32 360 X
Jaarverslag en slotwet Ministerie van Defensie 2009

nr. 1
JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN DEFENSIE (X)

Aangeboden 19 mei 2010

Ontvangsten (bedragen x € 1 000 000)

kst-32360-X-1-1.gif

Uitgaven (bedragen x € 1 000 000)

kst-32360-X-1-2.gif

INHOUDSOPGAVE blz.

A. Algemeen 6
1. Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening 6
2. Leeswijzer 11
     
B. Beleidsverslag 14
3. Beleidsprioriteiten 14
4. Beleidsartikelen 41
  4.1. Beleidsartikel 20 Uitvoeren crisisbeheersings- operaties 41
  4.2. Beleidsartikel 21 Commando zeestrijdkrachten 51
  4.3. Beleidsartikel 22 Commando landstrijdkrachten 60
  4.4. Beleidsartikel 23 Commando luchtstrijdkrachten 71
  4.5. Beleidsartikel 24 Commando Koninklijke marechaussee 80
  4.6. Beleidsartikel 25 Defensie Materieel Organisatie 89
  4.7. Beleidsartikel 26 Commando DienstenCentra 102
5. Niet-beleidsartikelen 110
  5.1. Niet-beleidsartikel 70 Geheime uitgaven 110
  5.2. Niet-beleidsartikel 80 Nominaal en onvoorzien 111
  5.3. Niet-beleidsartikel 90 Algemeen 112
6. Bedrijfsvoeringsparagraaf 117
     
C. Jaarrekening 126
7. De verantwoordingsstaat 126
8. De saldibalans 127
9. Topinkomens 134
     
  Baten-lastendiensten 135
10. De samenvattende verantwoordingsstaat baten-lastendiensten 135
11. Baten-lastendienst Defensie Telematica Organisatie 136
12. Baten-lastendienst Dienst Vastgoed Defensie 142
13. Baten-lastendienst Paresto 150
     
D. Bijlagen 157
Bijlage 1: Toezichtrelaties en ZBO’s/RWT’s 157
Bijlage 2: Overzicht niet-financiële informatie over inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel 158
Bijlage 3: Overzicht personele en materiële inzet bij crisisbeheersingsoperaties 159
Bijlage 4: Stand van zaken project Beter Verbeteren 161
Bijlage 5: Uitgaven Koninklijk Huis 168
Bijlage 6: Milieu 169
Bijlage 7: Lijst met afkortingen 194

A. ALGEMEEN

1. AANBIEDING VAN HET JAARVERSLAG EN VERZOEK TOT DECHARGEVERLENING

AANBIEDING EN DECHARGEVERLENING

Aan de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik, mede namens de staatssecretaris van Defensie, het departementale jaarverslag van het ministerie van Defensie over het jaar 2009 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Defensie decharge te verlenen over het in het jaar 2009 gevoerde financiële beheer.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer met betrekking tot:

a. het gevoerde financieel beheer en materieelbeheer;

b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

c. de financiële informatie in het jaarverslag;

d. de betrokken saldibalans;

e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2009;

b. het voorstel van de slotwet over het jaar 2009 die met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

c. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het jaar 2009 met betrekking tot het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2009 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2009, alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2009 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Defensie,

E. van Middelkoop

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. LEESWIJZER

Opzet jaarverslag

Het jaarverslag bestaat uit «de aanbieding en dechargeverlening», de leeswijzer, het beleidsverslag, de jaarrekening en een aantal bijlagen.

In het jaarverslag wordt onderscheid gemaakt tussen financiële en niet-financiële informatie.

– De financiële informatie valt onder de reikwijdte van de door de Audit Dienst Defensie afgegeven accountantsverklaring.

– De niet-financiële informatie moet informatie bevatten, die geënt is op zogenoemde beleidsthema’s. De begroting en het jaarverslag van het ministerie van Defensie zijn echter, op verzoek van de Tweede Kamer, niet ingericht naar beleidsthema’s, maar naar defensieonderdelen. In dit jaarverslag wordt het gewenste inzicht zo goed mogelijk benaderd.

Groeiparagraaf

In het jaarverslag 2009 is een aantal verbeteringen ten opzichte van het jaarverslag 2008 doorgevoerd. Allereerst zijn in het beleidsverslag overzichten opgenomen van de budgettaire en financiële consequenties van de kabinetsdoelstellingen en de defensiebrede beleidsprioriteiten.

Daarnaast zijn bij de beleidsartikelen 21 Commando zeestrijdkrachten (CZSK), 22 Commando landstrijdkrachten (CLAS) en 23 Commando luchtstrijdkrachten (CLSK) de overzichten over de realisatie van de operationele doelstellingen naar eenheden uitgebreid met een extra kolom, waarin de operationele doelstelling 2 wordt gesplitst in volledige en specifieke realisatie. In de tekst wordt bij de paragraaf Operationele gereedheid een nadere toelichting gegeven. Tevens is bij deze beleidsartikelen een overzicht gepresenteerd van de realisatie van de programma-uitgaven (exclusief de bedragen voor opleidingen). In het beleidsartikel 24 Commando Koninklijke marechaussee (CKmar) is de financiële realisatie van de operationele taakvelden weergegeven. Tot slot zijn bij het beleidsartikel 25 Defensie Materieel Organisatie (DMO) prestatiegegevens opgenomen over de afspraken over de dienstverleningsovereenkomsten.

Beleidsprioriteiten

De kern van het jaarverslag wordt gevormd door het beleidsverslag (deel B).

Beleidsevaluaties

De gerealiseerde beleidsevaluaties zijn voor een overzichtelijk totaalbeeld in één tabel gepresenteerd aan het eind van het beleidsverslag.

Beleidsartikelen

Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen

De verplichtingen in de begroting 2009 zijn bepaald op basis van het oude administratiesysteem, de Geïntegreerde Verplichtingen Kas- en Kostenadministratie (GVKKA). Als gevolg van de overgang van dit systeem naar het nieuwe Financiële Administratiesysteem (FINAD) (zomer 2008) is de systematiek van administreren en ramen van de verplichtingen aangepast. Hierdoor is bij alle begrotingsartikelen het verplichtingenniveau bijgesteld. Aan de implementatie van de nieuwe administratiesystematiek van verplichtingen is in de loop van 2009 verder invulling gegeven voor het begrotingsproces.

Ook worden dienstverleningsovereenkomsten voor de drie baten-lastendiensten met ingang van 2009 niet langer meerjarig vastgelegd. In de begroting was met de verandering van driejaarlijkse naar jaarlijkse vastlegging nog geen rekening gehouden. Defensiebreed leidt dit tot een neerwaarts effect op de realisatie van de verplichtingen ter grootte van € 600 miljoen.

Uitgaven

Bij de beleidsartikelen zijn algemene doelstellingen geformuleerd en de financiële gevolgen daarvan worden voor wat betreft de opmerkelijke verschillen (grensbedrag van € 5 miljoen) per defensieonderdeel toegelicht bij de tabellen «Budgettaire gevolgen van beleid».

Bij het beleidsartikel 20 Uitvoeren Crisisbeheersingsoperaties zijn de verschillen toegelicht van meer dan € 2,5 miljoen. Bij de investeringsprojecten is een toelichting opgenomen bij die projecten die inhoudelijk zijn gewijzigd (meer dan € 10 miljoen), of waarvan het projectvolume (niet als gevolg van reguliere prijsbijstelling) is aangepast.

Operationele doelstellingen

In de begroting 2009 zijn bij de operationele commando’s drie operationele doelstellingen opgenomen, waarin het totale aantal operationeel gerede eenheden en het voortzettingsvermogen zijn weergegeven. In dit jaarverslag is de operationele doelstelling 2 «Operationeel gereed» uitgesplitst in twee kolommen, te weten een kolom volledig operationeel gereed en een kolom specifiek operationeel gereed. De nadere toelichting hierbij is te vinden bij de beleidsartikelen CZSK (21), CLAS (22) en CLSK (23).

Investeringsprojecten

Er zijn diverse redenen waarom verschuivingen optreden in de planning en realisatie van materieelprojecten. Categorieën voor oorzaken van deze verschuivingen zijn: herfasering, herijking van de behoefte, marktontwikkelingen, ontwikkelingen bij leveranciers of budgettaire oorzaken. De toelichtingen bij de verschillende materieelprojecten gaan hier specifieker op in.

Niet-beleidsartikelen

Dit betreft een toelichting op de artikelen «Geheime uitgaven», «Nominaal en onvoorzien» en «Algemeen».

Bedrijfsvoeringparagraaf

De bedrijfsvoeringparagraaf bestaat uit vier onderdelen: rechtmatigheid, totstandkoming beleidsinformatie, financieel en materieelbeheer en overige aspecten van de bedrijfsvoering. De bedrijfsvoeringparagraaf heeft betrekking op alle defensieonderdelen, inclusief de baten-lastendiensten. Daarnaast zijn de toezeggingen aan de Algemene Rekenkamer in deze paragraaf opgenomen.

Jaarrekening

In dit hoofdstuk zijn opgenomen de verantwoordingsstaten van het ministerie van Defensie, de saldibalans en een opgave van topinkomens. Ook is de verantwoording van de baten-lastendiensten opgenomen.

Bijlagen

Conform de Rijksbegrotingvoorschriften zijn de toezeggingen aan de Algemene Rekenkamer niet meer als bijlage opgenomen, maar zijn deze opgenomen in de bedrijfsvoeringparagraaf. Een nieuwe bijlage 4 is opgenomen over de stand van zaken van het project «Beter Verbeteren».

B. BELEIDSVERSLAG

3. BELEIDSPRIORITEITEN

Inleiding

Dit beleidsverslag blikt terug op de beleidsagenda van Defensie in de begroting voor 2009. De defensiebijdragen aan de kabinetsdoelstellingen, in het bijzonder doelstelling 4 die ingaat op de krijgsmacht, staan centraal. De indicatoren om het behalen van de doelstellingen te meten, komen overeen met prioriteiten uit de beleidsvisie «Wereldwijd Dienstbaar»(Kamerstuk 31 243, nr. 1) en de beleidsagenda 2009. Het interdepartementale project Verkenningen kan niet worden ondergebracht onder de indicatoren. Deze prioriteit wordt daarom afzonderlijk behandeld aan het einde van het verslag.

Defensiebijdragen aan de kabinetsdoelstellingen

Aan het begin van de kabinetsperiode zijn 74 doelstellingen geformuleerd in het beleidsprogramma «Samen werken, samen leven» die zijn verdeeld over zes pijlers. Het beleid van Defensie is in de eerste instantie gericht op de vierde kabinetsdoelstelling uit Pijler 1: Een moderne krijgsmacht die wereldwijd maatwerk kan leveren in grotere en kleinere crisisbeheersingsoperaties en bij het opbouwen van veiligheidsorganisaties in landen die we daarin willen ondersteunen. Defensie levert daarnaast ook bijdragen aan andere kabinetsdoelstellingen. Hieronder volgen voor elk van de zes pijlers van het beleidsprogramma voorbeelden van deze bijdragen.

Pijler 1: een actieve internationale en Europese rol

De belangrijkste missie van Defensie valt onder pijler I: een actieve internationale en Europese rol. Defensie heeft in dit kader in 2009, veelal in internationaal verband, op uiteenlopende plaatsen in de wereld bijdragen geleverd aan crisisbeheersingsoperaties en aan de opbouw van veiligheidsorganisaties. De defensie-inspanningen passen in een breder en actief Nederlands veiligheidsbeleid en zijn een uitdrukking van het belang dat Nederland hecht aan een duurzame internationale rechtsorde en stabiliteit. Defensie was in 2009 actief in Afghanistan, voor de kust van Somalië, in Soedan, Tsjaad, de Democratische Republiek Congo, Burundi, Mali, Irak, Bosnië, Kosovo en Bahrein. Er zijn ook twaalf Nederlandse militairen ingezet in het Midden-Oosten voor de United Nations Truce Supervision Organisation, waarmee Defensie een bescheiden bijdrage leverde aan het dichterbij brengen van een oplossing voor de conflicten in het Midden-Oosten (kabinetsdoelstelling 3).

De Nederlandse krijgsmacht is stevig verankerd in de NAVO en het NAVO-lidmaatschap blijft van cruciaal belang voor de uitvoering van operaties. In dat kader heeft Nederland zich het afgelopen jaar geconcentreerd op de toekomst van de alliantie en was het nauw betrokken bij de totstandkoming van de Declaration on Alliance Security en bij de herziening van het NAVO Strategisch Concept. Ook is het in evenwicht brengen van behoeften en middelen van het bondgenootschap prominent op de NAVO-agenda geplaatst en is de secretaris-generaal ondersteund bij zijn inspanningen om het NAVO-hoofdkwartier te hervormen en de werkzaamheden daar beter te structureren.

Naast de NAVO blijven de Europese Unie (EU) en de Verenigde Naties (VN) belangrijke organisaties als het gaat om crisisbeheersingsoperaties. In de EU kregen vooral de verbetering van de samenwerking tussen de civiele en de militaire kant van het EVDB, de civiel-militaire capaciteitsontwikkeling en het identificeren van dual use capaciteiten veel aandacht. Ook in het Europees Defensie Agentschap (EDA) zijn in dit kader belangrijke initiatieven genomen om tot een open en transparante Europese defensiemarkt te komen, zoals de gedragscode voor defensieverwerving. Door deze initiatieven te ondersteunen heeft Defensie in 2009 een bijdrage geleverd aan een slagvaardig en democratisch Europa (kabinetsdoelstelling 1).

Voorts stond de bevordering van goede samenwerking tussen verschillende internationale organisaties in 2009 hoog op de agenda van Defensie en andere ministeries. De NAVO, de EU en de VN, maar ook veel NGO’s opereren namelijk steeds vaker in dezelfde missiegebieden en zijn voor een goed resultaat in toenemende mate van elkaar afhankelijk. Dit komt tot uitdrukking in de in 2009 verder geprofessionaliseerde, geïntegreerde benadering, waarin inspanningen op het gebied van Defence, Development en Diplomacy elkaar versterken. De opbouw van een staat en veiligheidsorganisaties en de bevordering van sociaaleconomische ontwikkeling gaan hand in hand, onder het motto: «geen veiligheid zonder ontwikkeling, geen ontwikkeling zonder veiligheid». Geen internationale organisatie kan alle componenten van staats- en veiligheidsopbouw in afzondering leveren, wat samenwerking en overleg cruciaal maakt. Defensie heeft in samenwerking met het ministerie van Buitenlandse Zaken, Ontwikkelingssamenwerking en verschillende organisaties in en buiten missiegebieden de samenhang en de effectiviteit van het veiligheids- en ontwikkelingsbeleid bevorderd (kabinetsdoelstelling 5).

In het hoofdstuk «Inzet» volgt een gedetailleerder overzicht van de bijdragen die Nederland in 2009 internationaal, nationaal en in Koninkrijksverband leverde.

Doelstellingen beleidsprogramma 2007–2011
Pijler 1 – Een actieve internationale en Europese rol
Nummer en omschrijving kabinetsdoelstelling Behaalde resultaten in jaar 2009 volgens delivery-overzicht van het ministerie van Algemene Zaken Relevant (beleids)artikel Financieel belang: realisatie jaar 2009
Defensie, doelstelling 4: Een moderne krijgsmacht die wereldwijd maatwerk kan leveren in grotere en kleinere crisisbeheersingsoperaties en bij het opbouwen van veiligheidsorganisaties in landen die we daarin willen ondersteunen. De personele vulling is in 2009 toegenomen. De totale personele sterkte – militair personeel en burgerpersoneel – was gemiddeld over het jaar ongeveer 94 procent van de voorziene organisatiesterkte (exclusief de baten-lastendiensten). De doelstelling van volledige vulling in 2011 zal niet worden gehaald als gevolg van de kabinetsmaatregelen, interne financiële tegenvallers en de beschikbare capaciteit mensen op te nemen. Beleidsartikelen 21 tot en met 26 en niet-beleidsartikel 90 In 2009 is € 2,9 miljard uitgegeven aan salaris, sociale lasten en toelagen voor personeel.
       
Defensie, doelstelling 4: Een moderne krijgsmacht die wereldwijd maatwerk kan leveren in grotere en kleinere crisisbeheersingsoperaties en bij het opbouwen van veiligheidsorganisaties in landen die we daarin willen ondersteunen. Een investeringspercentage van 19,6 waarmee het behalen van een investeringspercentage van ten minste 20 gedurende de kabinetsperiode op koers ligt. Beleidsartikelen 25, 26 en niet-beleidsartikel 90 Er is in 2009 een bedrag van € 1,6 miljard geïnvesteerd.
       
Defensie, doelstelling 4: Een moderne krijgsmacht die wereldwijd maatwerk kan leveren in grotere en kleinere crisisbeheersingsoperaties en bij het opbouwen van veiligheidsorganisaties in landen die we daarin willen ondersteunen. Ook in 2009 was de inzetbaarheid van de Nederlandse grondeenheden boven de (nieuwe) NAVO-norm. De NAVO-norm is in 2009 bijgesteld van 40 naar 50 procent. Beleidsartikelen 20 en 25 De additionele uitgaven van de crisisbeheersingsoperaties bedroegen in 2009 € 360 miljoen. Er is € 80 miljoen besteed aan de vervanging van materieel en de reparatie van de operationele gereedstelling.

Pijler 2: een innovatieve, concurrerende en ondernemende economie

Met verschillende initiatieven versterkt Defensie het innovatieve vermogen van de Nederlandse economie (kabinetsdoelstelling 14). Er is een Defensie Industrie Strategie (DIS) ontwikkeld, waarbij Defensie in samenwerking met het ministerie van Economische Zaken tracht de positie van de defensiegerelateerde industrie te versterken. Voorts neemt Nederland sinds 2002 deel aan de ontwikkeling van de JSF in de System Development and Demonstration-fase van dit programma, waardoor het Nederlandse luchtvaartcluster een goede uitgangspositie heeft verworven om opdrachten te verwerven in de JSF-productie en, later, bij de instandhouding van dit toestel.

In 2009 werd bij het Logistiek Centrum Woensdrecht (LCW) in nauwe samenwerking met het bedrijfsleven al een deel van de instandhouding van vliegtuigen en helikopters uitgevoerd. In het kader van Maintenance Valley zijn initiatieven ontplooid voor een steunpunt voor onderhoud en logistiek op de (West-)Europese markt en daarnaast zijn innovatieve projecten opgezet, zoals de publiekprivate samenwerking bij het onderhoud van F-100 motoren voor de F-16. Daartoe zijn concrete afspraken gemaakt tussen belanghebbenden in de regio. De deskundigheid van het LCW en de samenwerking met het bedrijfsleven in de regio zullen in de toekomst belangrijke factoren zijn bij de kwalificatie als maintenance support centre voor het (motoren)onderhoud en de logistiek van de huidige en toekomstige vliegtuigen en helikopters van Defensie.

De positie van het Nederlandse bedrijfsleven is ook via het maritieme cluster versterkt. In dit cluster, waarin de Koninklijke marine, technologische instituten, universiteiten en maritieme bedrijven samenwerken, staat technologische ontwikkeling hoog op de agenda. Door bedrijven die elkaar aanvullen met elkaar in contact te brengen, staan zij samen sterker op de internationale markt. De ontwikkeling van de innovatieve scheepsklasse Ocean Going Patrol Vessels heeft gestalte gekregen met de doop van de Holland. Het contract voor de bouw van het platform van het nieuwe Joint Support Ship is getekend. Ook heeft de Koninklijke marine Damen Schelde Naval Shipbuilding ondersteund bij de verkoop van fregatten en korvetten aan Marokko en Indonesië.

Daarnaast heeft Defensie met de ministeries van Economische Zaken, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie de Maatschappelijke Innovatie Agenda (MIA) Veiligheid samengesteld met daarin drie programma’s: het optreden in ketens en netwerken, de fysieke bescherming van personen, en de opleiding en training met behulp van geavanceerde simulaties. Het programma biedt de Nederlandse industrie met innovatievermogen kansen. Zo heeft Defensie vanuit de MIA het project Sensor Technology Applied in Reconfigurable systems for sustainable Security (STARS), dat zich op sensornetwerken richt, aan de ministerraad voorgelegd voor deelfinanciering uit het Fonds Economische Structuurversterking (FES). Het voorstel is op 13 maart 2009 door de ministerraad goedgekeurd. Vanuit het FES is € 18 miljoen aan het project toegewezen. Een consortium bestaande uit Thales NL, NXP, RECORE, TNO, TU-Delft en de Universiteit van Twente betaalt zelf € 16 miljoen. Het consortium en Defensie werken thans het projectplan uit.

Onder de DIS vallen ook initiatieven op het gebied van Research and Development (R&D) die vooral zijn gericht op het Midden- en Kleinbedrijf (MKB). Om in een vroeg stadium het bedrijfsleven en kennisinstituten te betrekken bij ontwikkeltrajecten heeft Defensie een aantal initiatieven genomen. Een van die initiatieven behelst het opzetten van de Defensie Innovatie Competitie. Daarbij wordt het bedrijfsleven uitgedaagd met innovatieve oplossingen te komen voor defensieproblemen die op een specifiek gebied aan het licht zijn gekomen. Als proef zijn 3 juni 2009 de directie R&D, de Brabantse Ontwikkelings Maatschappij en de Stichting Nederlandse Industrie voor Defensie en Veiligheid de competitie begonnen op de thema’s logistiek en maintenance. De respons vanuit het bedrijfsleven (vooral het MKB) was groot. Ruim 25 bedrijven hebben aan de proef deelgenomen. Defensie heeft enige voorstellen geselecteerd die verder worden ontwikkeld tot prototypen. Daarnaast is op 30 juni en 1 juli 2009 voor de derde keer de Innovation Game (IG) georganiseerd. De spelers van de IG zijn leerlingen van de Hogere Defensie Vorming, grotere bedrijven en het MKB en kennisinstituten TNO en het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR). Anders dan in voorgaande IG’s was de participatie van het bedrijfsleven hoog: ruim vijftien bedrijven namen deel. De IG levert oplossingen voor problemen waarmee Defensie kampt. Een jury zal een aantal ideeën selecteren voor verdere uitwerking en in november van 2010 wordt het beste idee gekozen. Met behulp van middelen uit het R&D-technologiebudget van Defensie zal dit idee verder kunnen worden uitgewerkt tot een concept demonstrator.

Nederland was ook in 2009 actief betrokken bij initiatieven van het EDA die voortvloeien uit de EDA Research and Technologystrategie en het EDA-capaciteitenplan. Door deze Europese samenwerking kunnen het Nederlandse bedrijfsleven en Nederlandse instituten bij grensoverschrijdende projecten gemakkelijker een plek vinden in de keten van Europese leveranciers. Zo was Thales NL in 2009 betrokken bij de EDA-projecten Waarneming in verstedelijkte gebieden met Radio Frequentie systemen en Actieve bescherming van voertuigen. TNO was in 2009 betrokken bij de projecten Luchtgebonden grondwaarnemingssensoren, Ongevoelige munitie en munitieveroudering en Modellering van sociaal-culturele aspecten van hoofdkwartieren en operaties. De voorlopige resultaten van het gezamenlijke investeringsprogramma Force Protection geven een goed beeld van de wijze waarop het Nederlandse bedrijfsleven en Nederlandse instituten van het Nederlandse EDA-lidmaatschap kunnen profiteren.

Ten slotte gaf Defensie door de ontwikkeling van het project Loopbaanlint en deelname aan de projecten Iedereen doet mee en Voortijdig schoolverlaten invulling aan kabinetsdoelstelling 11 om de uitval in het onderwijs terug te dringen.

Pijler 3: een duurzame leefomgeving

Op 26 februari 2009 is de Defensie Duurzaamheidsnota 2009 (DDN2009) gepresenteerd. Hiermee voldoet Defensie aan wet- en regelgeving en wordt het Rijksbeleid op dit gebied uitgevoerd. Voor de uitvoering van het duurzaamheidsbeleid in de periode 2009 tot 2012 wordt ongeveer € 100 miljoen uitgetrokken. De uitvoering van de nota ligt over het algemeen op schema. Zo is duurzaamheid een zwaarwegend criterium bij aankopen (kabinetsdoelstelling 21), tenzij operationele belangen dan wel aanzienlijke meerkosten dit verhinderen. In dit kader is in 2009 in het Handboek Verwerving Defensie en het Handboek Europees Aanbesteden ook een hoofdstuk over duurzaam inkopen opgenomen en heeft een groot aantal verwervers van Defensie hierover voorlichting gekregen. Verder zijn de negatieve milieueffecten van militaire operaties en oefeningen zoveel mogelijk beperkt en wordt voldaan aan internationale en nationale regelgeving op dit punt. Voor commandanten te velde is het milieumanagement van Defensie uitgewerkt in een CDS-aanwijzing. Ook is Defensie lid van een interdepartementale werkgroep die bekijkt of het mogelijk is in Nederland meer ruimte te geven aan windmolens zonder het radarbeeld te verstoren voor de bewaking en de veiligheid van het nationale luchtruim. In deze werkgroep zijn voorts vertegenwoordigd de ministeries van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu, Economische Zaken, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Justitie en de Nationale Coördinator Terrorismebestrijding. Deze werkgroep heeft in 2009 de wensen en eisen voor radardekking geïnventariseerd en heeft TNO opdracht gegeven een nieuw toetsingsmodel voor radarverstoring te ontwikkelen.

Pijler 4: sociale samenhang

Defensie leverde een bijdrage aan het verbeteren van de aansluiting van het voortgezet onderwijs op het beroepsonderwijs (kabinetsdoelstelling 37) en de verhoging van de arbeidsparticipatie (kabinetsdoelstelling 33). Defensie is een grote werkgever en biedt werk aan ongeveer 70 000mensen. Ook in 2009 heeft Defensie weer 5 400 nieuwe, meest jonge militairen, geworven. Als resultaat van de intensieve samenwerking met Regionale Opleidingscentra (ROC’s) volgden in 2009 ongeveer 3 000 leerlingen een instroomopleiding die perspectief biedt op een baan bij Defensie of elders in de veiligheidssector. Defensie was ook actief om het emancipatiebeleid (kabinetsdoelstelling 36) verder vorm te geven. In de paragraaf «Gender en diversiteit» in het hoofdstuk «Investeren in personeel» wordt hierop nader ingegaan.

Pijler 5: veiligheid, stabiliteit en respect

In de krijgsmacht, waar medewerkers vaak onder bijzondere en zware omstandigheden met elkaar samenwerken, zijn onderling respect en wederzijdse waardering van groot belang. Met bijvoorbeeld coaching en sociale leiderschapstraining bevorderde Defensie onder haar personeel een respectvolle omgang (kabinetsdoelstelling 49). Zo is er in 2009 een Leergang Coach Defensie begonnen waarbij in drie jaar 364 collega-coaches worden opgeleid. In 2009 hebben 40 medewerkers deze leergang gevolgd. Verder is er in 2009 een tweedaagse training van start gegaan waarin de specifieke aspecten van sociaal leiderschap aan de orde komen. In 2009 hebben 1 697 medewerkers deze training gevolgd.

Voorts werkte Defensie nationaal en binnen het Koninkrijk nauw samen met civiele autoriteiten. Met de Kustwacht Nederland heeft Defensie ook in 2009 een bijdrage geleverd aan de maritieme rechtshandhaving en de veiligheid op de Noordzee. Met het CZSK en de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba bood Defensie veiligheid in het Caribische deel van het Koninkrijk (kabinetsdoelstellingen 50 en 57). Per 1 mei 2009 zijn de Rijkswet Kustwacht en het Uitvoeringsbesluit Kustwacht van kracht, waarmee de operationele slagvaardigheid van de Kustwacht in het Caribische deel van het Koninkrijk verder is versterkt.

Het Commando Koninklijke marechaussee (CKmar) leverde in 2009 door onder meer het grenstoezicht een bijdrage aan de beveiliging van grenzen voor het Koninkrijk, dit in nauwe samenwerking met de douane en de politie. Ook de intensieve samenwerking met de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie op het gebied van terrorismebestrijding, waaronder de verdediging tegen catastrofaal terrorisme (kabinetsdoelstelling 60), is vermeldenswaardig. Per augustus 2009 is de nieuwe regeling voor de Dienst Speciale Interventies van kracht waardoor de juridische bevoegdheden bij inzet steviger zijn verankerd, de samenwerking tussen de diverse eenheden is versterkt en de capaciteiten van speciale eenheden beter worden benut.

In het hoofdstuk «Inzet» wordt nader ingegaan op de nationale inzet en de inzet Koninkrijksverband van Defensie.

Pijler 6: overheid en dienstbare publieke sector

Het doel van de Dienst Terugkeer en Vertrek is het vertrek van illegale vreemdelingen en uitgeprocedeerde asielzoekers uit Nederland. Het CKmar maakt deel uit van deze dienst. In 2009 zijn in totaal 2 998 vreemdelingen door het CKmar uit Nederland verwijderd nadat deze door de Dienst Terugkeer en Vertrek waren overgedragen. Hiermee gaf Defensie uitvoering aan kabinetsdoelstelling 71. Voorts maakte eind 2009 31,6 procent van de vrouwelijke defensiemedewerkers deel uit van de Algemene Bestuursdienst (kabinetsdoelstelling 65). In de paragraaf «Gender en diversiteit» bij het hoofdstuk «Investeren in personeel» wordt hierop nader ingegaan.

De beleidsprioriteiten van Defensie

1. Investeren in personeel

Voldoende kwalitatief goed en gemotiveerd personeel is essentieel voor het functioneren van de krijgsmacht. De neerwaartse trend van de vulling is gekeerd en het aantal militaire vacatures is afgenomen. De totale personele sterkte – militair en burgerpersoneel – was gemiddeld over het jaar ongeveer 94 procent van de voorziene organisatiesterkte (exclusief de baten-lastendiensten). Het uiteindelijke doel blijft een volledig gevulde organisatie. Wel werd Defensie als gevolg van de kabinetsmaatregelen en interne financiële tegenvallers enerzijds en de beschikbare capaciteit om nieuw personeel op te nemen anderzijds, genoodzaakt de vacatures in de komende jaren geleidelijker te vullen.

Onderstaande paragrafen bevatten voornamelijk kwalitatieve beschrijvingen van de belangrijkste doelstellingen van het personeelsbeleid. Een kwantitatieve beschrijving is terug te vinden in de P-rapportages.

1. Het Flexibel Personeelsysteem

De invoering van het Flexibel Personeelssysteem (FPS) zal enige jaren in beslag nemen. Het is noodzakelijk het gedachtegoed van FPS alsmede de doorontwikkeling en de gefaseerde invoering te verankeren in de organisatie. Het overleg met de centrales van overheidspersoneel over een tweede wijziging van het Algemeen Militair Ambtenarenreglement bevindt zich in een laatste fase. Het draagvlak voor het FPS werd verder vergroot door een positieve beeldvorming onder het defensiepersoneel te bevorderen. In 2009 werden de kennis van en het draagvlak voor FPS verder vergroot door middel van interactieve informatiesessies voor medewerkers en lijnmanagers.

Een van de pijlers van het FPS is de inrichting van de loopbaanbegeleidingorganisatie bij Defensie. De uitgangspunten voor defensiebrede loopbaanbegeleiding zijn vastgesteld en de benodigde capaciteit van 200 vte’s is verdeeld. De inrichting van de loopbaanbegeleidingorganisatie bij de operationele commando’s was in 2009 in volle gang al bleef de vulling eind 2009 met 110 begeleiders achter bij de planning. De doelstelling van 200 begeleiders in 2010 zal waarschijnlijk wel worden gehaald door de formalisering van de loopbaanbegeleidingorganisaties aan het einde van 2009 en in 2010. Loopbaanbegeleiding is een belangrijk instrument om rekening te kunnen houden met de wensen en ambities van het personeel en om loopbaanafspraken te maken in een persoonlijk ontwikkelplan (POP). Voor het POP is in 2009 een format ontwikkeld in overleg met de defensieonderdelen en de centrales van overheidspersoneel. Voorts is in 2009 een defensiebrede visie inzake Erkenning Verworven Competenties (EVC) ontwikkeld op grond waarvan momenteel samen met de zeven ROC’s een EVC-portaal wordt ingericht. Ook is een defensiebrede visie op het elektronisch portfolio ontwikkeld. Het elektronisch portfolio heeft tot doel de persoonlijke ontwikkeling van de individuele medewerker beter zichtbaar te maken binnen en buiten Defensie. Vervolgens is het elektronisch portfolio in 2009 digitaal toegankelijk gemaakt via het defensienetwerk en zijn trainingen aangeboden voor het gebruik van de applicatie.

2. Werving en behoud

De doelstelling van het personeelsbeleid was in 2009 het vullen en gevuld houden van de defensieorganisatie met goed opgeleid en gemotiveerd personeel. De voortdurend veranderende arbeidsmarkt vraagt om een flexibel systeem. Economische voorspoed wordt afgewisseld met recessies die hun weerslag hebben op het aanbod op de arbeidsmarkt, maar ook op de beschikbare financiële ruimte. Na jaren van personeelstekorten was in 2009 sprake van een toename van de vulling van de defensieorganisatie. De maatregelen in het kader van het Actieplan Werving en Behoud (Kamerstuk 31 243, nr. 13), zoals de uitbreiding van het Dienstencentrum Personeelsvoorziening en de aanpak van het opleidingsverloop, hebben hiertoe bijgedragen. De verslechterde situatie op de arbeidsmarkt, als gevolg van de economische crisis, heeft eveneens een belangrijke rol gespeeld. In 2009 is in het kader van werving en behoud onder meer aandacht besteed aan de volgende onderwerpen.

Balans tussen werk en privéleven

Tijdens de arbeidsvoorwaardenonderhandelingen 2009 – 2010 is met de centrales van overheidspersoneel gesproken over de invoering van de uitzendbonus (motie-Knops en Eijsink,Kamerstuk 31 200 X, nr. 52) en de vrijstelling van uitzending voor mannelijke en vrouwelijke militairen (motie-Voordewind en Van der Staaij, Kamerstuk 31 200 X, nr. 63 en de uitspraak van de commissie Gelijke Behandeling). Dit heeft niet tot afspraken geleid, maar het overleg wordt voortgezet.

Aandacht voor schaarse categorieën

Defensie kent formatieplaatsen waarvoor het moeilijk is voldoende personeel te vinden. In 2009 waren met betrekking tot deze schaarse personeelscategorieën diverse maatregelen van kracht. Er zijn bijna 1 700 aanstellingspremies voor de duur van de dienverplichting toegekend. De categorieën die voor deze maatregel in aanmerking komen, zijn met de bijbehorende bedragen opgenomen in de Inkomstenregeling militairen. Daarnaast zijn er bijna 2 700 bindingspremies toegekend aan personeel waarvoor geen dienverplichting meer geldt. Ook werd getracht oud-medewerkers uit deze schaarse categorieën te interesseren opnieuw bij Defensie in dienst te treden. Deze maatregel heeft weinig reacties opgeleverd.

De invoering van de wervingsbonus

De doelstelling om in 2009 met de wervingsbonus 2 000 mensen binnen te halen werd niet gehaald. Hoewel de werving en instroom zich positief ontwikkelen, leek de wervingsbonuskaart hier slechts een beperkte bijdrage aan te leveren. Daar staat tegenover dat het instrument door de andere maatregelen en veranderingen op de arbeidsmarkt minder nodig bleek.

Parttime wervers

Het aantal parttime wervers zou in 2009 worden uitgebreid met 25 naar in totaal 75. Halverwege 2009 was het aantal al hoger dan de doelstelling voor het gehele jaar. Daarom is besloten de doelstelling aan te passen, zodat het gewenste aantal van 150 niet eind 2011 maar al eind 2010 wordt bereikt. Eind 2009 waren er 131 parttime wervers beschikbaar.

Wervings- en selectieketen

In 2009 is het aantal belangstellenden en sollicitanten flink toegenomen van 49 841 belangstellenden en 15 843 sollicitanten in 2008 naar 97 593 belangstellenden en 22 900 sollicitanten in 2009. De uitval uit het keurings- en selectieproces voor de reguliere instroom van nieuwe militairen was met 69,9 procent aan de hoge kant. Dit kwam onder andere door de keuze de vulling geleidelijk te laten verlopen terwijl de belangstelling voor een baan bij Defensie sterk was toegenomen. Een andere reden voor het hoge uitvalspercentage was dat de wervingsbehoefte van de operationele commando’s vooral de fysiek zware (gevechts)functies en functies voor onderofficieren betrof, waarvoor hogere keurings- en selectie-eisen gelden.

Ook is in 2009 onafgebroken gewerkt aan het verder verbeteren van het proces van werving en selectie en, daarmee, de vermindering van de uitval. Het doel is de uitval in 2010 terug te brengen naar 40 procent.

De brug tussen werving en behoud: de (initiële) opleiding

De opleidingsuitval bedroeg de laatste jaren gemiddeld 35 procent. In 2009 is de opleidingsuitval aanzienlijk gedaald tot 29,6 procent dankzij het actieplan werving en behoud. De daling deed zich in de gehele opleidingsperiode voor, met uitzondering van de eerste twee maanden. Het project Loopbaanlint, waarin ROC’s een groot deel van de opleiding verzorgen, zal de uitval verder beperken.

Zorgloket thuisfront (family support)

In 2009 werd onderzoek gedaan naar de belasting en zorg rondom uitzendingen. Daaruit bleek dat het thuisfront goed bekend is met het zorgaanbod en dat de meerderheid vindt dat de zorgaspecten geen verbetering behoeven. Ook de militairen waardeerden de thuisfrontzorg tijdens de uitzending positief. Verder was de meerderheid van het thuisfront meer dan tevreden over de informatievoorziening over de missie, het missiegebied en de rotatie. Thuisfrontdagen werden positief gewaardeerd door een ruime meerderheid van de doelgroep. Wel zou het thuisfront meer voorlichtingsmateriaal willen ontvangen waarmee het geïnteresseerden in de omgeving kan informeren over de uitzending. In 2009 zijn initiatieven genomen om de communicatie met het thuisfront voorafgaand aan een uitzending en langdurige operationele inzet verder te verbeteren. De activiteiten zijn in de eerste plaats gericht op het thuisfront en hebben als doel te informeren over praktische zaken en emotionele aspecten die een rol spelen voor, tijdens en na een uitzending of langdurige operationele inzet. Deze informatie wordt vanaf 2010 samengebracht in een defensiebrede informatiemap ter vervanging van de diverse communicatiemiddelen van de afzonderlijke operationele commando’s.

Ten slotte is het Dienstencentrum Gedragswetenschappen in 2009 begonnen met de opzet en de uitvoering van een onderzoeksmonitor die de komende jaren structureel informatie over de belasting en de zorg rondom uitzendingen in kaart brengt, evenals de invloed daarvan op de inzetbaarheid en het behoud van personeel en het welzijn van het thuisfront.

Reservisten

De reservistennota die op 20 januari 2009 aan de Kamer is gestuurd vormde de basis voor een implementatieplan. De actiepunten van dit plan worden in 2009 en 2010 uitgevoerd. Zo werd op 6 november 2009 een nieuw convenant tussen het ministerie van Defensie en de Nederlandse Reservistenfederatie gesloten.

3. Gender en diversiteit

In 2009 werd stilgestaan bij 65 jaar vrouw in de krijgsmacht, waarmee werd aangetoond dat het onderwerp bij Defensie al lang in de belangstelling staat. In 2009 werd het diversiteitsbeleid bij Defensie verder geconcretiseerd met het actieplan diversiteit Defensie dat op 21 januari 2009 werd aangeboden aan de Tweede Kamer (Kamerstuk 31 700 X, nr. 80). Met dit actieplan werden de beleidsdoelstellingen van het diversiteitsbeleid verder uitgewekt in concrete maatregelen voor de periode 2009 tot en met 2012 en gekoppeld aan het proces van instroom, doorstroom en behoud.

Het aandeel militaire vrouwen was in 2009 onveranderd 9 procent. Het aandeel vrouwelijk burgerpersoneel was in 2009 24 procent. Dit was in 2004 bij de start van het actieplan nog 22 procent. Voor de instroom van vrouwelijke militairen werden in 2009 voor bepaalde categorieën functies (algemeen, logistiek) de streefpercentages bereikt. Voor andere categorieën functies (technisch, fysiek zwaar) bleef het echter moeilijk de gestelde doelen te verwezenlijken.

Het aandeel niet-westerse allochtonen bij Defensie is in 2009 toegenomen tot 4,6 procent, maar bleef achter bij de gewenste groei. Voor de instroom van leden van deze groepen zijn steeds extra inspanningen gepleegd om hen te interesseren voor een baan bij Defensie. De meer op de achterban gerichte arbeidsmarktcampagne «De verantwoordelijkheid van Defensie» was daarvan een voorbeeld. Ook de Masterclass van TANS (een netwerkorganisatie) gericht op de groep hoger opgeleide jongeren met een biculturele achtergrond, was een activiteit die tot enige aanstellingen heeft geleid. Voorts begon bij het Marinebedrijf een leerwerktraject met zowel vrouwen als etnisch culturele minderheden, gericht op het vergroten van de arbeidsparticipatie. Op het punt van doorstroom en behoud is in 2009 het mentorproject multiculturele medewerker georganiseerd, gericht op de persoonlijke ontwikkeling van personeel met een multiculturele achtergrond, gekoppeld aan een mentor. Voor vrouwelijke onderofficieren werd eenzelfde traject opgezet dat in 2010 zal aanvangen.

Aan het eigentijdse imago van Defensie is ook gewerkt door publicaties in homomedia en de deelneming van Defensie aan Roze Zaterdag op 21 juni 2009 in Den Haag. Ten slotte werd in het kader van het nationaal actieplan 1325 in samenwerking met de Zweedse ambassade en het ministerie van Buitenlandse Zaken op 3 december 2009 in het Vredespaleis een groot internationaal symposium georganiseerd met als thema Women in warzones.

4. Sociaal veilige werk- en leefomgeving (commissie-Staal)

Eind 2008 is de projectorganisatie Staal opgeheven en werden de zeven defensieonderdelen verantwoordelijk voor de verdere uitvoering van de aanbevelingen van de commissie onder de noemer «sociaal veilige werk- en leefomgeving». Over het toezicht op de voortgang van de uitvoering zijn afspraken gemaakt met de defensieonderdelen. Het periodieke voortgangsoverleg met vertegenwoordigers van de bonden, de medezeggenschapscommissies en de geestelijke verzorging werd in 2009 in stand gehouden.

Defensie heeft in 2009 veel van de voorgenomen maatregelen uitgevoerd.

• Zo werden op het gebied van de gedragscode posters en een dvd ontwikkeld om de kennis van de gedragscode te verankeren.

• Het Dienstencentrum Gedragswetenschappen heeft een draagvlakonderzoek naar de gedragscode uitgevoerd om te kunnen vaststellen of aanpassingen nodig waren. De Kamer zal nog worden geïnformeerd over de uitkomsten van dit onderzoek.

• Op het gebied van Leiderschap is de training Sociale aspecten van leidinggeven van start gegaan en werden twee leergangen «collega-coach» afgesloten.

• Het project Internet op de legeringkamers werd in 2009 voltooid.

• 75 procent van de voorziene functies op het gebied van leiderschap, toezicht en sport werd het afgelopen jaar gevuld.

• Commandantenfondsen werden gebruikt voor onder andere saamhorigheidsactiviteiten, ontspanningsmogelijkheden in recreatieruimtes en sportdagen. Ook op het gebied van infrastructuur werden het afgelopen jaar diverse projecten uitgevoerd. Dit zal nog doorgaan tot en met 2011.

• In 2009 werd voorts begonnen met de oprichting van de Centrale Organisatie Integriteit Defensie (COID). De formele oprichting was op 20 januari 2010. Het COID is overeenkomstig de aanbevelingen van de commissie-Staal een defensiebrede organisatie die is belast met de coördinatie van de sociale en op termijn ook de zakelijke integriteitzorg bij Defensie.

Voor alle genoemde maatregelen was in 2009 € 30 miljoen geraamd. In totaal bedroegen de uitgaven € 31,8 miljoen.

5. Veiligheid van personeel

In 2009 werd het veiligheidsmanagementsysteem Defensie verder ingevoerd in de bedrijfsvoering van Defensie. Door meetbare doelstellingen als vast onderdeel in de plancyclus op te nemen werd het veiligheidsmanagement gewaarborgd. De defensieonderdelen rapporteerden in deze cyclus over de stand van zaken. In het kader van de beleidsvorming en de bestuurlijke afstemming tussen de verschillende defensieonderdelen is in 2009 voor het eerst de Veiligheidsraad Defensie bijeengekomen. Om het gewenste gedrag op het gebied van veiligheid bij de werknemers op alle niveaus in de organisatie te verhogen, werden voor het personeel dat functioneel is belast met een veiligheidstaak voorlichtings- en bijscholingbijeenkomsten georganiseerd. Ook wordt veiligheidsmanagement opgenomen in de reguliere opleidingen. De informatiesystemen ter ondersteuning van meldingen van voorvallen en het doen en registreren van risicoanalyses waren eind 2009 nog niet ingevoerd. Wel zijn eerste testen met de systemen gedaan waardoor invoering in 2010 is voorzien.

6. Veteranen en zorg

De Tweede Kamer wordt jaarlijks met de Veteranennota geïnformeerd over de erkenning, de waardering en zorg voor veteranen. De Raad voor civiel-militaire Zorg en Onderzoek had hiervoor een aantal nieuwe adviezen gegeven. Deze betroffen een klachtenregeling en een centrale onafhankelijke klachtencommissie voor het Landelijk Zorgsysteem Veteranen (LZV), een aanzet tot een oplossing voor «oude» claims van veteranen, de ontwikkeling van een consumer quality index voor de veteranenketenzorg, een voorstel voor wetenschappelijk onderzoek en een revisie van het convenant LZV. De Kamer is geïnformeerd over de beoordeling van de adviezen. De Inspectie Militaire Gezondheidszorg heeft in samenwerking met de Inspectie Gezondheidszorg de Militair Geestelijke Gezondheidszorg (MGGZ) geëvalueerd, waarbij ook de rol en de positie van de MGGZ in het LZV werd bezien. Mede op aandrang van de Kamer zal waarschijnlijk eind 2010 een nieuw onderzoek starten. De Kamer is geïnformeerd over de reikwijdte en diepgang van dat onderzoek. Tevens heeft de Kamer een overzicht ontvangen van lopende en onlangs voltooide wetenschappelijke onderzoeken die relevant zijn voor de zorg aan veteranen. De revisie van het convenant is in 2009 begonnen en loopt door in 2010.

