is vastgesteld en goedgekeurd bij eerste suppletore wet door de Staten-Generaal.

De Saldibalans 2009 van het Waddenfonds (x € 1000)
    31-12-2009 31-12-2008     31-12-2009 31-12-2008
1. Uitgaven ten laste van de begroting     2. Ontvangsten ten gunste van de begroting    
  – Begroting 2008 4 453 4 453   – Begroting 2008 67 610 33 732
  – Begroting 2009 14 267     – Begroting 2009 33 878 33 878
               
3. Liquide middelen 0 0        
               
4. Rekening-courant RHB 82 768 63 157 4. Rekening-courant RHB 0 0
               
5. Uitgaven buiten begrotingsverband 0 0 6. Ontvangsten buiten begrotingsverband 0 0
               
7. Openstaande rechten 0  0  7a. Tegenrekening openstaande rechten 0 0
               
8. Extra-comptabele vorderingen 0  0  8a. Tegenrekening extra-comptabele vorderingen 0 0
               
9a. Tegenrekening extra-comptabele schulden 0 0 9. Extra-comptabele schulden 0  0 
               
10. Voorschotten 17 327 4 102 10a. Tegenrekening voorschotten 17 327 4 102
               
11a. Tegenrekening garantieverplichtingen 0 0 11. Garantieverplichtingen 0  0 
               
12a. Tegenrekening openstaande verplichtingen 53 733 38 756 12. Openstaande verplichtingen 53 733  38 756 
               
13. Deelnemingen 0 0 13a. Tegenrekening deelnemingen 0 0
  Totaal-generaal 172 548 110 468   Totaal-generaal 172 548 110 468

Toelichting

Ad 1. Uitgaven ten laste van de begroting (€ 18 720)

Deze post bevat de nog niet met het Ministerie van VROM verrekende begrotingsuitgaven. Verrekening van de begrotingsuitgaven 2009 vindt plaats nadat de Slotwet door de Staten-Generaal is vastgesteld.

Ad 2. Ontvangsten ten laste van de begroting (€ 101 488)

Deze post bevat de nog niet met het Ministerie van VROM (via de zogenaamde FES-brug) verrekende begrotingsontvangsten. Verrekening van de begrotingsontvangsten 2009 vindt plaats nadat de Slotwet door de Staten-Generaal is vastgesteld.

Ad 4. Rekening-courant RHB (€ 82 768)

Onder deze balanspost is de rekening-courant van de Rijkshoofdboekhouding (RHB) opgenomen. Het saldo, volgens het saldobiljet van de RHB van 1 februari 2010.

ad 10. Voorschotten (€ 17 327)

Op deze rekening staat het saldo gebaseerd op de Regeling Departementale Begrotingsadministratie (voorschotten, vooruitbetalingen en voorlopige betalingen). De definitieve vaststelling dan wel de afwikkeling vindt plaats na indiening van de einddeclaratie.

Verloop van de voorschotten binnen en buiten begrotingsverband in 2009 x € 1 000
Stand voorschotten per 31-12-2008 4 102
Bij: In 2009 verleende voorschotten 14 162
  18 264
Af: Afgerekende voorschotten 937
Stand voorschotten per 31-12-2009 17 327
Voorschotten op artikelniveau en organisatieonderdeel gerubriceerd naar ouderdom per 31-12-2009 x € 1 000
Artikel Omschrijving vóór 2008 2008 2009 Totaal
01 Waddenfonds 146 3 417 13 764 17 327
Totaal binnen begrotingsverband 146 3 417 13 764 17 327
Departementen 0 0 0 0
VROM-diensten 0 0 0 0
Derden 0 0 0 0
Totaal buiten begrotingsverband 0 0 0 0
Totaal-generaal 146 3 417 13 764 17 327

Toelichting

De stand van de voorschotten ultimo 2009 bedraagt € 17,3 mln. Er is in 2009 voor € 14,1 mln aan voorschotten betaald op toegekende subsidies. Het resterende bedrag heeft betrekking op nog niet afgewikkelde voorschotten voor de uitvoeringsorganisatie Dienst Landelijk Gebied (DLG).