Beleidsconclusie: het grootste deel van de beleidsprioriteiten op het gebied van investeren in personeel werd in 2009 behaald. De maatregelen die onder de noemer van werving en behoud werden genomen hebben een rol gespeeld bij de verbetering van de personele vulling. Met de intensivering van de samenwerking met ROC’s is een belangrijke stap gezet om op structurele wijze te voorzien in de jaarlijks benodigde instroom van nieuw militair personeel. De interesse in een baan bij Defensie is fors toegenomen. Gecombineerd met de noodzaak geleidelijker te vullen is hierdoor de uitval bij keuring- en selectie toegenomen. Er zijn verschillende activiteiten ondernomen ter bevordering van een sociaal veilige werk- en leefomgeving en ter bevordering van de veiligheid van personeel. De ontwikkelingen op het gebied van veteranen en zorg verliepen voorspoedig. Op het gebied van diversiteit werden de doelstellingen echter nog niet altijd gehaald, wat het belang van het actieplan onderstreept.

2. Verbeteren van de operationele inzetbaarheid

In 2009 werden verscheidene maatregelen genomen om de operationele inzetbaarheid te verbeteren. Er werd materieel aangeschaft, maar er werd ook geïnvesteerd in communicatiemogelijkheden en de informatievoorziening, alsmede in de vergroting van kennis onder het personeel over geïmproviseerde explosieven. Ruim 350 materieel-, infrastructuur- en informatievoorzieningsplannen maakten deel uit van de investeringsplannen van Defensie. In 2009 was 19,6 procent van de defensiebegroting geïnvesteerd om de operationele inzetbaarheid van Defensie te verbeteren. Daarmee ligt Defensie op koers om een investeringspercentage van ten minste 20 gedurende deze kabinetsperiode te halen.

1. Vervanging materieel en repareren operationele gereedstelling

In 2009 werd ten behoeve van de vervanging van versleten materieel tijdens de ISAF-missie in Afghanistan en de reparatie van de operationele gereedstelling in totaal € 80 miljoen aan generale middelen aan de defensiebegroting toegevoegd, waarvan € 50 miljoen Van Geel-gelden. Van de € 80 miljoen was € 74,5 miljoen in de begroting 2009 onder beleidsartikel 25 Defensie Materieel Organisatie (DMO) gereserveerd voor de vervanging van materieel en de aanschaf van voorraden. De resterende € 5,5 miljoen was onder beleidsartikel 22 – Commando landstrijdkrachten (CLAS) voor de inhuur van oefenterreinen gereserveerd. Gedurende 2009 was er geen tijd en capaciteit om de eenheden die niet voor de ISAF-missie waren aangewezen extra te oefenen en te trainen om de operationele gereedheid te repareren. Daarom werd het extra budget dat in 2009 was gereserveerd voor de inhuur van (extra) oefenterreinen niet gebruikt. De overige maatregelen ten behoeve van de vervanging van materieel en de reparatie van de gereedstelling zijn wel uitgevoerd. Het ging om investeringen in materieel, kleding en uitrusting, reservedelen, munitie en de instandhouding van niet-organieke systemen. De gereserveerde € 80 miljoen is volledig besteed aan de vervanging van materieel en de reparatie van de operationele gereedstelling.

2. Versterking Network Enabled Capabilities (NEC)

In 2009 werd het verkrijgen van een nationaal gezamenlijk (tussen de krijgsmachtdelen) gedeeld situatiebeeld (common operational picture) beproefd tijdens de oefening Purple Nectar. Verder werden de werkzaamheden voortgezet aan het in 2008 begonnen project voor de verbetering van de interconnectiviteit (spraak- en data-interoperabiliteit). Het project moest leiden tot een betere uitwisseling van gegevens tussen commandosystemen, datanetwerken en identificatiemiddelen om eigen en vijandelijke eenheden te kunnen onderscheiden. Tevens werd in 2009 een haalbaarheidsstudie voltooid naar een defensiebreed operationeel inlichtingensysteem. De studie heeft geleid tot een behoeftestelling voor de verwerving van een Nederlands operationeel inlichtingensysteem dat informatie doelmatig en doeltreffend verzamelt, analyseert en verspreidt om beter in de inlichtingenbehoefte van commandanten te kunnen voorzien. Met deze activiteiten werd op het gebied van NEC in 2009 ongeveer € 5 miljoen geïnvesteerd. Deze projecten zijn onder beleidsartikel 25 – Defensie Materieel Organisatie verantwoord.

3. Versterking van de inlichtingenketen

Het belang van een goede inlichtingenpositie is de afgelopen jaren keer op keer onderstreept. Daarom ontplooide Defensie verschillende initiatieven om de inlichtingenketen te versterken. Zo werd in 2009 de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst volgens plan met twintig vte’s uitgebreid en werd gewerkt aan de bundeling van middelen voor de verwerking van operationele inlichtingen in een krijgsmachtbreed inzetbare inlichtingeneenheid in de Joint Intelligence Surveillance Target Acquisition and Reconnaissance Command (JISTARC). De oprichting van dit commando heeft enige vertraging opgelopen. In plaats van in 2009 is de verwachting dat het JISTARC in 2010 wordt opgericht. Door deze vertraging werd voor de versterking van de inlichtingenketen in 2009 € 4,3 miljoen van de begrote € 15,1 miljoen besteed. De volledige versterking van de inlichtingenketen zal naar verwachting volgens plan in 2013 gereed zijn.

4. Oprichting van een permanent gezamenlijk hoofdkwartier

In 2008 werd begonnen met het project Oprichting Permanent Gezamenlijk Hoofdkwartier (PGHK). Onderdeel van het plan van aanpak was een studie naar de inrichting van het gezamenlijk hoofdkwartier. Deze studie is inmiddels voltooid en het reorganisatietraject is in gang gezet. Volgens planning zal eind 2010 de oprichting een feit zijn en is de reorganisatie midden 2011 voltooid.

5. Verbetering van de veiligheid en bescherming van uitgezonden personeel

Defensie heeft met de Joint Task Force Counter-IED (JTF C-IED) in 2009 verscheidene maatregelen in Afghanistan getroffen. Zo werd de detectiecapaciteit verbeterd door de invoering van negen Bushmasters met onderzoeksarm en door de introductie bij de genie (CLAS) van Route and Overwatch Search Dogs. Ook werd een operationele proef gedaan met RecceLite detectieapparatuur onder de F-16. Om de productie en inzet van IED’s terug te dringen, werden de laboratoriumfaciliteiten voor forensisch onderzoek aan IED’s uitgebreid en werd biometrische apparatuur ingevoerd. Er werden nieuwe stoorzenders verworven die voorkomen dat IED’s radiografisch kunnen worden geactiveerd. Om troepen beter voor te bereiden op operaties in een gebied met een hoge IED-dreiging werden op Tarin Kowt in Afghanistan en in de Marnewaard in eigen land Counter-IED trainingsfaciliteiten geopend. In de strijd tegen IED’s werkt de JTF C-IED intensief samen met andere ISAF-landen, vooral met de partners in Regional Command South (RC/South). Voor 2009 was voor de veiligheid en de bescherming van uitgezonden personeel € 6 miljoen extra gereserveerd, waarvan € 5,3 miljoen onder beleidsartikel 25 – DMO en € 0,7 miljoen onder beleidsartikel 22 – CLAS. Het volledige bedrag werd uitgegeven.

6. Versterking van de civiel-militaire samenwerking bij uitzendingen

In het kader van de verdere professionalisering op het gebied van civiel-militaire samenwerking (CIMIC) bij uitzendingen, werd in 2009 de CIMIC-eenheid versterkt met een aantal specialisten. In de eerste helft van 2009 werden de drie functies die in 2008 leeg bleven alsnog gevuld. Verder werden in 2009 vijf van de acht voorziene functies gevuld. Daarmee werd van de gereserveerde € 0,9 miljoen € 0,6 miljoen besteed aan uitbreiding.

7. Versterking van de informatievoorziening

In 2009 werden belangrijke stappen gezet in het programma Speer. Op 8 juni is de eerste operationele eenheid, het fregat Hr.Ms. Van Speijk, overgegaan op het materieellogistieke ERP-systeem van SAP. Op 20 november is het zusterschip Hr.Ms. Van Amstel als tweede fregat op het systeem overgegaan. Behalve deze twee schepen is ook de direct ondersteunende walorganisatie op ERP overgeschakeld. Hiermee werd in 2009 de start van de invoering van ERP in de materieellogistieke keten een feit. Gelijktijdig werd een geslaagde vervolgstap met FINAD gezet, het project waarmee in 2008 de financiële administraties werden overgezet op ERP. Naast geslaagde toepassingen is er, op basis van een interne review, sprake geweest van een consolidatieperiode om enkele ondersteunende activiteiten, zoals opleidingen, testprocedures en systeemdocumentatie, in overeenstemming te brengen en te houden met het invoeringsschema. Deze consolidatieperiode was mogelijk via de herschikking, binnen de totale looptijd, van een aantal gerelateerde projecten. De staatssecretaris heeft de Tweede Kamer in 2009 tweemaal geïnformeerd over de voortgang van het programma Speer(Kamerstuknummers 31 460, nr. 6en nr. 8).

In het kader van het programma Basisadministraties werden in 2009 verscheidene verbeteringen tot stand gebracht. Zo was de invoering van de basisadministratie (vastgoed) in volle gang. In de jaren 2010 en verder dienen de andere basisadministraties te volgen. Verder werden ongeveer 1 400 defensiebreed te gebruiken gegevens geïnventariseerd en vastgelegd in het Logisch Bedrijfsgegevensmodel Defensie. Het ging hierbij om gegevens die binnen de specifieke defensiecontext worden gehanteerd (zoals «recuperatie na inzet»). Deze gegevens zijn een belangrijk fundament voor de in te richten basisadministraties. Ook heeft de Bedrijfsgroep IVENT van het Commando DienstenCentra (CDC) de diensten verbeterd waarmee de kwaliteit van de gegevens werd verhoogd en waarmee de gegevens gemakkelijk werden uitgewisseld. Deze diensten ondersteunen Defensie nu en in de komende jaren bij het verder inrichten van de basisadministraties.

8. Verbetering van het voortzettingsvermogen van de Apache-helikopters

De Nederlandse Apache-gevechtshelikopters waren van grote betekenis voor de bescherming en de ondersteuning van grondstrijdkrachten. Sinds 2006 is ten behoeve van ISAF in Zuid-Afghanistan onafgebroken een beroep gedaan op deze capaciteit. Dit vergde een hoge inzetbaarheid van materieel en personeel. In 2008 werd daarom het project Verbeterd voortzettingsvermogen Apache begonnen. Door de inzet van 52 extra vte’s aan vliegend, technisch en ondersteunend personeel en het operationeel geschikt maken van vijf reservetoestellen werd het voortzettingsvermogen van de Apache gegarandeerd. De uitbreiding van het personeel maakte aanpassingen van de infrastructuur en op IV-gebied noodzakelijk. Deze verbeteringen worden tussen 2008 en 2017 uitgevoerd.

In 2009 werden de volgende maatregelen gepland en uitgevoerd:

• Extra vlieguren ten behoeve van de nieuw ingestroomde vliegers. Van deze extra uren werd 60 procent werkelijk gebruikt.

• De voorziene instroom van personeel in 2009 bestond uit 28 technici, drie vliegers en twee ondersteuners. Uiteindelijk zijn 26 technici, twee vliegers en een ondersteuner ingestroomd.

• De infrastructurele uitbreiding van het squadrongebouw is begonnen in het derde kwartaal 2009 en zal in het eerste kwartaal van 2010 worden voltooid.

• De IV-ondersteuning voor twintig werkplekken werd in 2009 voltooid.

Met de modificaties van de vijf reservetoestellen (verbeterde sensoren, radio’s, zelfbescherming en extra interne tanks) wordt in 2010 begonnen.

Voor de uitbreiding van het functiebestand in 2009 was € 5 miljoen gereserveerd onder beleidsartikel 23 – CLSK. Hiervan is € 4,5 miljoen uitgegeven. Dit kwam omdat er in 2009 minder personeel is ingestroomd dan voorzien, waardoor onder andere de kosten voor opleiding en vlieguren lager uitvielen. Ten behoeve van de infrastructurele investeringen was € 0,5 miljoen geraamd. Dit bedrag werd in 2009 ook uitgegeven. De modificaties aan de vijf reservetoestellen maken deel uit van de lopende modificatieprogramma’s van de Apachevloot.

9. Kabinetsbesluit vervanging F-16 en andere materieelprojecten

Ook in 2009 was het project Vervanging F-16 het meest in het oog springende materieelproject. Het heeft tot doel tijdig te voorzien in de vervanging van de F-16 jachtvliegtuigen en daarmee in de verbetering van de operationele inzetbaarheid van de krijgsmacht. Volgens het coalitieakkoord van februari 2007 was voor 2009 besluitvorming voorzien over de contractondertekening voor de definitieve aanschaf van testtoestellen. Het kabinet heeft in 2008 besloten tot ondertekening van het Memorandum of Understanding (MoU) over de Initiële Operationele Test- en Evaluatiefase van de JSF in de Verenigde Staten. Vervolgens heeft het kabinet op 16 januari 2009 besloten twee F-35 testtoestellen aan te schaffen. Na een algemeen overleg van 22 april en een plenair debat van 23 april 2009 heeft de Kamer door aanvaarding van de motie-Hamer c.s. (Kamerstuk 26 488, nr. 178) ingestemd met het aangaan van de verplichtingen voor de productie van het eerste Nederlandse testtoestel uit de Low Rate Initial Production (LRIP-)serie 3. In deze motie zijn drie criteria geformuleerd die van belang zijn voor het aangaan van de verplichtingen voor de productie van het tweede testtoestel. In 2009 is de Kamer over die criteria als volgt geïnformeerd:

• De prijs van het tweede testtoestel uit de LRIP-4 productieserie: met de brief van 15 december 2009 (Kamerstuk 26 488, nr. 209) werd gemeld dat de onderhandelingen voor LRIP-4 meer tijd in beslag zullen nemen.

• De F-35 geluidscontouren: het NLR heeft berekeningen uitgevoerd van de geluidsbelasting van de F-35. Uit het NLR-rapport bleek dat ook met toepassing van voorzichtige uitgangspunten de F-35 geluidsbelasting goed inpasbaar zijn binnen de bestaande 35Ke geluidszones van de vliegbases Volkel en Leeuwarden. De Kamer werd met de brief van 10 juli 2009 (Kamerstuk 26 488, nr. 192) over deze uitkomst geïnformeerd. Over het besluit het NLR-rapport onafhankelijk te valideren is de Kamer op 7 januari jl. geïnformeerd (Kamerstuk 26 488, nr. 211).

• De uitkomst van de arbitrage inzake de business case van de JSF: de minister van Economische Zaken heeft de Kamer met de brief van 27 november 2009 (Kamerstuk 26 488, nr. 207) geïnformeerd over de uitkomst van de arbitrage.

Het demissionaire kabinet zal geen besluit tot aanschaf van het tweede testtoestel meer aan de Kamer voorleggen. De definitieve besluitvorming over de vervanger van de F-16 zal volgens de motie-Hamer plaatshebben in 2012.

In 2009 werd voorts een contract met Damen Schelde Naval Shipbuilding getekend voor de verwerving van een platform voor een joint logistiek ondersteuningsschip, werd het laatste Fennek-voertuig van de in totaal 410 Fennek-voertuigen bij het CLAS in gebruik genomen en werd van twee patrouilleschepen de kiel gelegd. Ook werd in 2009 de evaluatie van het project Luchtverdedigings- en Commandofregatten (LCF) voltooid. De behoeftestelling van de vervanging van tactische radio’s heeft enige vertraging opgelopen en zal in 2010 worden voltooid.

De Tweede Kamer wordt elk jaar met Prinsjesdag door middel van het Materieelprojectenoverzicht geïnformeerd over de actuele stand van zaken bij alle materieelprojecten groter dan € 25 miljoen of met een lagere projectomvang die politiek gevoelig zijn. Daarnaast wordt de Kamer over de voortgang van de projecten NH-90, vervanging F-16 en vervanging pantservoertuigen M 577 en YPR geïnformeerd door middel van afzonderlijke jaarrapportages.

10. Invulling behoefte Strategisch Luchttransport (C-17)

De C-17-capaciteit is van groot belang ter ondersteuning van het expeditionaire optreden van de krijgsmacht, zoals in Afghanistan en Afrika. De regering heeft daarom in juni 2008 besloten met 500 vlieguren per jaar deel te nemen aan het C-17-initiatief van de NAVO om de strategische luchttransportcapaciteit te vergroten. Aan dit NAVO-initiatief nemen thans twaalf landen deel. Met de ceremoniële ingebruikname van het eerste C-17-vliegtuig op vliegbasis Pápa in Hongarije kon op 27 juli 2009 voor het eerst aanspraak worden gemaakt op C-17-vlieguren. De overige twee C-17-vliegtuigen werden respectievelijk op 16 september en 7 oktober in gebruik genomen, zodat eind 2009 de gehele (vliegende) capaciteit aanwezig was. Er waren in 2009 89 vlieguren voor Nederland beschikbaar. Deze werden allemaal gebruikt en er werd daarnaast een aantal uren overgenomen van Estland. Voorts werd in 2009 een begin gemaakt met de opbouw van de basisvoorzieningen op de luchthaven en het opwerken van de organisatie. Zo werd onder andere het vliegtuigplatform uitgebreid, werd het medisch centrum gerenoveerd en werden containerfaciliteiten neergezet. Volgens planning zal de basis in 2011 volledig operationeel zijn uitgerust en zullen de vliegtuigen volledig inzetbaar zijn.

Voor 2009 was € 22 miljoen voor het initiatief gereserveerd op de defensiebegroting onder beleidsartikel 25 – DMO. Nederland heeft hiervan in 2009 € 15,6 miljoen besteed. Het resterende bedrag was reeds in 2008 besteed om de koersstijging bij de aanvang van dit project op te vangen.

Nederland neemt voorts samen met Duitsland, Frankrijk en België deel aan de ontwikkeling van het European Air Transport Command (EATC), dat op 1 december 2010 de initiële operationele status zal bereiken. Het initiatief heeft tot doel de beschikbare luchttransportcapaciteit en de Air-to-Air Refueling capaciteit (ongeveer 200 vliegtuigen) van de participerende landen onder één commando te brengen, waardoor deze capaciteit doelmatiger kan worden ingezet. Het commando stelt zijn capaciteiten ook ter beschikking aan de EU, de NAVO en de VN. Nederland is gastland aangezien het commando is gevestigd op de vliegbasis in Eindhoven. In 2009 werd begonnen met de bouw van tijdelijke huisvesting, vooruitlopend op de permanente huisvesting waarmee in 2012 zal worden begonnen. In 2009 zette Defensie ongeveer tien vte’s in ten behoeve van het EATC. Nederland heeft in 2009 ongeveer € 1,5 miljoen in dit multinationale initiatief geïnvesteerd.

Beleidsconclusie: de meeste beleidsprioriteiten op het gebied van het verbeteren van de operationele inzetbaarheid werden in 2009 behaald. Zo werden in 2009 verscheidene maatregelen genomen om tijdens de ISAF-missie versleten materieel te vervangen en de operationele gereedstelling te repareren. Er waren echter geen tijd en capaciteit beschikbaar om de eenheden die niet voor de ISAF-missie waren aangewezen extra te oefenen en te trainen. Alle doelstellingen op het terrein van Network Enabled Capabilities, zoals het verbeteren van uitwisseling van gegevens, werden in 2009 bereikt. Ook werd de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) in 2009 volgens plan versterkt met twintig medewerkers. De oprichting van het Joint Intelligence Surveillance Target Acquisition and Reconnaissance Command (JISTARC) heeft enige vertraging opgelopen, waardoor het in 2010 zal worden opgericht. Verder lag de planning voor de oprichting van het PGHK op koers, werd het plan van aanpak van de IED-taakgroep in 2009 verder uitgevoerd, werd een begin gemaakt met de invoering van ERP-software in het materieellogistieke domein, werd vooruitgang geboekt bij de invoering van het programma basisadministraties en werd de kwaliteit van de ondersteunende diensten verbeterd. De CIMIC-eenheid werd verder versterkt waarbij een achterstand uit 2008 werd ingehaald, maar waarbij de doelstelling voor 2009 niet geheel werd gehaald. Voorts werden bijna alle doelstellingen ter verbetering van het voortzettingsvermogen van de Apache-helikopters gehaald. Alleen de instroom van nieuw personeel was iets lager dan aanvankelijk voorzien. Ten slotte werd vooruitgang geboekt bij de vergroting van de Nederlandse aanspraak op strategisch luchttransport in NAVO en Europees verband en werden op materieelgebied verscheidene mijlpalen behaald. Het uiteindelijke investeringspercentage bedroeg in 2009 19,6, waarmee Defensie op koers ligt om een investeringspercentage van ten minste 20 gedurende deze kabinetsperiode te halen.

3. Inzet

De Nederlandse krijgsmacht heeft in 2009 op uiteenlopende plaatsen in de wereld deelgenomen aan grote en kleinere crisisbeheersingsoperaties en ondersteuning geleverd bij de opbouw van veiligheidsorganisaties. Voorts heeft Defensie zowel in nationaal als in Koninkrijksverband mensen en middelen ingezet en beschikbaar gehouden. Daarmee voldeed Defensie wat de inzetmogelijkheden betreft aan kabinetsdoelstelling 4.

Internationaal optreden

De operationele doelstellingen voor 2009 in het kader van crisisbeheersingsoperaties waren: Vrede en Stabiliteit in Europa/Balkan, Vrede en Stabiliteit in Afghanistan, Vrede en Stabiliteit in het Midden-Oosten, Vrede en Stabiliteit in Afrika, Vrede en stabiliteit in Irak en Vrede en stabiliteit in de Perzische Golf. Bij beleidsartikel 20 is een overzicht opgenomen van alle operaties in 2009.

De Nederlandse militaire inzet in 2009 was vooral geconcentreerd in Afghanistan. Alle operationele commando’s hebben daar een aanzienlijke bijdrage aan geleverd. De totale inzet was structureel ongeveer 1 850 militairen. Op het hoogtepunt van de inzet waren ongeveer 2 000 militairen in Afghanistan actief. Naast de brede bijdrage van de Task Force in Uruzgan leverde Nederland vier F-16 jachtvliegtuigen en helikopters vanuit Kandahar en Tarin Kowt. Tevens leverde Nederland personeel aan het ISAF-hoofdkwartier in Kabul en aan het regionale hoofdkwartier in de zuidelijke regio, het Regional Command South (RC/South). Vanaf augustus 2009 werd de bijdrage aan het ISAF-hoofdkwartier voor zes maanden uitgebreid met Nederlandse militairen, die als onderdeel van het NAVO-hoofdkwartier van het Duits-Nederlandse Legerkorps uit Münster werden ingezet in Kabul. Vanaf november 2008 tot november 2009 voerde Nederland het commando over RC/South en daarvoor werd de bijdrage aan dat commando uitgebreid. Tot slot waren vanaf april 2009 weer Nederlandse commando’s en mariniers actief in Uruzgan ter verbetering van de inlichtingenpositie. Door de additionele behoeften en de deelneming aan hoofdkwartieren ontstond in 2009 een tijdelijke piek in het aantal Nederlandse militairen dat in Afghanistan actief was. Na afloop van het Nederlandse commando van RC/South in november 2009 is dit aantal weer gedaald.

De training van de Afghaanse veiligheidsorganisaties werd in 2009 steeds meer tot prioriteit van ISAF gemaakt. Om de verschillende trainingsinitiatieven in Afghanistan te coördineren, is de NATO Training Mission Afghanistan (NTM-A) opgericht. Nederland levert hiervoor dertien functionarissen. In 2009 heeft ook de Europese Gendarmerie Force (EGF) besloten deel te nemen aan NTM-A. De EGF traint een specifiek deel van de Afghaanse Nationale Politie, te weten de Afghan National Civil Order Police en levert Police Operational Mentoring and Liaison Teams. De Kmar levert twee personen voor een EGF-trainingscentrum in Mazar-e-Sharif en één persoon op het hoofdkwartier in Kabul. Deze drie mensen vallen onder de hierboven genoemde bijdrage van dertien mensen.

Het merendeel van de operaties in Uruzgan werd gepland en uitgevoerd door militairen in samenwerking met politieke, ontwikkelings- en tribale adviseurs, en zoveel mogelijk in overleg met lokale Afghaanse autoriteiten. De geïntegreerde benadering in Uruzgan werd in 2009 verder versterkt en dit heeft tot resultaat geleid. Zo werd veel vooruitgang geboekt met de training en opleiding van het Afghaanse leger en de Afghaanse politie en konden snel zichtbare projecten door de verbeterde veiligheidssituatie plaats maken voor programma’s voor de langere termijn, die met Nederlandse steun in de provincie zijn opgezet. Over de bereikte 3D-resultaten in ISAF-verband is periodiek gerapporteerd in brieven aan de Kamer. Bijlage 3 van dit jaarverslag bevat een overzicht van de personele en materiële inzet bij de uitgevoerde operaties.

In Europa hebben Nederlandse militairen deelgenomen aan de missie EUFOR/Althea en aan de politietrainingsmissie EUPM in Bosnië. In 2009 werden ook de defensiebijdragen aan EULEX en KFOR in Kosovo voortgezet. Voor KFOR heeft ons land naast de militairen die permanent deelnemen van 1 februari 2009 tot 1 juli 2009 een chirurgisch team geleverd. Daarnaast heeft de Kmar een bijdrage geleverd aan de activiteiten van FRONTEX, het Europese agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen.

De betrokkenheid van Defensie bij het Midden-Oosten bestond in 2009 uit een aantal militairen voor de United Nations Truce Supervision Organisation (UNTSO). Nederland levert al vanaf 1956 een bijdrage aan deze waarnemersmissie, hoofdzakelijk voor de Observer Group Lebanon en de Observer Group Golan en voor het hoofdkwartier in Jeruzalem. Voorts stonden er Nederlandse marechaussees standby voor de EU Border Assistance Mission (EUBAM) Rafah die de grensbewaking door de Palestijnse Autoriteit moest monitoren en begeleiden. De marechaussees zijn niet ingezet in verband met de sluiting van de grens bij Rafah, waardoor de missie sinds 15 juni 2007 tot nader order is opgeschort.

Voor de kust van het Afrikaanse continent, vooral nabij Somalië, heeft Nederland een aanzienlijk aandeel gehad in antipiraterij-operaties. Van eind maart tot 1 juli 2009 droeg het fregat Hr.Ms. De Zeven Provinciën bij aan de NAVO-operatie Allied Protector. Van augustus tot en met december 2009 leverde Nederland de Force Commander, een groot gedeelte van de internationale staf en het stafschip Hr.Ms. Evertsen voor de EU-operatie Atalanta. De hoofdtaken waren de bescherming van schepen van het World Food Programme en de African Union Mission in Somalia (AMISOM) en van koopvaardijschepen in de Golf van Aden. Voorts werd gepatrouilleerd in gebieden met een verhoogde piraterijdreiging. Tot 15 maart 2009 was een Nederlandse mariniersverkenningseenheid in Tsjaad actief als onderdeel van de EU-operatie in Tsjaad en de Centraal Afrikaanse Republiek (EUFOR Tchad/RCA). De EU-operatie, vooral gericht op het brengen van rust en veiligheid in het grensgebied tussen Soedan en Tsjaad, werd op 15 maart overgenomen door de Verenigde Naties (MINURCAT). In Soedan, Burundi, en de Democratische Republiek Congo heeft de krijgsmacht bijdragen geleverd aan de opbouw en de hervorming van de veiligheidssector (Security Sector Reform-SSR). De Nederlandse betrokkenheid bij UNMIS in Soedan werd in april met een jaar verlengd. Militaire waarnemers, marechaussees en politiefunctionarissen hebben in 2009 toegezien op de uitvoering van het vredesverdrag uit 2005. Zij ondersteunden de ontwikkeling van leger en politie, onder meer door middel van workshops en gezamenlijke patrouilles.

Voorts is in april 2009 een overeenkomst gesloten met de Burundese regering waarin de samenwerking op het gebied van de ondersteuning van de veiligheidssector voor een periode van acht jaar is vastgelegd. De bilaterale overeenkomst bestaat uit vier pijlers: een politieke dialoog, de verbetering van het democratisch toezicht op de veiligheidssector, de verdere professionalisering van het Burundese leger en de verdere professionalisering van de Burundese politie. In het kader van deze overeenkomst waren er onder meer Nederlandse genisten in Burundi voor kennisoverdracht en advisering. De Nederlandse ministers van Defensie, van Buitenlandse Zaken, voor Ontwikkelingssamenwerking en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties waren bij deze overeenkomst betrokken. Verder hebben enkele militaire adviseurs die in multinationaal verband opereren ook in de Democratische Republiek Congo en in Mali de ontwikkeling van de veiligheidssector ondersteund.

In Irak heeft Nederland een bijdrage geleverd in de staf van de NAVO-trainingsmissie NTM-I. De betrokken militairen waren belast met de bestendiging van de opleidingsstructuur en de continuïteit van de diverse trainingsprogramma’s. Tevens vervulden zij uiteenlopende taken op het gebied van personeelsmanagement, trainingscoördinatie en begeleiding. Op 30 november 2009 heeft de NAVO met de goedkeuring van de Periodic Mission Review van NTM-I besloten de missie met herziene taken te verlengen. De regering heeft vervolgens de verschillende aspecten van de missie beoordeeld en besloten de Nederlandse bijdrage met één jaar te verlengen.

Ten slotte zijn enkele Nederlandse militairen in 2009 betrokken geweest bij de bestrijding van internationale terroristische netwerken in de Perzische Golf. Militairen waren werkzaam bij de staf van het Combined Force Maritime Component Command in Bahrein en in het Netherlands Liaison Team van het United States Central Command in Tampa, Florida. Voorts was Defensie in 2009 vertegenwoordigd in de staf van Coalition Task Force (CTF 151).

Het totale bedrag voor beleidsartikel 20 Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties werd in 2009 verhoogd. Naast de al in de begroting 2008 opgenomen toevoeging van € 50 miljoen uit Pijler 1, werd van het ministerie van Buitenlandse Zaken (HGIS) een bedrag van € 51,0 miljoen ontvangen.

Nationaal optreden en optreden in Koninkrijksverband

In nationaal en Koninkrijksverband voerde Defensie meerdere taken uit, zowel structureel als incidenteel.

Het CLSK heeft gedurende het hele jaar het Nederlandse luchtruim beveiligd. Zo hebben twee F-16 jachtvliegtuigen twee vliegtuigen onderschept die in de richting van het Nederlandse luchtruim vlogen zonder hun identiteit bekend te maken. In kustwachtverband werkte Defensie nauw samen met andere departementen, stelde het CSZK een schip van de wacht en bemanning voor kustwachtvliegtuigen beschikbaar en voerde de Kmar samen met andere kustwachtpartners de maritieme grensbewaking uit. Voorts heeft de Kmar in 2009 bijna 4 000 vte’s ingezet voor de uitvoering van taken op grond van de Politiewet. Daarbij ging het onder andere om beveiligingstaken, de handhaving van de vreemdelingenwetgeving en de uitvoering van politietaken op burgerluchtvaartterreinen en ten behoeve van Defensie.

Ook in het Caribische deel van het Koninkrijk was Defensie actief. De werkzaamheden van het CZSK behelsden onder andere maritieme rechtshandhaving (vooral drugsbestrijding, ook in samenwerking met internationale partners). Na het van kracht worden van de Rijkswet Kustwacht en het Uitvoeringsbesluit Kustwacht op 1 mei 2009 kon de Kustwacht in het Caribische gebied nog slagvaardiger optreden. Voorts werd in september 2009 op Curaçao de Marinierscompagnie vervangen door een infanteriecompagnie van de 43e Gemechaniseerde brigade. De compagnie werd ingezet om in een viermaandelijks roulatieschema de hoofdtaken van Defensie (waaronder territoriale verdediging, handhaving van de internationale rechtsorde, bijstand aan lokale autoriteiten en ondersteuning en training van Antilliaanse milities) in de West te ondersteunen. De Kmar voerde in het Caribische deel van het Koninkrijk de reguliere militaire politietaak en de criminele inlichtingentaak uit ten behoeve van de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba. Daarnaast heeft de Kmar in het kader van het Plan Veiligheid Nederlandse Antillen met 43 vte’s het gehele jaar bijstand geleverd aan de Nederlands-Antilliaanse politie ten behoeve van de bestrijding van geweldscriminaliteit, drugscriminaliteit, grenstoezicht, de bestrijding van mensenhandel en mensensmokkel en de basispolitiezorg voor Saba en Sint Eustatius. Samen met de lokale autoriteiten heeft de Kmar daarmee een belangrijke bijdrage geleverd aan de handhaving en versterking van de veiligheid op de eilanden.

Voorts hebben de civiele autoriteiten in 2009 meer dan voorheen gebruik gemaakt van defensiecapaciteiten. Het aantal aanvragen van civiele autoriteiten voor militaire bijstand en steunverlening steeg van 44 in 2008 naar 56 in 2009. Naast de frequente inzet van onder meer de Explosieven Opruimingsdienst Defensie was er vaak sprake van inzet op individuele basis. Tijdens de strenge vorstperiode hebben verpleegkundigen van het CLAS steun verleend aan een ziekenhuis in Emmen. Defensiehelikopters zijn verschillende malen in actie gekomen voor hulpverlening en ondersteuning in Nederland, onder meer bij de bestrijding van duinbranden. Mijnenjagers werden gedurende het jaar ingezet voor de ruiming van explosieven op de Noordzee en een Leopard 2 bergingstank heeft een locomotief van bij Barendrecht verongelukte goederentreinen onder het A15-viaduct vandaan getrokken. Voorts vlogen tijdens de jaarwisseling onbemande observatievliegtuigjes van het CLAS boven delen van het dorp Veen in de gemeente Aalburg om vroegtijdig zicht te krijgen op pogingen tot brandstichting en het ontstaan van rellen. Naast deze inzet werd er ook veel geoefend met civiele hulpverleners uit binnen- en buitenland, zoals bij de internationale rampenbestrijdingsoefening Floodex. Het CZSK heeft in de Rotterdamse Rijnhaven geoefend en met de Remus duikrobot de bodem in kaart gebracht. Het CLAS heeft tijdens de oefening Alert de samenwerking met civiele diensten bij crisisbeheersing en rampenbestrijding geoefend. Daarbij heeft het Regionaal Militair Commando Noord uit Havelte twee bataljons van de Nationale Reserve en eenheden van 43 Gemechaniseerde Brigade ingezet. De Kmar heeft de civiele autoriteiten onder andere ondersteund naar aanleiding van het ongeluk met het vliegtuig van Turkish Airlines en de tragische gebeurtenissen op Koninginnedag in Apeldoorn.

De beschikbaarheid van defensiecapaciteiten in ICMS-kader verliep volgens planning. Zo kon Defensie desgevraagd op diverse plekken in Nederland opvangcapaciteit gereed stellen voor grootschalige evacuaties en waren er op permanente basis ruim 4 600 militairen beschikbaar voor de ondersteuning van civiele autoriteiten.

Naast ICMS-verplichtingen zijn ook Defensie medewerkers en middelen ingezet voor de Dienst Speciale Interventies, het Urban Search and Rescueteam en het Landelijk Team Forensische Opsporing waar ook het Rampen Identificatie Team deel van uitmaakt.

Beleidsconclusie: De Nederlandse krijgsmacht heeft in 2009 aan diverse grotere en kleinere internationale crisisbeheersingsoperaties deelgenomen. Daarnaast werden bijdragen geleverd aan de opbouw van veiligheidsorganisaties. Defensie heeft vrijwel alle voorziene bijdragen aan de zes operationele doelstellingen geleverd. Daarnaast werden ook onvoorziene bijdragen geleverd, onder andere ter bestrijding van piraterij nabij Somalië. Ook nationaal en in Koninkrijksverband kon Defensie haar toezeggingen nakomen. Nationaal werd verscheidene malen een beroep gedaan op defensiecapaciteiten en waren er op permanente basis 4 600 militairen beschikbaar voor de ondersteuning van civiele autoriteiten. In Koninkrijksverband leverden de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba, het CZSK, de Kmar en sinds september 2009 ook het CLAS structureel en incidenteel ondersteuning in het Caribische deel van het Koninkrijk.

4. Bedrijfsvoering

Maatregelen bedrijfsvoering

1. Verbetering bedrijfsvoering

Na de instelling in 2008 van het bezwaaronderzoek van de Algemene Rekenkamer naar sturing en beheersing heeft Defensie een gedetailleerd plan van aanpak opgesteld. De uitvoering zal meer jaren in beslag nemen. Het plan van aanpak bestaat uit vier pijlers: de ontwikkeling van een nieuwe verbeteringssystematiek, de opstelling en uitvoering van een plan van aanpak voor het financiële beheer, de opstelling en uitvoering van een plan van aanpak voor het materieelbeheer, en algemenere aspecten waaronder de generieke aandacht voor beheer. De verbeteringssystematiek is ingevoerd en de aandacht voor het beheer is toegenomen. De plannen van aanpak voor het financiële beheer en het materieelbeheer worden uitgevoerd.

In het Rapport bij het Jaarverslag 2008 heeft de Algemene Rekenkamer in mei 2009 geconcludeerd dat Defensie heeft voldaan aan de doelstellingen in het Rapport bij het Jaarverslag 2007. Daarom werd het bezwaaronderzoek stopgezet. De Algemene Rekenkamer heeft voor 2009 een lijst met tien punten opgesteld waaraan Defensie in maart 2010 moet voldoen. Defensie heeft al deze punten aangepakt, maar dat betekent niet dat alle onvolkomenheden al in 2009 waren weggenomen. In de bedrijfsvoeringparagraaf worden alle aandachtspunten en onvolkomenheden toegelicht.

2. Financieel beheer

Begin maart 2009 werd het Meerjarig Verbeterplan Financieel Beheer vastgesteld. Dit plan bevatte de oplossingsrichtingen om het financieel beheer vanaf 2012 op het vereiste niveau te brengen wat ordelijkheid, controleerbaarheid en rechtmatigheid betreft. In 2009 waren waarneembare verbeteringen in het financieel beheer tot stand gebracht. Een nadere toelichting is opgenomen in de bedrijfsvoeringparagraaf.

3. Materieelbeheer

Het programma Professionaliseren Materieelbeheer Defensie werd vastgesteld in het tweede kwartaal van 2009. Defensie heeft het programma vervolgens aan de Algemene Rekenkamer gepresenteerd en in augustus zijn de benodigde formatieve en financiële middelen beschikbaar gesteld. Het jaar 2009 werd aangemerkt als een overgangsjaar waarin de grondslag wordt gelegd voor de verdere uitvoering van het verbeteringsprogramma dat loopt tot en met 2014. De beschikbare capaciteit in 2009 werd vooral ingezet voor activiteiten de direct samenhingen met de verwachtingen van de Algemene Rekenkamer en de doelstellingen van de deelprogramma’s wapens, munitie en cryptobeheer.

De vulling van de projectorganisatie heeft vertraging opgelopen omdat deskundig personeel niet tijdig kon worden aangetrokken. Dit heeft tot gevolg dat enkele resultaten van de deelprogramma’s later worden bereikt dan aanvankelijk was voorzien. Een voorbeeld is de aanpassing van de controleprogramma’s, waarvan enkele een paar maanden zijn vertraagd. Het jaar 2009 moet worden gezien als een overgangsjaar waarin in de basis wordt gelegd voor de doorstart van het meerjarige verbeterprogramma. De beschikbare capaciteit in 2009 is primair ingezet voor activiteiten die de Algemene Rekenkamer noodzakelijk achtte en de deelprogramma’s wapens, munitie en cryptobeheer.

5. Verkenningen

Het interdepartementale project Verkenningen dient op grond van de op langere termijn te verwachten ontwikkelingen en mogelijke scenario’s, zonder beperkingen beleidsopties te formuleren voor de toekomstige ambities voor de Nederlandse defensie-inspanning, de daaruit voortvloeiende samenstelling en toerusting van de krijgsmacht en het daarbij behorende niveau van de defensiebestedingen. Deze Verkenningen, een samenwerkingsverband tussen Defensie, Buitenlandse Zaken, Ontwikkelingssamenwerking, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Justitie en Financiën, vorderden in 2009 gestaag.

Het kabinet heeft in een brief aan de Kamer laten weten dat de uitkomsten van de Verkenningen tegelijkertijd met die van de brede heroverwegingen zullen worden gepresenteerd. De Verkenningen moeten houvast en structuur bieden ten behoeve van een goed gefundeerde discussie binnen en tussen politieke partijen over de toekomstige Nederlandse defensie-inspanning.

Samenhang tussen beleidsonderwerpen en (niet-)beleidsartikelen
Paragraaf/punt Onderwerp Bedragen 2009 (x € 1 miljoen) (Niet-)beleidsartikelen
Budget Realisatie
  Defensiebrede beleidsprioriteiten      
  Intensiveringen      
1. Investeren in personeel 50,0 50,0 Programma is uitgevoerd in 2009. Bedrag is indicatief
2. Verbeteren van de operationele inzetbaarheid      
1. Vervanging materieel en repareren operationele gereedstelling 74,5 80,0 25-DMO. Besteed aan vervanging en reparatie
    5,5   22-CLAS. Gerealiseerd door de DMO
2. Versterking NEC 7,0 5,0 25-DMO. Vertraging door aanbestedings-/verwervingstraject
3. Versterking inlichtingenketen 15,1 4,3 26-CDC/90-Alg. Vertraagde oprichting JISTARC.
4. Oprichting van een permanent hoofdkwartier 0,0 0,0 Uitgaven worden in 2010 en 2011 verwacht.
5. Verbetering veiligheid en bescherming uitgezonden personeel 5,3 5,3 25-DMO en 22-CLAS. Maatregelen JTF C-IED
    0,7 0,7 Uitgevoerd.
6. Versterking civiel-militaire samenwerking bij uitzending 0,6 0,6 Diverse artikelen. Versterking met specialisten uitgevoerd.
7. Versterking informatievoorziening 20,0 20,0 26-CDC. Bedrag is volledig gerealiseerd.
8. Verbetering voortzettingsvermogen Apache-helikopters 5,0 4,5 23-CLSK. Uitbreiding functiebestand licht vertraagd.
9. Kabinetsbesluit vervanging F-16 en andere materieelprojecten 0,0 0,0 Diverse artikelen
10. Invulling behoefte Strategisch luchttransport 22,0 15,6 25-DMO. Het resterende bedrag is in 2008 besteed.
  Extensiveringen      
3. Bedrijfsvoering en interne reorganisatie: Ruimte scheppen voor verbetering  
a. Maatregelen bedrijfsvoering  
1. Verbetering bedrijfsvoering. Geen extra uitgaven. Opgenomen in de reguliere bedrijfsvoeringuitgaven.  
2. Financieel beheer. Geen extra uitgaven. Opgenomen in de reguliere bedrijfsvoeringuitgaven.  
3. Materieel beheer. Geen extra uitgaven. Opgenomen in de reguliere bedrijfsvoeringuitgaven.  
b. Maatregelen interne reorganisatie      
1. Doelmatigheid bedrijfsvoering – 70,0 – 51,0 Diverse artikelen
2. Vergroting operationele doelmatigheid – 3,0 2,3 21 – Commando zeestrijdkrachten
    – 3,0 – 1,0 22 – Commando landstrijdkrachten
    – 3,0 – 3,0 24 – Commando Koninklijke marechaussee
3. Operationele reductiemaatregelen – 47,0 – 20,9 22 – Commando landstrijdkrachten
    – 41,0 – 20,6 23 – Commando luchtstrijdkrachten

Overzicht verloop begroting 2009

TOTAAL DEFENSIE Bedragen x € 1 000
Stand ingediende begroting 2009 (inclusief Nota van Wijziging) 8 467 899
Beleidsmatige mutaties  
Doorwerking eindejaarsmarge uit 2008 – 32 978
Overheveling van Buitenlandse Zaken voor crisisbeheersingsoperaties 51 000
Bijstelling diverse ontvangsten – 19 080
Overheveling van/naar andere departementen – 4 014
Overheveling van Buitenlandse Zaken voor de verwerving C-17 transportcapaciteit 18 000
Bijstelling pensioenen en uitkeringen – 22 198
Ontvangsten en herfasering verkoopopbrengsten Domeinen 16 000
Loonbijstelling 177 740
Prijsbijstelling 71 909
Totaal beleidsmatige mutaties 256 379
Autonome mutaties  
Ontvangsten verkoopopbrengsten Domeinen – 80 344
Bijstelling diverse ontvangsten 18 809
Doorwerking eindejaarsmarge 2009 69 876
Totaal autonome mutaties 8 341
Totaal jaarrekening 2009 8 732 619

Toelichting mutaties

Beleidsmatige mutaties voor 2009

Doorwerking eindejaarsmarge uit 2008

Het defensiebudget wordt verlaagd met € 33,0 miljoen. Dit betreft de doorwerking van de eindejaarsmarge 2008 als gevolg van de gerealiseerde bedragen in 2008.

Overheveling van Buitenlandse Zaken

Van het ministerie van Buitenlandse Zaken is € 51,0 miljoen ontvangen voor de uitvoering van crisisbeheersingsoperaties.

Bijstelling diverse ontvangsten

De verlaging van de ontvangsten voor in totaal een bedrag van € 19,1 miljoen houdt verband met een verlaging als gevolg van lagere (Foreign Militairy Sales) FMS- en BTW-verrekeningen voor een bedrag van € 37,0 miljoen. Daarnaast zijn ook de personele ontvangsten met een bedrag van € 6,5 miljoen lager uitgevallen. Hiertegenover staan hogere ontvangsten als gevolg van de van partnerlanden ontvangen vergoeding voor de ondersteuning in Afghanistan. Tevens is er een vergoeding ontvangen van de Verenigde Naties voor de Nederlandse inzet van personeel en materieel bij de UNIFIL-missie. In totaal is hiermee een bedrag van € 20,5 miljoen ontvangen. Daarnaast zijn er hogere ontvangsten voor in totaal een bedrag van € 3,9 miljoen. Dit is onder andere het gevolg van extra ontvangsten die betrekking hebben op de gezondheidszorg. De Franse bijdrage in de vernieuwing van de brandstofpijpleiding tussen Nederlanden België en er is compensatie verkregen uit het Europese Subsidie Fonds voor specifieke opleidingen.

Overheveling van/naar andere departementen

Het betreft hier met name een tweetal overhevelingen met het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Ten eerste een ontvangen bijdrage in verband met de maatschappelijke innovatieagenda Veiligheid voor de uitvoering van het project Intelligent-Bridge. Ten tweede de defensiebijdrage voor 2009 in de centrale exploitatiekosten voor het project C2000.

Verwerving C-17 transportcapaciteit

Het gaat hier om de investeringsbijdrage van het ministerie van Buitenlandse Zaken voor de Nederlandse deelname aan het C-17 initiatief van de NAVO om de strategische luchttransportcapaciteit te vergroten.

Bijstelling pensioenen en uitkeringen

Op grond van het vermoedelijk beloop 2009 van de uitgaven voor pensioenen en uitkeringen zijn de budgetten bijgesteld en is het niet-relevante deel verlaagd ten gunste van het generale beeld.

Ontvangsten en herfasering verkoopopbrengsten Domeinen

De ontvangstenbegroting werd met € 45,0 miljoen verhoogd omdat de opbrengsten via de Dienst der Domeinen van termijnbetalingen uit 2008 pas in 2009 werden verwacht. Dit betrof de verkoop van M-fregatten aan Portugal en een verschuiving naar een later moment van de verkoop van onroerende goederen. Als onderdeel van de herfasering van de verkoopopbrengsten in de begroting 2010, werden in 2009 de verkoopopbrengsten roerende zaken met € 29 miljoen naar beneden bijgesteld. Het betreft hier onder andere een nadere vaststelling van het verkoopschema voor tanks, pantserhouwitzers en F-16 gevechtsvliegtuigen.

Loon- en prijsbijstelling

De met de Voorjaarsnota toegekende loon- en prijsbijstelling 2009 is aangewend voor de financiering van de arbeidsvoorwaarden en aanpassing van het loon- en prijsniveau.

Autonome mutaties voor 2009

Ontvangsten verkoopopbrengsten Domeinen

De geplande verkoopopbrengsten Domeinen in 2009 zijn achtergebleven als gevolg van een latere ontvangst van Portugal voor de Orions, welke eerst begin 2010 is gerealiseerd (€ 24,0 miljoen) en door de naar latere jaren doorgeschoven overdracht van de Alkmaar-klasse mijnenjagers naar Letland voor een bedrag van € 8 miljoen. De resterende onderrealisatie van € 48 miljoen betreft een overloop naar 2010 van overige niet in 2009 gerealiseerde budgetten.

Bijstelling diverse ontvangsten

De meerontvangsten worden veroorzaakt door hogere doorbelastingen aan derden (internationale organisaties) en de verrekening van creditnota’s uit voorgaande begrotingsjaren, alsmede hogere ontvangsten die betrekking hebben op meer ontvangen letselschadevergoedingen en voor in rekening gebrachte uitgaven voor persoonsgebonden verstrekkingen. Daarnaast zijn er hogere ontvangsten als gevolg van terugstorting vanuit het Holding Account van de Harpoon missile en enkele FMS-verrekeningen.

Doorwerking eindejaarsmarge 2009

Deze mutatie is het resultaat van de definitieve eindrealisatie 2009. Het betreft een saldo van de meer- en minderuitgaven bij de defensieonderdelen.

Onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

In de begroting 2009 van Defensie is vermeld dat een eerste beleidsdoorlichting van een aspect uit het ambitieniveau wordt uitgevoerd in de vorm van een pilot «beschikbaarstelling van militaire deskundigen voor training en advisering van veiligheidsorganisaties in andere landen». Op grond van de uitkomsten van deze pilot zou worden bepaald of een beleidsdoorlichting van een aspect van het ambitieniveau een bruikbare methode van evaluatieonderzoek is en toegevoegde waarde oplevert. Bovendien zouden de uitkomsten van de pilot ook bepalend zijn voor het wel of niet handhaven van de in de begroting opgenomen meerjarige programmering van beleidsdoorlichtingen.

Zoals reeds gemeld in de begroting 2010 van Defensie (Kamerstuk 32 123 X, nr. 2), heeft het bedoelde evaluatieonderzoek van een aspect van het ambitieniveau in de vorm van een pilot plaatsgevonden. Uit deze pilot is gebleken dat deze manier van evalueren weinig bruikbare resultaten oplevert. Het vinden van een verband tussen de ambities, de daarvoor bestede middelen en het beoogde effect blijft lastig. Dit komt overeen met de bevindingen van de Algemene Rekenkamer, die in haar rapport bij het Jaarverslag 2008 van het ministerie van Defensie (Kamerstuk 31 924 X, nr. 2) stelt dat het vrijwel onmogelijk is de effecten van de inzet van de Nederlandse krijgsmacht exact te meten. Daarom is de programmering van de evaluaties aangepast waarbij Defensie zich in de verantwoording van het gevoerde beleid richt op de verrichte activiteiten en geleverde prestaties.

Onderstaande tabel toont de realisatie van de in 2009 uitgevoerde evaluaties.

Soort onderzoek Onderwerp Start Afgerond Vindplaats
Evaluatie missies Tussentijdse evaluatie ISAF Feb 2009 Sep 2009 27 925, nr. 357
Evaluatie missies Tussentijdse evaluatie kleine missies: Balkan, Oost-Europa, Afrika, Midden-Oosten, Azië Jan 2009 Mei 2009 29 521, nr. 107
Evaluatie missies Eindevaluatie World Food      
  Program/Hr.Ms. De Ruyter Jan 2009 Mei 2009 29 521, nr. 107
Evaluatie missies Eindevaluatie EUFOR Tchad/RCA Mrt 2009 Okt 2009 29 521, nr. 118
Evaluatie missies NATO Allied Protector Jul 2009 Jan 2010 29 521, nr. 132
Materieel DMP-E Luchtverdedigings- en Commandofregat Okt 2008 Mei 2009 25 800, nr. 23 

4. BELEIDSARTIKELEN

4.1. Beleidsartikel 20 Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties

Algemene doelstelling

Duurzame internationale rechtsorde en stabiliteit.

Doelbereiking

Nederland heeft onverminderd bijgedragen aan de handhaving en bevordering van de internationale rechtsorde. Nederland voerde daartoe een actief veiligheidsbeleid dat zich niet heeft beperkt tot de zorg voor de veiligheid van het eigen land en die van de bondgenoten, maar zich uitstrekte tot breed opgezette conflictpreventie, crisisbeheersing en vredesopbouw, zowel in Europa als daarbuiten.

Evaluatie

Na afloop van elke inzet wordt in de eindevaluatie, die aan de Kamer wordt aangeboden, (waar mogelijk) ingegaan op het resultaat van de operatie (wat was beoogd en wat is uiteindelijk met welke inspanning bereikt). Bij operaties die meerdere jaren duren wordt de Kamer tussentijds geïnformeerd door middel van tussentijdse evaluaties.

Budgettaire gevolgen van beleid

Ten laste van dit beleidsartikel zijn de additionele uitgaven voor crisisbeheersingsoperaties gebracht als onderdeel van de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). Voor de diverse operaties zijn dit de uitgaven geweest die een direct verband hebben met de operatie en niet gemaakt zouden zijn bij een reguliere bedrijfsvoering. De niet-additionele uitgaven van de eenheden die zijn ingezet ten behoeve van een operatie zijn ten laste van het leverende organisatieonderdeel gebracht.

Bedragen x € 1 000 Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Realisatie 2009 Begroting 2009 Verschil
Verplichtingen 213 799 317 885 318 362 359 927 351 258 326 100 25 158
Uitgaven              
Vrede en stabiliteit in Europa/Balkan              
EUFOR/Althea 29 236 30 843 14 229 7 905 7 291 3 500 3 791
EUPM   547 182 194 206 240 – 34
KFOR 23 117 177 285 713 100 613
EULEX       279 376 1 300 – 924
EUMM Georgië       16 12 0 12
Vrede en stabiliteit in Afghanistan              
ISAF Stage III   143 943 232 566 285 600 315 607 270 000 45 607
EUPOL       42 153 350 – 197
ISAF (algemeen) 1 296 751          
ISAF PRT 14 187 11 306 1 346        
ISAF/F-16-detachement 25 807 21 396 14 245        
Operatie SRF 16 771 6 030 3 030        
Operatie Enduring Freedom 16 813 8 085 1 297        
Vrede en stabiliteit in het Midden-Oosten              
UNIFIL Libanon     9 019 1 828 27 0 27
UNTSO       380 520 500 20
EUBAM Rafah       60 37 0 37
Vrede en stabiliteit in Afrika              
UNMIS       1 169 1 567 420 1 147
EUSEC (FIN)       135 169 100 69
EUFOR Tchad/RCA       3 792 5 073 7 000 – 1 927
BINUB       45 29 35 – 6
EU NAVFOR ATALANTA         5 951 0 5 951
ALLIED PROTECTOR         1 876 0 1 876
UNAMID         20 65 – 45
AMIS         12 0 12
Vrede en stabiliteit in IRAK              
NTM-I 426 1 160 708 383 709 400 309
Stabilisatiemacht Irak (SFIR) 41 764 7 794 1 984        
Vrede en stabiliteit in de Perzische Golf              
CFMCC       139 256 0 256
NLTC       66 18 0 18
Enduring Freedom/CTF-150 813 7 277 30        
Overige operaties en kleine missies              
Overige operaties en kleine missies 4 982 8 208 5 328   3 349 5 810 – 2 461
Bijdrage aan Politiemissies       1 120 1 043 0 1 043
Contributies en bijdragen              
NAVO AOM/EU-contributies 5 442 5 263 11 547 17 475 15 079 16 000 – 921
VN-contributies 52 963 56 854          
Afdracht premie/koopsom pensioenen 4 581 6 795 8 140 7 110   7 000 – 7 000
Subtotaal 215 104 316 369 303 828 328 023 360 093 312 820 47 273
Voorziening HGIS           13 280 – 13 280
Totale uitgaven 215 104 316 369 303 828 328 023 360 093 326 100 33 993
Ontvangsten              
VN/NAVO/EU-contributies 10 643 4 080 3 788 890 928 1 407 – 479
ISAF Stage III       6 330 16 546 0 16 546
Unifil       4 706 2 097 0 2 097
EUFOR/Althea         804 0 804
Overige ontvangsten       514 119 0 119
Totaal ontvangsten 10 643 4 080 3 788 12 440 20 494 1 407 19 087

Verplichtingen

Bij dit beleidsartikel worden de meeste mutaties verwerkt als Kas = Verplichtingen. De toelichtingen bij de uitgaven verklaren dan ook grotendeels de meer aangegane verplichtingen.

Uitgaven

De daadwerkelijke uitgaven in 2009 bedroegen € 360,1 miljoen. De begroting voor 2009 was vastgesteld op € 326,1 miljoen. Het verschil van € 34,0 miljoen wordt voornamelijk veroorzaakt door extra uitgaven bij ISAF. Van de operaties waarbij de realisatie meer dan € 2,5 miljoen afwijkt van de begroting of in bijzondere gevallen zal hieronder een toelichting worden gegeven.

EUFOR Althea

De missie EUFOR Althea was oorspronkelijk gepland tot juni 2009 en begroot op € 3,5 miljoen. De missie is met een jaar verlengd tot juni 2010 (Kamerstuk 29 521, nr. 70). Door de verlenging is in 2009 in totaal € 7,3 miljoen gerealiseerd voor EUFOR Althea. Voor de ondersteuning van partnerlanden heeft Nederland extra uitgaven gedaan; hier staan ontvangsten tegenover die zijn verantwoord in de ontvangstenbegroting.

ISAF (inclusief F-16)

De Nederlandse bijdrage aan ISAF in Uruzgan is in 2007 verlengd tot 1 augustus 2010 (Kamerstuk 27 925, nr. 279). In 2009 is er totaal € 315,5 miljoen gerealiseerd voor deze missie. De meeruitgaven voor ISAF worden veroorzaakt door de inhuur van een Unmanned Aerial Vehicle (UAV) en door een toename van de personele aantallen (Kamerstuk 27 925, nr. 330). Hierdoor stijgen de additionele uitgaven die een directe relatie hebben met de personele aantallen zoals vergoedingen en toelagen, voeding, transport, brandstof en huisvesting. Voor de ondersteuning van partnerlanden heeft Nederland extra uitgaven gedaan; hier staan ontvangsten (€ 16,5 miljoen) tegenover, die zijn verantwoord in de ontvangstenbegroting.

EUFOR Tsjaad/RCA

De regering heeft in 2008 besloten om deel te nemen aan de missie EUFOR Tsjaad/RCA (Kamerstuk 29 521, nr. 54). De onderrealisatie bij deze missie in 2009 werd met name veroorzaakt doordat het onderhoud en herstel van het ingezette materieel (’Vikings’) in 2010 zal plaatsvinden, omdat niet alle reservedelen benodigd voor het onderhoud en herstel voorradig waren.

EUFOR/ATALANTA

Hr.Ms. Evertsen is in het tweede deel van 2009 in het kader van de operatie Atalanta ingezet (Kamerstuk 29 521, nr. 90). Deze inzet was bij het opstellen van de begroting 2009 niet bekend en niet geraamd. Doordat Hr.Ms. Evertsen tot eind 2009 aan de operatie Atalanta heeft deelgenomen, zijn niet alle rekeningen (ongeveer € 2,5 miljoen) betaald in 2009, met name die voor voeding en brandstof.

ALLIED PROTECTOR

Hr.Ms. De Zeven Provinciën is in de maanden april, mei en juni als deel van een Standing NATO Maritime Group (SNMG) (brief SG NAVO SG (2009)0152 van 18 februari 2009) ingezet in de NAVO-operatie Allied Protector. Deze NAVO-inzet is gericht tegen piraterij in de omgeving van Somalië en was bij het opstellen van de begroting 2009 niet bekend en niet geraamd.

NAVO AOM/EU-Contributies

Nederland draagt bij aan de gemeenschappelijke uitgaven van militaire operaties van de NAVO (Allied Operations and Missions – AOM) en de EU (Athena). De totale NAVO-contributiebijdrage voor AOM bedroeg in 2009 € 14,0 miljoen, daarbij is inbegrepen de vooruitbetaling van het eerste betalingsverzoek voor contributie 2010 van € 3,9 miljoen. De EU-contributiebijdrage bedroeg in 2009 € 1,0 miljoen.

Afdracht premie/koopsom pensioenen

Met ingang van 2009 wordt de (extra) pensioenopbouw voor militairen die worden ingezet bij crisisbeheersingsoperaties en waarvoor aanvullende premie wordt afgedragen aan het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds, toegerekend aan de missie waaraan de betreffende militair deelneemt. Deze post wordt niet meer apart verantwoord in het jaarverslag.

Ontvangsten

ISAF stage III

In 2008 zijn met diverse partnerlanden MoU’s afgesloten voor ondersteuning die Nederland levert en de financiële vergoeding van € 16,5 miljoen die hier tegenover staat.

Beleidsmatige informatie (uitgevoerde operaties)

In het kader van het leveren van een bijdrage aan een duurzame internationale rechtsorde en stabiliteit heeft Nederland deelgenomen aan diverse operaties. Hieronder worden de betreffende operaties beschreven. In Bijlage 3 van dit jaarverslag wordt een overzicht gegeven van de personele en materiële inzet bij de uitgevoerde operaties.

Operationele doelstelling 1 – Vrede en stabiliteit in Europa/Balkan

European Force (EUFOR)/Althea

Het kabinet heeft in april 2009 besloten de Nederlandse militaire deelname aan de EU-geleide troepenmacht EUFOR tot juni 2010 voort te zetten (Kamerstuk 29 521, nr. 101). De kern van de huidige Nederlandse bijdrage bestaat thans uit personeel voor het Regional Coordination Center van Regio-1, een viertal Liaison and Observation Teams (LOT), gehuisvest tussen de lokale bevolking in diverse huizen in Bosnië-Herzegovina, een detachement van EUFOR/Integrated Police Unit een National Support Element (NSE) en personeel op het hoofdkwartier van EUFOR en de NAVO.

European Union Police Mission (EUPM)

Doel van de EUPM is het coachen van het Bosnische midden- en hogere politiekader in het uitoefenen van politietaken naar Europees model. Ook ondersteunt EUPM de lokale autoriteiten bij de bestrijding van corruptie en de georganiseerde misdaad. De EUPM heeft geen executieve taken en verricht haar taken ongewapend. De Nederlandse bijdrage bestaat maximaal uit een aantal marechaussees en civiele politieagenten. Het Nederlandse en EU-mandaat loopt vooralsnog tot 31 december 2011.

European Union Rule of Law Mission in Kosovo (EULEX Kosovo)

EULEX Kosovo heeft tot doel een bijdrage te leveren aan de bestendiging van de regionale vrede, veiligheid en stabiliteit en aan de ontwikkeling van duurzame, democratische lokale instellingen (Kamerstuk 27 476, nr. 8). De missie zal de Kosovaarse autoriteiten, het justitiële systeem en de rechtshandhavinginstellingen bijstaan hun taken op verantwoorde wijze uit te oefenen. De Nederlandse bijdrage aan EULEX Kosovo betreft personeel van de Koninklijke marechaussee, de politie, justitie, de douane en enkele civiele experts. Functionarissen van de marechaussee zijn in Kosovo op verschillende politieterreinen actief. Ze voeren taken uit op het gebied van monitoren, mentoren en adviseren van de Kosovo Police Service en voeren in voorkomend geval ook executieve taken uit. Aan het eind van 2009 waren minder personen ingezet dan gepland. Dit is een direct gevolg van de publicatiesystematiek en selectieprocedures binnen de EU. Nederland biedt voldoende personeel aan, maar niet iedereen wordt aangenomen.

Kosovo Force (KFOR)

Doel van de missie is het leveren van een bijdrage aan een veilige en stabiele (leef)omgeving in Kosovo (Kamerstuk 28 676, nr. 90). De KFOR-troepenmacht ziet toe op de naleving van het Military Tactical Agreement van 3 juni 1999 en levert assistentie aan de EU-missie EULEX en de sterk verkleinde VN-missie United Nations Interim Administration Mission in Kosovo. Vanaf 2008 is KFOR tevens belast met de opbouw van de Kosovo Security Forces en de stand down van het Kosovo Protection Corps. Nederland levert sinds oktober 2005 al permanent militairen aan het KFOR-hoofdkwartier te Pristina. In november 2009 heeft de regering besloten de deelname aan KFOR te verlengen tot oktober 2010 (Kamerstuk 28 676, nr. 90). De bijdragen aan zowel EULEX en KFOR worden ondersteund door een National Support Eenheid (NSE), die is gevestigd op het KFOR-hoofdkwartier en bestaat uit militairen van de marechaussee. Tevens is er op het KFOR-hoofdkwartier in Pristina een National Intelligence Cell (NIC) geplaatst, bestaande uit militairen van de MIVD.

Operationele doelstelling 2 – Vrede en stabiliteit in Afghanistan

International Security Assistance Force (ISAF)

ISAF heeft een VN-mandaat om de Afghaanse regering te assisteren bij het handhaven en verbeteren van de veiligheid, zodat de Afghaanse regering en ontwikkelingsorganisaties in een veilige omgeving kunnen opereren (Kamerstuk 27 925, nr. 279). De Nederlandse bijdrage aan de ISAF bestaat uit de volgende elementen.

Task Force Uruzgan (TFU)

De kern van de Nederlandse bijdrage wordt gevormd door een Provincial Reconstruction Team (PRT). Daarnaast draagt Nederland bij aan de opbouw van het Afghaanse leger door het leveren van Operational Mentoring and Liaison Teams (OMLT) en aan de begeleiding van de Afghaanse politie met Police Monitoring Teams. De TFU beschikt over diverse eenheden die zorgen voor de nodige ondersteuning van het PRT en de trainingsteams, zoals een battlegroup (BG) ten behoeve van force protection,logistieke ondersteuning, staf- en inlichtingencapaciteit.

Commando’s en mariniers

Vanaf april 2009 zijn wederom Nederlandse commando’s en mariniers ingezet in Afghanistan. Deze inzet is gericht op het uitvoeren van verkenningen, het verzamelen van inlichtingen en het aangrijpen en arresteren van Talibanleiders en insurgents die zich bezig houden met het plegen van aanslagen en het plaatsen van IED’s. De militairen worden door het hoofdkwartier van ISAF aangestuurd. Zij treden voornamelijk op in Uruzgan, maar kunnen in voorkomend geval ook daarbuiten worden ingezet. De commando’s en mariniers hebben onder andere belangrijk werk verricht rond de voorbereiding van de Afghaanse verkiezingen in augustus 2009.

Regional Command South (RC/South)

De bijdrage in Uruzgan valt onder het Regionale Commando in het Zuiden (RC/South). Nederland heeft in 2009 een grote personele bijdrage geleverd aan het hoofdkwartier van RC/South. Van november 2008 tot november 2009 was het Commando over RC/South namelijk toebedeeld aan Nederland. Hierdoor was het aantal Nederlandse militairen in het Zuiden tijdelijk opgehoogd. In november 2009 is het Commando overgedragen aan het Verenigd Koninkrijk en is de Nederlandse bijdrage aan RC/South weer naar beneden bijgesteld.

Air Task Force (ATF)

De ATF is opgericht ter ondersteuning van ISAF en omvat de Nederlandse vliegtuigen en helikopters die permanent voor ISAF in Afghanistan zijn gestationeerd. De ATF beschikt voor het leveren van gevechtssteun over vijf Apache-helikopters (die opereren vanuit Tarin Kowt) en vier F-16 gevechtsvliegtuigen (die opereren vanuit Kandahar). Daarnaast beschikt de ATF over afwisselend drie Chinook-helikopters en vijf Cougar-helikopters voor luchttransporttaken.

Bijdrage aan het hoofdkwartier van ISAF in Kabul

Nederland heeft naast een bijdrage aan de ISAF-eenheden in het Zuiden ook een personele bijdrage geleverd aan het hoofdkwartier van ISAF in Kabul. In de tweede helft van 2009 is de commandostructuur van ISAF omgevormd en opgesplitst in een strategisch hoofdkwartier (HQ ISAF) met daaronder een operationeel hoofdkwartier (ISAF Joint Command) en een trainingsmissie (NATO Training Mission Afghanistan). Nederland draagt met personeel bij aan deze hoofdkwartieren. Periodiek zijn deze bijdragen iets hoger, wanneer staven van internationale hoofdkwartieren als versterking worden uitgezonden naar Kabul. Zo werd in 2009 het eerste Duits/Nederlandse Legerkorps hoofdkwartier voor een periode van zes maanden uitgezonden.

De training van de Afghaanse veiligheidsorganisaties werd in 2009 steeds meer tot prioriteit van ISAF gemaakt. Om de verschillende trainingsinitiatieven in Afghanistan te coördineren, is de NATO Training Mission Afghanistan opgericht. Nederland draagt hieraan bij met functionarissen (die vallen onder het hierboven genoemde personeel bij de commandostructuur in Kabul). Nadat het belang van training breed werd onderkend tijdens de NAVO-Top in april 2009 in Straatsburg, besloot ook de Europese Gendarmerie Force (EGF) een bijdrage te gaan leveren aan de politietraining. Nederland participeert in dit kader vanaf februari 2010 met marechaussees in een EGF-trainingscentrum in Mazar-e-Sharif. Een van de Nederlandse functionarissen in de staf van de NATO Training Mission Afghanistan is eveneens onder EGF-vlag gebracht.

Overige eenheden in Afghanistan

Voor de ondersteuning van alle voornoemde eenheden zijn op verschillende locaties kleine eenheden aanwezig. Voorbeelden hiervan zijn het Nederlands Contingentscommando in Kandahar, eenheden van de Koninklijke marechaussee, personeel geplaatst bij het Amerikaanse Combined Security and Transition Command in Kabul en inlichtingencapaciteit. Tevens zijn er, mede ter ondersteuning van de ISAF-missie, functionarissen opgenomen in het Combined Force Maritime Component Command (CFMCC) in Bahrein en is er personeel werkzaam bij het Netherlands Liaison team CENTCOM in Tampa in de Verenigde Staten.

Civiel-Militaire samenwerking (CIMIC)

CIMIC-eenheden en -functionarissen hebben in 2009 een bijdrage geleverd aan de TFU. CIMIC-opgeleide functionarissen zijn ingezet binnen missieteams en in de staven van het PRT en de TFU. In totaal zijn ongeveer 185 projecten uitgevoerd ter ondersteuning van de missie in Uruzgan.

EU Police Mission (EUPOL) Afghanistan

In 2008 is officieel gestart met de EU Police Mission(EUPOL) in het zuiden van Afghanistan (Kamerstuk 27 925, nr. 272) waarbij de Koninklijke marechaussee een aantal functionarissen leverde. In 2009 is de Nederlandse bijdrage gegroeid. Het personeel is afkomstig van de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (politie), Buitenlandse Zaken (specialisten) en Justitie (Rule of Law). De taken van EUPOL in Uruzgan zijn het ondersteunen van projecten en het mentoren van stafmedewerkers van de politie op provinciaal niveau. In 2009 hebben de EUPOL-functionarissen zich vooral gericht op het dagelijks mentoren van het operationele coördinatiecentrum van de provincie Uruzgan en op het dagelijks mentoren van de organisatie van het provinciale politietrainingscentrum.

Operationele doelstelling 3 – Vrede en stabiliteit in het Midden-Oosten

UN Truce Supervision Organisation (UNTSO)

Nederland heeft in 2009 militairen geleverd voor verschillende waarnemersgroepen in Syrië, Israël, Egypte en Libanon. Deze waarnemers hebben als taak het toezien op de naleving van de bestaande vredes- en bestandsafspraken. Hiervoor onderzoeken ze incidenten en gebeurtenissen en onderhouden ze contacten met de lokale bevolking en hulpverleningsorganisaties. Nederland neemt al sinds 1956 deel aan deze VN-missie.

European Union Border Assistance Mission Rafah (Gaza)

Nederland leverde in 2009 marechaussees voor deze missie, die op stand-by stonden in Nederland. Deze marechaussees zouden toezicht moeten houden op het Rafah Crossing Point (RCP)(Council Joint Action 2009/854/CFSP, 20 november 2009).In verband met de machtsovername in de Gazastrook door Hamas en de daarmee samenhangende sluiting van het RCP in juni 2007, is de Nederlandse bijdrage in 2008 teruggetrokken. In 2009 is er door de EU geen beroep gedaan op het Nederlandse personeel.

Operationele doelstelling 4 – Vrede en stabiliteit in Afrika

EUFOR-missie in Tsjaad

Nederland heeft sinds november 2007 in totaal zeven augmentees ter beschikking gesteld voor het Operational Headquarters (OHQ) en het Field Headquarters (FHQ). Het doel van de augmentees was het ondersteunen van de planning en uitvoering van de EUFOR-missie in Tsjaad. In mei 2008 is de EUFOR-missie voor de Nederlandse mariniersverkenningseenheid gestart. Het peloton opereerde vanuit Goz Beida in zuidoost Tsjaad. De Nederlandse bijdrage aan EUFOR was gedurende de missie uitgebreid met een National Support Element (NSE), een National Intelligence Cell (NIC) en een Aero Medical Evacuation Team (AMET). De Nederlandse bijdrage is in maart 2009 beëindigd.

United Nations Mission Sudan (UNMIS) te Soedan

Nederland draagt sinds april 2006 bij aan de United Nations Mission Sudan (UNMIS) in Zuid Soedan (Kamerstuk 29 237, nr. 86). In 2009 waren politiefunctionarissen van de United Nations (UNPOL), marechaussees en civiele politie en militaire waarnemers voor de missie werkzaam. Tevens werkten Nederlandse militairen in ondersteunende functies binnen UNMIS. Het takenpakket van de waarnemers bestaat uit het toezien op de goede uitvoering van de Comprehensive Peace Agreement van 9 januari 2005, dat door zowel het noorden als het zuiden van Soedan is geaccordeerd. De Nederlandse bijdrage aan UNPOL bestaat uit het begeleiden en opleiden van de lokale politiemacht in het zuiden van Soedan en wordt jaarlijks opnieuw bekeken.

European Security (EUSEC) Kinshasa en Bunia

De European Security (EUSEC)-missie (Council Joint Action 2009/709, CFSP, 15 september 2009) is een kleinschalige, van oorsprong civiele, Security Sector Reform (SSR)-missie die adviseert en assisteert bij het hervormen van de veiligheidssector in de Democratische Republiek Congo (DRC). De militaire invloed binnen de EUSEC-missie is echter groter dan de civiele invloed. Nederland ondersteunt de ontwikkeling van het nieuwe geïntegreerde Congolese leger en het vergroten van de betrouwbaarheid ervan. Hierbij wordt aandacht besteed aan onderwerpen als mensenrechten, goed bestuur, transparantie en respect voor de rechtsstaat. De EUSEC-missie is op 2 mei 2005 van start gegaan. Het mandaat is verlengd tot 1 oktober 2010. Nederland draagt in Kinshasa met één functionaris bij aan de EUSEC-missie. Deze militair werkt als adviseur bij het Congolese ministerie van Defensie.

Onder de paraplu van EUSEC wordt tevens in Bunia in het oosten van de DRC het project EUSEC Financial Mission uitgevoerd, dat de betaling van soldij aan de soldaten stroomlijnt en transparant maakt. Nederland draagt sinds mei 2006 met twee functionarissen met succes bij aan dit project.

Bureau Intégré des Nations Unies au Burundi (BINUB) en bilaterale Sector Security Reform (SSR)-missie in Burundi

Eind 2006 is besloten om de fragiele staat Burundi in het Afrikaanse Grote Meren-gebied op het gebied van Disarmament, Demobilisation and Reintegration en SSR-activiteiten te ondersteunen. Hiertoe was aanvankelijk bij de VN-organisatie BINUB in Bujumbura een Nederlandse militair geplaatst. In 2007 is besloten bilateraal SSR-projecten te ondersteunen voor de Burundese strijdkrachten en politie. Het ministerie van Buitenlandse Zaken financiert deze SSR-adviesprojecten. Nederland heeft hiervoor extra militairen ingezet. Eind 2008 is besloten de Nederlandse bijdrage uit te breiden en de samenwerking met Burundi verder te structureren. Op 10 april 2009 hebben Nederland en Burundi een MoU ondertekend. Dit MoU is een strategisch kader voor de meerjarige samenwerking (acht jaar) op het gebied van Security Sector Development (SSD). Waar voorheen op basis van losse projecten werd gewerkt, worden de verschillende projecten nu in een samenhangend programma ondergebracht. De samenwerking en de vooruitgang worden elke twee jaar opnieuw beoordeeld en waar nodig kunnen aanpassingen worden gedaan. Voor de periode 2009–2011 hebben Burundi en Nederland een aantal gezamenlijke activiteiten geïdentificeerd, waarvan drie al van start zijn gegaan of op korte termijn van start gaan.

Het SSD-programma bestaat uit vier pijlers: politieke dialoog, de verbetering van het democratische toezicht op de veiligheidssector en de verdere professionalisering van het Burundese leger en van de Burundese politie. Het Nederlandse ministerie van Defensie is betrokken bij de uitvoering van projecten die de professionalisering van het Burundese leger ondersteunen.

De vaste Nederlandse defensiebijdrage bestaat uit enkele officieren, waarvan één binnen het Burundese ministerie van Defensie als adviseur werkt bij het Directoraat Generaal Planification et Strategie. Een andere officier is geplaatst bij de Burundese projectorganisatie, die in het kader van het MoU dat Nederland heeft afgesloten met Burundi, legerprojecten voorbereidt en uitvoert.

Er is een tiental militaire projecten geïdentificeerd waaraan Nederland in 2009–2011 steun verleent. Tijdens de uitvoering zullen Nederlandse militairen telkens voor korte periodes in Burundi worden ingezet voor het overdragen van kennis of het geven van advies. Zo hebben genisten in september en oktober 2009 bijgedragen aan de opbouw van de Burundese genie-constructiecapaciteit door het uitvoeren van een gezamenlijk bouwproject. Nederlandse officieren hebben een opleiding voor twaalf Burundese instructeurs verzorgd op het gebied van militaire ethiek. De overige activiteiten betreffen onder andere de geplande overdracht van vrachtauto’s inclusief een rij- en onderhoudsopleiding, scholingsprojecten voor topmanagers, renovatie van kazernes en een automatiseringsproject.

EU Naval Force (EUNAVFOR)/Operation ATALANTA

In 2009 heeft Nederland een substantiële bijdrage geleverd aan antipiraterijoperaties voor de kust van Somalië. Van augustus tot en met december 2009 leverde Nederland de Force Commander en het stafschip Hr.Ms. Evertsen voor de EU-operatie Atalanta. Nederland heeft daarmee bijgedragen aan het beschermen van schepen van het World Food Programme en de African Union Mission in Somalia, het beschermen van koopvaardijschepen in de Golf van Aden en het patrouilleren in gebieden met een verhoogde dreiging van piraterij.

Allied Protector

Van eind maart tot 1 juli 2009 droeg het fregat Hr.Ms. De Zeven Provinciën bij aan de NAVO-operatie Allied Protector(brief SG NAVO SG (2009) 0152 van 18 februari 2009). Deze inzet heeft een zeer welkome bijdrage geleverd aan de bestrijding van piraterij voor de kust van Somalië. Door actief optreden van Allied Protector worden piraten afgeschrikt en worden hun activiteiten verstoord. Aanvallen door piraten zijn voorkomen en door piraten gegijzelde personen zijn bevrijd.

United Nations African Union Mission in Darfur (UNAMID)

In 2007 is besloten dat de Verenigde Naties een vredesmissie zouden gaan uitvoeren in Darfur (Soedan) ter aanvulling van de African Mission in Soedan. Ter voorbereiding op UNAMID is in 2007 een Light Support Missie ontplooid in El Fasher, Darfur. Deze missie ondersteunde de planning en beoogde uitvoering van de UNAMID-missie. De Nederlandse bijdrage concentreert zich enerzijds op de coördinatie van de logistieke planning en anderzijds het cease firing committee. De gehele ontwikkeling van deze missie verloopt moeizaam maar het afgelopen jaar heeft een positieve ontwikkeling laten zien. De verwachting is dat in 2010 de missie vrijwel geheel gevuld zal zijn. De Nederlandse bijdrage loopt al sinds augustus 2007 en is jaarlijks verlengd.

Operationele doelstelling 5 – Vrede en stabiliteit in Irak

NATO Training Mission Irak (NTM-I)

In Irak heeft Nederland een bijdrage geleverd aan de staf van NTM-I (Kamerstuk 29 521, nr. 128). De betrokken militairen waren belast met de bestendiging van de opleidingsstructuur en van de continuïteit van de diverse trainingsprogramma’s. Tevens vervulden zij uiteenlopende taken op het gebied van personeelsmanagement, trainingscoördinatie en begeleiding. Op 30 november 2009 heeft de NAVO met de goedkeuring van de Periodic Mission Review van NTM-I besloten de missie te verlengen en de herziene taken daarvan vastgelegd. De regering heeft vervolgens de verschillende aspecten van de missie beoordeeld en in december 2009 besloten de Nederlandse bijdrage aan NTM-I met één jaar te verlengen tot 31 december 2010.

Operationele doelstelling 6 – Vrede en stabiliteit in Perzische Golf

Voor de ondersteuning van diversen uitgezonden eenheden zijn op verschillende locaties kleine eenheden aanwezig. Voorbeelden hiervan zijn functionarissen die zijn opgenomen in het Combined Force Maritime Component Command (CFMCC) in Bahrein en is er personeel werkzaam bij het Netherlands Liaison Team USCENTCOM (NLTC) in Tampa in de Verenigde Staten.

4.2. Beleidsartikel 21 Commando zeestrijdkrachten

Algemene doelstelling

Het Commando zeestrijdkrachten (CZSK) levert operationeel gerede maritieme expeditionaire capaciteit voor nationale en internationale operaties.

Doelbereiking

Het CZSK heeft een bijdrage geleverd aan de hoofdtaken van de krijgsmacht en daarmee aan het halen van het Nederlandse ambitieniveau. In september 2007 is het ambitieniveau voor de nieuwe kabinetsperiode verwoord in de beleidsbrief «Wereldwijd dienstbaar». De beleidsbrief geeft een beschrijving van de taken die eenheden van het CZSK moeten kunnen uitvoeren. Om het ambitieniveau te kunnen waarmaken en de inzetbaarheid op peil te houden, dienen de operationele eenheden van het CZSK voldoende opgeleid, geoefend en gemotiveerd personeel te hebben alsmede voldoende materieel dat voldoet aan alle operationele vereisten en de mogelijkheden hier realistisch mee op te leiden en te oefenen.

Externe factoren

De mate van geoefendheid van het personeel en de personele consequenties van de achterblijvende vulling van de organisatie worden weergegeven in het overzicht operationele doelstellingen per operationeel commando en de toelichtingen daarop. De voortgang met betrekking tot de instroom en verwerving van gewenst materieel voor de operationele commando’s is opgenomen bij de tabellen «Projecten in realisatie» en de toelichtingen daarop bij de Defensie Materieel Organisatie.

Budgettaire gevolgen van beleid

Onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde budgettaire gevolgen van beleid voor 2009.

Bedragen x € 1 000 Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Realisatie 2009 Begroting 2009 Verschil
Verplichtingen 503 909 621 299 568 909 610 707 644 982 599 530 45 452
Uitgaven              
Programma-uitgaven              
Commando ZSK Nederland 502 214 554 279 536 296 507 713 530 595 522 858 7 737
Commando ZSK Caribisch Gebied 54 125 53 153 48 698 51 116 55 104 50 771 4 333
Kustwacht Nederland 4 607 4 597 5 864 8 315 22 388 24 296 – 1 908
Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba 12 925 5 872 7 166 2 538 3 416 3 005 411
Totaal programma-uitgaven 573 871 617 901 598 024 569 682 611 503 600 930 10 573
Apparaatsuitgaven              
Staf Commando ZSK 24 734 36 026 33 397 19 991 20 225 17 083 3 142
Bijdragen aan baten-lastendiensten 13 313 9 929 7 931 6 023 6 620 7 382 – 762
Totaal apparaatsuitgaven 38 047 45 955 41 328 26 014 26 845 24 465 2 380
Totaal uitgaven 611 918 663 856 639 352 595 696 638 348 625 395 12 953
Ontvangsten              
Totaal ontvangsten 41 373 23 603 14 587 14 002 13 613 23 887 – 10 274

Toelichting bij de verschillen groter dan € 5,0 miljoen.

Verplichtingen

De realisatie van de verplichtingen is per saldo € 45,5 miljoen hoger dan geraamd.

Allereerst betreft het technische uitgavenmutaties zoals in de volgende paragrafen toegelicht die ook doorwerken in het niveau van de verplichtingen, zoals loon- en prijsbijstelling (+ € 23,5 miljoen). Ten tweede betreft het een aantal uitvoeringsmutaties, waaronder de bijdrage aan de schadeclaims naar aanleiding van het helikopterongeval in de Bommelerwaard (– € 8,8 miljoen), de overheveling van transportkosten naar het CDC (– € 3,2 miljoen) en de verdeling van gelden voor «sociaal veilige werk- en leefomgeving» (aanbevelingen commissie Staal) (+ € 2,7 miljoen). Vervolgens betreft het een aantal kleine mutaties.

Tevens is het verplichtingenniveau neerwaarts bijgesteld doordat de dienstverleningsovereenkomsten voor werkplekdiensten, onderhoud aan gebouwen en catering per jaar worden vastgelegd in plaats van meerjarig. Tot slot is het verplichtingenniveau aangepast als gevolg van een wijziging van de administratiesystematiek; dit is in de leeswijzer toegelicht.

Uitgaven

De hogere programma-uitgaven hangen samen met de uitdeling van de loon- en prijsbijstelling van € 23,5 miljoen en de verdeling van gelden voor «sociaal veilige werk- en leefomgeving» (aanbevelingen commissie Staal) van € 2,7 miljoen. De minderuitgaven betreffen allereerst een overheveling van transportkosten naar het CDC van € 3,2 miljoen. Daarnaast is overeenkomstig de besluitvorming in de Voorjaarsnota een deel (€ 8,8 miljoen) van de onderrealisatie op de personele exploitatie toegevoegd aan het budget van het CDC ter financiering van de uitgaven voor schadeclaims die voortvloeien uit het helikopterongeval in Bommelerwaard. Het resterende verschil betreft diverse mutaties die met name betrekking hebben op een herschikking voor toelagen en personele exploitatie.

Ontvangsten

De ontvangsten van het CZSK zijn € 10,3 miljoen lager uitgekomen. Dit is met name het gevolg van de overheveling van BTW-ontvangsten naar de DMO (€ 7,0 miljoen). Daarnaast zijn ontvangsten overgeheveld (€ 1,0 miljoen) naar het CLSK, als gevolg van de samenvoeging van de helikopters van Marinevliegkamp De Kooij met de helikoptergroep op Gilze-Rijen.

Het resterende verschil betreft diverse kleine mutaties.

Verdeling realisatie operationele doelstellingen

In onderstaande tabel zijn de voor de operationele eenheden gerealiseerde uitgaven verdeeld naar de operationele doelstellingen.

Bedragen x € 1 miljoen Begroting 2009 Realisatie 2009
Operationele doelstelling 1 63,2 60,3
Operationele doelstelling 2 270,7 258,9
Operationele doelstelling 3 184,6 180,1

Beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen)

De operationele doelstellingen waaraan het CZSK moest voldoen zijn gekwantificeerd en gekwalificeerd naar aantallen operationeel gerede eenheden. Uit onderstaande matrix blijkt hoeveel eenheden voor de operationele doelstellingen beschikbaar moesten zijn respectievelijk waren. De beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen) beperkt zich tot toelichtingen op die eenheden waarvan de realisatie niet overeenkomt met de begroting of eenheden die zich kenmerken door bijzonderheden, zoals inzet en belangrijke wijzigingen in de samenstelling of organisatie van eenheden.

Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 1: Beschikken over operationeel gerede maritieme expeditionaire eenheden voor geplande internationale en nationale inzet.

Operationeel gereedgestelde eenheden worden ingezet voor internationale en nationale operaties om zo bij te dragen aan de uitvoering van de drie hoofdtaken van Defensie.

Operationele doelstelling 2a: Beschikken over operationeel gerede maritieme expeditionaire eenheden.

Om met maritieme eenheden direct te kunnen bijdragen aan de drie hoofdtaken van Defensie, is een gedeelte van de maritieme eenheden operationeel gereed. Deze eenheden zijn personeelsgereed, materieelgereed en geoefend voor hun organieke taak. Organieke taken zijn een samenstel van taken waarvoor de eenheid standaard is ingericht.

Operationele doelstelling 2b: Beschikken over specifiek operationeel gerede maritieme expeditionaire eenheden.

Een eenheid is «specifiek operationeel gereed» indien zij niet volledig operationeel wordt gesteld, kan worden gesteld of worden gehouden. Zij kan in dat geval bijdragen aan de drie hoofdtaken voor dat deel van haar organieke takenpakket waarvoor zij operationeel gereed is.

Operationele doelstelling 3: Beschikken over voortzettingsvermogen bij de maritieme eenheden.

Om een aantal operationeel gerede maritieme eenheden gereed te hebben en in aflossing te kunnen voorzien, is een groter aantal eenheden noodzakelijk. Hierdoor is het mogelijk om gepland groot onderhoud te kunnen uitvoeren en personeel opleidingen te laten volgen. Eenheden die uit onderhoud komen, doorlopen een opwerkprogramma totdat het niveau «operationeel gereed» is bereikt.

In onderstaande tabel is de realisatie van de operationele doelstellingen weergegeven en toegelicht.

Realisatie operationele doelstellingen (OD) 1, 2 en 3 Commando zeestrijdkrachten 2009
Groep Organieke eenheid Totaal aantal eenheden Totaal aantal operationeel gerede eenheden Voortzettingsvermogen
        Inzet OD1 Operationeel gereed OD2 OD3
    Doelstelling Realisatie Doelstelling Realisatie Doelstelling Realisatie Doelstelling Realisatie
Volledig Specifiek
Staf NLMARFOR 1 1 0,4 1 0,6
Schepen en onderzeeboten Fregatten 6 6 1 1,3 2 1,0 1,4 3 2,3
Bevoorradingsschepen 2 2 1 0,4 0,6 1 1,0
  Landing Platform Docks1 2 2 2 1,6 0,4
  Onderzeeboten 4 4 0,7 2 1,3 2 2,0
  Ondersteuningsvaartuig 1 1 1 0,1 0,4 0,5
  Mijnenbestrijdingsvaartuigen 10 10 1 1,0 4 3,0 5 6,0
  Hydrografische opnemingsvaartuigen 2 2 2 1,3 0,7
  Ondersteuningsvaartuig CARIB2 1 1 1 0,7 0,1 0,2
Korps Mariniers Mariniersbataljons 2 2 0,33 0,2 0,7 0,6 0,2 1 1,0
  Ondersteunende mariniersbataljons 2 2 2 0,7 1,3
  Unit Interventie Mariniers 1 1 1 1,0
  Marinierscompagnieën CARIB4 2 1,6 2 0,5 1,1
  Bootpeloton Caribisch gebied 1 1 1 0,8 0,2
Overige eenheden Duik- en Demonteergroep (DDG) 1 1 1 1,0
  Mobiele hospitaalfaciliteit 1 1 1 1,0

1 In de tweede helft van 2009, na deelname aan NATO Response Force 12, is Hr.Ms. Rotterdam volgens planning in groot onderhoud gegaan.

2 Hr.Ms. Pelikaan is volgens planning twee maanden in onderhoud geweest.

3 In de begroting stond dit opgenomen als 1/3, door te kiezen voor gelijkvormigheid binnen de tabel is dit door afronding op één decimaal 0,3 geworden.

4 Het totaal aantal marinierscompagnieën in het Caribisch gebied is volgens planning vanaf augustus verminderd tot 1.

Toelichting

Algemeen

Gedurende het jaar is door eenheden van het CZSK deelgenomen aan diverse reeds lopende en nieuwe crisisbeheersingsoperaties. Het CZSK heeft grotendeels kunnen voldoen aan de opdrachten uit de doelstellingenmatrix. Er heeft op het gebied van mijnenbestrijdingsvaartuigen, ondersteuningsvaartuigen en hydrografische vaartuigen een kleine onderrealisatie plaatsgevonden op de doelstellingenmatrix. Daarnaast worden de gevolgen van personele tekorten ondervangen door voor alle eenheden gebruik te maken van vullingsplannen. Hiermee wordt de personele bezetting afgestemd op de geplande uit te voeren taken.