Ad 12. Openstaande verplichtingen (€ 53 733)

Verloop van de verplichtingen binnen en buiten begrotingsverband in 2009 x € 1 000
Stand verplichtingen per 01-01-2009 38 756
Bij: Aangegane verplichtingen/verhogingen 29 245
  68 001
Af: Betalingen 14 267
Stand verplichtingen binnen en buiten begrotingsverband per 31-12-2009 53 734
Verplichtingen binnen begrotingsverband op artikelniveau gerubriceerd naar ouderdom per 31-12-2009 (x € 1 000)
Artikel Omschrijving vóór 2008 2008 2009 Totaal
01 Waddenfonds 379 25 534 27 820 53 733
Totaal binnen begrotingsverband 379 25 534 27 820 53 733
Departementen 0 0 0 0
VROM-diensten 0 0 0 0
Derden   0 0 0
Totaal buiten begrotingsverband 0 0 0 0
Totaal generaal 379 25 534 27 820 53 733  

Toelichting

De stand van de verplichtingen ultimo 2009 bedraagt € 53,7 mln. In 2009 is voor een bedrag van € 27,7 mln aan subsidies toegekend aan 16 projecten. Op deze subsidies is een bedrag van € 14,1 mln aan voorschotten betaald. De resterende openstaande verplichtingen hebben betrekking op verplichtingen die zijn aangegaan voor apparaat die nog niet volledig tot betaling zijn gekomen.

Bijlage 2: Toezichtrelaties en ZBO’s/RWT’s

Het Kadaster ondervond in 2009 een sterke daling van het werkaanbod als gevolg van de economische crisis. De omzet bleef € 60 mln achter bij de raming. Het eigen vermogen bevond zich aan het begin van 2009 reeds op een laag niveau en bood daarom te weinig ruimte om de gevolgen van de crisis op te vangen. In augustus werd daarom een tussentijdse tariefsverhoging doorgevoerd. De daling van het eigen vermogen werd daardoor beperkt. In de liquiditeitsbehoefte is voorzien door een krediet van het Rijk. Het Kadaster heeft een herijkte strategie geformuleerd voor de periode tot en met 2014; deze is opgenomen in het Meerjarenbeleidsplan 2010–2014.

Met betrekking tot de Stichting Bureau Architectenregister (SBA) het volgende.

Op 18 juli 2009 is bij de Tweede Kamer een wetsvoorstel ingediend dat strekt tot wijziging van de Wet op de Architectentitel (WAT). Enkele belangrijke elementen van het wetsvoorstel zijn o.m. : invoering van een tweejarige beroepservaringperiode voor inschrijving in het register, bij en nascholingsplicht, aanscherping titelbeschermingsbepalingen en het omvormen van de SBA tot een ZBO op publiekrechtelijke grondslag. Parlementaire behandeling zal, naar verwachting zijn afronding krijgen in 2010.

Hieronder volgt een overzicht van de ZBO’s en RWT’s die onder de verantwoordelijkheid van de minister van VROM vallen per 31 december 2009. Hierbij wordt tevens aangegeven aan welke beleidsdoelstellingen van VROM deze organisaties een bijdrage hebben geleverd.

             
Naam organisatie RWT ZBO Wettelijke Taak Begrotingsartikel Raming Realisatie URL
Dienst voor het Kadaster en de openbare registers X X Het bijhouden van de openbare registers en kadastrale registratie en het cartografisch weergeven van geografische basisgegevens. Het verstrekken van inlichtingen aan belanghebbenden Artikel 91 Algemeen € 15 500 € 15 500 www.kadaster.nl
               
College voor toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden X X Besluitvorming omtrent de toelating van bestrijdingsmiddelen in Nederland Artikel 4 Verbeteren milieukwaliteit van water en bodem € 0,250 € 0,339 www.ctb-wageningen.nl
               
Stichting Advisering Bestuursrechtspraak X   Het op verzoek van de bestuursrechter uitbren- gen van onafhankelijke deskundigenberichten op het gebied van milieu, ruimtelijke ordening, water, bouw en schade Artikel 91 Algemeen € 5 148 € 5 358 www.stab.nl
               
Stichting Bureau Architecten-Register X X Beheren van het architectenregister Artikelel 2 Realisatie Nationaal Ruimtelijk beleid; O.D. 3 Stimuleren van architecto-nische kwaliteit m.b.t. het interdepartementale architectuurbeleid € 0,210* € 0,504* www.architectenregister.nl
               
Fonds Luchtverontreiniging X   Uitvoeren van een schadevergoedingsregeling voor niet-verhaalbare schade als gevolg van luchtverontreiniging Artikel 3 Beperken van klimaatverandering en grootschalige luchtverontreiniging 0 0 N.v.t.

* opgave SBA

Door middel van de publicatie in het Staatsblad van 20 januari 2009 van het Koninklijk Besluit van 19 december 2008 is het Fonds luchtverontreiniging op 21 januari 2009 opgeheven.

Bijlage 3: Inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel (inhuur externen)

Uitgaven 2009 tbv externe inhuur

Tabel: uitgaven voor inhuur externen 2009.