Internationale inzet

NLMARFOR

Nederland was in de eerste helft van 2009 Amphibious Core Nation voor NATO Response Force 12 (NRF 12). De staf van de Netherlands Maritime Force (NLMARFOR) was in die periode gereed voor inzet als Commander Amphibious Taskforce en Commander Landing Force. In deze tijd werd het door het CZSK ontwikkelde Ideation concept met de amfibische taakgroep met succes in de praktijk gebracht in Albanië, Roemenië en Turkije. Dit concept gaat uit van het idee dat Nederlands militair optreden, ook tijdens de gereedstellingsfase, een directe resultante is van een gecoördineerde interdepartementale planning waarmee Nederland in de wereld specifieke effecten wenst te bereiken. Vanaf 13 augustus tot 11 december 2009 voerde de NLMARFOR staf het commando over de EU-antipiraterijoperatie Atalanta bij Somalië.

Fregatten

Gedurende het jaar zijn in totaal drie fregatten ingezet voor twee verschillende operaties. Van eind maart tot 1 juli droeg het fregat Hr.Ms. De Zeven Provinciën bij aan de NAVO-operatie Allied Protector. Van medio augustus tot medio december fungeerde Hr.Ms. Evertsen met een geëmbarkeerde Lynx-helikopter als stafschip in de EU-antipiraterijoperatie Atalanta.

Van februari tot en met juli werd Hr.Ms. Van Amstel met een geëmbarkeerde Lynx-helikopter ingezet als stationsschip in het Caribisch gebied. In oktober voerde Hr.Ms. Van Speijk met een geëmbarkeerde Lynx-helikopter voor een periode van twee weken een counterdrugspatrouille uit in het Caribisch gebied.

Bevoorradingsschepen

In de eerste helft van 2009 was Hr.Ms. Amsterdam beschikbaar als bevoorradingsschip voor de amfibische component van NRF12. In de tweede helft van het jaar heeft Hr.Ms. Amsterdam met geëmbarkeerde Lynx-helikopter invulling gegeven aan de taak van stationsschip in het Caribisch gebied.

Amfibische schepen

In de eerste helft van 2009 waren beide Landing Platform Docks onderdeel van de amfibische component van NRF12. Tijdens een oefenreis door de Middellandse Zee werd Hr.Ms. Johan de Witt gebruikt als commandoplatform voor Strike Force NATO. Van medio 2009 tot medio 2010 is Hr.Ms. Johan de Witt beschikbaar als Afloat Command Platform voor de Joint Force Commander van de NRF. In deze periode heeft het schip twee maanden deelgenomen aan het Amerikaanse onderwijsinitiatief Africa Partnership Station aan de Westkust van Afrika. Dit initiatief is gericht op het vergroten van maritieme veiligheid en stabiliteit. Hierbij fungeerde Hr.Ms. Johan de Witt als lesplatform en werden onder andere hulpgoederen vervoerd en hydrografische werkzaamheden verricht. Hr.Ms. Rotterdam ging in de tweede helft van 2009 volgens planning in benoemd onderhoud.

Onderzeeboten

In 2009 zijn eerst Hr.Ms. Dolfijn en vervolgens Hr.Ms. Walrus ingezet voor gerubriceerde opdrachten ten behoeve van de Commandant der Strijdkrachten.

Mijnenbestrijdingsvaartuigen

In 2009 werd achtereenvolgens door Hr.Ms. Makkum en Hr.Ms. Urk deelgenomen aan de Standing NATO Mine Couter Measure Group 1.

Marinierseenheden

Tot 15 maart 2009 zijn circa 60 mariniers van het eerste mariniersbataljon ingezet in de EU-operatie EUFOR Tsjaad en de Centraal Afrikaanse Republiek (EUFOR/Tchad/RCA) als verkenningseenheid van een Iers bataljon. Verder waren enkele functionarissen geplaatst bij het operationeel hoofdkwartier in Parijs en het veldhoofdkwartier in Abéché. De operatie was begonnen in juni 2008.

In de eerste helft van 2009 was een landingforce beschikbaar voor NRF12.

Vanaf medio 2009 maakte een compagnie van het tweede mariniersbataljon deel uit van de Task Force Uruzgan. Verder werd geparticipeerd in ISAF met Special Forces in Task Force 55, een Marine Joint Effect Oberserver Group en een Assault Engineering team.

Aan boord van de Luchtverdedigings- en Commandofregatten was tijdens de deelname aan de NAVO-operatie Allied Protector en de EU-operatie Atalanta voor de kust van Somalië een team van de Unit Interventie Mariniers geëmbarkeerd om aan boord van de te escorteren schepen te fungeren als beveiligingsteam en om verdachte vaartuigen te onderzoeken.

Nationale inzet

Door de Alkmaarklasse mijnenbestrijdingsvaartuigen (AMBV’s) zijn in het kader van operatie Benificial Cooperation 79 explosieven op het Nederlands deel van het continentaal plat geruimd.

Voor de Kustwacht Nederland zijn door AMBV’s en Hr.Ms. Mercuur 66 van de 140 vaardagen gerealiseerd. Deze onderrealisatie wordt onder andere veroorzaakt door materiële defecten en de beperkte beschikbaarheid van opstapteams van controlerende instanties.

Door de Duik- en Demonteergroep (DDG) is diverse malen gedurende het gehele jaar steun verleend op duikgebied, zoals duiktechnische assistentie bij het opsporen van het wrak van een neergestort vliegtuigje bij Bonaire vanaf Hr.Ms. Pelikaan. Verder is door marineduikers en de kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba geassisteerd bij een grootschalige zoekactie naar de viceconsul van de Verenigde Staten op Curaçao.

Naast de hierboven genoemde nationale inzet van AMBV’s, Hr.Ms. Mercuur en de DDG, heeft het CZSK gedurende het gehele jaar voldaan aan de gereedstellingsopdrachten die voortvloeien uit het convenant Intensivering Civiel-Militaire Samenwerking. Hiervoor had het CZSK ongeveer 900 militairen op afroep beschikbaar.

Hydrografische opnemingsvaartuigen

Door de onvoldoende materiële status van de opnemingsvaartuigen zijn van de 250 geplande opnamedagen 187 gerealiseerd.

In- en uitdiensttreding eenheden

Multi-purpose (M)-fregatten

Na het instemmen met de Marinestudie tijdens de begrotingsbehandeling van 2006, is in 2007 begonnen met het uitvoeren van deze studie die bestaat uit een aantal materieelprojecten en diverse reorganisatietrajecten. Het M-fregat Hr.Ms. Van Nes is op 16 januari 2009 overgedragen aan Portugal. De overdracht van Hr.Ms. Van Galen werd, in tegenstelling tot eerdere plannen, uitgesteld naar 15 januari 2010.

Marinierseenheden

Op 16 juni is de 31e infanteriecompagnie van het Korps Mariniers op Curaçao opgeheven. In september 2009 werd de marinierscompagnie vervangen door een infanteriecompagnie van de 43e Gemechaniseerde brigade, die om de vier maanden roteert. In de interim-periode werden de taken vanuit Nederland bewaakt door eenheden van het Korps Mariniers en het Commando Koninklijke marechaussee.

Duik- en Demonteergroep (DDG)

De DDG is in 2009 gereorganiseerd en gelijktijdig is de maritieme Explosieven Opruimingsdienst (EOD) ontvlochten en ondergebracht bij de Explosieven Opruimingsdienst Defensie. Binnen de DDG zijn nu de specialistische duikteams ondergebracht, de capaciteit van de Intensivering Civiel-Militaire Samenwerking, de duikvaartuigen en de Defensie Duikschool. De maritieme EOD-unit is fysiek ondergebracht bij de DDG.

Operationele gereedheid

Binnen het begrip Operationele gereedheid OD2 is een onderscheid te maken tussen volledige gereedheid en specifieke gereedheid. Hieronder wordt per eenheid toegelicht wat de reden is geweest voor realisatie van deze specifieke gereedheid.

Fregatten

Door vacatures in het personeelsbestand werkt CZSK met vullingsplannen, gebaseerd op missieprofielen. Op basis van deze profielen wordt de bemanning aangepast aan de verwachte inzet. Hierdoor zijn sommige fregatten specifiek operationeel gereed gesteld voor inzet in anti-piraterij operaties of in het Caribisch gebied.

Bevoorradingsschepen

Door vacatures was Hr.Ms. Amsterdam in de eerste helft van 2009 niet in staat alle bevoorradingsposities tegelijk te bemensen.

Ondersteuningsvaartuigen

Door een defecte stuurinstallatie is Hr.Ms. Mercuur van februari tot en met april niet beschikbaar geweest. Verder onderging het schip in de laatste drie maanden van 2009 regulier benoemd onderhoud.

Mijnenbestrijdingsvaartuigen

Door uitloop van het Project Aanpassing Mijnenbestrijdingscapaciteit (PAM) en levensverlengend onderhoud was er gemiddeld één eenheid minder operationeel gereed. Daarnaast kende de gereedheid van de eenheden beperkingen ten aanzien van het voortzettingsvermogen door vacatures bij specialistisch personeel. Ook resteert na het afronden van het PAM-traject in zekere mate een klassebrede beperking in de akoestische onderwatersignatuur. Omdat dit slechts onder uitzonderlijke omstandigheden problemen zou kunnen opleveren is in oktober besloten dit niet langer als een beperking aan te merken. Omdat deze beperking echter tot oktober op alle mijnenbestrijdingsvaartuigen van toepassing was, ongeacht de verdere status, heeft de signatuurproblematiek een relatief groot effect gehad op het aantal eenheden dat operationeel gereed met beperkingen was.

Hydrografische opnemingsvaartuigen

Door regulier benoemd onderhoud, problemen met de voortstuwing en een defecte stuurinstallatie van een hydrografisch opnemingsvaartuig, waarvan de reparatie drie maanden in beslag nam, is de doelstelling niet volledig gerealiseerd.

Marinierseenheden

De gereedheid van de eenheden in Nederland stond onder druk door kaderzware individuele uitzendingen, vacatures en een beperkte hoeveelheid oefenmunitie en voertuigen. Het Amfibisch Logistiek Bataljon was door ondervulling in staat om één van de twee infanteriebataljons logistiek te ondersteunen. Verder werd de tweede bootgroep van het Amfibisch Gevechtsteun Bataljon, toen Hr.Ms. Rotterdam in onderhoud ging, ingezet als instructiecapaciteit in het Mariniers Opleidings Centrum. De marinierseenheden in het Caribisch gebied, inclusief het bootpeloton, zijn door personele tekorten tijdelijk specifiek operationeel gereed geweest.

4.3. Beleidsartikel 22 Commando landstrijdkrachten

Algemene doelstelling

Het Commando landstrijdkrachten (CLAS) levert operationeel gerede grondgebonden expeditionaire capaciteit voor nationale en internationale operaties.

Doelbereiking

Het CLAS heeft een bijdrage geleverd aan de drie hoofdtaken van de krijgsmacht en daarmee aan het halen van het Nederlandse ambitieniveau zoals verwoord in de beleidsbrief «Wereldwijd dienstbaar». Om het ambitieniveau te kunnen waarmaken en de gereedheid op peil te houden dienen de operationele eenheden van het CLAS voldoende opgeleid, geoefend en gemotiveerd personeel te hebben. Daarnaast moet er voldoende materieel beschikbaar zijn dat voldoet aan alle operationele vereisten en moeten er voldoende mogelijkheden zijn om realistisch op te leiden en te oefenen.

Externe factoren

De mate van geoefendheid van het personeel en de consequenties van de achterblijvende personele vulling van de organisatie worden weergegeven in het overzicht operationele doelstellingen en de toelichtingen daarop. De voortgang met betrekking tot de instroom en verwerving van gewenst materieel voor de operationele commando’s is opgenomen bij de tabellen «projecten in realisatie» en de toelichtingen daarop bij de Defensie Materieel Organisatie.

Budgettaire gevolgen van beleid

Onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde budgettaire gevolgen van beleid voor 2009.

Bedragen x € 1 000 Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Realisatie 2009 Begroting 2009 Verschil
Verplichtingen 1 306 777 1 320 515 1 159 964 1 336 805 1 392 558 1 435 945 – 43 387
Uitgaven              
Programma-uitgaven              
Operationeel Commando 1 193 089 1 058 076 987 631 1 010 183 1 048 387 1 071 491 – 23 104
Totaal programma-uitgaven 1 193 089 1 058 076 987 631 1 010 183 1 048 387 1 071 491 – 23 104
Apparaatsuitgaven              
Staf Operationeel Commando 288 707 315 862 315 262 292 155 299 400 255 032 44 368
Bijdragen aan baten-lastendiensten 36 750 35 800 30 881 28 547 23 570 24 838 – 1 268
Totaal apparaatsuitgaven 325 457 351 662 346 143 320 702 322 970 279 870 43 100
Totaal uitgaven 1 518 546 1 409 738 1 333 774 1 330 885 1 371 357 1 351 361 19 996
Ontvangsten              
Totaal ontvangsten 52 837 38 842 32 651 19 144 17 382 18 215 – 833

Toelichting bij de verschillen groter dan € 5,0 miljoen.

Verplichtingen

De realisatie van de verplichtingen is per saldo € 43,4 miljoen lager dan geraamd.

Allereerst betreft het technische uitgavenmutaties zoals in de volgende paragrafen toegelicht die ook doorwerken in het niveau van de verplichtingen, zoals loon- en prijsbijstelling (+ € 45,1 miljoen). Ten tweede betreft het een aantal uitvoeringsmutaties, waaronder schadeclaims Bommelerwaard (– € 9,5 miljoen), transportkosten naar het CDC (– € 2,8 miljoen) en de verdeling van gelden voor «sociaal veilige werk- en leefomgeving» (aanbevelingen commissie Staal) (+ € 3,2 miljoen). Vervolgens betreft het een aantal kleine mutaties.

Tevens is het verplichtingenniveau neerwaarts bijgesteld doordat de dienstverleningsovereenkomsten voor werkplekdiensten, onderhoud aan gebouwen en catering per jaar worden vastgelegd in plaats van meerjarig.

Tot slot is het verplichtingenniveau aangepast als gevolg van een wijziging van de administratiesystematiek; dit is in de leeswijzer toegelicht.

Uitgaven

Programma-uitgaven

De minderuitgaven betreffen een overheveling van transportkosten naar het CDC van € 2,8 miljoen. Daarnaast is overeenkomstig de besluitvorming in de Voorjaarsnota een deel (€ 9,5 miljoen) van de onderrealisatie op de personele exploitatie toegevoegd aan het budget van CDC ter financiering van de uitgaven voor schadeclaims die voortvloeien uit het helikopterongeval in Bommelerwaard. Daarnaast is als gevolg van vacatures bij de operationele eenheden de omvang van de eenheden in het oefenprogramma minder, waardoor op de personele exploitatie € 12,0 miljoen minder is uitgegeven. Ook is € 6,9 miljoen minder uitgegeven aan opleidingen, persoonsgebonden uitgaven, infrastructurele voorzieningen en overig materieel. Daarnaast heeft voor een deel van het CLAS personeel de begrotingsbelasting voor € 38 miljoen bij de apparaatsuitgaven plaatsgevonden.

De meeruitgaven hangen samen met de uitgedeelde loon- en prijsbijstelling van € 45,1 miljoen. Het resterende verschil betreft diverse kleine mutaties.

Apparaatsuitgaven

De hogere realisatie op dit artikelonderdeel is met name een gevolg van salarissen, die zijn geraamd op het Operationeel Commando, maar waarvan de verantwoording heeft plaatsgevonden op dit artikelonderdeel. Het resterende verschil betreft diverse kleine mutaties, waaronder de verwerking van € 3,5 miljoen loonbijstelling.

Verdeling realisatie operationele doelstellingen

In onderstaande tabel zijn de voor de operationele eenheden gerealiseerde uitgaven verdeeld naar de operationele doelstellingen.

Bedragen x € 1 miljoen Begroting 2009 Realisatie 2009
Operationele doelstelling 1 157,1 130,8
Operationele doelstelling 2 337,1 317,2
Operationele doelstelling 3 345,0 342,3

Beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen)

De operationele doelstellingen waaraan het CLAS moest voldoen zijn gekwantificeerd en gekwalificeerd naar aantallen operationeel gerede eenheden. Uit onderstaande matrix blijkt hoeveel eenheden voor de operationele doelstellingen beschikbaar moesten zijn respectievelijk waren. De beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen) beperkt zich tot toelichtingen op die eenheden waarvan de realisatie niet overeenkomt met de begroting of eenheden die zich kenmerken door bijzonderheden, zoals inzet en belangrijke wijzigingen in de samenstelling of organisatie van eenheden.

Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 1: Beschikken over grondgebonden expeditionaire eenheden voor geplande internationale en nationale inzet.

Operationeel gereedgestelde eenheden worden ingezet voor internationale en nationale operaties om zo bij te dragen aan de uitvoering van de drie hoofdtaken van Defensie.

Operationele doelstelling 2a: Beschikken over (volledig) operationeel gerede grondgebonden expeditionaire eenheden.

Om met grondgebonden eenheden direct te kunnen bijdragen aan de drie hoofdtaken van Defensie is een gedeelte van de eenheden operationeel gereed. Deze eenheden zijn personeelsgereed, materieelgereed en geoefend voor hun organieke taak. Organieke taken zijn een samenstel van taken waarvoor de eenheid standaard is ingericht.

Operationele doelstelling 2b: Beschikken over specifiek operationeel gerede grondgebonden expeditionaire eenheden.

Een eenheid is «specifiek operationeel gereed» indien zij niet volledig operationeel wordt gesteld, kan worden gesteld of worden gehouden. Zij kan in dat geval bijdragen aan de drie hoofdtaken voor dat deel van haar organieke takenpakket waarvoor zij operationeel gereed is.

Operationele doelstelling 3: Beschikken over voortzettingsvermogen bij de grondgebonden eenheden.

Om een aantal typen grondgebonden eenheden gereed te hebben gedurende een langere periode is een groter aantal van dat type eenheden noodzakelijk. Hierdoor is het mogelijk om eenheden te laten recupereren, reorganisaties door te voeren, nieuw materieel in te voeren en het personeel opleidingen te laten volgen. Grondgebonden eenheden doorlopen daarna een opwerkprogramma tot het niveau «operationeel gereed» is bereikt.

In onderstaande tabel is de realisatie van de operationele doelstellingen weergegeven en toegelicht.

Realisatie operationele doelstellingen (OD) 1, 2 en 3 Commando landstrijdkrachten 2009
Groep Organieke eenheid Totaal aantal eenheden Totaal aantal operationeel gerede eenheden Voortzettingsvermogen
        Inzet OD1 Operationeel gereed OD2 OD3
    Doel-stel-ling Reali-satie Doelstelling Realisatie Doel-stel-ling Realisatie Doelstelling Reali-satie
Volledig Specifiek
HRF (L)HQ NL deel staf HRF HQ 1 1 0.5 0.2 0.5 0,8 0.0 0.0 0.0
  CIS battalion 1 1 0.5 0.2 0.5 0,8 0.0 0.0 0.0
  Staff support battalion 1 1 0.5 0.2 0.5 0,8 0.0 0.0 0.0
Korps Commandotroepen Commandotroepen-compagnie 4 4 0.0 0.7 3.0 2.9 0.0 1.0 0.4
Air Manoeuvre Brigade Brigadestaf + Stafstafcompagnie 1 1 0.5 0.4 0.5 0.0 0.0 0.0 0.6
  Infanteriebataljon Luchtmobiel 3 3 1.0 0.4 1.0 0.4 0.2 1.0 2.0
  Gevechtssteun eenheden 3 3 1.0 0.2 1.0 0.0 1.1 1.0 1.7
  Logistieke eenheden 3 3 1.0 0.3 1.0 0.8 1.0 1.0 0.9
Gemechaniseerde Brigades (13 en 43 Mechbrig) Brigadestaf + Stafstafcompagnie 2 2 0.5 0.5 1.0 0.2 0.3 0.5 1.0
Pantserinfanterie/tankbataljon 6 6 1.0 0.7 2.0 1.1 0.0 3.0 4.2
  Brigade verkenningseskadron 2 2 0.5 0.3 0.5 0.0 0.0 1.0 1.7
  Afdeling Veldartillerie 2 2 0.2 0.4 0.8 0.3 0.0 1.0 1.3
  Pantsergeniebataljon 2 2 0.2 0.2 0.8 0.2 0.2 1.0 1.4
  Logistieke eenheden 4 4 0.3 0.3 1.2 0.8 0.7 2.5 2.2
101 Gevechtssteun Brigade Kernstaf Geniebrigade 1 1 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 1.0 1.0
Geniebataljon 1 1 0.0 0.0 0.4 0.1 0.3 0.6 0.6
  ISTAR bataljon/ISTAR module 6 6 1.0 1.0 1.5 0.2 0.9 3.5 3.9
  Commando luchtdoelartillerie 1 1 0.0 0.1 0.2 0.1 0.0 0.8 0.8
  CIS-bataljon 3 3 1.0 1.3 1.0 0.0 0.1 1.0 1.6
  CIMIC-bataljon/CIMIC support elements 6 6 1.0 2.0 2.0 1.0 0.0 3.0 3.0
1 Logistieke Brigade Kernstaf Logistieke brigade 1 1 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 1.0 1.0
  Bevoorradings- en Transportbataljon 2 2 0.5 0.2 1.0 0.9 0.2 0.5 0.7
  Geneeskundig bataljon/Geneeskundige compagnie 7 7 1.0 0.9 3.0 1.7 0.7 3.0 3.7
  Herstelcompagnie 3 3 0.5 0.2 2.5 0.2 2.5 0.0 0.1
Regionaal Militair Commando Nationale Reserve Bataljon 5 5 0.0 0.0 5.0 5.0 0.0 0.0 0.0
Explosieven Opruimingsdienst Ploegen 28 (40)1 40 4.0 4.8 18 (22)1 6.2 15.5 6 (14)1 13.5

1 In de begroting 2009 is slechts het aantal ploegen vermeld van het Explosieven Opruimingscommando Koninklijke Landmacht. Vanaf juni 2009 zijn alle EOD-elementen van Defensie samengevoegd tot de Explosieven Opruimingsdienst Defensie. Vooruitlopend op deze reorganisatie heeft C-EODD gedurende het gehele jaar 2009 gerapporteerd over alle ploegen van de EODD. Om toch een aansluiting tussen de begroting en het jaarverslag te realiseren zijn daarom in de tabel tussen haakjes in de kolommen begroot het aantal ploegen vermeld voor de gehele EODD. De cijfers in de kolommen realisatie zijn gebaseerd op de maandrapportages en beslaan dus de gehele EODD.

Toelichting

Algemeen

Het behalen van de doelstellingen heeft in 2009 nog enige tijd onder druk gestaan door een achterblijvende instroom van personeel. Ondanks de verbeterde arbeidsmarktsituatie was er gedurende het gehele jaar sprake van vacatures bij specifieke categorieën personeel waardoor de operationele gereedstelling van eenheden niet in alle gevallen conform doelstelling is gehaald. Door het beschikbare personeel te herschikken over die eenheden die gepland waren voor inzet, is gewaarborgd dat missies konden worden uitgevoerd. Deze herschikking is ten koste gegaan van de reguliere operationele gereedstelling.

Ook de hoge belasting van het materieel door de inzet in Afghanistan was van invloed op de gereedstelling. Defect en niet meer inzetbaar te maken materieel in het inzetgebied is in een aantal gevallen vervangen door het onttrekken van materieel aan opwerkende eenheden in Nederland. Deze prioritering in combinatie met problemen op materieellogistiek gebied (lange levertijden essentiële reservedelen en vacatures bij technisch personeel) heeft geleid tot beperkingen in de reguliere operationele gereedstelling. De toevoeging van budgetten aan de defensiebegroting voor de reparatie van de operationele gereedstelling heeft weliswaar een positief effect gehad, maar kon bovenstaande beperkingen niet geheel wegnemen.

Door defensiebreed en bij CLAS-eenheden prioriteiten te stellen kon daarmee grotendeels aan de opgedragen doelstelling worden voldaan. Hierbij is er bewust voor gekozen om eenheden die zich opwerkten voor ISAF III op te leiden tot slechts dat niveau «operationeel gereed» dat vereist was voor de missie. Door bovendien de prioriteit te leggen qua personeel, materieel en opleiding en training bij die eenheden die zich gereed stelden voor inzet, is er daarnaast voor gekozen om die eenheden die niet voor inzet waren gepland, tot een «specifieke operationele gereedheid» op te werken.

Overigens is het wel mogelijk gebleken om (delen van) eenheden die als specifiek operationeel gereed of als voortzettingsvermogen zijn opgenomen in de begroting en realisatie, «alternatief» daadwerkelijk in te zetten in ISAF III (voorbeelden zijn wachtpelotons en detachementen voor psychological operations). Ook hebben dergelijke eenheden een bijdrage geleverd aan nationale inzet en de inzetvoorbereiding ervan.

Bovenstaande oorzaken verklaren voor een groot deel de verschillen tussen begroting en realisatie zoals weergegeven in de tabel. In de hierna volgende paragrafen zullen per type eenheid de eventuele verschillen tussen begroting en realisatie nader worden toegelicht voor achtereenvolgens de internationale inzet en de operationele gereedstelling. Ook zal nader worden ingegaan op de nationale inzet en inzetvoorbereiding.

Per 1 januari 2009 zijn 101 Gevechtssteunbrigade en 1 Logistieke Brigade samengevoegd tot het Operationeel Ondersteuningscommando Land (OOCL). Omdat ten tijde van het opstellen van de begroting voor 2009 de exacte oprichtingsdatum en benaming van de nieuwe eenheid nog onbekend waren wordt daar nog verwezen naar de oude eenheden. Om de aansluiting tussen begroting en jaarverslag 2009 zo eenduidig mogelijk gestalte te geven wordt nog verwezen naar de oude eenheden.

Internationale inzet

Bij de missies (met name bij ISAF III) worden samengestelde eenheden ingezet. Om vanuit de begroting toch een verband te kunnen leggen met ingezette eenheden, worden in de onderstaande paragrafen de organieke eenheden specifiek genoemd die zijn samengesteld ten behoeve van de missies. Naast deze eenheden heeft een groot aantal individuele militairen van het CLAS bijgedragen aan vrijwel alle in beleidsartikel 20 genoemde missies.

High Readiness Force Headquarters (HRFHQ)

In tegenstelling tot wat in de begroting is gemeld is niet het gehele HRFHQ gedurende zes maanden ingezet in ISAF. Wel heeft het HRFHQ gedurende het gehele jaar personeel ingezet in Afghanistan, voornamelijk in het Regional Command South Supportcompany en als mainbody in het hoofdkwartier van ISAF, naast individuele bijdragen aan diverse kleinere missies. In de tweede helft van het jaar is een substantieel deel van het HRFHQ ingezet.

Korps Commandotroepen

In tegenstelling tot wat was voorzien in de begroting zijn in 2009 wel eenheden van het Korps Commando troepen ingezet ter ondersteuning van de Task Force Uruzgan (TFU), te weten als speciale eenheden in Task Force 55. Hiervoor heeft 105 Commandotroepencompagnie personeel geleverd van mei tot en met augustus 2009 en 104 Commandotroepencompagnie van augustus tot en met december 2009.

Air Manoeuvre Brigade (AMB)

Personeel van de Brigadestaf Luchtmobiel is ingezet als staf van de TFU in de maand januari 2009 en opnieuw vanaf augustus 2009.

12 Infanteriebataljon Luchtmobiel heeft als kerneenheid opgetreden van battlegroup (BG)-8 (december 2008 tot en met maart 2009) van de TFU. Daarnaast is één compagnie van 12 Infanteriebataljon Luchtmobiel als element ingezet van TFU BG-9 (april tot en met juli 2009).

Delen van 13 Infanteriebataljon Luchtmobiel zijn ingezet als elementen van zowel TFU BG-10 (augustus tot en met november 2009) als BG-11 (december 2009 tot en met maart 2010).

Voor wat betreft de inzet van de gevechtssteuneenheden in 2009 zijn de volgende opmerkingen te maken:

– Gedurende het gehele jaar 2009 zijn delen van 11 Luchtverdedigingscompagnie (Luverdcie) ingezet tijdens de missie ISAF III, vooral bij de Air Task Force (ATF) in de functie van «doorgunner».

– Een peloton van 11 Mortiercompagnie is (omgeschoold van 120 mm naar 80 mm-mortieren) ingezet tijdens TFU BG-8.

– 11 Geniecompagnie is grotendeels ingezet tijdens TFU BG-8. Daarnaast is telkens één groep geleverd ten behoeve van TFU BG-10 en 11.

Delen van de logistieke eenheden zijn vooral ingezet tijdens TFU BG-8 en 11. Bij het inzetten van 12 Infanteriebataljon tijdens TFU BG-8 is het gerelateerde deel van 11 Bevoorradingscompagnie en 11 Herstelcompagnie ingezet ter ondersteuning. Daarnaast is één peloton van beide eenheden ingezet tijdens TFU BG-11. Bovendien zijn achtereenvolgens delen van 11 Geneeskundige compagnie ingezet tijdens TFU BG-8 tot en met 11.

Gemechaniseerde Brigades (13, 43 Mechbrig)

De brigadestaf van 13 Mechbrig is in de eerste helft van 2009 ingezet als staf van de TFU (februari tot en met juli 2009). Daarnaast hebben de staven van 13 en 43 Mechbrig van 1 november 2008 tot 1 november 2009 een belangrijke personele bijdrage geleverd aan de staf van de Regional Command/South in verband met de Nederlandse leiding over dit commando. Deze bijdrage heeft gedurende het gehele jaar een groot beslag gelegd op stafcapaciteit binnen het CLAS.

11 Tankbataljon en 17 Pantserinfanteriebataljon (beide van 13 Mechbrig) hebben achtereenvolgens opgetreden als kerneenheid van de battlegroups van TFU-9 en 10. Daarnaast heeft 42 Pantserinfanteriebataljon achtereenvolgens een compagnie geleverd voor TFU BG-8 en 9.

17 Pantserinfanteriebataljon heeft telkens één compagnie geleverd voor BG-9 tot en met 11. Tijdens TFU BG-9 heeft een eskadron van 11 Tankbataljon bovendien opgetreden als Police Mentoring Team.Personeel van 42 Tankbataljon is van januari tot en met augustus 2009 onder meer ingezet als Force Protection bij RC/South en voor Operationele Grondverdedigingstaken bij de ATF.

42 Brigadeverkenningseskadron is in TFU BG-8 met één verkenningspeloton vertegenwoordigd. Daarnaast is een detachement van 42 Brigadeverkenningseskadron voornamelijk afkomstig uit het stafpeloton ingezet als Observation Mentoring and Liaison Team(OMLT) vanaf november 2009. Eenzelfde detachement van 43 Brigadeverkenningseskadron is ingezet als OMLT van juli tot en met oktober 2009.

De staf van 11 Afdeling Rijdende artillerie is ingezet als PRT van april tot en met september 2009. Daarnaast heeft de artillerie bijgedragen met telkens één vuurmondpeloton aan TFU BG-8 (14 Afdeling Veldartillerie) en BG-9 tot en met BG-11 (allen van 11 Afdeling Rijdende artillerie).

11 Pantsergeniebataljon van 43 Mechbrig is ingezet met een compagnie als ondersteuning van de battlegroup tijdens TFU-10 en TFU-11. 41 Pantsergeniebataljon van 13 Mechbrig is ingezet met een compagnie als ondersteuning van de battlegroup tijdens TFU-9 en met één geniepeloton tijdens TFU-8.

Staf 43 Herstelcompagnie is ingezet als PRT tijdens PRT-8 ISAF (oktober 2009 tot en met maart 2010). 13 Herstelcompagnie heeft met telkens een herstelpeloton bijgedragen aan TFU BG-9 en BG-10.

101 Gevechtssteun Brigade

Diverse subeenheden van de Gevechtssteun Brigade zijn ingezet voor ISAF en EUFOR. Met name 103 ISTAR-bataljon en het CIMIC-bataljon hebben bijgedragen aan ISAF. Bij het ISTAR-bataljon is bij elke battlegroup achtereenvolgens een module ingezet voor de duur van vier maanden. Daarnaast heeft 101 RPV-batterij gedurende de eerste vijf maanden een Sperwer-detachement ingezet tijdens ISAF. Vanuit het CIMIC-bataljon is bij elk PRT een tweetal Cimic Support Elementsingezet gedurende 2009. Delen van het CIS-bataljon zijn ingezet voor de TFU en EUFOR. De staf is ingezet als PRT van oktober 2008 tot en met maart 2009 in Afghanistan. Commando Luchtdoelartillerie heeft gedurende het gehele jaar het personeel geleverd voor de psychological operations-elementen van ISAF.

Personeel van 101 Geniebataljon heeft een bijdrage geleverd aan het Infra Support Detachement van de TFU BG-10 en 11. Daarnaast is een detachement van dit bataljon in september en oktober 2009 ingezet in Burundi ten behoeve Security Sector Development.

1 Logistieke Brigade

Alle eenheden van 1 Logistieke Brigade hebben een grotere of kleinere bijdrage geleverd in 2009 aan de missie ISAF III en hiermee gedurende het gehele jaar een Logistiek Support Detachementgevormd. 400 Geneeskundig bataljon heeft een structuur van zeven clusters. Ten behoeve van de ondersteuning van TFU BG-8 tot en met 11 is iedere keer een cluster ingezet. Zowel 100 als 200 Bevoorradings- en Transportbataljon hebben met transport- en clustercompagnieën bijgedragen aan TFU BG-8 tot en met 11. Daarnaast heeft met name 320 Herstelcompagnie met specialistisch personeel een bijdrage geleverd aan ISAF.

Explosieven Opruimingsdienst Defensie (EODD)

In tegenstelling tot wat in de begroting 2009 is gemeld is gedurende het gehele jaar door Commandant EODD gerapporteerd over alle EOD-elementen van Defensie. Het aantal ingezette ploegen tijdens ISAF III is per 1 april 2009 verhoogd van vier naar vijf. Daarnaast levert de EODD personeel ten behoeve van Weapon Intelligence Teams die een belangrijke rol spelen bij de bestrijding van IED-dreiging. Omdat dit personeel over specifieke kennis en ervaring dient te beschikken gaat deze inzet ten koste van het aantal in Nederland beschikbare ploegen.

Nationale inzet

Militaire bijstand en ondersteuning

Het CLAS had in 2009 in het kader van ondersteuning van civiele autoriteiten in totaal 3 200 militairen op afroep gegarandeerd beschikbaar:

• 2 000 militairen voor algemene steun gerelateerd aan Intensivering Civiel-Militaire Samenwerking (ICMS);

• 1 200 militairen voor specifieke taken conform het gestelde in de ICMS afspraken.

Bovenstaande op afroep beschikbare militairen waren daarbij beschikbaar uit alle organieke eenheden van het CLAS, ook van eenheden die als voortzettingsvermogen (OD3) zijn opgenomen in begroting en realisatie.

Ter voorbereiding op een succesvolle inzet voor bijstand en ondersteuning, hebben eenheden van het CLAS in 2009 aan diverse oefeningen deelgenomen. Voorbeelden hiervan zijn:

• De oefening ALERT waarbij Regionaal Militair Commando Noord met eenheden van 43 Mechbrig, OOCL en bataljons van de Nationale Reserve in november 2009 geoefend hebben met de civiele instanties in de Veiligheidsregio’s in het gehele gezagsgebied van dit Militair Commando;

• Een multidisciplinaire oefening in het kader van hoogwaterbestrijding als vervolg op de oefening «Waterproef» van 2008, genaamd «Floodex». Bij deze oefening is gebruik gemaakt van het Stafdetachement Nationale Operaties als deel van de landelijke Operationele Staf te Driebergen voor de planning van binnenkomende buitenlandse bijstand begin september 2009. Er is tevens steun geleverd tijdens de veldoefening van 21 tot en met 25 september 2009.

Voorbeelden van verleende militaire bijstand en ondersteuning:

• In maart 2009 is er in algemene zin steun geleverd aan de internationale Afghanistan-conferentie in Den Haag. In juni is steun geleverd aan de bijeenkomst in kasteel Sint Gerlach van de defensieministers van landen die troepen leveren in het zuiden van Afghanistan;

• Het hele jaar heeft het CLAS Host Nation Support-operaties van zowel de Verenigde Staten als Groot Brittannië ondersteund in Vlissingen en Eemshaven;

• Van 25 tot en met 28 september 2009 is bergingssteun geleverd om de onder een viaduct bij Barendrecht «gecrashte» locomotieven te bergen;

• Tijdens de jaarwisseling is militaire bijstand geleverd in de gemeente Aalburg in het kader van openbare orde en veiligheid door middel van luchtsurveillance met een Raven (onbemand observatievliegtuig).

Operationele gereedheid

Zoals bij de definitie staat is binnen het begrip Operationele gereedheid OD2 onderscheid te maken tussen volledige gereedheid en specifieke gereedheid. Hieronder wordt toegelicht per eenheid wat de reden is geweest voor realisatie van deze specifieke gereedheid.

Air Manoeuvre Brigade (AMB)

Door de hierboven genoemde inzet van personeel van Brigadestaf Luchtmobiel en de voorbereiding daarop alsmede de noodzakelijke uitvoering van vredesbedrijfsvoeringstaken (zoals de planning van inzetvoorbereiding van de eenheden van AMB) is het resterende deel van de Brigadestaf Luchtmobiel niet in staat geweest om conform begroting de status Operationeel Gereed (OG) te bereiken.

Door de eerder genoemde prioriteitsstelling voor eenheden ten behoeve van ISAF III heeft 11 Infanteriebataljon Luchtmobiel niet zoals begroot de status OG behaald per 1 augustus 2009.

Voor wat betreft de operationele gereedheid van de gevechtssteuneenheden luchtmobiel in 2009 zijn de volgende opmerkingen te maken:

– Door de genoemde inzet is 11 Luverdcie gedurende het gehele jaar slechts specifiek OG geweest, waarbij een dedicated deel van de compagnie indien noodzakelijk binnen twintig dagen inzetbaar was geweest voor de organieke taak.

– Door de genoemde inzet (inclusief de benodigde omscholing) in combinatie met ondervulling en een gebrek aan opleidingscapaciteit is 11 Mortiercompagnie niet in staat gebleken om haar beoogde OG-status op 120 mm in 2009 te behalen.

Doordat in tegenstelling tot hetgeen in de begroting is vermeld slechts delen van de logistieke eenheden zijn ingezet is het aantal eenheden OG groter dan gepland. Hiervan was een deel specifiek OG, met name vanwege vacatures bij medisch en technisch personeel en een lagere geoefendheid gedurende het jaar.

Gemechaniseerde Brigades (13, 43 Mechbrig)

Door de invoering van het Infanterie Gevechtsvoertuig is het aantal OG gestelde eenheden van de infanteriebataljons lager dan voorzien. Vanaf 1 augustus 2009 is telkens voor een periode van vier maanden een infanteriecompagnie van het CLAS OG gesteld voor de taken «in de West» die voorheen door een marinierscompagnie werden uitgevoerd.

Doordat de inzet van de kaderzware detachementen van de beide brigadeverkenningseskadrons pas gedurende het begrotingsjaar is verzocht en daarom niet in de begroting was opgenomen is het beoogde Opleidings- en Trainingsprogramma van de deeleenheden slechts zeer beperkt uitgevoerd waardoor de geplande OG-status niet is bereikt.

Door gebrek aan onder andere kneedspringstof en communicatiemiddelen zijn diverse deeleenheden van de pantsergeniebataljons in een deel van het jaar specifiek OG geweest.

Door vacatures bij medisch en technisch personeel is een aantal logistieke eenheden van de gemechaniseerde brigades gedurende een deel van het jaar specifiek OG geweest.

101 Gevechtssteun Brigade

Door langdurige vacatures bij de functie van Human Intelligence Handler zijn gedurende het jaar meerdere modules van 103 ISTAR-bataljon slechts specifiek OG gesteld. Door een lage gereedheid van een aantal verbindingssystemen en de prioritering voor in te zetten eenheden is het aantal deeleenheden van 101 CIS-bataljon dat de status OG heeft bereikt lager dan begroot. Door een beperking in bepaalde typen geniematerieel is een aantal deeleenheden van 101 Geniebataljon specifiek OG gesteld.

1 Logistieke Brigade

Door vacatures bij het technische personeel zijn de herstelcompagnieën van 1 Logistieke Brigade specifiek OG gesteld. Vacatures bij het medisch personeel in combinatie met prioritering van deeleenheden voor inzet tijdens ISAF heeft er toe geleid dat het geneeskundig bataljon in mindere mate OG is gesteld (waarvan een deel specifiek OG).

Explosieven Opruimingsdienst Defensie (EODD)

Door gebrek aan gekwalificeerd personeel en EODD-specifiek materieel is het aantal volledig operationeel gerede ploegen lager uitgevallen dan begroot. Vanaf april 2009 zijn de ploegen slechts operationeel gereed gesteld voor nationale taken en specifieke inzetvoorbereiding voor ISAF III. Reguliere opleiding en training is zeer beperkt uitgevoerd. Wel is aan alle verplichtingen ten aanzien van nationale taken voldaan.

In dit verband dient daarnaast te worden vermeld dat de EODD-ploegen zijn samengesteld op basis van aanwezige capaciteiten, die worden gevormd door opgeleid en ervaren personeel en EODD-specifiek materieel. Uit deze beschikbare capaciteiten worden voor de planning van gereedstelling en inzet op enig gegeven moment ploegen samengesteld. Ploegen vormen daarbij dus geen vaste organisatorische verbanden, zoals dit bij de andere eenheden van het CLAS wel het geval is.

4.4. Beleidsartikel 23 Commando luchtstrijdkrachten

Algemene doelstelling

Het Commando luchtstrijdkrachten (CLSK) levert operationeel gerede lucht- en grondgebonden expeditionaire capaciteit voor nationale en internationale operaties.

Doelbereiking

Het CLSK heeft een bijdrage geleverd aan de hoofdtaken van de krijgsmacht en daarmee aan het halen van het Nederlandse ambitieniveau. In september 2007 is het ambitieniveau voor de nieuwe kabinetsperiode verwoord in de beleidsbrief «Wereldwijd dienstbaar». De beleidsbrief geeft een beschrijving van de taken die eenheden van het CLSK moeten kunnen uitvoeren. Om het ambitieniveau te kunnen waarmaken en de gereedheid op peil te houden, dienen de operationele eenheden van het CLSK voldoende opgeleid, geoefend en gemotiveerd personeel te hebben, voldoende materieel dat voldoet aan alle operationele vereisten, en de mogelijkheden hier realistisch mee op te leiden en te oefenen.

Externe factoren

De mate van geoefendheid van het personeel en de personele consequenties van de achterblijvende vulling van de organisatie wordt weergegeven in het overzicht operationele doelstellingen per operationeel commando en de toelichtingen daarop. De voortgang met betrekking tot de instroom en verwerving van gewenst materieel voor de operationele commando’s is opgenomen bij de tabellen «projecten in realisatie» en de toelichtingen daarop bij de Defensie Materieel Organisatie.

Budgettaire gevolgen van beleid

Onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde budgettaire gevolgen van beleid voor 2009.

Bedragen x € 1 000 Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Realisatie 2009 Begroting 2009 Verschil
Verplichtingen 608 856 714 728 713 180 684 171 679 404 732 016 – 52 612
Uitgaven              
Programma-uitgaven              
Commando luchtstrijdkrachten 500 285 506 687 546 938 642 101 619 496 606 389 13 107
Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba 1 354 15 303 3 901 0 0 0 0
Totaal programma-uitgaven 501 639 521 990 550 839 642 101 619 496 606 389 13 107
Apparaatsuitgaven              
Staf Commando luchtstrijdkrachten 139 983 126 117 129 393 74 816 99 083 98 453 630
Bijdragen aan baten-lastendiensten 11 628 12 728 14 333 12 566 11 405 12 121 – 716
Totaal apparaatsuitgaven 151 611 138 845 143 726 87 382 110 488 110 574 – 86
Totaal uitgaven 653 250 660 835 694 565 729 483 729 984 716 963 13 021
Ontvangsten              
Totaal ontvangsten 26 834 17 592 16 829 10 877 9 970 8 671 1 299

Toelichting bij de verschillen groter dan € 5,0 miljoen.

Verplichtingen

De realisatie van de verplichtingen is per saldo € 52,6 miljoen lager dan geraamd.

Allereerst betreft het technische uitgavenmutaties zoals in de volgende paragrafen toegelicht die ook doorwerken in het niveau van de verplichtingen, zoals loon- en prijsbijstelling (+ € 21,6 miljoen). Ten tweede betreft het een aantal uitvoeringsmutaties, waaronder schadeclaims Bommelerwaard (– € 11,7 miljoen), transportkosten naar het CDC (– € 0,7 miljoen), de verdeling van gelden voor «sociaal veilige werk- en leefomgeving» (aanbevelingen commissie Staal) (+ € 3,4 miljoen) en de verhuizing van de vliegbasis Soesterberg naar de vliegbasis Gilze-Rijen (+ € 7,0 miljoen). Ten derde is als gevolg van het doorschuiven van verplichtingen naar 2010 en later bij de FMS-cases ENJJPT – opleiding F-16, ENHPT – Helikopteropleiding en de opleidingslocatie Springfield, € 30 miljoen minder verplicht in 2009. Vervolgens betreft het een aantal kleine mutaties.

Tevens is het verplichtingenniveau neerwaarts bijgesteld doordat de dienstverleningsovereenkomsten voor werkplekdiensten, onderhoud aan gebouwen en catering per jaar worden vastgelegd in plaats van meerjarig.

Tot slot is het verplichtingenniveau aangepast als gevolg van een wijziging van de administratiesystematiek; dit is in de leeswijzer toegelicht.

Uitgaven

Programma-uitgaven

De meeruitgaven betreffen de noodzakelijke verhuis- en inrichtingskosten van ongeveer € 7,0 miljoen vanwege de verhuizing van de vliegbasis Soesterberg naar de vliegbasis Gilze-Rijen, de uitdeling van de loon- en prijsbijstelling van € 21,6 miljoen en de verdeling van gelden voor «sociaal veilige werk- en leefomgeving» (aanbevelingen commissie Staal) van € 3,4 miljoen. Daarnaast zijn diverse uitgaven voor het onderhoud aan wapensystemen, infrastructuur en operationele zaken voor een bedrag van € 4,0 miljoen hoger uitgevallen.

De minderuitgaven betreffen, overeenkomstig de besluitvorming in de Voorjaarsnota, een deel (€ 11,7 miljoen) van de onderrealisatie op de personele exploitatie, die zijn toegevoegd aan het budget van het CDC ter financiering van de uitgaven voor schadeclaims die voortvloeien uit het helikopterongeval in de Bommelerwaard. Daarnaast zijn de uitgaven voor vlieg- en helikopteropleidingen in de Verenigde Staten met een bedrag van € 11,0 miljoen lager uitgevallen als gevolg van het herzien van de contracten waardoor deelbetalingen zijn verschoven naar een later moment. Het resterende verschil betreft diverse kleine mutaties.

Ontvangsten

De meerontvangsten hebben vooral betrekking op de overheveling van de ontvangsten van het Marinevliegkamp De Kooij. In samenhang met de samenvoeging van de helikoptergroepen op Gilze-Rijen, is dit budget bij het CLSK ondergebracht.

Verdeling realisatie operationele doelstellingen

In onderstaande tabel zijn de voor de operationele eenheden gerealiseerde uitgaven verdeeld naar de operationele doelstellingen.

Bedragen x € 1 miljoen Begroting 2009 Realisatie 2009
Operationele doelstelling 1 64,9 64,2
Operationele doelstelling 2 en 3 474,2 497,3

Beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen)

De operationele doelstellingen waaraan het CLSK moest voldoen zijn gekwantificeerd en gekwalificeerd naar aantallen operationeel gerede eenheden. Uit onderstaande matrix blijkt hoeveel eenheden voor de operationele doelstellingen beschikbaar moesten zijn en waren. De beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen) beperkt zich tot toelichtingen bij die eenheden waarvan de realisatie niet overeenkomt met de begroting of eenheden die zich kenmerken door bijzonderheden, zoals inzet en belangrijke wijzigingen in de samenstelling of organisatie van eenheden.

Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 1: Beschikken over expeditionaire eenheden luchtstrijdkrachten voor geplande internationale en nationale inzet.

Operationeel gereedgestelde eenheden worden ingezet voor internationale en nationale operaties om zo bij te dragen aan de uitvoering van de drie hoofdtaken van Defensie.

Operationele doelstelling 2a: Beschikken over operationeel gerede expeditionaire luchtstrijdkrachten.

Om met luchtstrijdkrachten direct te kunnen bijdragen aan de drie hoofdtaken van Defensie zijn eenheden van de luchtstrijdkrachten volledig operationeel gereed. Deze eenheden zijn personeelsgereed, materieelgereed en geoefend. Indien een eenheid niet volledig operationeel gereed is maar desondanks wel in staat is om specifieke operationele taken uit te voeren, dan wordt dit apart vermeld.

Operationele doelstelling 2b: Beschikken over specifiek operationeel gerede expeditionaire luchtstrijdkrachten.

Een eenheid is «specifiek operationeel gereed» indien zij niet volledig operationeel wordt gesteld, kan worden gesteld of worden gehouden. Zij kan in dat geval bijdragen aan de drie hoofdtaken voor dat deel van haar organieke takenpakket waarvoor zij operationeel gereed is.

Operationele doelstelling 3: Beschikken over voortzettingsvermogen van eenheden bij de luchtstrijdkrachten.

Om expeditionaire eenheden gereed te houden is een groter aantal middelen noodzakelijk dan direct operationeel nodig is. Hierdoor is het mogelijk te recupereren, gepland onderhoud uit te voeren en personeelsleden opleidingen te laten volgen.

De operationele doelstelling 3 (OD3) is voor alle groepen belegd in de squadrons en daarom vooraf niet afzonderlijk zichtbaar gemaakt in de begroting. Om de transparantie te vergroten is ervoor gekozen om in de verantwoording wel het onderscheid zichtbaar te maken. De realisatie OD3 is het resultaat van het totaal aantal eenheden minus de ingezette eenheden (OD1) en de operationeel gerede eenheden (OD2). Deze eenheden zijn gebruikt om het benodigde voortzettingsvermogen te realiseren maar konden, afhankelijk van de gevraagde reactietijd, ook operationeel gereed worden gesteld. In onderstaande tabel is de realisatie van de operationele doelstellingen weergegeven en toegelicht.

Realisatie operationele doelstellingen (OD) 1, 2 en 3 Commando luchtstrijdkrachten 2009
Groep Organieke eenheid Totaal aantal eenheden Totaal aantal operationeel gerede eenheden Voortzettingsvermogen
        Inzet OD1 Operationeel gereed OD2 OD3
    Doelstelling Realisatie Doelstelling Realisatie Doelstelling Realisatie Doelstelling Realisatie
Volledig Specifiek
Jachtvliegtuigen Squadron 5 5 0,4 0,4 4,6 1,7 0,0 2,9
Gevechtshelikopters Squadron 1 1 0,3 0,3 0,7 0,1 0,2 0,4
Transporthelikopters Squadron 2 2 0,6 0,3 1,4 0,2 0,1 1,4
Maritieme helikopters Squadron 2 2 0,0 0,3 2,0 0,5 0,0 1,1
SAR-helikopters Squadron 1 1 0,0 0,4 1,0 0,0 0,0 0,6
(K)-DC10 Squadron 1 1 0,0 0,3 1,0 0,2 0,2 0,3
C-130 Squadron 1 1 0,0 0,6 1,0 0,2 0,0 0,2
Geleide wapens Fire platoon 4 4 0,0 0,0 4,0 2,0 0,0 2,0
Air Operations Control Station Eenheid 1 1 0,0 0,0 1,0 0,9 0,0 0,1
NDMC Eenheid 1 1 0,0 0,0 1,0 0,5 0,2 0,4
OGRV OGRV-pelotons 3 3 1,0 0,6 2,0 2,4 0,0 0,0
Kustwacht Eenheid 1 1 0,0 0,7 1,0 0,0 0,0 0,3

Noot: door afronding op één decimaal kunnen kleine afwijkingen ontstaan in de totalen.

Toelichting

Algemeen

Medio 2008 is besloten om de missie ISAF III met twee jaar te verlengen tot 1 augustus 2010.

Gedurende het jaar is door eenheden van het CLSK deelgenomen aan diverse crisisbeheersings- en humanitaire operaties. De hoge belasting van het materieel door de inzet in operaties was van invloed op het gereedstellingsproces. Ook personeelstekorten waren van invloed op dit proces. Het betrof hier voornamelijk luchtverkeersleidingpersoneel en technisch personeel.

In onderstaande paragrafen is de tabel verder toegelicht.

Internationale inzet

Jachtvliegtuigen

Vier F-16 jachtvliegtuigen zijn ingezet van januari tot en met december voor de ISAF-operatie in Afghanistan. Deze geplande inzet is volledig gerealiseerd.

In 2009 zijn negen F-16’s stand-by geweest voor Nato Response Force/European Battle Group.

Gevechtshelikopters

Vijf Apache-gevechtshelikopters zijn ingezet voor de operatie ISAF in Afghanistan. Ook deze geplande inzet is volledig gerealiseerd.

Transporthelikopters

Drie Chinook helikopters en vijf Cougar helikopters zijn achtereenvolgens ingezet voor de operatie ISAF in Afghanistan. Het verschil bij OD1 tussen planning en realisatie is te verklaren doordat tijdens het opstellen van de begroting is uitgegaan van Cougar helikopters, terwijl tijdens de realisatie zowel Cougar als Chinook helikopters zijn ingezet. Voor eenzelfde transportcapaciteit zijn minder Chinook helikopters dan Cougar helikopters nodig. De gevraagde transportcapaciteit is echter volledig ingevuld.

Maritieme helikopters

Alle helikopters van Defensie zijn vanaf juli 2008 ondergebracht bij het Defensie Helikopter Commando (DHC) van het Commando Luchtstrijdkrachten.

Hoewel in de begroting 2009 niet was opgenomen dat Lynxhelikopters aan boord van een marineschip ingezet zouden worden, zijn aan boord van verschillende schepen wel Lynxhelikopters gestationeerd. Eén Lynx heeft de tweede helft van het jaar aan boord van de Hr.Ms. Amsterdam deelgenomen aan inzet in het Caribische gebied. Van februari tot juli heeft één Lynx aan boord van de Hr.Ms. van Amstel deelgenomen aan inzet in het Caribische gebied en vanaf augustus tot en met december heeft een Lynx aan boord aan de Hr.Ms. Evertsen deelgenomen aan de EU operatie ATALANTA voor bescherming van transporten tegen piraterij.

Luchttransport

In de begroting zijn twee squadrons luchttransport en tankers opgenomen: één squadron met C-130 en één squadron met daarin de (K)DC-10, de F-50 en de Gulfstream IV. Vooraf was geen inzet gepland (begroot), maar er heeft wel inzet plaatsgevonden. De (K)DC-10 en de C-130 zijn ingezet voor ondersteuning van de operatie ISAF.

OGRV pelotons

Eén Operationeel Grond Verdedigings- (OGRV) peloton is gedurende zeven maanden ingezet voor de operatie ISAF in Afghanistan. Bij de begroting is uitgegaan van één peloton voor de duur van één jaar. De inzet is echter begonnen in juni 2009 en duurt tot juni 2010 wat verklaart waarom hier verschil in zit tussen doelstelling en realisatie.

Management en commandovoering

Ten behoeve van diverse operaties in het buitenland zijn veelal op individuele basis CLSK-personeelsleden ingezet op managementposities en in staven van hoofdkwartieren ten behoeve van commandovoering.

Beeldanalisten

Ten behoeve van Task Force 55, het project Tijdelijke UAV Behoefte Afghanistan en de inzet van het Recce Lite-systeem zijn tot negen beeldanalisten ingezet op Tarin Kowt en Kandahar Airfield.

Brandweer

Gedurende geheel 2009 is op vliegbasis Minhad (Verenigde Arabische Emiraten) één MAC-11 crashtender (brandweervoertuig) met drie man personeel ingezet. Op Tarin Kowt zijn twee MAC-11 crashtenders, twee (kleinere) MAC-06 crashtenders en een voertuig ten behoeve van de compoundbeveiliging ingezet met in totaal elf man personeel.

Nationale inzet

Jachtvliegtuigen

Eind oktober heeft een F-16 jachtvliegtuig op verzoek van het ministerie van Justitie vanuit de lucht een gebied nabij Arnhem gefotografeerd ten behoeve van de zoektocht naar een al langere tijd vermist persoon.

SAR-helikopters

De Agusta Bell helikopters van het Search and Rescue (SAR) Squadron hebben in 2009 132 patiënten vervoerd en drie zoekacties verricht. Door gepland groot onderhoud zijn alle drie airframes langdurig bij de industrie geweest waardoor gemiddeld genomen 80 procent van het jaar maar met één Agusta Bell-helikopter gevlogen kon worden. De SAR-taken zijn tijdens onderbezetting van Agusta Bell-helikopters gerealiseerd met ondersteuning van Cougar en Lynx-helikopters. De Lynx-helikopters hebben invulling gegeven aan de SAR-taak voor de Kustwacht Nederland en hebben daarnaast patrouillevluchten uitgevoerd in het kader van controle en handhaving. In totaal hebben de maritieme helikopters 42 SAR-vluchten uitgevoerd.

Gevechtshelikopters

Op 10 juli heeft een Apache-gevechtshelikopter ondersteuning verleend aan de politie bij een zoekactie naar overvallers in de buurt van Gilze-Rijen.

Transporthelikopters

Cougar- en Chinook-transporthelikopters hebben assistentie verleend bij het blussen van een grote brand in de duinen bij Schoorl in Noord-Holland.

Dorniers (kustwacht)

De Dorniers hebben in 2009 1 908 uren gevlogen. Hiermee is voldaan aan de kustwachtnorm 2009 van 1 500 vlieguren. 1 500 uren zijn gevlogen voor inzet, de overige 408 uren zijn besteed aan opleiding en training van vliegers en luchtwaarnemers.

Air Operations Control Station Nieuw Milligen (AOCS NM)

Het AOCS NM is ingezet (24/7) voor de bewaking van de integriteit van het nationale luchtruim en voor de uitvoering van gebieds- en naderingsverkeersleiding en ondersteuning van de verdediging van het nationale luchtruim.

Nationale Datalink Management Cel (NDMC)

Het NDMC wordt operationeel gereedgesteld ter ondersteuning van Link 161 operaties. Het eerste kwartaal van 2009 heeft in het teken gestaan van het vullen van de organisatie en het opleiden en trainen van het personeel. Vanaf 1 april heeft NDMC de status Fully Operational Capable gekregen.

Militaire bijstand en ondersteuning

Naast de realisatie van twee Quick Reaction Alert F-16’s, gereedstelling van helikoptercapaciteit ten behoeve van SAR en Patiëntenvervoer Waddeneilanden en andere nationale taken (bijvoorbeeld brandbluscapaciteit met transporthelikopters, luchttransport voor noodhulp), had het CLSK in het kader van ondersteuning van civiele autoriteiten in totaal 50 militairen op 24 uur notice en 250 militairen op 48 uur notice beschikbaar.

Afstoten en opheffen

In 2009 was afstoting van 18 F-16’s voorzien. De overgave van de toestellen van het CLSK aan de Defensie Materieel Organisatie was in 2009 niet helemaal afgerond maar zal medio 2010 gerealiseerd zijn.

Operationele gereedheid

Binnen het begrip Operationele gereedheid OD2 is een onderscheid te maken tussen volledige gereedheid en specifieke gereedheid. Hieronder wordt toegelicht per eenheid wat de reden is geweest voor realisatie van deze specifieke gereedheid.

Gevechtshelikopters

De training van crews in onder druk komen te staan door beslaglegging op het materieel en personeel ten behoeve van inzet. Hierdoor hebben minder crews de organieke gereedstelling weten te realiseren dan dat er toestellen beschikbaar waren. Dit had tot gevolg dat de betreffende crews en toestellen wel inzetbaar waren voor specifieke taken (ISAF) maar niet voor de volledige organieke taken.

Transporthelikopters

Voor de Chinookhelikopters geldt ook dat de training van crews onder druk is komen te staan. In januari en februari waren voldoende crews organiek gereed maar door beslaglegging op materieel en personeel ten behoeve van inzet kon deze norm niet meer gerealiseerd worden voor de andere maanden. Wel is gedurende het hele jaar specifieke gereedheid (voor ISAF) gerealiseerd.

Luchttransport

Eén KDC-10 heeft gedurende 10 maanden (van januari tot en met oktober) gevlogen met de beperking dat alleen vracht mocht worden vervoerd. Dit was omdat de passagiersstoelen waren afgekeurd waardoor deze vervangen en opnieuw moesten worden gecertificeerd. Vanaf november 2009 zijn de stoelen vervangen en is ook passagiersvervoer weer mogelijk.

Nationale Datalink Management Cel (NDMC)

Het NDMC heeft vanaf 1 april de status Fully Operational Capable gekregen. In het eerste kwartaal van 2009 was NDMC echter wel Initial Operational Capable en was daarom wel in staat de daarbij behorende specifieke taken goed uit te voeren.

Geleide Wapens

Door onderlinge uitwisseling van wapensysteemonderdelen is te allen tijde inzetbare eenheden te realiseren. In voorkomend geval kan van materieel van internationale partners gebruik gemaakt worden om een volledige inzetbaarheid van vier eenheden te realiseren binnen de gereedstellingstermijn als inzet dit vereist. Door technische problemen met de radar en afvuursystemen en het niet beschikbaar hebben van een Tactical Command Station is er een onderrealisatie bij OD2. Daarnaast zijn veel van de individuele uitzendingen belegd bij één van de Fire Platoons. De Geleide Wapens zijn onderverdeeld in vier identieke wapensystemen (eenheden).

4.5. Beleidsartikel 24 Commando Koninklijke marechaussee

Algemene doelstelling

Het Commando Koninklijke marechaussee (CKmar) draagt zorg voor het opgedragen aandeel in de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven, alsmede het leveren van een bijdrage aan de effectiviteit van de krijgsmacht.

Doelbereiking

Het CKmar heeft een bijdrage geleverd aan een veilige samenleving, door handhaving van de rechtsorde en de verlening van hulp aan hen die dat behoeven, zowel in binnen- als buitenland. Het CKmar is een politieorganisatie met militaire status, die verantwoordelijk is voor een breed takenpakket.

Het CKmar is als onderdeel van de krijgsmacht belast met de drie hoofdtaken die in de Grondwet in algemene zin zijn opgedragen aan de krijgsmacht. Daarnaast staan in de Politiewet 1993, artikel 6, de specifieke taken van het CKmar limitatief opgesomd. De Politiewet 1993 vormt bovendien de grondslag voor de samenwerking met en bijstand aan de politie. De (opsporings)bevoegdheden van de ambtenaren van het CKmar zijn onder meer geregeld in het strafrecht en in de vreemdelingenwet en -regelgeving.

Het CKmar heeft haar taak uitgevoerd in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels. Het takenpakket van het CKmar heeft zich ontwikkeld tot een veelzijdig en samenhangend geheel. Het CKmar heeft snel en flexibel ingespeeld op wijzigende omstandigheden door accenten te leggen binnen taakvelden of tussen taakvelden, waar nodig na toestemming van de betreffende gezagsdragers.

Externe factoren

Het behalen van de algemene doelstelling hangt af van het hebben van voldoende opgeleid, geoefend en gemotiveerd personeel, voldoende materieel dat voldoet aan de operationele vereisten en de mogelijkheden hier realistisch mee te oefenen. De personele vulling wordt mede bepaald door niet-beïnvloedbare factoren als demografische ontwikkeling en de economische situatie. Het kunnen beschikken over het gewenste materieel wordt mede bepaald door niet-beïnvloedbare factoren als de stand van de techniek en de mogelijkheden/beperkingen van de industrie. De geoefendheid van de eenheden van het CKmar is afhankelijk van voldoende oefen- en trainingsmogelijkheden. Deze externe factoren hebben in 2009 niet geleid tot noemenswaardige problemen bij de uitvoering van de taken.

Commissie Evaluatie Beleidsplan Koninklijke Marechaussee 2010

Om de aanbevelingen van de Commissie Evaluatie Beleidsplan Koninklijke Marechaussee 2010 op te pakken en de invoering van het Beleidsplan succesvol te voltooien levert het CKmar tot einde 2010 een extra inspanning. Deze extra inspanning wordt geleverd door de staande organisatie, daarbij geadviseerd door een door de commissie aanbevolen veranderorganisatie.

Het CKmar beoogt met deze inspanning significante verbeteringen op een aantal thema’s: leiderschap, werkdruk en zingeving, flexibiliteit en generalisme en personeel en organisatie te bewerkstelligen. Binnen deze veelomvattende thema’s worden steeds concrete onderwerpen opgepakt door de organisatie, waarmee stapsgewijs de invoering van het Beleidsplan KMar 2010 wordt gerealiseerd en de aanbevelingen van de commissie worden ingevuld.

De onderwerpen waaraan in 2009 is gewerkt betreffen de invoering van een sturingsconcept voor brigades en het definiëren en borgen van generalisme. Verder is de werkbeleving en zingeving in de operatie vergroot zoals door de uitrol van het Mobiel Toezicht Veiligheid. In de operaties is het informatie gestuurd optreden versterkt door de invoering van een nieuwe briefingstool. Op het gebied van Personeel en Organisatie (P&O) is geïnvesteerd in het wegnemen van de (grootste) P&O ergernissen van het personeel en is een nieuw loopbaanbeleid gedefinieerd dat de uitrol van competentiemanagement en management development ondersteunt. Op het thema leiderschap is een Bureau Leiderschap ingericht dat leidinggevenden praktische aanwijzingen geeft waarmee het concept «Leiderschap met Lef» verder vorm zal worden gegeven.

Budgettaire gevolgen van beleid

Onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde budgettaire gevolgen van beleid voor 2009.

Bedragen x € 1 000 Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Realisatie 2009 Begroting 2009 Verschil
Verplichtingen 358 066 355 987 311 429 381 054 399 720 400 358 – 638
Uitgaven              
Programma-uitgaven              
Operationele taakvelden 292 901 327 112 335 547 344 723 372 890 353 032 19 858
Totaal programma-uitgaven 292 901 327 112 335 547 344 723 372 890 353 032 19 858
Apparaatsuitgaven              
Staf Koninklijke Marechaussee 50 497 35 585 32 844 31 355 30 184 28 899 1 285
Bijdragen aan baten-lastendiensten 1 853 2 838 4 722 4 357 4 200 4 199 1
Totaal apparaatsuitgaven 52 350 38 423 37 566 35 712 34 384 33 098 1 286
Totaal uitgaven 345 251 365 535 373 113 380 435 407 274 386 130 21 144
Ontvangsten              
Totaal ontvangsten 12 419 5 546 4 940 4 839 8 301 5 000 3 301

Toelichting bij de verschillen groter dan € 5,0 miljoen.

Verplichtingen

De realisatie van de verplichtingen is per saldo € 0,6 miljoen lager dan geraamd.

Allereerst betreft het technische uitgavenmutaties zoals in de volgende paragrafen toegelicht die ook doorwerken in het niveau van de verplichtingen, zoals loon- en prijsbijstelling (+ € 12,8 miljoen). Ten tweede betreft het een aantal uitvoeringsmutaties van per saldo – € 0,2 miljoen, waaronder schadeclaims Bommelerwaard, transportkosten naar het CDC en de verdeling van gelden voor «sociaal veilige werk- en leefomgeving» (aanbevelingen commissie Staal). Vervolgens betreft het een aantal kleine mutaties.

Tevens is het verplichtingenniveau neerwaarts bijgesteld doordat de dienstverleningsovereenkomsten voor werkplekdiensten, onderhoud aan gebouwen en catering per jaar worden vastgelegd in plaats van meerjarig.

Tot slot is het verplichtingenniveau aangepast als gevolg van een wijziging van de administratiesystematiek; dit is in de leeswijzer toegelicht.

Uitgaven

De hogere programma-uitgaven hangen met name samen met de verwerkte uitdeling van de loon- en prijsbijstelling (€ 12,8 miljoen). Daarnaast is voor de huur van infra op Schiphol ongeveer € 3 miljoen meer uitgegeven. Voorts is sprake van hogere persoonsgebonden uitgaven (zoals voor woon-werkverkeer) en van meeruitgaven voor munitie, de projectuitvoering @-migo en diverse kleinere mutaties.

Ontvangsten

Het verschil ten opzichte van de begroting van € 3,3 miljoen heeft vooral betrekking op verkregen compensatie uit het Europese Subsidie Fonds voor specifieke opleidingen.

Verdeling gelden naar taakvelden CKmar (x € 1 000) Begroting 2009 Realisatie 2009 Verschil
Operationele taakvelden 353 032 372 890 19 858
       
Beveiliging 76 951 90 085 13 134
Vreemdelingenwetgeving 152 191 158 408 6 217
Militaire politietaken 43 776 43 933 157
Politietaken burgerluchtvaartterreinen 37 877 40 011 2 134
Assistentie, samenwerking en bijstand 10 773 7 381 – 3 392
Internationale crisis- en humanitaire operaties 31 464 33 072 1 608

Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 1: Handhaving veiligheidsniveau in overeenstemming met de geldende veiligheidsconcepten.

Indicatoren Realisatie 2008 Streefwaarde 2009 Realisatie 2009 Verschil 2009
Aantal illegale betredingen van het object waarbij niet tijdig is geïntervenieerd 0 0 4 4
Aantal uitgevoerde opdrachten persoonsbeveiliging bij bezoek van militaire autoriteiten   10 8 – 2
Aantal uitgevoerde opdrachten persoonsbeveiliging in het kader van internationale vredesoperaties   20 20 0
Het percentage uitvoering productieprogramma Beveiliging burgerluchtvaart >100% 100% 100% 0
Aantal beveiligde waardetransporten 77 113 78 – 35

Toelichting tabel

Er heeft zich in de afgelopen periode een klein aantal verdachte situaties en illegale betredingen voorgedaan op enkele objecten. Het betreft hier de objecten Jachtslot ’t Loo (1x), Kasteel Drakensteyn (2x) en Paleis Noordeinde (1x). Naar aanleiding van het incident op Paleis Noordeinde wordt op dit moment in opdracht van het ministerie van Justitie door de Departementale Auditdienst van Justitie een onderzoek uitgevoerd naar de toegangsprocedures.

Het verschil tussen de streefwaarde en de realisatie van het aantal beveiligde waardetransporten is een direct gevolg van een lagere uitvraag van De Nederlandsche Bank. Het serviceniveau is 100 procent. Er hebben zich in de realisatie geen bijzonderheden voorgedaan.

Operationele doelstelling 2: Beheersing van de vreemdelingenstroom in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving.

Onderstaand overzicht geeft weer de controle conform bepalingen Schengengrenscode omtrent de verschillende vervoerssegmenten en, voor wat betreft Schiphol, binnen de met Amsterdam Airport Schiphol overeengekomen normen voor de doorlooptijden bij de persoonscontroles aan de paspoortbalies.

Indicatoren Realisatie 2008 Streefwaarde 2009 Realisatie 2009 Verschil 2009
Burgerluchtvaart:        
– administratieve en fysieke controle op in- en uitreis 100% 100% 100% 0
         
Cruiseschepen:        
– administratieve controle van bemanning en passagiers 100% 100% 100% 0
– fysieke controle van passagiers die van boord gaan (afhankelijk van risicoanalyse)        
  • inreis 75% 100% 79% – 21%
  • uitreis 81% 100% 64% – 36%
         
Ferry’s        
– administratieve controle op in- en uitreis van bemanning conform wijze van controle van bemanning 100% 100% 100% 0
– fysieke controle op in- en uitreis van bemanning conform wijze van controle van bemanning en passagiers        
  • inreis 96% 100% 94% – 6%
  • uitreis 96% 100% 96% – 4%
         
Pleziervaart:        
– administratieve en fysieke controle van opvarenden en ten minste 5 landelijke projectdagen, welke geselecteerd zijn op basis van een risicoanalyse, waarop een 100% fysieke persoonscontrole plaatsvindt 3 projectdagen 5 projectdagen 5 projectdagen 0
         
Vissersschepen:        
– administratieve en fysieke controle van opvarenden en ten minste 5 projectdagen, welke geselecteerd zijn op basis van een risicoanalyse, waarop een 100% fysieke persoonscontrole plaatsvindt 3 projectdagen 5 projectdagen 5 projectdagen 0
         
Vrachtvaart:        
– administratieve controle van bemanning en passagiers. 100% 100%  100% 100%
– fysieke controle afhankelijk van risico-indicatie ZUIS        
  • inreis   100%1 79% – 21%
  • uitreis   100%  88% – 12%

1 Controle vindt plaats op basis van controle-advies ZUIS en beschikbare capaciteit. Streefwaarde is dat 100% van de controle-adviezen worden opgevolgd.

Toelichting tabel

In het segment vrachtvaart heeft in 2008 een overgang plaatsgevonden van «normgestuurde controles» naar een controlesystematiek op basis van risicoprofielen en controleopdrachten. Met deze methode wordt een hogere effectiviteit met minder controles beoogd aangezien de controles gerichter plaatsvinden.

In 2009 heeft een Schengenevaluatiecommissie enkele doorlaatposten op lucht- en maritieme havens bezocht. De bevindingen waren positief. Zo zijn enkele grensbewakingprocessen, waaronder de risicosystematiek «ZUIS» als «best practice» aangemerkt. De volledige bevindingen van de evaluatiecommissie worden door de minister van Justitie aan de Tweede Kamer aangeboden.

Wachtrij op de luchthaven Schiphol

Indicatoren Realisatie 2008 Streefwaarde 2009 Realisatie 20091 Verschil 2009
– Percentage van de passagiers dat bij aankomst maximaal 10 minuten moet wachten voorafgaand aan de paspoortcontrole 99% 95% 99% 4%
– Percentage van de vertrekkende of transfererende passagiers dat maximaal 6 minuten moet wachten voorafgaand aan de paspoortcontrole   95% 81% – 14%
         
Vertrek        
  • Vertrekhallen 2 en 3     83% – 12%
  • Schengen – Niet Schengen     85% – 11%
  • Niet Schengen – Schengen2     74% – 21%

1 Percentages zijn gebaseerd op de rapportage derde kwartaal 2009.

2 Wordt sinds 2009 als aankomstpost behandeld; met de norm wordt sindsdien flexibeler omgegaan (meer conform «aankomst»).

Uitvoering geven aan Mobiel Toezicht Vreemdelingen

Indicatoren Realisatie 2008 Streefwaarde 2009 Realisatie 2009 Verschil 2009
Aantal vaststellingen van illegalen in het grensgebied Inzet vindt plaats in overleg met het bevoegd gezag 4 051 Realisatie is afhankelijk van het aanbod 3 624 1

1Aangezien de realisatie afhankelijk is van het aanbod wordt geen toelichting gegeven op het verschil tussen streefwaarde en realisatie.

Identiteit in het AC-proces

Indicatoren Realisatie 2008 Streefwaarde 2009 Realisatie 2009 Verschil 2009
100% (on)echtheidsonderkenning binnen 48 uur 100% 100% 100% 0

Uitvoering geven aan uitzettingen van vreemdelingen uit Nederland

Indicatoren Realisatie 2008 Streefwaarde 2009 Realisatie 2009 Verschil 2009
Aantal uitzettingen van vreemdelingen uit Nederland 4 389 Realisatie is afhankelijk van het aanbod 5 3941 2

1 Totaal is samengesteld uit «directe verwijderingen door het CKmar» (2 396) en uit «aanlevering vanuit Dienst Terugkeer en Vertrek« (2 998).

2 Aangezien de realisatie afhankelijk is van het aanbod wordt geen toelichting gegeven op het verschil tussen streefwaarde en realisatie.

Toelichting tabel

Uit de meest actuele metingen over de wachttijden blijkt dat de wachttijden bij aankomst binnen de gestelde normen zijn gerealiseerd. De wachttijden voor de overige posten blijven echter achter bij de doelstelling. De grootste onderrealisatie vindt plaats bij de doorlaatpost «Niet Schengen/Schengen», alwaar onder andere nog niet kan worden beschikt over adequate informatie over het te verwachten aanbod. Hierdoor ontstaat op momenten een hoog piekaanbod, waardoor met maximale baliebezetting de norm kortstondig niet gehaald kan worden. In overleg met de luchthaven wordt bezien of, mocht deze ontwikkeling structureel van aard blijken, personele en infrastructurele uitbreiding op deze locatie wenselijk is. De gemiddelde wachttijd op Schiphol bedroeg in 2009 circa 3 minuten. De perceptie van de passagiers over de wachttijden was in meer dan 90 procent van de gevallen positief.

Operationele doelstelling 3: Handhaving van de openbare orde en strafrechtelijke rechtsorde binnen de krijgsmacht en jegens militaire justitiabelen.

Indicatoren Realisatie 2008 Streefwaarde 2009 Realisatie 2009 Verschil 2009
Beschikbaarheid/bereikbaarheid        
Percentage van de meldingen waarbij het CKmar binnen 30 minuten ter plaatse moet zijn 100% 90% 99% 9%
         
Aantal misdrijfdossiers 1 363 1 500 1 250 – 250
         
Percentage processen-verbaal «lik op stuk» 43% 50% 42% – 8%

Toelichting tabel

Er zijn in 2009 1 250 misdrijfverbalen aangeboden aan het Openbaar Ministerie Arnhem. Het verschil tussen de streefwaarde en de realisatie wordt grotendeels veroorzaakt door het achterblijven van het aanbod. Daarnaast heeft het CKmar binnen het Taakveld Militaire Politiedienst nog 164 misdrijfverbalen aangeboden aan OM’s anders dan het OM Arnhem.

Operationele doelstelling 4: Handhaving van de openbare orde en de strafrechtelijke rechtsorde op de aangewezen nationale luchtvaartterreinen.

Indicatoren Realisatie 2008 Streefwaarde 2009 Realisatie 2009 Verschil 2009
Beschikbaarheid/bereikbaarheid        
         
Percentage van de prioriteit 1 meldingen in de terminal en het desbetreffende luchtvaartterrein waarbij het CKmar binnen 5 minuten ter plaatse moet zijn. 94% 90% 95% 5%
         
Percentage van de prioriteit 2 meldingen in de terminal en het desbetreffende luchtvaartterrein waarbij het CKmar binnen 10 minuten ter plaatse moet zijn. 92% 90% 93% 3%
         
Percentage van de prioriteit 3 meldingen in de terminal en het desbetreffende luchtvaartterrein waarbij het CKmar binnen 15 minuten ter plaatse moet zijn. 95% 90% 96% 6%

Operationele doelstelling 5: Beschikbare operationeel gerede eenheden voor samenwerking, bijstand en assistentieverlening

Indicatoren Realisatie 2008 Streefwaarde 2009 Realisatie 2009 Verschil 2009
Aantal beschikbare eenheden        
• 4 ME-pelotons (Mobiele Eenheden) 4 4 4 0
• 4 BE-pelotons (Bijstandseenheden) 4 4 3 – 1
• 1 AE (Aanhoudingseenheid) 1 1 1 0

Toelichting tabel

Vanuit het CKmar-brede bijstandspotentieel kan invulling gegeven worden aan alle inzetvormen.

In verband met een efficiencymaatregel zijn in 2009 twee BE-pelotons van het District West tijdelijk samengevoegd voor statische beveiligingstaken.

Voor wat betreft inzetvorm 6 (Crowd Riot Control-taak) geldt dat de haalbaarheid afhankelijk is van de inzetlocatie en de beschikbare voorbereidingstijd. De huidige YPR-voertuigen blijken niet geschikt te zijn voor alle inzetvormen (zowel in nationaal als expeditionair verband).

Operationele doelstelling 6: Beschikbare operationele eenheden voor internationale crisis- en humanitaire operaties.

Beschikbare operationele eenheden voor internationale crisis- en humanitaire operaties CKmar 2009 Totaal aantal eenheden Geplande inzet 2009 Realisatie 2009
        Totaal aantal operationeel gerede eenheden Voortzettingsvermogen
        Ingezet Operationeel gereed  
CKmar Militair personeel voor civiele politiemissies 306 90 Gemiddeld 109 44 153
CKmar BE-peloton voor Crowd Riot Control 1 0 0 1 0
CKmar Militair personeel voor het samenstellen van Close Protection Teams ter begeleiding van VIPS in het buitenland 60 20 20 20 20
CKmar Eskadron militair personeel voor inzet in het kader van NAVO-opdrachten; reactietermijn van 180 dagen ½ 0 0 ½ 0

In oktober is besloten niet langer het ½ eskadron militair personeel gereed te stellen vanaf 2010. Het besluit heeft reeds in 2009 consequenties gehad voor de gereedstelling omdat al direct na dit besluit is begonnen met het elders binnen de marechaussee inzetten van een deel van het betrokken personeel.

4.6. Beleidsartikel 25 Defensie Materieel Organisatie

Algemene doelstelling

De Defensie Materieel Organisatie (DMO) zorgt voor modern, robuust, kwalitatief hoogwaardig en inzetbaar materieel.

Doelbereiking

De DMO heeft een bijdrage geleverd aan de hoofddoelstellingen van de krijgsmacht door levering van modern, robuust, kwalitatief hoogwaardig en inzetbaar materieel.

De DMO heeft hiervoor ondersteuning geleverd door aanschaf van het materieel, de instandhouding en de afstoting. Hierbij was de DMO beleidsverantwoordelijk voor het defensiebrede materieellogistieke beleid en het beleid met betrekking tot wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling.

Beleidsimplementatie van High Level Design Materieellogistiek (HLD Matlog)

In 2009 is onder verantwoordelijkheid van de directeur DMO de toekomstvisie voor het materieellogistieke proces nader uitgewerkt. In het HLD Matlog is nu richting gegeven aan de toekomstige effectieve en efficiënte inrichting van de materieellogistieke besturing binnen Defensie. Hierbij zijn de Matlog-beleidskaders en de belegging van de besturende Matlog-processen bij de defensieonderdelen en de drie uitvoerende directies binnen de DMO vastgelegd, alsmede de IV-ondersteuning door ERP. Bij de verfijning en het beheer van deze processen moet gebruik worden gemaakt van de in 2009 ontwikkelde «Richtlijn procesmanagement». Hierbij vormt het Operationeel Logistiek Concept 2013 het kader. Om het HLD Matlog te kunnen implementeren is in 2009 een migratieplan opgesteld voor de periode tot en met 2014. Dit plan maakt deel uit van het programmaplan «SPEER weer spits». In dit kader zijn inmiddels twee schepen, de Hr.Ms. Van Speijk en Hr.Ms. Van Amstel, gemigreerd naar SAP.

Externe factoren

Het verwerven van modern, robuust, kwalitatief hoogwaardig en inzetbaar materieel is mede afhankelijk van de door de klant gestelde eisen en de productiecapaciteit van de leveranciers. De beschikbaarheid van capabel geschoold personeel, de toepasbaarheid van ontwikkelingen in het wetenschappelijk onderzoek en de stand van de techniek bepalen in grote mate het behalen van de algemene doelstelling. Deze externe factoren hebben in 2009 niet geleid tot noemenswaardige problemen bij de realisatie van de projecten.

Budgettaire gevolgen van beleid

Onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde budgettaire gevolgen van beleid voor 2009.

Bedragen x € 1 000 Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Realisatie 2009 Begroting 2009 Verschil
Verplichtingen 1 910 477 2 807 209 2 379 718 1 933 323 2 180 072 2 541 856 – 361 784
Uitgaven              
Programma-uitgaven              
Investeringen zeestrijdkrachten 287 270 329 359 266 637 240 177 411 184 208 294 202 890
Investeringen landstrijdkrachten 393 778 520 900 649 360 637 886 562 788 424 887 137 901
Investeringen luchtstrijdkrachten 387 036 280 824 438 244 426 739 159 644 288 430 – 128 786
Investeringen Koninklijke marechaussee 20 454 24 144 16 828 10 452 15 536 12 295 3 241
Investeringen Defensiebreed         37 427 282 613 – 245 186
Investeringen overig 57 374 20 811 26 277 36 298 36 849 22 718 14 131
Logistieke ondersteuning zeestrijdkrachten 211 113 178 696 261 991 246 017 274 912 248 156 26 756
Logistieke ondersteuning landstrijdkrachten 296 716 273 868 277 105 263 339 355 082 311 456 43 626
Logistieke ondersteuning luchtstrijdkrachten 151 777 159 045 259 161 298 196 299 267 261 112 38 155
Totaal programma-uitgaven 1 805 518 1 787 647 2 195 603 2 159 104 2 152 689 2 059 961 92 728
Apparaatsuitgaven              
Staf Defensie Materieel Organisatie 383 882 466 816 253 505 256 823 270 498 222 572 47 926
Bijdragen aan baten-lastendiensten 0 1 502 3 053 2 590 2 453 2 577 – 124
Totaal apparaatsuitgaven 383 882 468 318 256 558 259 413 272 951 225 149 47 802
Totaal uitgaven 2 189 400 2 255 965 2 452 161 2 418 517 2 425 640 2 285 110 140 530
Ontvangsten              
Totaal ontvangsten 19 604 66 937 44 717 49 623 300 240 398 006 – 97 766

Toelichting bij de verschillen groter dan € 5,0 miljoen.

Verplichtingen

De realisatie van de verplichtingen is per saldo € 361,8 miljoen lager dan geraamd.

Allereerst betreft het technische uitgavenmutaties zoals in de volgende paragrafen toegelicht die ook doorwerken in het niveau van de verplichtingen, zoals loon- en prijsbijstelling (+ € 57,4 miljoen) en de verwerving van C-17 transportcapaciteit (+ € 18,0 miljoen).

Ten tweede is een aantal uitvoeringsmutaties verwerkt, waaronder schadeclaims Bommelerwaard (– € 0,7 miljoen), transportkosten naar het CDC (– € 10,3 miljoen), de verdeling van gelden voor «sociaal veilige werk- en leefomgeving» (aanbevelingen commissie Staal) (+ € 1,9 miljoen), hoofdgebruik van gebouwen (+ € 9,4 miljoen), verhoging energieverbruik (+ € 10,0 miljoen), verhuis- en inrichtingskosten (+ € 3,0 miljoen), verkoopgereedmaken van af te stoten overtollig materieel (+ € 24,0 miljoen) en exploitatie onderhoud wapensystemen en voorraden (+ € 13,0 miljoen). Verder is bij het opstellen van de tweede suppletoire begroting aan de hand van de tot dat moment al aangegane verplichtingen een schatting gemaakt van de verplichtingen bij de diverse projecten die daarna nog in 2009 zouden worden aangegaan. Deze schatting is achteraf te laag geweest. In het resterende deel van 2009 zijn bij de investeringen alsnog verplichtingen aangegaan voor de projecten NH-90 (initiële hoeveelheid grondapparatuur en reservedelen), de patrouillevaartuigen, het initiële contract FRISC en de AH-64 Upgrade. Deze worden aangevuld met een groot aantal kleinere mutaties.

Tevens is het verplichtingenniveau neerwaarts bijgesteld doordat de dienstverleningsovereenkomsten voor werkplekdiensten, onderhoud aan gebouwen en catering per jaar worden vastgelegd in plaats van meerjarig.

Tot slot is het verplichtingenniveau aangepast als gevolg van een wijziging van de administratiesystematiek; dit is in de leeswijzer toegelicht.

Uitgaven

Programma-uitgaven

Doordat in de administratie de nieuwe indeling van de uitgaven voor investeringen nog niet konden worden verwerkt, doen zich tussen de diverse programma-uitgaven bij de investeringen grote verschillen voor. In totaal bedraagt de onderschrijding bij de investeringen € 15 miljoen. Dit komt, na verwerking van de uitgekeerde prijsbijstelling, onder andere tot uiting bij de volgende projecten: C-17 luchttransportcapaciteit, NH-90, LCF-munitie, FGBADS, Chinook en Pantserhouwitsers.

Bij de logistieke ondersteuning is per saldo sprake geweest van mutaties ter dekking van meeruitgaven voor het verkoopgereed maken van af te stoten overtollig materieel van € 24,0 miljoen, de gevolgen van uitdeling van de prijsbijstelling van € 11,3 miljoen, exploitatie onderhoud wapensystemen en voorraden van € 13,0 miljoen, exploitatie van Militaire Satellietcommunicatie (Milsatcom) van € 4,0 miljoen en hogere personeelsgerelateerde uitgaven van € 10,0 miljoen. Hier staan mutaties samenhangend met de overheveling van transportkosten van € 10,3 miljoen naar het CDC en de aanpassing van de dollarkoers met € 4,0 miljoen tegenover.

Afsluitend waren er ultimo 2009 voor € 12,0 miljoen meer uitgaven gerealiseerd dan voorzien voor het onderhoud aan de schepen en verkoopgereedmaken van af te stoten strategisch materieel. Voor munitie, kleding en uitrusting bedroegen de meeruitgaven € 28,0 miljoen. Tevens is voor € 20,0 miljoen meer betaald aan het onderhoud aan vliegtuigen bij het Logistiek Centrum Woensdrecht. Het resterende verschil betreft diverse kleine mutaties.

Apparaatsuitgaven

De meeruitgaven hangen in het bijzonder samen met de uitdeling van de loon- en prijsbijstelling van € 15,5 miljoen, de verhoging van energieverbruik en de gestegen energieprijs van totaal € 16,0 miljoen, de uitgaven voor huisvesting van € 9,4 miljoen en voor verhuis- en inrichtingskosten van € 3,0 miljoen, aangezien de DMO steeds vaker hoofdgebruiker is van gebouwen. Het resterende verschil betreft diverse kleine mutaties.

Ontvangsten

Ten opzichte van het geraamde budget voor Domeinenverkopen, inclusief de toevoeging van € 45 miljoen uit 2008, is in eerste instantie een budgetverlaging doorgevoerd van € 39,0 miljoen door aanpassing van verkoopschema’s voor tanks, pantserhouwitsers en F-16-vliegtuigen. Vervolgens is de in 2009 geplande ontvangst van Portugal voor de Orions eerst begin 2010 gerealiseerd (€ 24,0 miljoen) en is de overdracht van de mijnenjagers naar Letland voor een bedrag van € 8 miljoen doorgeschoven naar latere jaren. De resterende onderrealisatie van€ 46 miljoen betreft een overloop van overige niet in 2009 gerealiseerde budgetten naar 2010.

Tot slot is voor € 25,7 miljoen aan FMS- en BTW-verrekeningen niet gerealiseerd.

Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 1 – Voorzien in nieuw materieel

De DMO heeft in het kader van haar defensiebrede materieellogistieke beleidsverantwoordelijkheid invulling gegeven op het vlak «voorzien in». In 2009 hebben zich op dit gebied onder andere de volgende ontwikkelingen voorgedaan.

Implementatie Sourcingbeleid Defensie

In 2008 is de Aanwijzing Sourcingbeleid goedgekeurd. Hierbij is vorm gegeven aan het defensiebrede beleid over de keuze tussen zelf doen, uitbesteden en samenwerken. Het bestaat uit enerzijds de defensiebrede sourcingstrategie, die ruimte biedt voor vormen van zelfdoen, samenwerken en uitbesteden en anderzijds een voorgeschreven toe te passen sourcingtoets, die de afweging tussen alle vormen van zelfdoen, samenwerken en uitbesteden hanteerbaar en inzichtelijk maakt.

In 2009 is de implementatie van het sourcingbeleid voortgezet, met als gevolg dat de sourcingstrategie en -toets zijn ingepast in het Defensie Materieel Proces (DMP). Sinds juni 2009 wordt het management bij de DMO bij de uitvoering van sourcingtoetsen geadviseerd door een apart daarvoor opgezet bureau. Bij de DMO is de «Coördinatiegroep sourcing» ingesteld. Hierin zijn alle onderdelen van de DMO vertegenwoordigd. Op grond van de sourcing agenda 2009 is bij de levering van diensten en het verrichten van activiteiten de sourcingtoets uitgevoerd.

Uitgaven investeringen

Indien zich grote wijzigingen (meer dan € 10 miljoen) hebben voorgedaan dan worden deze, evenals een wijziging in de DMP-planning, toegelicht. Door de Kamer is met het aanvaarden van de motie Knops (Kamerstuk 32 123 X, nr. 68) uitgesproken dat B, C en D fasen van het DMP-proces in beginsel niet worden samengevoegd. Om daaraan gevolg te geven zullen de in 2010 voorziene Kamerbrieven zich richten op één fase.

Investeringen zeestrijdkrachten

Bedragen x € 1 miljoen
Omschrijving project Projectvolume 2010 Fasering tot* Gerealiseerde uitgaven t/m 2008 Verwachte uitgaven in 2009 Gerealiseerde uitgaven in 2009 Verschil uitgaven 2009
LC-fregatten 1 560,3 2013 (2011) 1 493,8 16,7 13,2 – 3,5
LCF Walreserve 37,5 2010 31,9 1,6 1,3 – 0,3
LCF Munitie 339,7 2016 275,1 2,9 22,0 19,1
Landing Platform Dock 2 273,6 2009 264,7 2,0 2,1 0,1
CUP Orion 181,9 2010 176,1 3,0 0,0 – 3,0
Aanpassing Mijnenbestrijdingscapaciteit (PAM) 186,3 2012 163,5 8,5 8,7 0,2
NIMCIS 97,2 2009 92,9 0,9 2,4 1,5
Patrouilleschepen 498,1 2014 (2013) 68,3 127,6 138,6 11,0

* Tussen haakjes is de oorspronkelijke planning uit de begroting 2009 opgenomen.