       
  VROM Kern Rgd Nea
Programma- en apparaatskosten        
Interim-management 2 853 2 116 737  
Organisatie- en Formatieadvies 3 058 2 448 610  
Beleidsadvies 6 447 6 349 98  
Communicatieadvisering 3 256 2 440 732 83
Beleidsgevoelig (som 1 t/m 4) 15 614 13 353 2 178 83
         
Juridisch Advies 2 762 2 342 254 165
Advisering opdrachtgevers automatisering 12 517 9 338 2 798 380
Accountancy, financiën en adminstratieve organisatie 5 473 4 474 968 31
(Beleids)ondersteunend (som 5 t/m 7) 20 751 16 155 4 021 576
         
Uitzendkrachten (formatie & piek) 27 653 20 332 5 992 1 329
Ondersteuning bedrijfsvoering 27 653 20 332 5 992 1 329
         
Totaal uitgaven inhuur externen 64 018 49 840 12 191 1 988

Toelichting

In de brief van 24 juni 2009 (Kamerstukken II, 2008–2009, 31 701, nr. 21) wordt inzicht gegeven in het nieuwe sturingsinstrument voor externe inhuur. Kern daarvan is een norm voor externe inhuur van 13% van de totale personele kosten. Overschrijding van deze norm vraagt om een verantwoording door de betreffende minister («comply or explain»). Er kunnen immers plausibele verklaringen ten grondslag liggen aan de overschrijding. Verantwoording over deze overschrijding zal plaatsvinden in het jaarverslag.

In die brief wordt ook aangegeven dat met name ministeries die in 2008 meer hebben uitgegeven aan externe inhuur dan de norm van 13% in 3 jaar naar die «comply of explain» norm toegroeien.

De uitgaven voor inhuur in 2008 bedroegen 17,2% van de totale personele uitgaven. Voor 2009 en 2010 gelden dan ook normpercentages van resp 15.8% en 14,4% van de totale personele uitgaven.

In 2009 is door het Ministerie, incl de onder het ministerie ressorterende B/L-diensten ruim 64 mln uitgegeven aan inhuur. Dit komt overeen met een percentage van 19,9%. Deze ook in verhouding tot 2008 hogere uitgaven zijn met name terug te voeren op een beperkt aantal concrete posten, te weten

1. Inhuur bij de Directie Informatievoorziening

VROM heeft hoge uitgaven voor inhuur van ICT-ondersteuning. De ICT-kolom van VROM heeft sinds 2006 sterk geanticipeerd op de bezuinigingstaakstelling, de leegloop was beduidend groter dan de taakstelling. Omdat het werk toch moest plaatsvinden is er zolang dat nodig was capaciteit ingehuurd. De inhuur heeft niet plaatsgevonden om zo de effecten van de personele taakstelling weg te nemen. Voor een ander deel betrof het uitgaven die samenhangen met omvangrijke en tijdelijke ICT-projecten, zoals het project Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) en het project Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO). Voor deze projecten is er onvoldoende capaciteit en specifieke deskundigheid binnen het ministerie beschikbaar. Bovendien gaat het om tijdelijke projecten die op korte termijn zullen zijn afgerond; zo zal het project BAG in 2010 zijn afgerond. Deze projecten zijn eerder aan de Tweede Kamer voorgelegd.

2. Uitgaven inhuur tbv Secretariaat van de Huurcommissies

In het afgelopen jaar zijn belangrijke stappen gezet om het Secretariaat van de Huurcommissies om te vormen in een ZBO. Dit jaar zal dat zijn beslag krijgen.

Voor deze wijziging was specifieke kennis nodig, uiteenlopend van specifieke juridische kennis, tot aan kennis mbt het implementeren van een nieuw financieel systeem. Die kennis is ingehuurd.

Daarnaast bleek het moeilijk vacatures te vervullen, vooral vanwege de onzekerheid mbt de toekomst van dit dienstonderdeel. Dit heeft geleid tot hoge uitgaven voor uitzendkrachten.

3. Inhuur tbv Inburgering & integratie

Om uitvoering te geven aan de acties uit het Deltaplan Inburgering (DPI) is een tijdelijke organisatie opgebouwd. Gelet op de tijdelijkheid van deze actie is deze vooral bemand met ingehuurde capaciteit. De uitgaven voor externe inhuur bedroegen in 2009 3,2 mln bij I&I, waarvan het grootste deel bestemd was voor inburgering/deltaplan Inburgering. Een groot deel van de externe inhuur heeft betrekking op ondersteuning van gemeenten bij de ontstane invoeringsproblematiek na de invoering van de Wet Inburgering.

De opzet van de tijdelijke projectorganisatie is eerder, bij de behandeling van het DPI en bij de 1e suppletore begroting 2008, in de Tweede Kamer aan de orde geweest.

4. Inhuur tbv Communicatie

Door samenloop van hoge werklast met veel verloop heeft de directie Communicatie in 2009 veel moeten inhuren. Die hoge werklast komt voort uit een aantal specifieke projecten en uit een aantal nieuwe en zwaardere taken (zoals de communicatie rond de nieuwere, vaak politiek gevoelige dossiers, de ondersteuning van een tweede minister).