LCF Munitie

Bij dit project is een financiële herfasering geweest.

Patrouilleschepen

De voorziene termijnbetaling voor begin 2010 is eind 2009 voldaan. Hierdoor is er een overschrijding van de in 2009 verwachte uitgaven.

Projecten in planning
Investeringen zeestrijdkrachten Planning DMP-proces*
  2008 2009 2010
Herintroductie Mijnenveegcapaciteit   (B/C) B (D)
Instandhouding Goalkeeper (A)   A
Instandhouding M-fregatten (deels in realisatie)**      
Instandhouding Walrus-klasse onderzeeboten** (A) A    
Kwantitatieve versterking mariniersbataljons (deels in realisatie)**      
Maritime Tactical Ballistic Missile Defense   (A) A
Verbetering MK 48 torpedo**   (A) A  
Vervanging MK 46 torpedo***   (A)  
Verwerving Joint Logistiek Schip (JSS) (B/C/D) B/C/D  

* Tussen haakjes is de oorspronkelijke planning uit de begroting 2009 opgenomen.

** Gemandateerde projecten waarvan de A-brief al verzonden is.

*** Wegens de versoberingmaatregelen valt het A-document niet meer binnen de begrotingsperiode.

Herintroductie Mijnenveegcapaciteit

Naar aanleiding van de resultaten van de studie «Internationale mijnenveegcapaciteit» was een aanvullend onderzoek noodzakelijk. Gevolg hiervan is een vertraging in de aanvang van de DMP B-fase en hierdoor verschuift de voltooiing van de verwervingsvoorbereiding naar 2011. Daarnaast is wegens de versoberingmaatregelen het budget verlaagd en is de diepwatercomponent vervallen.

Instandhouding Goalkeeper

Er is een herfasering van het project geweest. De A-brief is op 10 maart 2010 aan de Kamer aangeboden.

Maritime Tactical Ballistic Missile Defense

Het haalbaarheidsonderzoek heeft ongeveer een jaar langer geduurd dan oorspronkelijk was voorzien. Momenteel wordt verwacht dat op grond van de uitkomsten van de studie het DMP A-document voor midden 2010 kan worden voltooid.

Vervanging MK 46 torpedo

Wegens de versoberingmaatregelen is het project uitgesteld en valt dit niet meer binnen de begrotingsperiode.

Investeringen landstrijdkrachten

Bedragen x € 1 miljoen
Omschrijving project Projectvolume 2010 Fasering tot* Gerealiseerde uitgaven t/m 2008 Verwachte uitgaven in 2009 Gerealiseerde uitgaven in 2009 Verschil uitgaven 2009
Verbetering mobiliteit Stingerplatform 43,2 2009 42,7 0,7 1,8 1,1
Fennek (MRAT en AD-versie) 197,2 2009 186,7 14,1 10,4 – 3,7
Groot Pantservoertuig (ontwikkeling) 113,0 2013 95,4 9,1 3,2 – 5,9
Infanterie Gevechtsvoertuig (IGV) (productie en training) 1 136,9 2016 (2012) 553,9 253,1 244,1 – 9,0
Medium Range Anti Tank (MRAT) 201,5 2010 195,8 2,2 0,9 – 1,3
Tactische Indoor Simulation (TACTIS) 84,1 2010 58,9 14,3 7,3 – 7,0
Pantserhouwitser 467,9 2010 325,9 81,2 94,9 13,7
Battlefield Management System 62,7 2012 10,1 10,1 11,9 1,8
Groot Pantservoertuig (productie) 695,2 2016 34,1 19,7 16,4 – 3,3
Future Ground Based Air Defense System (deel 1, fase 2 en deel 2) 126 2010 85,3 54,2 25,3 – 28,9
Datacommunicatie Mobiel Optreden 41,7 2012 6,0 11,6 13,2 1,6
Vervanging genie en doorbraaktank 77,1 2013 0,2 10,0 9,0 – 1,0

* Tussen haakjes is de oorspronkelijke planning uit de begroting 2009 opgenomen

Pantserhouwitser

De verwerving van langedrachtmunitie is eerder gerealiseerd dan verwacht waardoor het budget 2009 is overschreden.

Future Ground Based Air Defense System (deel 1, fase 2 en deel 2)

Als gevolg van een vertraging bij het deelproject Shorad Shooter Component zijn de uitgaven lager dan voorzien.

Projecten in planning
Investeringen landstrijdkrachten Planning DMP-proces*
  2008 2009 2010
Capability Upgrade Elektronische Oorlogvoering (CUP EOV)   (A) A
Verhoging Grondmobiliteit 11 AMB/Vervanging LSV (A)    
Vervanging Mortier Opsporingsradar (A)   A
Verwerving CE-pakketten IGV (A)   A
Vervanging brugleggende tank     (D)
Verwerving precision guided ammunition** (A) A    

* Tussen haakjes is de oorspronkelijke planning uit de begroting 2009 opgenomen

** Gemandateerde projecten waarvan de A-brief al verzonden is

Capability Upgrade Elektronische Oorlogvoering

Het project is vanwege de versoberingmaatregelen in tijd naar achteren verschoven.

Verhoging Grondmobiliteit 11 AMB/Vervanging LSV

Het project wordt opgenomen in het project «Defensiebrede vervanging wielvoertuigen». Hierbij wordt bezien hoe de specifieke eisen die worden gesteld aan dit voertuig in dit defensiebrede project kunnen worden meegenomen.

Vervanging Mortier Opsporingsradar

Als gevolg van een onderzoek voorafgaande aan de A-fase is het project verlengd. Daarnaast is als gevolg van de versoberingmaatregelen het budget verlaagd.

Verwerving CE-pakketten IGV

De A-fase is verlengd in verband met de uitvoering van een studie. Daarnaast is het budget vanwege de versoberingmaatregelen verlaagd.

Vervanging brugleggende tank

Als gevolg van een herfasering is de D-brief met een jaar vertraagd. De D-brief is voorzien in 2011.

Investeringen luchtstrijdkrachten

Bedragen x € 1 miljoen
Omschrijving project Projectvolume 2010 Fasering tot* Gerealiseerde uitgaven t/m 2008 Verwachte uitgaven in 2009 Gerealiseerde uitgaven in 2009 Verschil uitgaven 2009
F-16 Link 16 120,6 2012 98,1 8,5 2,3 – 6,2
F-16 Verbetering lucht-grondbewapening fase 1 61,9 2011 29,9 6,9 5,6 – 1,3
Vervanging F-16 System Development and Demonstration 791,5 2012 746,9 29,3 14,4 – 14,9
F-16 Luchtverkenningsysteem 41,7 2009 39,9 0,3 1,3 1,0
AH-64D MTADS 83,5 2012 (2010) 59,9 8,8 0,3 – 8,5
Patriot Update PAC III 117,2 2009 111,5 13,0 1,6 – 11,4
3e DC-10 45,3 2011 (2010) 29,8 8,0 1,5 – 6,5
Aanschaf 3e en 4e C-130 62,6 2010 (2009) 45,6 8,0 2,1 – 5,9
F-16 M5 Modificatie 52,3 2012 17,6 12,1 5,5 – 6,6
Vervanging F-16 Nederlandse Projecten 49,1 2012 (2011) 14,8 10,3 6,1 – 4,2
F-16 Targeting Pods 37,9 2009 34,0 2,0 0,5 – 1,5
Chinook Uitbreiding en Versterking (4+2) 354,1 2013 (2011) 210,8 108,6 15,5 – 93,1

* Tussen haakjes is de oorspronkelijke planning uit de begroting 2009 opgenomen.

Vervanging F-16 System Development and Demonstration

Jaarlijks hebben twee termijnbetalingen plaats. Hierbij bestaat de mogelijkheid de in januari voorziene betaling al in december te voldoen. Als gevolg van een aanvankelijk in januari 2009 voorziene betaling die eerder is betaald is in 2009 minder betaald.

Patriot Update PAC III

Betalingen van deze via Foreign Military Sales (FMS) aangeschafte systemen hebben plaats op grond van het onderhanden zijnde werk en van de betaalschema’s van het Amerikaanse ministerie van Defensie met de producerende industrie. Een afwijking tussen de betalingen aan de Amerikaanse overheid en de ramingen heeft een onderrealisatie tot gevolg.

Chinook Uitbreiding en Versterking (4+2)

Als gevolg van vertragingen bij de leverancier van software voor de zes nieuwe Chinook-helikopters zijn in 2009 minder uitgaven gerealiseerd.

Projecten in planning
Investeringen luchtstrijdkrachten Planning DMP-proces*
  2008 2009 2010
AH-64D Upgrade (A) A B/C/D  
AH-64D Zelfbescherming   (B/C/D) B
Cougar Midlife Update   (A) A
F-16 Mode 5 IFF**      
F-16 Verbetering lucht-grond bewapening (fase II)   (B/C/D) B
F-16 Zelfbescherming (ASE)**      
Patriot Vervanging COMPATRIOT**      
Vervanging Medium Power Radars in Wier en Milligen** (A) A  
  2010 2011 2012
Vervanging F-16 Voortgezette verwervingsvoorbereiding/Productie   (D) D

* Tussen haakjes is de oorspronkelijke planning uit de begroting 2009 opgenomen

** Gemandateerde projecten waarvan de A-brief al verzonden is.

AH-64D Zelfbescherming

Het project is vanwege een aanvullende studie geherfaseerd. Daarnaast is als gevolg van de versoberingmaatregelen het budget verlaagd. De Kamer is hierover geïnformeerd in de defensiebegroting 2010 en in het hierbij behorende Materieelprojectenoverzicht.

Cougar Midlife Update

Momenteel is nog niet alle informatie die nodig is voor de aanvang van de A-fase beschikbaar. Als gevolg hiervan zal naar verwachting het DMP A-document midden 2010 gereed zijn.

F-16 Verbetering lucht-grond bewapening (fase II)

De voorziene gecombineerde B/C/D-fase is gesplitst in een B/C-fase en een D-fase. Hierover is de Kamer geïnformeerd in de defensiebegroting 2010 en in het hierbij behorende Materieelprojectenoverzicht. Bij de verdere uitwerking van dit project is intussen besloten om het in enkele deelprojecten op te splitsen. Deze hebben echter een verschillende fasering. De Kamer zal daarover in een B-brief worden geïnformeerd.

Vervanging Medium Power Radars in Wier en Milligen

De A-brief is begin 2009 in plaats van in 2008 aan de Kamer verzonden; op 24 februari 2009 (Kamerstuk 27 830, nr. 62).

Vervanging F-16 Voortgezette Verwervingsvoorbereiding/Productie

Het kabinet heeft op 16 januari 2009 besloten tot de aanschaf van twee F-35 testtoestellen. Na het algemeen overleg van 22 april 2009 en het plenaire debat van 23 april 2009 heeft de Kamer door aanvaarding van de motie-Hamer c.s. ingestemd met het aangaan van de verplichtingen voor de productie van het eerste Nederlandse testtoestel uit de LRIP-3 productieserie. De motie beschrijft ook de drie criteria die van belang zijn voor de definitieve aanschaf van het tweede testtoestel in 2010. Het demissionaire kabinet zal geen besluit tot aanschaf van het tweede testtoestel meer aan de Kamer voorleggen. De definitieve besluitvorming over de vervanger van de F-16 zal volgens de motie-Hamer plaatshebben in 2012.

Investeringen Defensiebreed

Bedragen x € 1 miljoen
Omschrijving project Projectvolume 2010 Fasering tot* Gerealiseerde uitgaven t/m 2008 Verwachte uitgaven in 2009 Gerealiseerde uitgaven in 2009 Verschil uitgaven 2009
NH-90 1 117,2 2014 449,8 178,3 149,0 – 29,3
MILSATCOM Lange termijn 135,9 2014 (2012) 67,8 23,6 18,0 – 5,6
Modernisering Navigatiesystemen 36,4 2013 2,2 6,3 8,9 2,6
TITAAN fase 1, 2/3 fysieke distributie 130,1 2011 (2009) 102,7 9,4 14,8 5,4
Richtkijker schutter lange afstand 30,5 2012 7,3 9,3 2,3 – 7,0

* Tussen haakjes is de oorspronkelijke planning uit de begroting 2009 opgenomen.

Algemeen

De realisatie van bovengenoemde projecten wijkt af van de raming. De reden hiervan is dat de realisatie van projecten in voorgaande jaren zijn opgestart bij investeringen Zee- en Landstrijdkrachten. Om administratief-technische redenen zijn deze daar verantwoord.

NH-90

De levering van de helikopter is vertraagd. Ook is een aantal met NH-Industries contractueel overeengekomen mijlpalen niet gehaald. Daarnaast heeft geen volledige levering plaatsgehad van de bestelde aircraft ground equipment en van de reserveonderdelen.

Projecten in planning
Investeringen Defensiebreed Planning DMP-proces*
  2008 2009 2010
Combat Identification (A)   A
Defensiebrede Vervanging Wielvoertuigen   (B/C) (D) B
Nieuwe generatie identificatiesystemen (IFF mode 5/mode S)   (A) A
Verbeterd Operationeel Soldaatsysteem (B) (C) (D) B
Vervanging deelsystemen TITAAN (A)   A
Vervanging HF/VHF-radio (ECB/FM9000)   (A) A
Verwerving 2de batch IISS reservedelen NH-90**   (A) A  
Verwerving HV brillen – deel CLAS en deel CZSK** (A) A  
Vervanging grondterminals MILSATCOM      

* Tussen haakjes is de oorspronkelijke planning uit de begroting 2009 opgenomen.

** Gemandateerde projecten waarvan de A-brief al verzonden is.

Combat Identification

Door de complexiteit van het onderwerp en door de noodzaak om internationale ontwikkelingen te volgen is de opstelling van het A-document vertraagd. Zonder verdere complicaties zal het A-document naar verwachting midden 2010 kunnen worden voltooid.

Defensiebrede Vervanging Wielvoertuigen

De besluitvorming over een aantal essentiële onderdelen van dit project, zoals het onderhoudsconcept (inclusief de sourcingtoets) en de verwervingsstrategie hebben meer tijd gekost dan aanvankelijk was voorzien. Naar verwachting zal de besluitvorming begin 2010 worden voltooid, waarna het B-document kan worden opgesteld.

Nieuwe generatie identificatiesystemen (IFF mode 5/mode S)

Als gevolg van een herijking van de behoefte is de besluitvorming over het A-document vertraagd. De voltooiing hiervan is nu voorzien voor het tweede kwartaal van 2010.

Verbeterd Operationeel Soldaatsysteem

Naar verwachting zal de besluitvorming over het B-document in de eerste helft van 2010 plaatshebben.

Vervanging deelsystemen TITAAN

Het oorspronkelijke project wordt herijkt waarbij samenwerking in een aantal vergelijkbare projecten wordt onderzocht.

Vervanging HF/VHF-radio (ECB/FM9000)

Het project is in het Materieelprojectenoverzicht verplaatst naar de defensiebrede projecten.

Als gevolg van de versoberingmaatregelen is het project vertraagd. Momenteel wordt voorzien dat het A-document in de tweede helft van 2010 gereed is.

Verwerving Helderheid Versterkende brillen deel CLAS en deel CZSK (Voorheen «Verbeterd zicht (deel II) – deel CLAS»)

De A-fase is wegens een herijking van de behoefte met een jaar verlengd. De A-brief is op 17 juli 2009 naar de Kamer gezonden (Kamerstuk 27 830, nr. 64).

Vervanging grond-terminals MILSATCOM

Als gevolg van de versoberingmaatregelen is het project vertraagd. Het A-document is in 2011 voorzien.

Operationele doelstelling 2 – Instandhouding van materieel

Prestatiegegevens DMO

De prestaties op het gebied van logistieke ondersteuning door de DMO aan de andere defensieonderdelen, worden vastgelegd in dienstverleningsovereenkomsten (dvo’s).

De dvo’s onderscheiden zes hoofdproducten in de ondersteuning. Deze indeling vormt een leidraad voor de afspraken tussen de klant en de leverancier:

– Het «voorzien in».

– (Wapen)systeemmanagement.

– Bevoorrading en Assortimentsmanagement.

– Onderhoud en Modificaties.

– Afvoer en Afstoting.

– Overige diensten.

Voor de instandhouding van het materieel zijn door de DMO voor 2009 dienstverleningsovereenkomsten afgesloten met de vier operationele commando’s (die van de zeestrijdkrachten, de landstrijdkrachten en de luchtstrijdkrachten, alsmede het Commando Koninklijke marechaussee) en het Commando DienstenCentra (CDC). Ieder kwartaal wordt over de realisatie van de daarin gemaakte afspraken gerapporteerd. Voor zover deze afspraken SMART zijn geformuleerd wordt de realisatie uitgedrukt in een percentage met als generieke norm 90 procent. Deze percentages worden hieronder toegelicht.

Nagekomen afspraken Commando zeestrijdkrachten

Van de afspraken die SMART zijn en betrekking hebben op 2009 is 83 procent gerealiseerd. In totaal zijn 62 van de 75 afspraken nagekomen. Van de dertien niet nagekomen afspraken zijn zeven afspraken verzet naar 2010.

Nagekomen afspraken Commando landstrijdkrachten

In 2009 is 86 procent van de gemaakte afspraken gerealiseerd. In totaal zijn 215 van de 250 afspraken nagekomen. De niet nagekomen afspraken betreffen nagenoeg allemaal systeemoverleg voor een aantal wapensystemen. In overleg met de klant zijn deze afspraken verzet of opgeschoven.

Nagekomen afspraken Commando luchtstrijdkrachten

Van de gemaakte afspraken is in 2009 56 procent gerealiseerd. Dit betreft 183 van de 326 afspraken. Het percentage van 56 procent ligt onder de norm van 90 procent. De oorzaak hiervan is dat in overleg met de klant afspraken zijn verzet of opgeschoven. Dit betreft onder andere afspraken over modificatieactiviteiten van de Patriot, de Apache, de C-130 en de F-16.

Nagekomen afspraken Commando Koninklijke marechaussee

In 2009 is 97,1 procent van de gemaakte afspraken gerealiseerd. In totaal zijn 68 van de 70 afspraken nagekomen. De twee niet nagekomen afspraken betreffen systeemoverleg voor twee wapensystemen dat, in overleg met de klant, is verzet of opgeschoven.

Nagekomen afspraken Commando DienstenCentra

Van de voor 2009 gemaakte afspraken is 75,0 procent (87 van de 116 afspraken) gerealiseerd. Ook in dit geval betreffen de niet nagekomen afspraken systeemoverleg dat in overleg met de klant, is verzet of opgeschoven. Het relatief lage jaarpercentage wordt veroorzaakt doordat in het eerste kwartaal van 2009 slechts 53,7 procent van de afspraken is nagekomen. In de overige kwartalen lag het percentage rond de 85 procent met een piek van 94,7 procent in het vierde kwartaal van 2009.

Operationele doelstelling 3 – Afstoten overtollig materieel

Bij het afstoten van roerende zaken wordt een onderscheid gemaakt tussen niet-strategische en strategische zaken. Defensie draagt overtollige niet-strategische zaken over aan de dienst Domeinen van het ministerie van Financiën die deze goederen in de regel openbaar verkoopt. De verkoopopbrengsten van dit materieel bedroegen in 2009 ongeveer € 3 miljoen.

Overtollig strategisch defensiematerieel wordt niet openbaar verkocht. Dit materieel wordt in beginsel na onderhandeling alleen verkocht aan andere overheden die voldoen aan de criteria van het wapenexportbeleid. Incidenteel heeft verkoop van strategisch materieel plaats aan gerenommeerde ondernemingen onder de voorwaarde dat alleen mag worden doorverkocht aan regeringen van landen die voldoen aan de genoemde criteria van het wapenexportbeleid. Een exportvergunning is altijd vereist en in het contract wordt de voorwaarde gesteld dat in geval van doorverkoop de toestemming van de Nederlandse staat is vereist. Vanwege de deskundigheid op het gebied van materieel wordt bij de verkoop intensief samengewerkt tussen Domeinen en Defensie. Daarnaast wordt iedere voorgenomen verkooptransactie in de commissie «Verkoop defensiematerieel» behandeld. Naast Defensie zijn hierin ook de ministeries van Financiën, Buitenlandse Zaken en Economische Zaken vertegenwoordigd.

De totale waarde van de in 2009 gesloten verkoopcontracten bedroeg ongeveer € 110 miljoen. Dit is € 20 miljoen meer dan het jaar ervoor. Het grootste contract betreft de verkoop van achttien F-16 Midlife Update vliegtuigen aan Chili. Verder zijn relatief kleine contracten gesloten met onder andere Jordanië (storingpods) en Chili (diverse voertuigen).

De totale verkoopopbrengsten (ontvangsten) bedroegen in 2009 ongeveer € 252 miljoen. Een groot deel hiervan betreft termijnbetalingen van in eerdere jaren gesloten verkoopcontracten.

Er zijn nog steeds redelijk goede vooruitzichten op de verkoop van het resterende overtollige materieel, waaronder het materieel dat op grond van de maatregelen uit «Wereldwijd Dienstbaar» moet worden verkocht. Zoals gemeld zijn de overtollige F-16 vliegtuigen in 2009 verkocht aan Chili en zijn twee Fokker 60-transportvliegtuigen verkocht aan Peru. Van de in «Wereldwijd Dienstbaar» genoemde afstotingsprojecten resteren nu nog 28 Leopard 2A6 tanks en twaalf Pantserhouwitsers. Voor de overtollige tanks is nog geen koper gevonden. Nadat een potentiële koper te kennen had gegeven niet meer geïnteresseerd te zijn, worden de overtollige Pantserhouwitsers (zoals gemeld in het Materieelprojectenoverzicht 2009 zijn dat er 26, waarvan de twaalf uit «Wereldwijd dienstbaar» deel uit maken) weer actief aangeboden op de markt. Zowel de tanks als de houwitsers zijn van een dusdanige kwaliteit dat hiervoor, indien de economie weer aantrekt, verkoopmogelijkheden bestaan. Voor de overtollige pantserrupsvoertuigen (YPR) en M-109 houwitsers, die zijn opgenomen in het Materieelprojectenoverzicht 2009, heeft zich een serieuze gegadigde aangediend. Naar verwachting zal voor de verkoop van dit materieel in 2010 een contract worden gesloten, evenals voor de verkoop van Fokker 50-vliegtuigen en de twee resterende Fokker 60-vliegtuigen.

4.7. Beleidsartikel 26 Commando DienstenCentra

Algemene doelstelling

Het Commando DienstenCentra (CDC) voorziet in een doelmatige en doeltreffende ondersteuning van de krijgsmacht.

Doelbereiking

Het CDC heeft zich in 2009 verder ontwikkeld als klantgerichte en kostenbewuste shared-service organisatie. Er bestaat een goed inzicht in producten en diensten. Het maken en nakomen van duidelijke afspraken met de klant en constructief overleg met klanten dragen bij tot een steeds grotere klanttevredenheid, die periodiek bij een steeds breder deel van de klanten van het CDC op een toegankelijke manier wordt gemeten. Het verbeteren van de klantgerichtheid is een permanent proces. Met betrekking tot het CDC-speerpunt «geïntegreerde dienstverlening» zijn in 2009 bij het daarvoor lopende project belangrijke stappen gezet om de klanten van het CDC beter en eenduidiger te bedienen. De introductie van een klantvriendelijk digitaal voorportaal voor alle diensten van het CDC is hiervan een belangrijk resultaat. Het doel van het project is de klant in staat te stellen om op de meest effectieve manier (geïntegreerde) diensten af te nemen, onder gelijktijdige terugdringing van de administratieve last voor de klant binnen de klant-leverancierrelatie. In 2009 zijn de eerste stappen gezet om tot een herinrichting van het CDC te komen.

Het verbeteren van het kostenbewustzijn is een permanent proces. Naast de reguliere bewaking en sturing van de prestaties van de bedrijfsgroepen is in 2009 ook een aantal sourcingstoetsen uitgevoerd die begin 2010 zijn voltooid. Hierbij zijn vergelijkingen met de markt of vergelijkbare overheidsdiensten uitgevoerd. Uit deze vergelijkingen blijkt de mate van marktconformiteit en worden belangrijke lessen getrokken. Ook kunnen beslissingen volgen over samenwerkingsverbanden met andere partijen.

In 2009 is bij het project kostensturing de systematiek uitgewerkt. Dit is begin 2010 volgens plan bij twee piloteenheden binnen het CDC geïntroduceerd. Het doel van het project is het creëren van de voorwaarden voor het CDC om op een systematische manier te kunnen sturen op de kosten van de dienstverlening aan klanten. Een nog beter inzicht in de kosten van de individuele bouwstenen van dienstverlening staat hierbij voorop, mede gericht op de versterking van de geïntegreerde dienstverlening.

Op het gebied van beheer zijn door het CDC in 2009 grote stappen gezet. Door de voortdurende aandacht van het management en de toepassing van de verbetersystematiek is het CDC erin geslaagd om binnen de tolerantiegrenzen te blijven op het gebied van beheer. Ook kan hierdoor de primaire focus van het management weer meer zijn gericht op het voortbrengingsproces van diensten.

In 2009 heeft het onderwerp «Strategische samenwerking» als speerpunt op de agenda gestaan van het management van het CDC. Naast sourcingstoetsen zijn oriënterende gesprekken gevoerd met partijen op de markt en binnen de rijksoverheid waarmee strategische samenwerking in de toekomst mogelijk wordt geacht.

Externe factoren

Het behalen van de algemene doelstelling hangt af van onder meer het beschikken over voldoende opgeleid en gemotiveerd personeel. De personele vulling wordt mede bepaald door niet-beïnvloedbare factoren als demografische ontwikkeling, de economische situatie, de ontwikkeling van de markt en de mogelijke uitbesteding van diensten.

Budgettaire gevolgen van beleid

Onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde budgettaire gevolgen van beleid voor 2009.

Bedragen x € 1 000 Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Realisatie 2009 Begroting 2009 Verschil
Verplichtingen 749 357 942 294 688 459 1 552 006 1 274 914 1 007 580 267 334
Uitgaven              
Programma-uitgaven              
Bedrijfsgroep Informatievoorziening 26 475 40 516 35 680 40 275 40 163 38 605 1 558
Bedrijfsgroep Transport 65 269 71 290 90 088 93 253 99 740 75 161 24 579
Bedrijfsgroep Gezondheidszorg 59 909 62 690 76 900 88 944 93 146 85 072 8 074
Bedrijfsgroep Facility Services 24 494 26 209 56 233 188 034 207 986 145 148 62 838
Bedrijfsgroep Personele Diensten 29 291 60 941 69 832 88 723 114 462 100 824 13 638
Attachés 16 779 17 468 17 146 16 700 20 587 20 688 – 101
Investeringen Infrastructuur 182 445 250 040 184 356 197 896 220 069 276 610 – 56 541
Investeringen Informatievoorziening 101 706 151 393 124 509 93 355 90 826 78 934 11 892
Exploitatie Informatievoorziening 15 662 46 890 97 253 124 574 127 345 91 169 36 176
Nederlandse Defensie Academie 11 704 50 908 53 666 64 249 63 674 57 859 5 815
Bedrijfsgroep ICT 18 079 8 329 13 283 14 005 16 091 16 186 – 95
Totaal programma-uitgaven 551 813 786 674 818 946 1 010 008 1 094 089 986 256 107 833
Apparaatsuitgaven              
Staf Commando DienstenCentra 22 281 53 339 61 834 67 179 59 628 15 281 44 347
Bijdragen aan baten-lastendiensten 3 583 4 880 7 259 11 454 12 376 7 463 4 913
Totaal apparaatsuitgaven 25 864 58 219 69 093 78 633 72 004 22 744 49 260
Totaal uitgaven 577 677 844 893 888 039 1 088 641 1 166 093 1 009 000 157 093
Ontvangsten              
Totaal ontvangsten 31 379 43 766 58 639 58 667 85 418 65 255 20 163

Toelichting bij de verschillen groter dan € 5,0 miljoen.

Verplichtingen

De realisatie van de verplichtingen is per saldo € 267,3 miljoen hoger dan geraamd.

Allereerst betreft het technische uitgavenmutaties zoals in de volgende paragrafen toegelicht die ook doorwerken in het niveau van de verplichtingen, zoals loon- en prijsbijstelling (+ € 24,2 miljoen). Vervolgens betreft het een aantal uitvoeringsmutaties, waaronder schadeclaims Bommelerwaard (per saldo + € 16,7 miljoen), transportkosten naar het CDC (+ € 18,8 miljoen), de verdeling van gelden voor «sociaal veilige werk- en leefomgeving» (aanbevelingen commissie Staal) (+ € 6,2 miljoen), hoofdgebruik van gebouwen (+ € 10,0 miljoen), verhuis- en inrichtingskosten (– € 10,0 miljoen) en waterschapsbelasting (+ € 6,6 miljoen).

Daarnaast zijn bij de bedrijfsgroep Facility Services, naast de bij de uitgaven (€ 24,1 miljoen) al genoemde oorzaken, de huurverplichtingen Bronbeek tot en met 2023 vastgelegd voor € 25,0 miljoen.

Verder is de verhoging het gevolg van het voor een bedrag van € 65,0 miljoen (meerjarig) aangaan van verplichtingen voor infraprojecten zoals het herhuisvesten van de EODD te Soesterberg, de nieuwbouw van een les- en bureelcomplex op de Bernhardkazerne te Amersfoort, de aanpassing en renovatie van het Plein/Kalvermarkt-complex in Den Haag en de nieuwbouw voor de MIVD op de Frederikkazerne in Den Haag. Het verplichtingenniveau voor IV is voor investeringen verhoogd met € 15,0 miljoen en voor exploitatie met € 23,7 miljoen; een nadere toelichting hiervan is bij de uitgavenmutaties opgenomen. Deze worden aangevuld met een groot aantal kleinere mutaties.

Tevens is het verplichtingenniveau neerwaarts bijgesteld doordat de dienstverleningsovereenkomsten voor werkplekdiensten, onderhoud aan gebouwen en catering per jaar worden vastgelegd in plaats van meerjarig.

Tot slot is het verplichtingenniveau aangepast als gevolg van een wijziging van de administratiesystematiek; dit is in de leeswijzer toegelicht.

Uitgaven

Programma-uitgaven

Bedrijfsgroep Transport

De totale meeruitgaven voor transport bij de bedrijfsgroep Transport ten behoeve van de defensieonderdelen zijn € 24,6 miljoen hoger dan was geraamd. Het gaat om inzet van luchttransport, zowel eigen inzet als inhuur, en transport over de weg.

Bedrijfsgroep Gezondheidszorg

De bij het Militair Geneeskundig Logistiek Centrum opgeslagen en beheerde voorraad strategische goederen is opnieuw vastgesteld. Dit verklaart grotendeels de additionele uitgaven om de operationele voorraden voor gezondheidszorg bij te stellen.

Bedrijfsgroep Facility Services

De hogere realisatie op dit artikelonderdeel met € 62,8 miljoen is mede het gevolg van de overheveling van de Bestuursstaf naar het CDC van de uit te voeren taken van de Facilitaire Dienst in de Haagse regio en de daarbij behorende budgetten voor een bedrag van € 20,1 miljoen. Verder heeft een herschikking van de budgetten voor toelagen en overige personele exploitatie, in samenhang met de (meerjarige) actualisering van deze uitgaven, geleid tot een verhoging van deze uitgaven met € 10 miljoen.

Het CDC is in 2009 hoofdgebruiker geworden van de voormalige vliegbases Soesterberg en Twente; hierdoor valt de uitvoering van beveiligingstaken nu onder het CDC en komen de hiermee gepaard gaande uitgaven ten laste van dit artikel voor een bedrag van € 4 miljoen.

Verder zijn er (in totaal voor een bedrag van € 20 miljoen) hogere uitgaven door koersverschillen, hogere uitgaven voor het nieuw gestarte project CDC Direct dat als doel heeft de verbetering van de klant/leverancierrelatie en is de realisatie van het nieuwe Dienstencentrum Internationale Ondersteuning (DCIOD) voor onder andere verplaatsen, opleiden en dienstreizen, hoger uitgekomen dan was voorzien.

Op dit artikelonderdeel hangen de meeruitgaven samen met een deel van de uitgedeelde loonbijstelling (€ 5 miljoen). Tevens dienden er diverse bijstellingen van uiteenlopende aard te worden verwerkt waardoor de uitgaven voor een bedrag van € 3,7 miljoen hoger zijn uitgevallen.

Bedrijfsgroep Personele Diensten

Naar aanleiding van het helikopterongeluk in de Bommelerwaard en de te verwachten betalingen naar aanleiding van de ingediende claims, is een voorziening getroffen die gecompenseerd is door de defensieonderdelen. Uiteindelijk is hiervan een bedrag van € 12 miljoen in 2009 daadwerkelijk betaald. Het resterende deel zal op een later moment worden uitgegeven.

Investeringen infrastructuur

Het verschil tussen de raming van de begroting 2009 en de realisatie bedraagt – € 56,5 miljoen en heeft betrekking op de vertragingen bij de projecten Herhuisvesting Plein/Kalvermarkt-complex, Huisvesting Joint Cis Group (onderdeel van de Defensie Telematica Organisatie – DTO) in Soesterberg, uitbreiding legering Van Braam Houckgeest-kazerne Doorn en renovatie Operationele School te Den Helder. Tevens zijn ten laste van dit artikelonderdeel budgetten herschikt voor de verhuis- en inrichtingskosten bij de DMO en het CLSK.

Investeringen Informatievoorziening

De uitgaven voor IV-investeringen zijn € 11,9 miljoen hoger uitgekomen dan geraamd. Het betreft vooral het verwerken in 2009 van de eerdere besluitvorming waarmee de meerjarige uitgaven voor het IV-investeringsproject ERP/M&F in lijn worden gebracht met de planning van het programma SPEER.

Exploitatie Informatievoorziening

De hogere realisatie op dit artikelonderdeel heeft verschillende oorzaken. Als onderdeel van de intensiveringen uit de begroting 2008 is € 21,9 miljoen voor de exploitatievoorbereiding van de invoering van SAP/FINAD en overige voorbereidingen voor de invoering van ERP aan de centrale IV-exploitatie toegevoegd. Daarnaast vielen de instandhoudingskosten van IV-systemen hoger uit dan in de begroting was voorzien. De budgetoverheveling naar het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van € 6,3 miljoen voor het project C2000 heeft geresulteerd in meeruitgaven ten opzichte van het beschikbare budget. Het resterende deel betreft diverse kleine mutaties.

Nederlandse Defensie Academie

De hogere realisatie van € 5,8 miljoen is voornamelijk een gevolg van de hoger uitgevallen beheers/ontwikkelingskosten van de HRM-academie en meeruitgaven dan geraamd voor docentensalarissen en voor de werkplekdiensten.

Staf CDC

De hogere realisatie op dit artikelonderdeel is een gevolg van diverse wijzigingen ten opzichte van de oorspronkelijke raming.

Op het gebied van infrastructurele voorzieningen (huisvesting) is € 12,0 miljoen toegevoegd omdat het CDC nu voor veel locaties als hoofdgebruiker optreedt. Tevens is ook de behoefte aan infrastructuur aangepast. Daarnaast was de verwachte daling van personeelsgerelateerde uitgaven minder dan was voorzien. Ook zijn de uitgaven voor de personele exploitatie € 11,4 miljoen hoger dan geraamd.

Voor de centrale betaling van de waterschapsbelastingen en de afwikkeling van een transportovereenkomst met Duitsland is eenmalig € 6,6 miljoen meer uitgegeven. Tevens dienden er diverse bijstellingen van uiteenlopende aard te worden verwerkt waardoor de uitgaven voor een bedrag van € 5,8 miljoen hoger zijn uitgevallen. Verder is het aandeel in de uitgedeelde loon- en prijsbijstelling voor een bedrag van € 8,5 miljoen ook een verklaring voor de hogere uitgaven.

Ontvangsten

De meerontvangsten zijn voornamelijk het gevolg van extra ontvangsten bij de bedrijfsgroep gezondheidszorg en de bijstelling van de initiële verdeling tussen de verkoopopbrengsten van roerende zaken bij de DMO en de verkoopopbrengsten van onroerende zaken bij het CDC. Het resterende verschil betreft diverse kleine mutaties.

Investeringen infrastructuur

De realisatie van de in de begroting 2009 opgenomen tabel inzake grote infrastructuurprojecten wordt onderstaand weergegeven.

Projecten in uitvoering (bedragen x € 1 miljoen)
Investeringen Infrastructuur Project-volume* 2010 Fasering tot Gerealiseerde uitgaven t/m 2008 Verwachte uitgaven in 2009 Gerealiseerde uitgaven in 2009 Verschil uitgaven 2009
Nieuwbouw Schiphol 136,2 2012 64,7 11,9 0,1 – 11,8
Herbelegging infrastructuur vliegbases Soesterberg en Gilze-Rijen 233,0 2010 177,6 31,5 19,1 – 12,4
Verplaatsing F-16’s/Volkel stafgebouw 311 squadron 35,1 2012 34,5 0,0 0,6 0,6
Infrastructuur voorziening KMA 52,3 2013 13,9 2,6 0,0 – 2,6
Aanpassing/renovatie Plein/Kalvermarkt-complex 19,0 2011 7,0 2,8 2,8 0
Hoger Onderhoud Woensdrecht 78,4 2013 0,0 22,6 0,5 – 22,1
Nieuwbouw LOKKmar 84,0 2014 3,6 0,5 0,1 – 0,4
Nieuwbouw kantorencomplex Kromhoutkazerne (PPS) p.m. 2011 p.m. p.m. p.m.  
EPA Maatregelen 69,4 2019 0,0 0,0 5,7 5,7
Strategisch Vastgoedplan Kmar 27,8 2015 0,0 0,0 4,2 4,2

* De projectvolumes zijn opgenomen exclusief honorarium

Toelichting bij de verschillen groter dan € 5 miljoen

Nieuwbouw Schiphol

Het project heeft ten opzichte van de oorspronkelijk geplande oplevering een vertraging van minimaal twee jaar opgelopen, onder meer als gevolg van een eerdere mislukte aanbesteding. Inmiddels is het project herijkt, waardoor de realisatie van perceel 5 (school, sport en schietbaan) mogelijk is.

Herbelegging infrastructuur Vliegbases Soesterberg en Gilze-Rijen

In 2010 worden nog enkele deelprojecten voltooid, waarna het project geheel is uitgevoerd.

Hoger Onderhoud Woensdrecht

Na een herijking van de behoefte is deze vastgesteld op € 78,4 miljoen. Er is vertraging ontstaan doordat voor dit project een integraal vergunningstraject doorlopen moet worden; hiermee was vooraf geen rekening gehouden. Hierdoor zal naar verwachting ten opzichte van de bijgestelde planning een vertraging optreden van zes tot twaalf maanden.

PPS Kromhoutkazerne

In juni 2008 is de overeenkomst gesloten waarmee de eerste publiek-private samenwerking (PPS) voor het ministerie van Defensie een feit werd. Het complex van negen kantoren op de Kromhoutkazerne in Utrecht met in totaal 78 000 m2 bruto vloeroppervlak dient plaats te bieden aan 3 000 werkplekken, en daarnaast 14 200 m2 bruto vloeroppervlak voor legering (150 slaapplaatsen), conferentiecentrum, sportfaciliteiten, bedrijfsrestaurant en 20 000 m2 parkeergarage. In februari 2009 is de bouw gestart en de eerste beschikbaarstelling is gepland voor oktober 2010. In de tweede fase worden de laatste 1 000 werkplekken gerealiseerd, zodat er in januari 2012 naar verwachting 3 000 werkplekken beschikbaar zijn. Vanaf dat moment levert de externe leverancier vrijwel alle facilitaire diensten ter plekke aan de bewoners van het CLAS, het CDC, de DMO en hun bezoekers (behalve applicatie IV-diensten en gewapende bewaking).

Energie Prestatie Adviezen (EPA)

De Rijksoverheid streeft voor de periode 2007–2020 naar een energiebesparing van 2 procent per jaar, steeds gerekend ten opzichte van het voorgaande jaar. Defensie heeft laten weten, dat de besparingsmogelijkheden beperkt zijn bij operationeel roerend goed (vaartuigen, vliegtuigen en voertuigen). De doelstelling voor energiebesparing bij Defensie dient daarom grotendeels behaald te worden bij het vastgoed. Een van de maatregelen om dit te bereiken is de uitvoering van energiebesparende maatregelen uit de EPA.

Strategisch Vastgoedplan CKmar

In 2004 is een Strategisch Vastgoedplan opgesteld. Voor de uitwerking hiervan zijn de ontwikkelingen zoals deze zijn vastgelegd in het Beleidsplan Kmar 2010 de leidraad geweest. Rekening houdend met de op dat moment geldende organisatorische randvoorwaarden van het CKmar, is een plan opgesteld waarbij een groot deel van de vastgoedobjecten van het CKmar in één keer integraal is beschouwd.

Investeringen Informatievoorziening

Bedragen x € 1 miljoen Projectvolume 2010 Fasering tot* Betaald tot en met 2008 Begroting 2009 Realisatie 2009 Verschil
DI-informatisering 61,3 2015 (2013) 17,3 6,7 1,9 – 4,8
SPEER 268,1 2014 (2013) 133,3 30,5 45,9 15,4
Herinrichting personele functiegebied 37,1 2010 (2010) 27,7 7,0 7,1 0,1
Legacy ERP (PALS) 36,0 2013 (2011) 12,1 7,4 3,6 – 3,8
@-migo 19,0 2012 (2012) 0,0 2,1 0,1 – 2,0

* Tussen haakjes is de oorspronkelijke planning uit de begroting 2009 opgenomen.

Toelichting bij de verschillen groter dan € 5 miljoen.

SPEER (ERP/M&F)

De door het programma gerealiseerde tussendoelen en de daarvoor ontplooide activiteiten zijn gerapporteerd in het beleidsverslag onder de noemer «versterking informatievoorziening». Voor 2009 was aanvankelijk een budget van € 30,5 miljoen beschikbaar voor het programma SPEER. In de tweede suppletoire begroting zijn volgens eerdere besluitvorming de meerjarige budgetten voor het programma SPEER in lijn gebracht met de planning van het programma en is het voor 2009 beschikbare budget verhoogd tot € 44,4 miljoen. Uiteindelijk is in 2009 € 45,9 miljoen uitgegeven. De overschrijding is het gevolg van versnellingen in de doorlooptijd van de afhandeling van facturen. Deze overschrijding heeft geen gevolgen voor de omvang van het totale programmabudget. De Kamer wordt aan de hand van halfjaarlijkse voortgangsrapportages geïnformeerd over het programma SPEER.

Exploitatie Informatievoorziening

Het technisch, functioneel en applicatiebeheer van de in gebruik zijnde IV-systemen wordt uit dit budget gefinancierd. Daarnaast wordt het aanbieden van bepaalde diensten die op afroep beschikbaar zijn hieruit gefinancierd. De beheersing van de exploitatie van de in gebruik zijnde IV-systemen wordt uitgevoerd met behulp van beheer- en onderhoudsplannen die door de beleidsverantwoordelijken worden opgesteld.

Ten behoeve van de exploitatievoorbereidende activiteiten van het programma SPEER is in 2009 € 20 miljoen toegevoegd aan de IV-exploitatiebegroting. Dit betreft een voorziening uit de begroting van 2008. De totale omvang van deze voorziening, waarover de Kamer in november 2007 (Kamerstuk 31 200 X, nr. 40) is geïnformeerd, bedraagt € 120 miljoen.

Prestatiegegevens

De dienstverlening van het CDC aan de defensieonderdelen wordt uitgevoerd op basis van dienstverleningsovereenkomsten. De prestaties van de acht bedrijfsgroepen worden periodiek beoordeeld aan de hand van bedrijfsrapportages. Hierin wordt gerapporteerd over de vier resultaatgebieden van het INK-model en de daarbinnen afgesproken prestatie-indicatoren.

Op deze wijze krijgt het CDC goed inzicht in de mate waarin de afspraken in de dienstverleningsovereenkomsten worden nagekomen betreffende de klantenwaardering, personele vulling en operationele en financiële resultaten. In samenspraak met de bedrijfsgroepen wordt jaarlijks beoordeeld of de afgesproken prestatie-indicatoren aanpassing behoeven om de dienstverlening naar de defensieonderdelen te verbeteren.

5. NIET-BELEIDSARTIKELEN

5.1. Niet-beleidsartikel 70 Geheime uitgaven

Grondslag van het artikel

Overeenkomstig artikel 6 van de Comptabiliteitswet 2001 en de regeling Rijksbegrotingvoorschriften, is dit artikel bij het ministerie van Defensie aangewezen als het artikel waarop de geheime uitgaven worden verantwoord.

Budgettaire gevolgen niet-beleidsartikel 70 Geheime uitgaven

Bedragen x € 1 000 Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Realisatie 2009 Begroting 2009 Verschil
Uitgaven en verplichtingen 1 760 2 736 4 771 2 106 2 245 2 203 42
Geheime uitgaven 1 760 2 736 4 771 2 106 2 245 2 203 42
Totaal uitgaven 1 760 2 736 4 771 2 106 2 245 2 203 42

De geheime uitgaven worden jaarlijks door de president van de Algemene Rekenkamer gecontroleerd.

5.2. Niet-beleidsartikel 80 Nominaal en onvoorzien

Grondslag van het artikel

In dit begrotingsartikel worden de door het ministerie van Financiën toegekende bedragen voor de loonbijstelling, de incidentele looncomponent en de prijsbijstelling, als nieuwe mutaties opgenomen. Vervolgens worden deze bedragen over de begrotingsartikelen verdeeld.

Budgettaire gevolgen niet-beleidsartikel 80 Nominaal en onvoorzien

Bedragen x € 1 000 Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Realisatie 2009 Begroting 2009 Verschil
Uitgaven en verplichtingen   0 0 0 0 81 636 – 81 636
Loonbijstelling   0 0 0 0 0 0
Prijsbijstelling   0 0 0 0 0 0
Onvoorzien   0 0 0 0 14 016 – 14 016
Nader te verdelen         0 67 620 – 67 620
Totaal uitgaven   0 0 0 0 81 636 – 81 636

Onvoorzien

Het ultimo 2009 resterende bedrag wordt via de regels van de eindejaarsmarge meegenomen naar 2010. In dit bedrag is € 0,8 miljoen bestemd voor nog uit te voeren ICMS-maatregelen op het gebied van gezamenlijk opleiden en trainen.

Nader te verdelen

Het ultimo 2009 resterende bedrag wordt via de regels van de eindjaarsmarge meegenomen naar 2010.

5.3. Niet-beleidsartikel 90 Algemeen

Algemene doelstelling

Beheerste uitvoering van het beleidsproces en de bedrijfsvoering van het ministerie van Defensie.

Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 1 – Ondersteunen bewindslieden bij het besturen van de defensieorganisatie.

De bewindslieden zijn adequaat ondersteund in de uitvoering van hun taken. Zij zijn dagelijks geïnformeerd over alle relevante ontwikkelingen.

Operationele doelstelling 2 – Ontwikkeling van departementaal beleid en regelgeving.

Het in 2009 ontwikkelde departementaal beleid en regelgeving volgt op de in de beleidsbrief Wereldwijd Dienstbaaraangekondigde hoofdpunten van beleid, namelijk het investeren in personeel en het verbeteren van de operationele inzetbaarheid. Daarnaast is departementaal beleid en regelgeving ontwikkeld voor de uitvoering van de «Operatie vernieuwing rijksdienst» en voor maatregelen voor de beleidsprioriteit «Ruimte scheppen voor verbetering» in bedrijfsvoering en interne organisatie (dit wordt beschreven in de bedrijfsvoeringparagraaf). Met het project «Aanval op de bureaucratie» wordt vereenvoudiging en afschaffing van overbodige, onnodig ingewikkelde en/of belemmerende regelgeving nagestreefd. In dit kader is onder andere een toetsingskader voor wet- en regelgeving ontwikkeld en een transparant centraal informatiesysteem voor wet- en regelgeving opgezet. Daarnaast is een gedragslijn opgesteld om totstandkoming van wet- en regelgeving bij andere departementen proactief te volgen; dit vooruitlopend op een nieuw rijksbreed afwegingskader voor nieuw beleid en nieuwe regelgeving: het Integraal Afwegingskader beleid en regelgeving.

Operationele doelstelling 3 – Beheersing en ontwikkeling van departementsbrede programma’s.

De resultaten van deze doelstelling worden toegelicht onder de tabel «Budgettaire gevolgen».

Budgettaire gevolgen niet-beleidsartikel 90 Algemeen

Bedragen x € 1 000 Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Realisatie 2009 Begroting 2009 Verschil
Verplichtingen 1 566 307 1 710 147 1 625 811 1 610 884 1 656 817 1 694 502 – 37 685
Apparaatsuitgaven              
Bestuursstaf 123 215 153 784 133 587 107 722 125 259 127 934 – 2 675
Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst 52 586 54 794 60 786 64 679 70 723 75 866 – 5 143
Bijdragen aan baten-lastendiensten 3 980 4 970 4 724 273 0 4 714 – 4 714
Totaal apparaatsuitgaven 179 781 213 548 199 097 172 674 195 982 208 514 – 12 532
Programma-uitgaven              
Pensioenen en uitkeringen* 1 040 723 1 059 140 1 076 410 1 103 371 1 069 855 1 115 788 – 45 933
Wachtgelden, inactiviteitswedden en SBK-gelden 120 877 130 976 129 342 123 669 124 278 118 853 5 425
Ziektekostenvoorziening 35 121 13 667 14 728 15 553 12 128 12 329 – 201
Milieu-uitgaven 5 457 8 034 6 370 5 230 6 617 16 849 – 10 232
Subsidies en bijdragen 18 144 18 165 16 590 20 542 14 610 13 530 1 080
Bijdragen aan de NAVO 78 882 66 864 94 418 64 113 75 857 81 000 – 5 143
Internationale samenwerking 2 776 1 987 3 284 4 074 4 660 3 841 819
Wetenschappelijk onderzoek 62 133 78 159 80 879 78 627 85 416 79 738 5 678
Overige uitgaven 36 572 34 935 76 794 26 687 42 182 33 559 8 623
Totaal programma-uitgaven *) 1 400 685 1 411 927 1 498 815 1 441 866 1 435 603 1 475 487 – 39 884
Totaal uitgaven 1 580 466 1 625 475 1 697 912 1 614 540 1 631 585 1 684 001 – 52 416
Ontvangsten              
Totaal ontvangsten 232 661 289 539 428 201 409 224 11 510 11 102 408
* waarvan niet relevant 59 130 24 090 31 465 30 026** 33 840 51 958 – 18 118

** Dit bedrag wijkt af ten opzichte van de jaarrekening 2008 als gevolg van een correctie op de als niet-relevant aan te merken reeks.

Toelichting bij de verschillen groter dan € 5,0 miljoen.

Verplichtingen

De realisatie van de verplichtingen is per saldo € 37,7 miljoen lager dan geraamd. Bij dit niet-beleidsartikel worden veelal de mutaties verwerkt als Kas = Verplichtingen. Allereerst betreft het technische uitgavenmutaties zoals in de volgende paragrafen toegelicht die ook doorwerken in het niveau van de verplichtingen, zoals loon- en prijsbijstelling (+ € 31,0 miljoen). Vervolgens betreft het een aantal uitvoeringsmutaties, waaronder schadeclaims Bommelerwaard (– € 5,3 miljoen), transportkosten naar het CDC (– € 1,5 miljoen), de verdeling van gelden voor «sociaal veilige werk- en leefomgeving» (aanbevelingen commissie Staal) (+ € 3,6 miljoen), facilitaire diensten naar het CDC (– € 24,1 miljoen), lumpsum huisvesting en voeding (– € 6,5 miljoen), vertraging windturbinepark (– € 10,6 miljoen) en een bijstelling van de pensioenen (– € 31,2 miljoen). Daarnaast zijn de exploitatie-uitgaven voor NAVO-infrastructuur verhoogd met € 6,2 miljoen; dit betreft het project Exercise of Replication OptionARS Nieuw-Milligen, dat in 2009 is verplicht.

Vervolgens betreft het een aantal kleine mutaties.

Uitgaven

Apparaatsuitgaven

De mutatie bij de apparaatsuitgaven van per saldo – € 12,5 miljoen is een gevolg van overhevelingen naar het CDC van de Facilitaire Dienst (inclusief Paresto) in de Haagse regio, van meeruitgaven voor bezoldiging en inhuur bovenformatief en van de verwerking van een deel van de uitgekeerde loonen prijsbijstelling.

Programma-uitgaven

Militaire pensioenen en uitkeringen

De lagere realisatie op dit artikelonderdeel is met name een gevolg van het niet tijdig in 2009 realiseren van een betaling aan het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds. Daarnaast zijn op grond van het vermoedelijk beloop van de uitgaven voor pensioenen en uitkeringen de budgetten bijgesteld. Dit heeft geresulteerd in een lagere eindrealisatie, waarvan € 18,1 miljoen betrekking heeft op het niet-relevante deel van de pensioenen.

Milieu uitgaven

De lagere realisatie op dit artikelonderdeel is met name een gevolg van de vertraging in de uitvoering van het project Windturbines Coevorden en de bijstelling van verschillende kleinere projecten zoals rekenmodel radarverstoring, restwarmte legeringsgebouwen en ondergrondse afvalcontainers.

Bijdragen aan de NAVO

De lagere realisatie op dit artikelonderdeel is met name het gevolg van de vertraging in de uitvoering van diverse met de NAVO verrekenbare projecten. Daarnaast zijn verrekeningen lager uitgevallen en is de Tax-adjustment over 2009 nog niet ontvangen, waardoor de exploitatie-uitgaven in 2009 lager zijn.

Wetenschappelijk onderzoek

De meeruitgaven op dit artikelonderdeel hebben met name betrekking op diverse projecten. Een daarvan betreft Intelligent-Bridge, waarvoor van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in verband met de maatschappelijke innovatieagenda Veiligheid budget is ontvangen. Daarnaast is aan dit artikelonderdeel een deel van de uitgekeerde loon- en prijsbijstelling toegevoegd.

Overige uitgaven

Het verschil tussen de raming ten tijde van de ontwerpbegroting en de realisatie is enerzijds het gevolg van een voorschotbetaling aan het Legermuseum, van defensiebrede uitgaven voor de afwikkeling van ziektekosten militairen en een betaalde schadevergoeding als gevolg van niet juist gevolgde aanbestedingsprocedures via het Nederlands Inkoop Centrum. Anderzijds zijn diverse betalingen, die onder andere betrekking hebben op de Rijksbrede huisstijl en Arbeidsmarktstrategie, lager uitgevallen.

Nadere toelichting Wetenschappelijk Onderzoek Defensie

Omschrijving (bedragen x € 1 000) Verwachte uitgaven in 2009 Gerealiseerde uitgaven in 2009 Verschil
Doelfinanciering 49 962 51 268 1 306
Basisonderzoek 519 534 15
Onderzoek en technologie 17 912 20 852 2 940
Small Business Innovation Research (EZ-financiering) 400 0 – 400
Totaal investeringen 68 793 72 654 3 861
Kennisgebruik 10 945 12 763 1 818
Totaal materiële exploitatie 10 945 12 763 1 818
Totaal-generaal 79 738 85 417 5 679

In 2009 is begonnen met de uitvoering van de Strategische Kennis Agenda van Defensie, die is opgesteld onder verantwoordelijkheid van de Bestuursraad Kennis en Strategie, waarin alle behoeftestellers bij Defensie zijn vertegenwoordigd. Vanuit het investeringsdeel van de begroting voor wetenschappelijk onderzoek heeft Defensie Research and Development (DR&D) daartoe conform haar missie en doelstelling in 2009 kennis en kunde laten opbouwen bij onder andere de kennisinstituten TNO, NLR en MARIN. Dit vond plaats door middel van 44 al lopende en 23 nieuw gestarte programma’s; zeven programma’s zijn voltooid. Daarnaast liepen er 86 Nationale Technologie Projecten (NTP’n); 36 zijn voltooid. In een groot deel van deze programma’s en projecten zijn kennis en technologie ontwikkeld door middel van internationale samenwerking. Daarnaast heeft interdepartementale afstemming, verbreding en verdieping plaatsgevonden. Dit gebeurde onder andere via de kennisarena’s, de betrokkenheid bij de uitvoering van de maatschappelijke innovatieagenda «Veiligheid» en de FES-ronde 2009. Namens een aantal ministeries is tot uitvoering van het project STARS besloten; het contract wordt in 2010 getekend.

In 2009 is geïnvesteerd in nieuwe kennis bij TNO (bij NLR zijn in 2009 geen nieuwe programma’s begonnen) op het gebied van onder andere Geïntegreerde ISR-capaciteit, Bescherming militaire voertuigen, Explosieven bestrijding, Maritieme Theatre Ballistic Missile Defence, Onderwatersystemen en Sensornetwerken

De in 2009 voltooide onderzoeksprogramma’s (totaal 7, hierna belicht 3) hebben geleid tot:

• nieuwe concepten voor fysieke NBC-bescherming (lichtgewicht battle dress, modulair ensemble); internationaal ontwikkelde NBC-testprotocollen en gekarakteriseerde stammencollectie voor B-detectie; verbeterde benadering voor behandeling vergiftiging door zenuwgas VX.

• ondersteuning voor het JSF traject (operationele en logistieke analyse);

• operationeel invoeren uitkomsten van het programma grensbewaking voor het CKmar.

Van de nieuwe in 2009 gestarte Nationale Technologie Projecten (NTP) kan een drietal worden aangemerkt als kansrijk voor doorontwikkeling door de Defensiegerelateerde Industrie. Dit betreft de NTP’n:

Counter IED Robothelicopter

Desinfecting Bandages

• GO4IT: een game om onderhandelingsvaardigheden bij vredesoperaties en opbouw te trainen (dit is het winnende project uit de Innovation Game 2009: een interactieve ontmoeting tussen Defensie management, Industrie en Onderzoeksinstituten, die met de Nederlandse Defensie Academie samen is georganiseerd).

In 2009 zijn twee eerder onder NTP’n ontwikkelde technologieën daadwerkelijk bij Defensie ingevoerd: de zelfsturende parachute SPADES van Dutch Space en de geïntegreerde mast op het patrouilleschip (de Schelde/Thales). Ook is het laatste nog lopende CODEMA project Composiet landinggestel (STORK, MSC en EuroCarbon) afgesloten met goede vooruitzichten op doorontwikkeling tot product. Voor de operationele containerversie van de B-detector BiosparQ (TNO, eerder NTP project) is een verwervingstraject gestart. Vorenstaande geeft mede invulling aan het launching customership van de Defensie Industrie Strategie.

Uit de cijfers blijkt dat de realisatie van de uitgaven voor wetenschappelijk onderzoek over 2009 € 5,6 miljoen hoger uitviel dan begroot. Dit komt onder meer omdat het stuwmeer aan programma’s en projecten uit het verleden versneld in uitvoering is genomen. Het specifiek inschakelen van het Midden- en Kleinbedrijf door middel van het Small Business Innovation Research (SBIR)-instrument is onderdeel van de DR&D portfolio. Het restant budget SBIR is door het ministerie van Economische Zaken aan Defensie overgedragen (onderdeel van onderzoek en technologie). In samenwerking met de Stichting Nederlandse Industrie voor Defensie en Veiligheid en de Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij is een Innovatie competitie uitgeschreven, waarvan het winnende project System Asset Maintenance Management wordt uitgevoerd.

Ook in 2009 heeft gebruik van de opgebouwde kennis en technologie plaatsgevonden vanuit het materiële exploitatiedeel van de begroting voor wetenschappelijk onderzoek. In 2009 waren er 119 lopende projecten, waarvan in 2009 voor juli nog 51 nieuw gestart. Het behelsde onder andere: countering IED’s (diverse projecten), instandhouding Goalkeeper, FGBADS en public order management ten behoeve van het CKmar.

Het budget voor centraal Kennisgebruik vanaf 2010 is sterk verlaagd. Dit budget is na 2009 bestemd voor instandhouding van de bijzondere onderzoeksfaciliteiten bij NLR en TNO. Toekomstig kennisgebruik vindt voortaan alleen nog plaats onder decentrale budgetten.

De meeruitgaven worden gedekt door reguliere budgetverhogingen (op grond van de wet arbeid gepremieerde en gesubsidieerde sector en prijscompensatie doelfinanciering, basisonderzoek) en budgetoverhevelingen van de ministeries van Economische Zaken en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

6. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

Reikwijdte en totstandkoming

De bedrijfsvoeringsparagraaf 2009 bevat de volgende onderwerpen:

• Comptabele rechtmatigheid

• Totstandkoming beleidsinformatie

• Financieel beheer en materieelbeheer

• Overige aspecten van de bedrijfsvoering

Het oordeel over de bedrijfsvoering komt tot stand op basis van de deelmededelingen bedrijfsvoering van de commandanten van de defensieonderdelen, de uitkomsten van onderzoeken van de Audit Dienst Defensie en de periodieke besprekingen van de kwaliteit van de bedrijfsvoering in het Audit Comité.

Rapportage over de comptabele rechtmatigheid en de getrouwe weergave van de uitkomsten van de begrotingsuitvoering over 2009

De verantwoording in het departementale jaarverslag is in overeenstemming met de begrotingswetten en met de Europese regelgeving, Nederlandse wetten, algemene maatregelen van bestuur en in ministeriële regelingen opgenomen bepalingen. Voor de bepaling van fouten en onzekerheden is de normering toegepast die is opgenomen in de rijksbrede methodiek.

Uit informatie van de departementale auditdienst blijkt dat de uiteindelijk in de verantwoording voorkomende fouten en onzekerheden in de verplichtingen, uitgaven en ontvangsten binnen de defensiebrede toleranties zijn gebleven. In de verplichtingen zijn echter evenals vorig jaar veel getrouwheidsfouten geconstateerd die ook effect hadden op de saldibalans. Deze fouten zijn in de jaarrekening gecorrigeerd. Hierdoor blijven de fouten in de verplichtingen en in de saldibalans binnen de daarvoor gestelde tolerantiegrenzen.

De fouten in de verplichtingen, uitgaven en ontvangsten per (beleids)artikel zijn binnen de daarvoor gestelde tolerantiegrenzen gebleven. Ook de tolerantiegrens voor fouten van de baten-lastendiensten binnen Defensie is niet overschreden.

Totstandkoming beleidsinformatie

De niet-financiële beleidsinformatie in het jaarverslag komt tot stand op basis van informatie uit de maandrapportages, rapporten en nota’s van de Audit Dienst Defensie en de afdelingen Onderzoeken Interne beheersing, rapportages aan het Audit Comité en de deelmededelingen bedrijfsvoering van de defensieonderdelen.

De totstandkoming van de niet-financiële informatie van de (beleids)artikelen in het jaarverslag is door de Audit Dienst Defensie gecontroleerd op de aspecten ordelijkheid, controleerbaarheid en deugdelijkheid. Ook is gecontroleerd of de afspraken met de Tweede Kamer over niet-financiële informatie in het jaarverslag zijn nagekomen, waaronder de toezeggingen naar aanleiding van het vervolgonderzoek van de Algemene Rekenkamer naar de «Verantwoordingsinformatie operationele gereedheid Defensie». Mede vanwege dit rapport zijn vooral de beleidsartikelen van de operationele commando’s getoetst.

De bevindingen van de Audit Dienst Defensie zijn grotendeels in lijn met het rapport van de Algemene Rekenkamer. Het proces vanaf de bron bij de operationele commando’s dat leidt tot de totstandkoming van de gereedheidsinformatie verloopt ordelijk. De Audit Dienst Defensie heeft een aantal onvolkomenheden aangetroffen die mogelijk een risico vormen. Het gaat om de uniformiteit van processen, de kwaliteit van informatie uit de bronsystemen, het risico dat fouten optreden door vele handmatige bewerkingen, de validiteit van kengetallen en de appreciaties van de commandanten; de appreciaties worden vaak gegeven over de specifieke taken in plaats van over de organieke taken.

De Audit Dienst Defensie heeft vastgesteld dat de totstandkoming van beleidsinformatie in het jaarverslag vanuit de maandrapportages ordelijk verloopt, maar dat de totstandkoming van de cijfermatige informatie op hoofdlijnen is beschreven en de details alleen bij de betreffende functionarissen bekend zijn. De totstandkoming is daardoor nog niet volledig zelfstandig reconstrueerbaar.

In de reactie op het onderzoeksrapport van de Algemene Rekenkamer heeft Defensie toegezegd prioriteit toe te kennen aan de verbetering van de verantwoordingsinformatie. Het verbeteren van de stuur- en verantwoordingsinformatie Defensie is een omvangrijk programma dat meerdere jaren in beslag neemt. Het programma bestaat uit meerdere projecten. De hoofddoelstelling van het programma is: «Defensie beschikt in 2014 over optimale stuur- en verantwoordingsinformatie». De basis voor deze adequate informatie wordt gevormd door volledig gevulde en betrouwbare bronsystemen.

De Audit Dienst Defensie heeft geconstateerd dat de toezegging aan de Algemene Rekenkamer en de Tweede Kamer naar aanleiding van het rapport «Verantwoordingsinformatie operationele gereedheid Defensie» dat het jaarverslag transparantere informatie bevat over operationele gereedheid, in dit jaarverslag is nagekomen.

De bedrijfsvoeringparagraaf 2009 voldoet aan de formele vereisten zoals gesteld in de Regeling Rijksbegrotingvoorschriften van het ministerie van Financiën. Er zijn geen knelpunten aangetroffen in de opzet van het totstandkomingsproces van de bedrijfsvoeringsparagraaf en de deelmededelingen bedrijfsvoering.

Financieel beheer en materieelbeheer

Beter Verbeteren

Aan de Tweede Kamer is toegezegd om bij het jaarverslag de gerealiseerde doelstellingen van het project «Beter Verbeteren» toe te lichten. Deze toelichting is opgenomen in bijlage 4.

Verwachtingen Algemene Rekenkamer

De Algemene Rekenkamer heeft in het Rapport bij het Jaarverslag 2008 duidelijk geformuleerd wat Defensie per begin maart 2010 gerealiseerd moest hebben om bezwaar te voorkomen. In reactie hierop heeft Defensie deze verwachtingen uitgewerkt in concrete maatregelen en toezeggingen gedaan wat voor maart 2010 gerealiseerd kan worden, en welke aspecten van de verwachtingen van de Algemene Rekenkamer later gerealiseerd zullen worden.

De uit te voeren maatregelen zijn projectmatig ondergebracht binnen het bestaande meerjarige verbeterprogramma «Beter Verbeteren». De voortgang van «Beter Verbeteren» is periodiek in het Audit Comité besproken. De resultaten van de uitgevoerde maatregelen en toezeggingen zijn ook periodiek besproken met de Algemene Rekenkamer. De conclusie is dat grotendeels invulling is gegeven aan de concrete maatregelen en toezeggingen. Een aantal restpunten is begin 2010 gerealiseerd. Uiteraard blijft er voldoende ruimte voor verdere verbetering van de sturing en beheersing. Dit is inherent aan de zwaarte van de gewenste verbeteringen en het uitgesproken ambitieniveau. Binnen het bestaande meerjarige verbeterprogramma «Beter Verbeteren» wordt hier verder projectmatig invulling aan gegeven. De focus voor 2010 en verdere jaren zal dan ook gericht zijn en blijven op structurele aandacht voor beheer en de realisatie van de Meerjarige Verbeterplannen Financieel Beheer en Professionaliseren Materieelbeheer Defensie. De voortgang van deze projecten wordt ook in 2010 periodiek besproken in het Audit Comité.

Financieel beheer

Het financieel beheer binnen Defensie heeft zich in 2009 positief ontwikkeld. De kwaliteit van het financieel beheer is bij alle defensieonderdelen verbeterd, maar nog niet zodanig dat er overal sprake is van ordelijk financieel beheer. Dit lag ook niet in de lijn der verwachtingen. Volgens de planning van het Meerjarig Verbeterplan Financieel Beheer zijn in 2009 wel resultaten behaald maar is er pas vanaf 2012 sprake van defensiebreed ordelijk en controleerbaar financieel beheer. Er zijn in 2009 drie onvolkomenheden opgelost: de knelpunten met betrekking tot het financiële administratiesysteem FINAD, het financieel beheer bij artikel 26 Commando DienstenCentra en het financieel beheer bij de bedrijfsgroep IVENT.

Op diverse aspecten van het financieel beheer is in 2009 vooruitgang geboekt. De bereikte resultaten zijn toegelicht in bijlage 4 «Stand van zaken project Beter Verbeteren».

Het belangrijkste resterende knelpunt in het financieel beheer heeft betrekking op de administratie en verantwoording van de aangegane en openstaande verplichtingen. De aandacht voor verplichtingen is in 2009 toegenomen. Deze toegenomen aandacht heeft in 2009 echter onvoldoende geleid tot zichtbare verbeteringen van de kwaliteit. Net als voorgaand jaar is een forse correctie noodzakelijk gebleken om binnen de tolerantiegrenzen voor verplichtingen en de saldibalans te blijven. Hierdoor sluit de verplichtingenstand in het jaarverslag niet aan op de verplichtingenadministratie in FINAD. FINAD wordt in 2010 opgeschoond.

Het aantal fouten en onzekerheden in de e-mailreply, als onderdeel van de beperkte verificatie, is afgenomen en binnen de tolerantiegrenzen gebleven. De kwaliteit van de e-mailreply behoeft echter nog verbetering, hoewel in het 4e kwartaal de kwaliteit van de e-mailreply zich positief heeft ontwikkeld ten opzichte van de drie kwartalen ervoor. De in de tweede helft van het jaar genomen maatregelen hebben dus pas heel laat in het jaar tot positieve resultaten geleid.

Het betaalgedrag van Defensie heeft zich in 2009 eveneens positief ontwikkeld. Bedroeg het percentage op tijd betaalde facturen over de eerste vier maanden van 2009 nog 74 procent, over geheel 2009 bedraagt dit percentage ruim 82 procent. Door verbeterde monitoring, meer nadrukop factuuradressering en het nog meer onder de aandacht brengen van de problematiek, wordt gestreefd naar verdere toename van dit percentage.

Materieelbeheer

Het materieelbeheer binnen Defensie heeft zich positief ontwikkeld. De kwaliteit van het materieelbeheer is bij alle defensieonderdelen verbeterd, maar nog niet zodanig dat er overal sprake is van ordelijk materieelbeheer. Dit lag ook niet in de lijn der verwachtingen; volgens de planning van het programma Professionaliseren Materieelbeheer Defensie moet 2009 worden gezien als een overgangsjaar. In 2009 is de basis gelegd voor verbeteringen, vanaf 2010 moeten concrete resultaten worden bereikt. Er is in 2009 een onvolkomenheid opgelost: de Materieeladministraties Crisisbeheersingsoperaties.

Ten opzichte van voorgaande jaren is sprake van verbetering van het wapenbeheer bij de eenheden. Alleen het Commando luchtstrijdkrachten en het Commando DienstenCentra scoorden bij de initiële controle niet voldoende. Na afloopcontrole scoorde het Commando DienstenCentra wel voldoende. Het deelproces wapens op transport verloopt niet ordelijk. Om de beheersing van het proces wapens op transport, als onderdeel van het wapenbeheer, voldoende te kunnen waarborgen, is verdere inrichting van dit proces nodig.

Het munitiebeheer bij de Defensie Materieel Organisatie is nog onvoldoende. Hoewel minder evident zijn er bij het Commando zeestrijdkrachten, het Commando landstrijdkrachten en het Commando luchtstrijdkrachten ook nog verbeterslagen noodzakelijk. Toch is er, dankzij het intensief monitoren van het munitiebeheer, het afgelopen jaar duidelijk verbetering te constateren. Als deze trend zich voortzet ligt over 2010 een score «voldoende» binnen bereik.

De onvolkomenheden in het cryptobeheer zijn nog niet volledig weggewerkt. Cryptobeheer omvat naast het beheer van apparatuur ook het beheer van sleutelmiddelen en cryptopublicaties. De problemen doen zich met name voor in het beheer van cryptoapparatuur. Het beheer van cryptoapparatuur vertoont ten opzichte van 2008 wel een verbetering die vooral waarneembaar is bij het Commando landstrijdkrachten. De knelpunten doen zich vooral voor bij de uitvoering van tellingen, vernietiging en verschillen in de registratie.

Het programma Professionaliseren Materieelbeheer Defensie heeft de verbeteractiviteiten uitgewerkt. Ook wordt in 2010 nieuwe controleprogrammatuur voorgeschreven.

Het materieelbeheer bij crisisoperaties is verbeterd ten opzichte van 2008. Ondanks deze verbetering blijft het administratief beheer een kritisch aspect in het beheer. Bij het beheer van met name cryptoapparatuur blijven zich problemen voordoen. Het belangrijkste knelpunt bij het beheer van cryptoapparatuur betreft de aansluiting tussen de administratieve systemen en het fysiek beheer. Dit vraagt om een extra inspanning in de voorbereiding op de redeployment.

De planning voor tellingen en inspecties is in 2009 niet volledig gehaald. Er zijn weliswaar beduidend meer tellingen uitgevoerd dan vorig jaar maar niet op alle locaties zijn de telplannen volledig uitgevoerd. De directeur van de Defensie Materieel Organisatie heeft alle commandanten aangeschreven om hem van de voortgang van de tellingen op de hoogte te houden.

Het meerjarig plan ter verbetering van het voorraadbeheer van het Kleding- en Persoonsgebonden Uitrusting-bedrijf van de Defensie Materieel Organisatie heeft in 2009 achterstand opgelopen als gevolg van de vertraagde invoering van de noodzakelijke geautomatiseerde ondersteuning. Er wordt in 2010 verder gewerkt aan ordelijk voorraadbeheer.

Een langlopend knelpunt bij de bedrijfsgroep IVENT betreft de betrouwbaarheid van de registratie van werkplekdiensten. Deze registratie is onder andere van belang voor de correcte doorbelasting van deze dienstverlening vanuit IVENT naar de defensieonderdelen. Voor de interne bedrijfsvoering is een goede registratie van werkplekken van belang voor het materieel- en configuratiebeheer. De betrouwbaarheid van de registratie van werkplekken was in 2009 nog niet aantoonbaar op orde. Met de defensieonderdelen is eind 2009 alsnog een vaste prijs overeengekomen. Een methode om de werkplekdiensten aan de defensieonderdelen te factureren op basis van aantallen accounts (gebruikers met een servicecontract) in plaats van aantallen fysieke werkplekken en gedifferentieerde tarieven is naar 2010 doorgeschoven.

Overige aspecten van de bedrijfsvoering

Na de samenvoeging van de bedrijfsgroepen binnen het Commando DienstenCentra in het kader van het geïntegreerde dienstverleningsconcept, zijn er acties gestart om meer eenheid te creëren. Een eerste resultaat is de in 2009 gerealiseerde geïntegreerde producten- en dienstencatalogus.

Door het (verder) ontwikkelen van basisadministraties en het programma SPEER wordt er binnen Defensie gewerkt aan de kwaliteit van de informatievoorziening. Hierbij bestaat duidelijke samenhang met de programma’s «Beter Verbeteren» en «Verbeteren stuur- en verantwoordingsinformatie». Een goede afstemming is van belang en is belegd bij de coördinatoren van de (deel)projecten.

Tekorten aan gekwalificeerd personeel en extra belasting van personeel door de vele ontwikkelingen op het gebied van financieel beheer en materieelbeheer, leggen druk op de bedrijfsvoering. Deze situatie wordt niet op korte termijn opgelost.

Personeelsbeheer

In 2008 is de digitalisering van de fysieke personeelsdossiers gerealiseerd. Hierbij is zichtbaar geworden dat de fysieke en digitale dossiers in een fors aantal gevallen niet aan de (wettelijke) eisen voldoet. Medio 2009 is daarom gestart met het opstellen van een plan van aanpak volledigheid en betrouwbaarheid personeelsdossiers. Ook zijn hierin acties voor herstel en borging opgenomen Vanaf 2010 wordt uitvoering gegeven aan dit plan. Eind 2009 is door de ADD een audit uitgevoerd naar de aanwezigheid van twee wettelijk verplichte documenten: een kopie van het identiteitsbewijs en een loonbelastingverklaring. Gebleken is dat in een fors aantal personeelsdossiers deze documenten ontbreken. Tevens zijn, om het proces aan de voorkant te verbeteren, stringente aanwijzingen gegeven aan de functionarissen die belast zijn met het aanstellen van personeel omtrent de dossiervorming bij binnenkomst.

Duurzame ontwikkeling

Het ministerie van Defensie neemt deel aan het programma Duurzame Bedrijfsvoering Rijksoverheid. Het programma richt zich op duurzaam inkopen en op duurzame huisvesting, faciliteiten en mobiliteit. In 2009 zijn de nodige inspanningen op dit gebied verricht zoals het inkopen van duurzame energie en de nieuwe rijksbrede aanbesteding van civiele dienstauto’s. Daarnaast is er geïnvesteerd in de verdere bewustwording en de planning van concrete activiteiten in 2010.

Milieu

De rapportage van de milieubelasting over 2009 is de eerste onder de Duurzaamheidsnota 2009. Bij het verzamelen van de milieugegevens is gebleken dat er zich voor enkele gegevens over het energieverbruik zeer grote afwijkingen ten opzichte van de voorgaande jaren voordeden. Hiervoor zijn in de korte tijd tussen de ontvangst van de gegevens en de opstelling van het jaarverslag geen sluitende verklaringen gevonden. Hierdoor is het niet mogelijk betrouwbare uitspraken te doen over de mate van doelbereiking van de maatregelen op het gebied van energieverbruik, de uitstoot van kooldioxide, de uitstoot van stikstofoxiden, de uitstoot van zwaveldioxiden, de uitstoot van koolmonoxide en de energie-efficiency van gebouwen.

De doelbereiking bij de overige maatregelen laat een licht positief beeld zien.

Met betrekking tot geluid ligt de realisatie op schema. Bij de doelstellingen over gevaarlijke stoffen, luchtkwaliteit, milieuzorg tijdens oefeningen en operaties en het materieelkeuzeproces, gaat het om doelstellingen die permanent actie vereisen. Deze acties zijn en worden ondernomen. Voor externe veiligheid ligt Defensie op schema voor het bereiken van de doelstelling in 2012.

Bij het bodemonderzoek en -saneringsprogramma loopt Defensie nog steeds voor op de doelstellingen. Hier dient echter gewaakt te worden dat het realisatietempo niet te laag wordt om de doelstelling aan het einde van de periode te halen.

Het drinkwaterverbruik is licht gestegen ten opzichte van 2008.

De realisatie van de afvaldoelstellingen bevindt zich conform planning in de onderzoeksfase. Ondanks dat is de hoeveelheid afval die Defensie produceert, gedaald ten opzichte van 2008. Vooral bij het gevaarlijk afval is een sterke daling te zien. Vergeleken met de jaren 2002 tot en met 2006 bevindt de huidige afvalproductie zich nog op een vrij hoog niveau.

De biodiversiteitsdoelstelling op oefenterreinen ligt nog voornamelijk in de toekomst. Overigens is het natuurbeheer op defensieterreinen al van een zeer goed niveau. Voor wat betreft onderwatergeluid is Defensie onverminderd actief gebleven. Er is op deze doelstelling goede voortgang te melden.

Bij de bedrijfsvoering staat de invoering van gecertificeerde milieumanagementsystemen centraal. Hier is goede voortgang geboekt. De certificaten die Defensie al had, zijn behouden. Dit is geen vanzelfsprekendheid. Bovendien heeft de Koninklijke marine in 2009 haar milieumanagementsysteem extern gecertificeerd. Dit is een zeer goede prestatie. De realisatie van de doelstelling ligt daarmee op schema.

In bijlage 6 «Milieu» is nadere informatie over de milieuprestaties en over de realisatie van de milieudoelstellingen opgenomen.

Vermindering van de bureaucratie

In 2009 zijn er vanuit het oogpunt van vereenvoudiging en afschaffing van overbodige, onnodig ingewikkelde en/of belemmerende regelgeving, diverse aanwijzingen ingetrokken. Deze zijn opgenomen in onderstaand overzicht.

Aanwijzingen

Procedure behandeling rapporten van de Defensie Accountantsdienst (DEFAC)

Besluit gevoelig materieel 2005

Geïntegreerde Verplichtingen Kas Kosten Administratie (GVKKA) autorisaties

Handleiding bij de Regeling overlegprocedure bij reorganisaties voor een reorganisatie die betrekking heeft op diensteenheden bij meerdere defensieonderdelen

Eenvormige procedure voor het instellen van huishoudelijke onderzoeken

Melding bijzondere gebeurtenissen

Melding van stralingsongevallen

Publicatie van dienststukken op intranet

Vacatiegeldenbesluit 1988

Regeling maximumbedragen vacatiegeld 2004

Regeling vacatiegelden vakbondsvertegenwoordigers

De Wet politieregisters en alle achterliggende besluiten en reglementen

Aanbevelingen Algemene Rekenkamer

In onderstaand overzicht wordt ingegaan op de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag van 2008 en de maatregelen die zijn genomen om de geconstateerde tekortkomingen te voorkomen. De aanbevelingen hebben betrekking op financieel beheer, materieelbeheer, financiële administratie, kwaliteit van de informatievoorziening en de bedrijfsgroep IVENT.

Aanbevelingen Maatregelen
Financieel beheer  
Het beheer van verplichtingen en uitgaven De onvolkomenheden in het financieel beheer worden ondervangen door het Meerjarig Verbeterplan Financieel Beheer. Er zijn afzonderlijke maatregelen genomen om de kwaliteit van de e-mailreply en het proces van Europese aanbestedingen verder op orde te krijgen.
Materieelbeheer  
Materieelbeheer bij crisisbeheersingsoperaties Bij het opstellen van het normenkader (eind 2008) is rekening gehouden met de bijzondere situatie in het uitzendgebied. Bij iedere hand over/take over heeft controle van het materieel plaats.
Beheer van wapens, munitie, crypto en overig materieel Het meerjarig verbeterplan Professionaliseren Materieelbeheer Defensie ondervangt de onvolkomenheden in het materieelbeheer. In 2009 is de aandacht in het bijzonder uitgegaan naar het wapen- en munitiebeheer.
Beheer centrale voorraden bij het Kleding- en Persoonsgebonden Uitrusting-bedrijf Om de onvolkomenheden in het voorraadbeheer bij het Kleding- en Persoonsgebonden Uitrusting-bedrijf op te lossen is een meerjarig plan opgesteld. Door IV-problemen is de uitvoering in 2009 vertraagd.
Financiële administratie  
Financieel administratiesysteem FINAD In 2009 is veel aandacht besteed aan de inrichting en het autorisatiebeheer van FINAD om de startproblemen weg te werken en het systeem te stabiliseren. Mede in het kader van het Meerjarig Verbeterplan Financieel Beheer wordt er in 2010 gewerkt aan een verdere verbetering van de financiële administratie.
Financiële administratie (registratie verplichtingen en saldibalansposten) Het oplossen van de onvolkomenheden in de registratie van verplichtingen en saldibalansposten maakt onderdeel uit van het Meerjarig Verbeterplan Financieel Beheer.
Informatievoorziening  
Kwaliteit informatievoorziening materieeladministratiesystemen In 2009 zijn in het kader van het meerjarig verbeterplan Professionaliseren Materieelbeheer Defensie plannen opgesteld voor het schonen van de data. Door middel van het themaprogramma informatievoorziening wordt binnen het verbeterplan de aandacht gericht op de invulling van de kwaliteit, de inhoud en het beheer van de informatiesystemen.
Kwaliteit informatievoorziening personeelsadministratiesystemen In 2009 is het Control Framework Personele Functiegebied nader geïmplementeerd. Daarin zijn de volgende maatregelen getroffen:• De datakwaliteit van het personele functiegebied is een continu aandachtspunt.• Bij Diensten Centrum Human Resources (DCHR) is een sectie Financiën en Control opgericht om de taken die voortvloeien uit het Framework uit te voeren.• Als onderdeel van de monitoring levert DCHR rapportages aan waarin de voortgang van controles regulier wordt gemeld.• Als sluitstuk van de beheersingsmaatregelen zijn de sanctiemaatregelen P&O-processen vastgesteld en breed gecommuniceerd en geïmplementeerd.Naast het framework is recent een plan van aanpak voor de volledigheid en betrouwbaarheid van de personeelsdossiers vastgesteld. Diverse activiteiten zijn nu inmiddels in uitvoering. Een van de activiteiten betreft maatregelen om het autorisatiebeheer te verbeteren.
Bedrijfsgroep IVENT  
Financieel beheer Bedrijfsgroep IVENT In 2009 is veel aandacht besteed aan het inkoopproces, inclusief de Europese aanbesteding. Voorts is in 2009 een financieel afsprakenkader tussen de staf van het Commando DienstenCentra en de bedrijfsgroep IVENT opgesteld met betrekking tot de wijze van verrekening over de kas/verplichtingen organisaties die sinds oktober 2008 deel uitmaken van de bedrijfsgroep. Door middel van het programma Beheer op Orde 2010 worden de nog openstaande punten opgepakt.
Voorraad- en materieelbeheer Bedrijfsgroep IVENT Het programma Best In CLASS Logistics (BICL) ter verbetering van het materieelbeheer is afgerond. De aanbevelingen van het programma professionaliseren materieelbeheer worden opgepakt door middel van het project Ordelijk Materieelbeheer en Ingericht Assortimentsmanagement (OMNIA). De doelstelling om een solide basis voor doorbelasting door middel van de PxQ verrekening te verkrijgen, is ondergebracht bij het programma Beheer op Orde 2010.
Betrouwbaarheid informatievoorziening Bedrijfsgroep IVENT De tekortkomingen worden ondervangen door de lopende programma’s Optimalisatie Equipment Rooms en Verplaatsen Equipment Rooms (OEVER) en Verbetering EDP Maatregelen (VEM).

De aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer zijn in 2009 overwegend voortvarend opgepakt, waardoor het beheer op onderdelen aantoonbaar is verbeterd. De inspanningen hebben nog niet in alle gevallen tot de gewenste vooruitgang geleid. Inmiddels is de projectorganisatie volledig operationeel. Dit is mede het gevolg van vertragingen in de vulling van de clusters financieel beheer en materieelbeheer. In 2010 wordt verder invulling gegeven aan de meerjarige verbeterplannen, programma’s en maatregelen op het gebied van financieel beheer, materieelbeheer en informatievoorziening. Waar nodig worden aanvullende maatregelen ontwikkeld.

C. JAARREKENING

7. DEPARTEMENTALE VERANTWOORDINGSSTAAT

Departementale verantwoordingsstaat 2009 van het ministerie van Defensie (X)

Bedragen in EUR 1000
    (1) (2) (3)=(2)-(1)
Artikel Omschrijving Oorspronkelijk vastgestelde begroting (inclusief Nota van wijziging) Realisatie Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
    Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten Verplichtingen1 Uitgaven1 Ontvangsten Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
TOTAAL   8 467 899 531 543   8 732 619 466 928   264 720 – 64 615
                     
Beleidsartikelen   6 700 059 520 441   7 098 789 455 418   398 730 – 65 023
                     
20 Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties 326 100 326 100 1 407 351 258 360 093 20 494 25 158 33 993 19 087
21 Commando zeestrijdkrachten 599 530 625 395 23 887 644 982 638 348 13 613 45 452 12 953 – 10 274
22 Commando landstrijdkrachten 1 435 945 1 351 361 18 215 1 392 558 1 371 357 17 382 – 43 387 19 996 – 833
23 Commando luchtstrijdkrachten 732 016 716 963 8 671 679 404 729 984 9 970 – 52 612 13 021 1 299
24 Commando Koninklijke marechaussee 400 358 386 130 5 000 399 720 407 274 8 301 – 638 21 144 3 301
25 Defensie Materieel Organisatie 2 541 856 2 285 110 398 006 2 180 072 2 425 640 300 240 – 361 784 140 530 – 97 766
26 Commando DienstenCentra 1 007 580 1 009 000 65 255 1 274 914 1 166 093 85 418 267 334 157 093 20 163
                     
Niet-beleidsartikelen   1 767 840 11 102   1 633 830 11 510   – 134 010 408
                     
70 Geheime uitgaven 2 203 2 203 0 2 245 2 245 0 42 42 0
80 Nominaal en onvoorzien 81 636 81 636 0 0 0 0 – 81 636 – 81 636 0
90 Algemeen 1 694 502 1 684 001 11 102 1 656 817 1 631 585 11 510 – 37 685 – 52 416 408

1 De bedragen zijn steeds afgerond naar boven (op € 1 000)

De financiële en niet-financiële toelichting op de departementale verantwoordingsstaat is opgenomen in het beleidsverslag.

8. DE SALDIBALANS

Saldibalans per 31 december 2009 (bedragen x € 1 000)
1) Uitgaven ten laste van de begroting 8 732 615   2) Ontvangsten ten gunste van de begroting 466 926
3) Liquide middelen 23 799   4a) Rekening-courant RHB 8 269 041
4) Rekening-courant RHB 0   6) Ontvangsten buiten begrotingsverband 134 602
5) Uitgaven buiten begrotingsverband 114 155        
7) Openstaande rechten 0   7a) Tegenrekening openstaande rechten 0
8) Extra-comptabele vorderingen 791 012   8a) Tegenrekening extra-comptabele vorderingen 791 012
9a) Tegenrekening extra-comptabele schulden 0   9) Extra-comptabele schulden 0
10) Voorschotten 2 458 307   10a) Tegenrekening voorschotten 2 458 307
11a) Tegenrekening garantieverplichtingen 0   11) Garantieverplichtingen 0
12a) Tegenrekening openstaande verplichtingen 5 746 912   12) Openstaande verplichtingen 5 746 912
13) Deelnemingen 0   13a) Tegenrekening deelnemingen 0
  Totaal 17 866 800     Totaal 17 866 800

Toelichting behorende bij de saldibalans van het ministerie van Defensie per 31 december 2009 (alle bedragen x € 1 000).

ad 3. Liquide middelen.

Het saldo op de saldibalans bedraagt € 23 799 en bestaat uit de volgende saldi:

Kasbeheerders 16 619
Concernrekeningen 0
Valutarekeningen 7 180
Totaal 23 799

De verdeling is als volgt:

Kas 8 555
Bank 15 244
Totaal 23 799

ad 5. Uitgaven buiten begrotingsverband (Derdenrekeningen vordering).

Het saldo op de saldibalans bedraagt € 114 155.

Als criterium voor de toelichting van vorderingen geldt een grensbedrag van € 10 000 (alle bedragen x € 1 000).

Commando DienstenCentra

Dit betreft een contract met de bedrijfsgroep IVENT inzake salariskosten, waarvan € 58 959 te ontvangen was per 31-12-2009. Intussen is in 2010 € 6 000 ontvangen. Het resterende bedrag wordt naar verwachting in de loop van 2010 ontvangen.

Commando landstrijdkrachten

Een contract van € 12 600 betreft de verrekening van de maandelijkse salariskosten van het Nederlands defensiepersoneel werkzaam bij het Amerikaanse Army Garrison Schinnen in Limburg. De achterstand in het vorderingsproces die we vorig jaar meldden was eind 2008 reeds ingehaald, maar door de grote indiening van vorderingen bij de Verenigde Staten is daar nu een achterstand ontstaan. Toegezegd is dat die met voorrang de komende maanden zal worden ingehaald.

Uitgaven buiten begrotingsverband, groter dan € 2 000, gedaan in 2008 of eerder en die in 2009 nog niet werden terugontvangen (alle bedragen x € 1 000).

Commando Koninklijke marechaussee

Een contract van € 2 100 betreft de verrekening van de kosten van het CKmar inzake het terug vervoeren van diegenen die geen toegang krijgen tot Nederland. De Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND) vordert de kosten die de overheid gemaakt heeft terug bij de vervoerders en vergoedt vervolgens Defensie voor hun aandeel in de kosten. Dit proces verloopt zeer moeizaam. Komend jaar moet duidelijk worden wat de IND gaat doen om de luchtvaartmaatschappijen te laten betalen en het CKmar dient dan zijn plan te trekken.

ad 6. Ontvangsten buiten begrotingsverband (Derdenrekeningen schuld).

Het saldo op de saldibalans bedraagt € 134 602.

Dit bedrag bestaat grotendeels uit af te dragen loonheffing en sociale lasten (€ 95 480), voor € 28 209 uit vooruitontvangen gelden van derden voor nog te maken uitgaven (de zogenaamde negatieve derdenrekeningen vorderingen) en het restant (€ 10 913) betreft gelden die aangehouden worden (bij onze kassiers) voor derden.

ad 7. Openstaande rechten.

Het saldo op de saldibalans is nihil.