5. Nederlandse Emissie-autoriteit

De formatieve sterkte van de baten-lastendienst Nea sloot niet aan bij activiteiten die door die eenheid moesten worden verricht. In 2008 heeft dit geleid tot forse inhuur. Op dit moment mag de Nea de ambtelijke organisatie uitbouwen, onder afbouw van de inhuur. De inhuur van de Nea zal vervolgens op normale proporties uit gaan komen. De uitgaven voor inhuur kwamen in 2009 uit op € 1,9 mln.

Bijeen verklaren deze 5 posten ruim € 32 mln van de externe inhuur 2009.

De Rijksgebouwendienst (RGD) ten slotte is een dienstonderdeel dat voor alle departementen werkt. Extra opdrachten vanuit de andere departementen leiden veelal tot extra inhuur, waar vanuit VROM/WWI slechts in beperkte mate op kan worden gestuurd. Binnen de RGD zijn er in 2009 diverse grote projecten gestart die gepaard gingen met meerkosten van de inhuur. De inzet van externe capaciteit voor het primaire proces van de RGD (bouwkundigen en dergelijke) is niet opgenomen in de voorgeschreven overzichten met betrekking tot externe inhuur. Dit is in lijn met de voorschiften en de gebruikelijke wijze van rapportage. Het gaat om een bedrag van € 27,7 mln.

Beheersingsmaatregelen

Binnen VROM zullen voor uitgaven voor externe inhuur een expliciete plek krijgen binnen de Planning en Controlcyclus. Dat betekent dat bij aanvang van het jaar duidelijk wordt afgesproken welk bedrag een directie mag besteden aan inhuur van externen. In principe geldt hiervoor dat directies 5% aan inhuur kunnen opvoeren mits budgettair gedekt; in specifieke omstandigheden kan een directie toestemming krijgen om meer in te huren.

Uitgaande van deze afspraken wordt er zeer periodiek gemonitord of de uitgaven voor inhuur zich ontwikkelen conform verwachtingen, en er wordt zo nodig bijgestuurd.

Deze nadere maatregelen zullen moeten leiden tot een inhuur die in 2010 niet hoger zal uitkomen dan 14,4% van de totale personele uitgaven.

Bijlage 4: Publicatie Personele Topinkomens

Topinkomens

Op grond van artikel 6 van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (Stb. 2006, 95) is een overzicht opgenomen van medewerkers die in het verslagjaar meer verdiend hebben dan het gemiddelde belastbare loon van de ministers. Dit gemiddelde belastbare jaarloon is voor 2009 vastgesteld op € 188 000,–. (was in 2008 € 181 000,–). Voor dit departement heeft de publicatieplicht betrekking op de navolgende functionarissen.

Bedragen in euro’s.
Functie Belastbaar jaarloon 2008 Pensioen-afdrachten en overige voorzieningen betaalbaar op termijn 2008 Totaal 2008 Belastbaar jaarloon 2009 Pensioenafdrachten en overige voorzieningen betaalbaar op termijn 2009 Ontslagvergoeding Totaal 2009 Motivering Opmerkingen
Coordinator/Plv. hoofd 68 431 16 093 84 524 71 853 16 991 249 407 338 251 *  

*Motivering:

Met betrokkene is een regeling getroffen vanwege een complex aan werkomstandigheden, waarbij betrokkene van werk naar werk is begeleid.


XNoot
1

De hoofddoelen 209 Mton CO2 emissie, 9% duurzame elektriciteit, 4% biobrandstoffen en 29–61 PJprim energiebesparing worden gehaald. Een enkele onderliggende maatregel als energiebesparing in de gebouwde omgeving bij 500 000 woningen staat – mede doordat door de economische crisis investeringen van particulieren achterwege blijven – onder druk.

XNoot
1

De hoofddoelen 209 Mton CO2 emissie, 9% duurzame elektriciteit, 4% biobrandstoffen en 29–61 PJprim energiebesparing worden gehaald. Een enkele onderliggende maatregel als energiebesparing in de gebouwde omgeving bij 500 000 woningen staat – mede doordat door de economische crisis investeringen op een lager peil liggen – onder druk.

XNoot
1

Richtlijn 2005/32/EG betreffende (..) eisen inzake ecologisch ontwerp voor energieverbruikende producten.

XNoot
1

(200,3–87,4)*5. De «200» is het jaarlijkse Kyotodoel. Deze is formeel 200.3 (zie paragraaf «indicatoren»). Rekenen met 200 geeft dus een minimale onderschatting. PBL rekent echter met 200 Mton en daar is voor deze tekst op aangesloten.

XNoot
1

TK 32 123 XI, nr. 17.

Naar boven