Voor zover aanwezig zijn deze posten opgenomen onder het bedrag van extra-comptabele vorderingen. Er wordt hiervoor geen aparte administratie gevoerd.

ad 8. Extra-comptabele vorderingen.

Het saldo op de saldibalans bedraagt € 791 012 (alle bedragen x € 1 000).

Aard van de vordering Bedrag
Actief personeel 11 700
Baten-lastendiensten Defensie 54 230
Belastingdienst teruggaaf BTW 6 640
Centraal Militair Hospitaal/Militair Revalidatie Centrum 4 464
Diversen 40 236
Buitenlandse mogendheden 39 918
Lening Koninklijke Schelde Groep B.V. 20 420
Verkoop overtollige goederen 685 793
Subtotaal 863 401
Af: openstaand op rekeningen buiten begrotingsverband, derdenrekeningen 72 389
Balanssaldo extra-comptabele vorderingen 31-12-2009 791 012

Als criterium voor de toelichting van vorderingen geldt een grensbedrag van € 10 000 (alle bedragen x € 1 000).

Defensie Materieel Organisatie

Uit hoofde van bestaande verkoopcontracten inzake de verkoop van strategische goederen aan buitenlandse overheden heeft Defensie in de periode 2010 tot en met 2015 via de Dienst der Domeinen (ministerie van Financiën) nog een bedrag van € 685 793 tegoed. De Dienst der Domeinen draagt zorg voor de incasso en verrekent de ontvangen bedragen met Defensie.

Defensie Materieel Organisatie

Dit betreft een vordering, ingesteld in 2004, op de Koninklijke Schelde Groep B.V. van € 20 420 voor een verstrekt krediet. Dit krediet dient ter (gedeeltelijke) financiering van de investeringen (herinrichting/verhuizing) die noodzakelijk zijn voor een nieuwe bouwplaats voor marineactiviteiten op de locatie Sloegebied te Vlissingen. Dit krediet dient te worden terugbetaald in tien jaarlijkse termijnen, waarvan de eerste termijn is vervallen per 31-07-2009. De eerste termijn is niet betaald in 2009 en wordt in 2010 samen met de termijn van 2010 betaald.

Verdeling vorderingen naar ouderdom

De verdeling van de extra-comptabele vorderingen naar ouderdom is hieronder in een grafiek weergegeven waarbij de verkoop overtollige goederen van € 685 793 buiten beschouwing gelaten is daar het de verdeling zou verstoren.

Ouderdom vorderingen in miljoenen euro’s (ultimo 2009: € 105 219).

kst-32360-X-1-3.gif

Vorderingen groter dan € 2 000 die zijn ingesteld vóór 2008 (alle bedragen x € 1 000).

Bestuursstaf

Een vordering op de belastingdienst van € 3 591. Het betreft teruggaaf betaalde BTW op NAVO-investeringsprojecten. Defensie en Financiën beraden zich over de zaak.

ad 9. Extracomptabele schulden.

Het saldo op de saldibalans is nihil.

ad 10. Voorschotten.

Het saldo op de saldibalans bedraagt € 2 458 307.

De verdeling van de voorschotten naar ouderdom is vermeld in onderstaande tabel.

Alle voorschotten in vreemde valuta van voor 2008 staan tegen de maandkoers van december 2007 gewaardeerd en de voorschotten vanaf 2008 zijn gewaardeerd tegen de op het moment van verstrekking geldende maandkoers.

Jaar van ontstaan Bedragen x € 1 000
≤ 2005 223 769
2006 119 325
2007 206 419
2008 379 567
2009 1 529 227
Totaal 2 458 307

Van de verstrekte voorschotten van voor 1-1-2009 is in 2009 een bedrag verrekend van € 1 604 075. In 2009 zijn voorschotten verstrekt voor totaal € 1 543 059, waarvan in 2009 reeds € 13 832 werd verrekend. De totale mutatie in de voorschottenstand ten opzichte van 31-12-2008 komt daardoor op – € 74 848.

Als criterium voor de toelichting van voorschotten geldt een grensbedrag van € 100 000 (alle bedragen x € 1 000).

De declaraties van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds met betrekking tot de post-actieven zijn in 2009 voor een bedrag van € 972 667 betaald en in de financiële verantwoording 2009 als extra-comptabele voorschotten opgenomen.

Een voorschot van € 108 749 is verstrekt voor de productie en levering van NH-90-helikopters. Levering en verrekening van het verstrekte voorschot vindt plaats in de periode 2010 t/m 2013 en betreft nog niet bereikte mijlpalen.

Een voorschot van € 157 349 betreft de aanschaf van zes Chinook-helikopters. Levering en verrekening van het verstrekte voorschot vindt plaats in 2010.

ad 11. Garantieverplichtingen.

Het saldo op de saldibalans is nihil.

Voor de garantieverplichtingen wordt geen gescheiden administratie gevoerd. Aanwezige garantieverplichtingen worden opgenomen onder de balanspost «openstaande verplichtingen».

Per 31 december 2009 is er één openstaande garantie. Het betreft een overeenkomst met de Vereniging Verbond van Verzekeraars betreffende verzekerbaarheid personeel. De looptijd is onbepaald en er is geen gegarandeerd bedrag vastgesteld. De overeenkomst regelt de verhouding tussen Defensie en de Vereniging met als doel om de belemmeringen die defensieambtenaren in het maatschappelijk verkeer ondervinden als gevolg van uitsluitingsclausules bij levensverzekeringen, gekoppeld aan de financiering van een woning, weg te nemen. In 2009 zijn er geen aanspraken gemaakt.

ad 12. Openstaande verplichtingen (alle bedragen x € 1 000).

Het saldo op de saldibalans bedraagt € 5 746 912. De met termijncontracten afgedekte verplichtingen zijn opgenomen tegen de betreffende termijnkoers.

De niet op termijn afgedekte US$-verplichtingen zijn gewaardeerd tegen een koers van € 0,83.

Bij de nieuw aangegane verplichtingen is uitgegaan van de methode van het opnemen in de rekening van zowel de positieve als negatieve bijstellingen van oude verplichtingen.

Verplichtingen 1/1/2009 5 902 986
Aangegane verplichtingen in verslagjaar 8 980 549
Subtotaal 14 883 535
Tot betaling gekomen in verslagjaar 9 136 623
Openstaande verplichtingen per 31/12/2009 5 746 912

Als criterium voor de toelichting van openstaande verplichtingen geldt een grensbedrag van € 100 000 (alle bedragen x € 1 000).

Openstaande verplichtingen van € 320 600 betreffende het opstarten van de productielijn en de verwerving van twintig NH-90-helikopters. De hoofdleverancier is NAHEMA en de levering vindt plaats in 2010 tot en met 2014.

Openstaande verplichting van € 327 900 betreft de levering van 184 stuks Infanterie-gevechtsvoertuigen (IGV) inclusief munitie. De hoofdleverancier is Lands Systems Hägglunds AB uit Zweden; levering vindt plaats tot en met 2011, in 2010 en 2011 worden 64 voertuigen geleverd.

JSF, MoU PSFD. Met de MoU Production Sustainment and Follow-on Development wordt de samenwerking tussen Nederland en de USA en de zeven andere partnerlanden voortgezet. Deze MoU bezit een geldigheid van 45 jaar en heeft betrekking op productie, instandhouding en doorontwikkeling van de G-35 (JSF). De overeenkomst heeft tot doel de operationele inzetbaarheid van het toestel gedurende de gehele levensduur op doeltreffende en doelmatige wijze te garanderen. Het bevat onder meer afspraken over het management van het PSFD-programma en over de financiële, contractuele en industriële aspecten. De MoU leidt in de periode 2010 tot en met 2046 tot een bedrag van € 130 000 aan betalingen.

Vervanging F-16. Eerste Nederlandse testtoestel F-35, Long Lead Items + Aircraft + Engine. De openstaande verplichting van € 118 000 wordt in de periode 2010 tot en met 2011 betaald, levering wordt voorzien voor november 2011.

Openstaande verplichting van € 606 900 betreft de aanschaf van 200 groot pantserwielvoertuigen (Boxer) in diverse uitvoeringen inclusief toebehoren, documentatie voor training en reservedelen. Leveringen vinden plaats vanaf 2e kwartaal 2011 tot en met 2016.

Openstaande verplichting van € 222 700 betreft de aanschaf van vier patrouilleschepen en Integrated Logistic Support (ILS), te leveren door Damen Schelde Naval Shipyards (voorheen Schelde Marinebouw BV). Leveringen en betalingen vinden plaats vanaf 2010 tot en met 2012.

Een openstaande verplichting van € 277 600 betreft de aanschaf van een Joint Support Ship (JSS), te leveren door Damen Schelde Naval Shipyards. De betalingen vinden plaats in de periode 2010 tot en met 2014 en de levering staat gepland in 2014.

ad 13. Deelnemingen.

Het saldo op de saldibalans bedraagt nihil.

9. TOPINKOMENS

Op grond van artikel 6 van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (Stb. 2006, 95) is een overzicht opgenomen van medewerkers die in het verslagjaar meer verdiend hebben dan het gemiddelde belastbare loon van de ministers. Dit gemiddelde belastbare jaarloon is voor 2009 vastgesteld op € 188 000,–. (Voor 2008 was dit € 181 000,–).

Voor dit departement heeft de publicatieplicht betrekking op de navolgende functionarissen.

Bedragen in euro’s
Functie Belastbaar jaarloon 2008 Pensioenafdrachten en overige voorzieningen betaalbaar op termijn 2008 Totaal 2008 Belastbaar jaarloon 2009 Pensioen-afdrachten en overige voorzieningen betaalbaar op termijn 2009 Totaal 2009 Motivering Opmerkingen
Een burgermedewerker 0 0 0 206 925 33 264 240 189 Nabetaling salaris vanaf juli 2005 Betrokkene was ontslagen, maar is op grond van een rechterlijke uitspraak wederom aangesteld
Een vlieger 158 243 11 402 169 645 181 373 12 719 194 092 Vliegtoelage, afkoop studieschuld en 40-urige werkweek Inkomsten betreffen niet alleen salaris: vliegtoelage € 20 223, afkoop studieschuld € 106 633 en 40-urige werkweek € 3 340
Militair op internationale functie 148 148 24 456 172 604 164 585 25 890 190 475 Diensttijdgratificatie, garantievliegtoelage en 40-urige werkweek Inkomsten betreffen niet alleen salaris: diensttijdgratificatie € 25 271, garantievliegtoelage € 15 459 en 40-urige werkweek € 7 643

BATEN-LASTENDIENSTEN

10. DE SAMENVATTENDE VERANTWOORDINGSSTAAT BATEN-LASTENDIENSTEN

Bedragen x € 1 000
    1 2 3=2–1
  Omschrijving Oorspronkelijke vastgestelde begroting Realisatie Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
01 Baten-lastendienst Defensie Telematica Organisatie      
  Totale baten 359 102 404 593 45 491
  Totale lasten 358 722 417 426 58 704
  Saldo van baten en lasten 380 – 12 833 – 13 213
         
  Totale kapitaalontvangsten 60 000 32 519 – 27 481
  Totale kapitaaluitgaven 111 512 99 000 – 12 512
         
         
02 Baten-lastendienst Dienst Vastgoed Defensie      
  Totale baten 231 572 285 912 54 340
  Totale lasten 231 572 282 876 51 304
  Saldo van baten en lasten 0 3 036 3 036
         
  Totale kapitaalontvangsten 85 900 15 421 – 70 479
  Totale kapitaaluitgaven 90 197 19 924 – 70 273
         
03 Baten-lastendienst Paresto      
  Totale baten 123 863 117 308 – 6 555
  Totale lasten 122 863 116 585 – 6 278
  Saldo van baten en lasten 1 000 723 – 277
         
  Totale kapitaalontvangsten 1 310 10 – 1 300
  Totale kapitaaluitgaven 2 262 7 165 4 903

11. BATEN-LASTENDIENST DEFENSIE TELEMATICA ORGANISATIE

Balans per 31 december 2009

Bedragen x € 1 000
Omschrijving Stand 31-12-2009 Stand 31-12-2008
Activa    
Immateriële activa 3 532 5 307
Materiële activa    
– gebouwen en terreinen 20 909 21 807
– machines en installaties 11 348 12 439
– computerapparatuur 73 116 83 048
– overige bedrijfsmiddelen 3 243 3 755
Voorraden 3 604 3 551
Debiteuren 56 666 31 352
Nog te ontvangen/overlopende activa 35 859 27 811
Liquide middelen 15 024 38 265
Totaal activa 223 301 227 335
Passiva    
Eigen vermogen    
– exploitatiereserve 12 064 16 612
– verplichte reserve    
– onverdeeld resultaat – 12 833 – 4 548
Subtotaal eigen vermogen – 769 12 064
     
Leningen bij het ministerie van Financiën 78 678 80 718
Voorzieningen 5 890 4 748
Crediteuren 58 844 19 703
Nog te betalen/overlopende passiva 80 657 110 102
Totaal passiva 223 301 227 335

Eigen vermogen

Het saldo van de baten en lasten over 2009 bedraagt € 12,833 miljoen negatief. Dit resultaat is verwerkt in het Eigen vermogen.

Op basis van 5 procent van de gemiddelde jaaromzet van de afgelopen drie jaar bedraagt het maximaal eigen vermogen € 19,03 miljoen. Het vermogen mag niet negatief zijn. Na verwerking van het resultaat 2009 is het eigen vermogen € 0,77 miljoen negatief. Overeenkomstig de Regeling voor baten-lastendiensten wordt het vermogenstekort binnen een jaar aangevuld door het moederdepartement.

Voorzieningen

De verloopstaat voor de voorzieningen

Bedragen x € 1 000
  Stand 31-12-2008 Dotaties 2009 Vrijval 2009 Onttrekkingen 2009 Stand 31-12-2009
Wachtgelduitkeringen 2 841 2 810 0 – 1 030 4 621
FPU 57+ 1 907 245 0 – 883 1 269
Totaal aan voorzieningen 4 748 3 055 0 – 1 913 5 890

Toelichting voorzieningen

De voorzieningen zijn per 31 december 2009 geactualiseerd. Als gevolg daarvan heeft een dotatie aan de voorziening FPU en wachtgelden plaatsgevonden. De voorziening is gewaardeerd tegen contante waarde. De gehanteerde rekenrente is vastgesteld op basis van de wettelijke rente 2009 (4 procent). De onttrekking van € 1,9 miljoen betreft betalingen aan voormalig personeel (FPU en wachtgeld).

Leningen bij het ministerie van Financiën (langlopend)

(Bedragen x € 1 000)
  Stand 31-12-2009 Stand 31-12-2008
Vermogensconversielening 13 306 14 006
Investeringsleningen 65 372 66 712
Totaal leningen 78 678 80 718

Toelichting leningen

De leningen zijn opgenomen voor het financieren van investeringen.

Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2009

Bedragen x € 1 000
  1 2 3=2–1  
  Oorspronkelijke vastgestelde begroting Realisatie Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting Realisatie 2008
Baten        
Opbrengst moederdepartement 323 519 359 867 36 348 343 538
Opbrengst overige departementen 35 549 44 520 8 971 34 780
Opbrengst derden 34 206 172 170
Rentebaten 0 0 0 1 998
Bijzondere baten 0 0 0 0
Totaal baten 359 102 404 593 45 491 380 486
Lasten        
Apparaatskosten        
– personele kosten 192 800 229 069 36 269 186 543
– materiële kosten 111 250 135 582 24 332 120 386
Rentelasten 6 552 5 697 – 855 6 473
Afschrijvingskosten        
– materieel 45 000 41 657 – 3 343 68 875
– immaterieel 3 120 2 366 – 754 2 470
Overige lasten        
– dotaties voorzieningen 0 3 055 3 055 287
– bijzondere lasten 0 0 0 0
Totaal lasten 358 722 417 426 58 704 385 034
Saldo van baten en lasten 380 – 12 833 – 13 213 – 4 548

Algemeen

De realisatie van de DTO-uitgaven wordt vergeleken met de oorspronkelijk vastgestelde begroting 2009. In de oorspronkelijke begroting is de samenvoeging van DTO met Joint CIS Group en het Dienstencentrum IV-beheer (DCIVB), inclusief overname van de contracten DCIVB (marktkosten), niet verwerkt. Dit betekent dat zowel bij de baten als bij de lasten, verschillen zijn te constateren met de realisatie.

Opbrengst moederdepartement

In de ontwikkeling van de omzet ten opzichte van de begroting is een aantal deels tegengestelde bewegingen waar te nemen. De begroting hield rekening met een gelijkblijvende organisatie, de werkelijkheid laat sterke groei zien. Substantieel hogere omzet wordt verkregen door uitbreidingen in functionaliteiten als gevolg van de samenvoeging van BG IVENT. Zo is van BGIV de omzetcategorie Marktkosten (€ 70 miljoen) opgenomen. Dit betreffen ingekochte diensten van de private markt, die direct doorbelast worden aan de klantbudgetten en als omzet verantwoord worden.

Een tegengestelde ontwikkeling is het tekort in toegewezen budget werkplekdienst (– € 3 miljoen) en vaste telefonie (– € 17 miljoen). Ook is intern Defensie door middel van versobering van de bedrijfsvoering en vraag- en aanboddemping gestuurd om de kosten voor informatievoorziening voor Defensie verder omlaag te brengen. Dit uit zich vooral in de doelmatigheidsindicatoren.

Opbrengst overige departementen

Er is een stijging in de opbrengsten bij de overige departementen gerealiseerd door aanzienlijke inspanningen voor het verkrijgen van opdrachten die aansluiten bij het reguliere producten- en dienstenaanbod. IVENT beschouwt deze verkoopresultaten op de tweedenmarkt als een positieve ontwikkeling voor de toekomst.

Opbrengst derden

Een klein deel van de dienstverlening wordt verleend aan de NAVO en haar partners. Deze dienstverlening is ten opzichte van het niveau van 2008 fors gestegen. De grote posten betreffen vooral het regulier onderhoud voor netwerken (€ 0,80 miljoen) en dragerdiensten (€ 0,35 miljoen). Daarnaast worden er telefoonkosten en diverse kleine posten in rekening gebracht.

Personele kosten

In 2009 is grip gehouden op de personele lasten van eigen medewerkers. De ten opzichte van de begroting stijgende personele lasten van DTO-medewerkers worden hoofdzakelijk veroorzaakt door de verwerking van contractloonstijgingen. De kosten van inhuur zijn in 2009 toegenomen ten opzichte van de oorspronkelijke begroting. De samenvoeging en de capaciteit die daarmee gemoeid was, is van grote invloed geweest op vele bedrijfsvoeringaspecten. Daarnaast zijn onder inhuur dit jaar ook verantwoord de inhuurkrachten ten behoeve van klanten waar de DTO een in- en verkoop faciliterende rol vervult (investeringsprojecten).

Materiële kosten

Bedragen x € 1 000
  Begroting Realisatie Verschil realisatie en oorspronkelijk vast-gestelde begroting
Directe kosten 49 200 68 223 19 023
Huisvestingskosten 10 700 10 047 – 653
Kantoorkosten 3 500 1 846 – 1 654
Verkoopkosten 600 127 – 473
Algemene kosten 3 600 18 079 14 479
Kosten hard- en software 43 650 37 260 – 6 390
Totaal materiële kosten 111 250 135 582 24 332

Bij de samenvoeging van de organisatie is een achterstand in de betalingen van de kas/verplichtingendelen van € 15,8 miljoen overgenomen, welke door de DTO is betaald en doorbelast. Dit is verantwoord onder de algemene kosten. De belangrijkste reden voor de toegenomen directe kosten zijn de overgenomen concernoverheadkosten van de overgenomen bedrijfsonderdelen. Deze bedragen ongeveer € 7,0 miljoen. Het bleek niet mogelijk deze kosten door te belasten naar de kas/verplichtingen-gefinancierde delen van de organisatie. Verder waren de directe kosten in 2009 hoger doordat in de begroting de kosten voor kantoormachines, telefoon en telefoonapparatuur deels onder kantoorkosten waren geraamd.

In de kosten voor hard- en software is het effect van het uitstellen van vervangingen, doelmatig inkopen en aflopende onderhoudscontracten zichtbaar.

Resultaat

Het saldo van de baten en lasten bedraagt € 12,8 miljoen negatief. Dit resultaat is verwerkt in het eigen vermogen. Het negatieve resultaat wordt veroorzaakt door dalende budgetten bij de klanten, tegenvallende vraagdemping en te hoge kosten voor de werkplekdiensten en telefonie.

Kasstroomoverzicht 2009

Bedragen x € 1 000
    1 2 3=2–1
    Oorspronkelijke vastgestelde begroting Realisatie Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening-courant RHB 1 januari 2009 + stand depositorekeningen 46 433 38 265 – 8 168
         
2. Totaal operationele kasstroom 48 500 43 240 – 5 135
         
  Totaal investeringen (-/-) – 60 000 – 30 334 29 666
  Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) 0 519 519
3. Totaal investeringskasstroom – 60 000 – 29 815 30 185
         
  Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) 0 0 0
  Eenmalige storting door het moederdepartement (+) 0 0 0
  Aflossingen op leningen (-/-) – 51 512 – 68 666 – 17 154
  Beroep op leenfaciliteit (+) 60 000 32 000 – 28 000
4. Totaal financieringskasstroom 8 488 – 36 666 – 45 154
         
5. Rekening-courant RHB 31 december 2009 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4) 43 241 15 024 – 28 397

Operationele kasstroom

In de operationele kasstroom is het effect van het negatieve resultaat ruim gecompenseerd door de lagere afschrijvingen en het toegenomen gebruik van leverancierskredieten (toename crediteuren).

Investeringskasstroom

De gerealiseerde investeringen liggen in lijn met vorig jaar.

Financieringskasstroom

In 2009 is een lager beroep gedaan op de leenfaciliteit dan oorspronkelijk begroot. De aflossingen op leningen bij het ministerie van Financiën over het jaar 2009 zijn lager dan in de begroting is aangegeven, maar wel hoger dan in 2008.

Doelmatigheidsparagraaf

Doelmatigheidsindicatoren c.q. kengetallen per 31 december 2009
Omschrijving generieke deel    
  2005 2006 2007 2008 2009
Leverbetrouwbaarheid Service Level Agreements     78,8% 84,7% 87,8%
Oplossend vermogen Service Desk Defensie     58,7% 76,3% 75,6%
Tijdigheid klachtafhandeling     71,8% 67,0% 89,9%
Opdrachtgeverstevredenheid     71,7% 74,0% 72,8%
           
Vte’s totaal         2 178
– Burgers         2 056
– Militairen         122
Omschrijving specifiek deel          
  2005 2006 2007 2008 2009
Kostprijs per werkplek (norm)     100% 99% 98%
Kostprijs per werkplek (realisatie)       92% 87%
Omzet categorie Generiek (in € miljoen)       243,9 240,3
Omzet categorie Specifiek (in € miljoen)       134,5 162,8

In 2009 is de operationele doelmatigheid tot uiting komen in de kwaliteit van de IV-voorziening (inclusief de klantwaardering en eindgebruikers) en door de leverbetrouwbaarheid Service Level Agreements. De Kritische Prestatie Indicatoren scoren gemiddeld 79 procent (ruim boven de norm van 75 procent).

Het personeels- en arbeidsplaatsenbestand van het baten-lastendeel is voor het eigen personeel beneden de grenzen van het dubbelslot baten-lastendienst gebleven. De gemiddelde bezetting is 2 178 vte’s eigen personeel.

Als indicator voor de ontwikkeling van de doelmatigheid wordt de prijs per werkplek gebruikt. De prijs per werkplek voor 2007 is gesteld op 100 procent. De daling van de kostprijs per werkplek komt door verhoging van de efficiency. Daarnaast is de jaarlijkse indexering van het gemiddelde tarief per werkplek niet toegepast. Deze maatregelen hebben bijgedragen tot een daling van elf procent ten opzichte van de begroting.

In 2009 is de indeling van de omzetcategorieën aangepast. De omzet bestaat voor het grootste gedeelte uit de ontvangsten voor de geleverde producten en diensten, die zijn opgenomen in de Producten- en Dienstencatalogus. De categorie Generiek bestaat onder andere uit de omzetcategorieën werkplekdiensten, connectivity en handelsgoederen. De categorie Specifiek bestaat onder andere uit advies en applicaties, hosting ERP, hosting MF en applicatie hosting.

12. BATEN-LASTENDIENST DIENST VASTGOED DEFENSIE (DVD)

Balans per 31 december 2009

Bedragen x € 1 000
Omschrijving Stand 31-12-2009 Stand 31-12-2008
Activa    
Immateriële activa 0 0
Materiële activa    
– grond en gebouwen 118 848 109 605
– gebouwen in aanbouw 45 795 44 182
– transportmiddelen 3 620 3 290
– overige 783 883
Vlottende activa    
Onderhanden werk 14 885 9 293
Debiteuren 308 471
Vorderingen op moederdepartement 503 1 933
Overlopende activa 30 447 15 034
Liquide middelen 32 362 57 464
Totaal activa 247 551 242 155
Passiva    
Eigen vermogen    
– exploitatiereserve 10 103 15 054
– verplichte reserve 0 0
– onverdeeld resultaat 3 036 – 4 951
Leningen bij het ministerie van Financiën 163 609 152 602
Voorzieningen 11 395 14 232
Crediteuren 13 258 12 846
Schulden aan moederdepartement 395 669
Overlopende passiva 45 755 51 703
Totaal passiva 247 551 242 155

Onderhanden werk

Het onderhanden werk omvat de kosten van lopende projectfasen van nieuwbouwprojecten waarvan nog geen opbrengst is genomen.

Eigen vermogen

Het saldo van baten en lasten wordt toegevoegd aan het eigen vermogen. Op basis van vijf procent van de gemiddelde jaaromzet van de afgelopen drie jaar bedraagt het eigen vermogen maximaal € 12,9 miljoen. De stand aan het eind van 2009 bedraagt € 13,1 miljoen.

Voorzieningen

Bedragen x € 1 000
  Stand 31-12-2008 Dotaties 2009 Vrijval 2009 Onttrekkingen 2009 Stand 31-12-2009
Garantieverplichtingen 1 534 1 059 – 849 – 1 254 490
Wachtgelduitkeringen 8 907 3 634 – 2 805 – 1 393 8 343
FPU 57+ voorziening 3 791 0 0 – 1 229 2 562
Totaal aan voorzieningen 14 232 4 693 – 3 654 – 3 876 11 395

Toelichting voorzieningen

De voorziening garantieverplichtingen dient ter dekking van aansprakelijkheidsrisico’s met inbegrip van de beroepsaansprakelijkheid. De vrijval heeft met name betrekking op het alsnog doorbelasten aan het moederdepartement. Naast nieuwe aanspraken op garanties zijn voor een aantal projecten ook de geschatte bedragen verhoogd.

De voorziening wachtgelduitkeringen dient ter dekking van de verplichtingen voortvloeiend uit de wachtgeldaanspraken van voormalige medewerkers. In 2009 is de berekening van de voorziening gewijzigd. Tot eind 2008 is gerekend met de volle meerjarige aanspraak op wachtgeld en kosten voor herplaatsers, vanaf 2009 is rekening gehouden met het verwachte uitbetalingspercentage. In 2009 zijn drie personeelsleden als nieuwe herplaatsten aangemeld en zijn twee medewerkers die in dotaties van 2007 niet zijn meegenomen alsnog meegenomen.

Met de defensiebrede reorganisatie in 2004 is aan medewerkers van 57 jaar en ouder de mogelijkheid geboden om onder bepaalde voorwaarden Defensie te verlaten. De onttrekking betreft de daadwerkelijke uitgaven FPU 57+ regeling.

Van de gehele voorziening is € 3,1 miljoen langlopend en € 8,3 miljoen kortlopend.

Leningen bij het ministerie van Financiën

Bedragen x € 1 000
  Stand 31-12-2009 Stand 31-12-2009
Vermogensconversielening 5 615 5 760
Investeringsleningen 157 994 146 842
Totaal leningen 163 609 152 602

Toelichting leningen

Met de leningen van het ministerie van Financiën worden de materiële vaste activa gefinancierd. De looptijden van de leningen worden afgesloten in overeenstemming met de economische levensduur van de materiële vaste activa. De vermogensconversielening loopt tot 2038 met een rente van vijf procent. De overige leningen hebben een looptijd variërend van drie jaar tot ongeveer vijftig jaar tegen rentepercentages variërend van 3,2 procent tot 5,6 procent.

Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2009

Bedragen x € 1 000
  1 2 3=2–1  
  Oorspronkelijke vastgestelde begroting Realisatie Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting Realisatie 2008
Baten        
Opbrengst moederdepartement 88 700 120 935 32 235 111 592
Opbrengst inzake programmafacturen instandhouding 131 000 145 882 14 882 137 229
Opbrengst huisvesting 11 072 8 714 – 2 358 4 733
Opbrengst overige departementen 200 517 317 383
Opbrengst derden 400 57 – 343 217
Mutatie onderhanden werk 0 5 592 5 592 – 785
Rentebaten 200 5 – 195 622
Rentebaten huisvestingsactiviteiten 0 0 0 1 462
Vrijval uit voorzieningen 0 3 654 3 654 360
Bijzondere baten 0 556 556 1 452
Totaal baten 231 572 285 912 54 340 257 265
Lasten        
Apparaatskosten        
– personele kosten 67 700 99 450 31 750 83 256
– uitbesteding 3 000 3 640 640 2 578
– materiële kosten 14 200 13 400 – 800 13 456
– programmagelden instandhouding 131 000 146 917 15 917 149 800
Rentelasten investeringen DVD 1 400 1 474 74 1 402
Rentelasten huisvestingsactiviteiten Defensie 8 825 6 074 – 2 751 4 208
Afschrijvingskosten        
– materieel 2 200 1 501 – 699 1 398
– materieel huisvestingsactiviteiten 2 247 2 475 228 1 401
– immaterieel 0 0 0  
Overige lasten        
– dotaties voorzieningen 1 000 4 694 3 694 3 475
– bijzondere lasten 0 3 251 3 251 1 242
Totaal lasten 231 572 282 876 51 304 262 216
Saldo van baten en lasten 0 3 036 3 036 – 4 951

Algemeen

De uitgaven over 2009 worden afgezet tegen de begroting voor 2009. Uitgangspunt bij deze begroting was dat de Directie Beveiliging Vastgoed (DBV) als onderdeel van de nieuw op te richten Defensie Beveiligings- en BewakingsOrganisatie (DBBO) deel zou gaan uitmaken van de Bedrijfsgroep Facility Services. Daarom zijn de cijfers van de DBV niet in de begroting opgenomen. Inmiddels is besloten dat de DBBO onderdeel gaat vormen van de Bedrijfsgroep Vastgoed en wordt opgenomen bij de Dienst Vastgoed Defensie (DVD).

Opbrengst moederdepartement

De opbrengsten zijn ten opzichte van de begroting met € 32,2 miljoen gestegen tot € 120,9 miljoen. In de begroting zijn de cijfers van de DBV niet opgenomen (de begroting 2009 voor de DBV bedraagt € 29,7 miljoen).

Opbrengsten inzake programmafacturen instandhouding

De gerealiseerde omzet in 2009 bedraagt € 145,9 miljoen en overschrijdt hiermee de vastgestelde begroting van € 131,0 miljoen. Ten opzichte van de begroting bedraagt het verschil € 14,9 miljoen. De toename is te verklaren doordat er ten opzichte van de begroting een mutatie van € 9,1 miljoen is doorgevoerd. Tevens zijn er extra EPA gelden toegekend.

Opbrengsten huisvesting

Door de vertraging in uitvoering van de projecten met een leenfaciliteit zijn de opbrengsten lager dan begroot.

Opbrengsten overige departementen/derden

De opbrengsten overige departementen en opbrengsten derden moeten bij elkaar worden genomen.

Mutatie onderhanden werk

In de begroting is deze post op nihil gesteld. De positieve mutatie onderhanden werk hangt nauw samen met een toename van lopende (deel)opdrachten nieuwbouw aan het eind van het boekjaar en de wijziging van de berekening van de voorziening onderhanden werk. Het aantal verlieslatende projecten is gedaald ten opzichte van voorgaand jaar. Dit heeft geleid tot een vrijval van de voorziening van € 2,6 miljoen. De berekening van de voorziening onderhanden werk is niet gewijzigd.

Rentebaten

Doordat de dienstverleningsovereenkomsten laat zijn afgesloten, er voorfinanciering van de voorgeschoten nieuwbouw-programmagelden heeft plaatsgevonden en de marktrente laag is (tot zelfs 0 procent) over het positieve saldo van de rekening-courant met het ministerie van Financiën, heeft een sterke daling van de rentebaten plaatsgevonden.

Vrijval uit voorzieningen

Ten opzichte van de begroting is een deel van de voorziening vrijgevallen, onder andere omdat rekening wordt gehouden met de verwachte kans op uitbetalen van het wachtgeld (€ 2,4 miljoen) en het moederdepartement alsnog de kosten voor onderzoek naar explosieven in het voormalig defensieterrein Meerhoven heeft betaald.

Bijzondere baten

De bijzondere baten zijn opbrengsten uit de normale bedrijfsvoering van voorgaande boekjaren. De belangrijkste posten hierin worden gevormd door te weinig genomen omzet en diverse kleinere posten.

Personele lasten

Het verschil tussen de begrote kosten (€ 67,7 miljoen) en de gerealiseerde personele kosten (€ 99,5 miljoen) bedraagt € 31,8 miljoen. Hiervan komt € 22,9 miljoen voor rekening van de Directie Beveiliging Vastgoed (DBV) en de rest van de stijging (€ 8,9 miljoen) is toe te schrijven aan extra inhuur om de toegenomen honorarium omzet te realiseren.

Uitbesteding

De kosten uitbesteding in 2009 bedragen € 3,6 miljoen en overschrijden hiermee de vastgestelde begroting van € 3,0 miljoen. Dit komt door meer uitbesteed werk ten behoeve van expertise- en adviesprojecten.

Programmagelden instandhouding

De gerealiseerde kosten in 2009 bedragen € 146,9 miljoen en overschrijden hiermee initieel de vastgestelde begroting van € 131,0 miljoen. De reden van deze stijging is de vertraging in de afstoting waardoor meer complexen moeten worden onderhouden dan verwacht. Daarnaast betreft het investeringen in energiemaatregelen en hogere productiekosten door een overspannen bouwmarkt in de eerste negen maanden van 2009.

Rentelasten huisvestingsactiviteiten Defensie

De rente die verschuldigd is voor de leningen ten behoeve van de investeringen inclusief de bouwrente voor de in aanbouw zijnde huisvesting en de opgeleverde gebouwen en terreinen.

Afschrijvingskosten materieel (inclusief huisvestingsactiviteiten)

Op automatiseringsmiddelen, transportmiddelen en gebouwen is minder afgeschreven dan voorzien was in de begroting. De voorgenomen vervangingsinvesteringen zijn later in het jaar gerealiseerd dan begroot of zijn uitgesteld naar volgend jaar.

Dotaties aan voorzieningen

In 2009 zijn dotaties aan voorzieningen geboekt voor garantieverplichtingen (€ 1,1 miljoen) en ten behoeve van nieuwe deelnemers (totaal vijf deelnemers), hoger dan verwachte werkgeverskosten en overige kosten met betrekking tot wachtgeld voorziening (€ 3,6 miljoen).

Bijzondere lasten

Dit zijn lasten van de gewone bedrijfsuitoefening uit voorgaande boekjaren. Het betreft per saldo reserveringen voor oude nog te factureren c.q. te crediteren bedragen die niet meer kunnen worden verrekend (€ 2,9 miljoen) en posten waarvan onvoldoende kostenreserveringen zijn gedaan (€ 0,3 miljoen).

Kasstroomoverzicht 2009

Bedragen x € 1 000
    1 2 3=2–1
    Oorspronkelijke vastgestelde begroting Realisatie Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening-courant RHB 1 januari 2009 + stand depositorekeningen 15 464 57 454 41 990
         
2. Totaal operationele kasstroom 4 447 – 20 594 – 25 041
         
  Totaal investeringen (-/-) – 85 750 – 15 143 70 607
  Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) 150 81 – 69
3. Totaal investeringskasstroom – 85 600 – 15 062 70 538
         
  Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) 0 0 0
  Eenmalige storting door het moederdepartement (+) 0 0 0
  Aflossingen op leningen (-/-) – 4 447 – 4 781 – 334
  Beroep op leenfaciliteit (+) 85 750 15 340 – 70 410
4. Totaal financieringskasstroom 81 303 10 559 – 70 744
         
5. Rekening-courant RHB 31 december 2009 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4) 15 614 32 357 16 743

Kasstroom uit operationele activiteiten

De liquiditeit uit operationele activiteiten is gedaald ten opzichte van de begroting. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door de effecten van het niet in 2009 kunnen doorbelasten van vooruitbetaalde Nieuwbouw-programmagelden.

Kasstroom uit investeringsactiviteiten

Het grote verschil tussen begroting en realisatie wordt veroorzaakt door de lage afroep van de leenfaciliteit in verband met vertraging van de projecten KMar-opleidingscentrum en KMar-Schiphol. De tweede reden is dat verbouwingen aan bestaande gebouwen bij het project Gilze-Rijen uiteindelijk door nadere besluitvorming uit de defensiebegroting zijn gefinancierd in plaats van de voorgenomen optie via de leenfaciliteit. Daarnaast worden investeringen voor het project Hoger Onderhoud Woensdrecht uit de defensiebegroting gefinancierd.

Kasstroom uit financieringsactiviteiten

De mutaties in de kasstroom uit financieringsactiviteiten zijn als gevolg van een kleiner beroep op de leenfaciliteit voor investeringen beduidend lager dan geraamd.

Het saldo van de aflossingen is deels opgenomen onder kasstroom uit financiële activiteiten en deels onder kasstroom uit operationele activiteiten (onderdeel van overlopende passiva «Aflossingen leningen van het ministerie van Financiën»). In 2009 is € 4,8 miljoen afgelost.

Doelmatigheidsparagraaf

Doelmatigheidsindicatoren c.q. kengetallen per 31 december 2009
Omschrijving generieke deel    
  2005 2006 2007 2008 2009
Vte’s totaal 0 0 1 150,8 1 120,5 1 161,3
– waarvan in eigen dienst     1 014,2 1 008,0 1 020,5
– waarvan inhuur     136,6 112,5 140,8
Saldo van baten en lasten (%)     0,4% – 1,9% 1,1%
Omschrijving specifiek deel    
  2005 2006 2007 2008 2009
Servicelevels (norm = 90%)     71% 77% 88%
Projecttevredenheid (norm = 90%)     82% 80% 77%
Productiviteit (omzet per directe medewerker x € 1000)     90,5 92,4 94,4

Een aandachtspunt voor de bedrijfsgroep is de doelmatigheid van de inzet van middelen in relatie tot de output. Uitgangspunt is daarbij dat de kwaliteit van de dienstverlening minimaal overeind blijft. In dit doelmatigheidsstreven in combinatie met de kwaliteit wordt gewerkt langs de volgende sporen:

• de periodieke uitvoering van benchmarkonderzoeken;

• het voortdurend nastreven van productiviteitsgroei;

• de sturing op serviceniveaus, project- en klanttevredenheid (kwaliteitsindicatoren).

Benchmarkonderzoeken

Naar aanleiding van de gehouden benchmark in 2008 naar de marktconformiteit van de tarieven voor de producten «Instandhouding» en «Nieuwbouw» is een nieuw besturingsmodel ingevoerd. Daarnaast is in de loop van 2009 een nieuwe blauwdruk vastgoed opgesteld. Deze blauwdruk vormt de randvoorwaarde voor de verdere groei van de doelmatigheid in de komende planperiode, onder andere door de verdere verbetering van zowel de primaire als de ondersteunende processen. In 2010 en verder zal deze blauwdruk worden geïmplementeerd in de bedrijfsgroep vastgoed.

Productiviteit

De productiviteit is het quotiënt van de omzet (inclusief mutatie onderhanden werk en exclusief programmagelden instandhouding en huisvestingsactiviteiten) en de hiervoor benodigde directe vte’s. Ondanks het feit dat de DVD door de daling van de bouwmarktprijzen in 2009 minder omzet genereert (een deel van de dienstverlening is gebaseerd op een percentage van het bouwvolume van projecten) heeft de productiviteit zich toch verbeterd ten opzichte van het niveau 2008.

(Kwaliteits)indicatoren

De bedrijfsgroep werkt een aantal jaren met een pakket aan indicatoren waarmee de kwaliteit van de dienstverlening gemeten wordt. Op basis van de uitkomsten wordt de dienstverlening indien nodig aangepast (onderdeel dienstverleningsovereenkomsten). De doelstelling van de bedrijfsgroep is een voortdurende toename van de kwaliteit van de dienstverlening.

Naast een jaarlijks uit te voeren klanttevredenheidsonderzoek worden diverse servicelevels bijgehouden: de snelheid van reageren op en het opheffen van defecten en storingen en de snelheid waarmee een behoefte wordt omgezet in een daadwerkelijke raming of offerte. Hoewel de norm van 90 procent nog niet is gehaald in 2009, is er wel een voortdurende verbetering van de servicelevels waar te nemen over de afgelopen jaren.

In 2009 is de projecttevredenheid wederom afgenomen ten opzichte van het voorgaande jaar. Nadere beschouwing van deze indicator heeft geleid tot de conclusie dat de norm voor 2009 niet realistisch is. Daarom is deze norm voor 2010 gewijzigd in «90 procent van de metingen heeft een score van zes of hoger». De lagere norm is mede op zijn plaats vanwege het feit dat de bedrijfsgroep meer projecten zal moeten uitvoeren als gevolg van de marktwerking om hetzelfde honorariumbedrag binnen te halen.

13. BATEN-LASTENDIENST PARESTO

Balans per 31 december 2009

Bedragen x € 1 000
Omschrijving Stand 31-12-2009 Stand 31-12-2008
Activa    
Immateriële activa    
Materiële vaste activa    
– grond en gebouwen    
– installaties en inventarissen 1 487 1 643
– overige materiële vaste activa 360 507
Voorraden 5 469 4 939
Debiteuren 10 462 12 802
Nog te ontvangen 7 650 10 029
Liquide middelen 8 411 16 051
Totaal activa 33 839 45 971
Passiva    
Eigen vermogen    
– exploitatiereserve 4 912 3 969
– verplichte reserve    
– onverdeeld resultaat 723 6 515
Leningen bij het ministerie van Financiën 782 1 181
Voorzieningen 8 752 8 582
Crediteuren 9 982 14 025
Nog te betalen 8 688 11 699
Totaal passiva 33 839 45 971

Eigen vermogen

In 2009 is € 5,6 miljoen uitgekeerd aan het moederdepartement als bijdrage over het jaar 2008. De grens voor de exploitatiereserve voor 2009 is € 6,0 miljoen, te weten maximaal vijf procent van de gemiddelde omzet over de afgelopen drie jaar. Paresto blijft onder de gestelde grens voor de exploitatiereserve.

Leningen bij het ministerie van Financiën

Bedragen x € 1 000
  Stand 31-12-2009 Stand 31-12-2008
Investeringsleningen 782 1 181
Totaal leningen 782 1 181

Voorzieningen

(Bedragen x € 1 000)
  Stand 31-12-2008 Dotaties 2009 Vrijval 2009 Onttrekkingen 2009 Stand 31-12-2009
Wachtgelduitkeringen 8 582 970 0 – 800 8 752
Totaal aan voorzieningen 8 582 970 0 – 800 8 752

Toelichting voorzieningen

De voorziening dient ter dekking van de verplichtingen voortvloeiend uit wachtgeldaanspraken van voormalige medewerkers. Lasten van wachtgeld, VUT en herplaatsten die ontstaan en voortvloeien uit maatregelen genomen na 1 juli 2006 komen ten laste van Paresto. Voor personen waarvan na 1 juli 2006 het Sociaal Beleidskader (SBK) gestart is, en die mogelijkerwijs na 2 jaar aanspraak zouden kunnen maken op wachtgeld, wordt in het jaar dat de aanspraak start een voorziening getroffen. Dit betreft medewerkers die op de startdatum van het SBK ouder zijn dan 57 jaar. Vanaf boekjaar 2007 worden per balansdatum voor medewerkers die in het SBK zijn opgenomen een voorziening getroffen indien komend jaar het wachtgeld tot uitkering komt. Dit heeft in 2009 geleid tot een toevoeging aan de voorziening van € 1,0 miljoen. Ten laste van de voorziening is in 2009 een bedrag geboekt van € 0,8 miljoen.

Nog te betalen

Bedragen x € 1 000
  Stand 31-12-2009 Stand 31-12-2008
Vakantieverplichting personeel 3 771 3 826
Aflossingen leningen die binnen een jaar vervallen 399 859
Restitutie defensieonderdelen 1 400 1 398
Overige schulden 3 118 5 616
Totaal 8 688 11 699

De vakantieverplichting personeel betreft € 1,8 miljoen te betalen aan vakantiedagen en € 1,9 miljoen te betalen aan vakantiegelden.

Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2009

Bedragen x € 1 000
  1 2 3=2–1  
  Oorspronkelijke vastgestelde begroting Realisatie Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting Realisatie 2008
Baten        
Opbrengst moederdepartement 119 625 112 974 – 6 651 124 960
Opbrengst overige departementen 0 0 0 0
Opbrengst derden 738 775 37 720
Rentebaten 100 185 85 969
Overige opbrengsten 3 400 3 374 – 26 3 574
Bijzondere baten 0 0 0 909
Totaal baten 123 863 117 308 – 6 555 131 132
Lasten        
Apparaatskosten        
– personele kosten 69 747 66 157 – 3 590 66 194
– materiële kosten 51 792 48 361 – 3 431 53 436
Rentelasten 100 70 – 30 79
Afschrijvingskosten        
– materieel 1 224 1 027 – 197 1 227
– immaterieel 0 0 0 0
Overige lasten        
– dotaties voorzieningen 0 970 970 3 650
– bijzondere lasten 0 0 0 31
Totaal lasten 122 863 116 585 – 6 278 124 617
Saldo van baten en lasten 1 000 723 – 277 6 515

Opbrengst moederdepartement

De opbrengst moedepartement bestaat feitelijk uit twee delen. Het betreft hier de opbrengst bedrijfsvoering (verkopen) en de opbrengst bijdrage defensieonderdelen.

Opbrengst bedrijfsvoering (verkopen)

Dit betreft in het boekjaar de door Paresto in rekening gebrachte opbrengst verkopen voor in het boekjaar verrichte leveranties en diensten.

Opbrengst verkopen naar productgroep
Bedragen x € 1000 Oorspronkelijk vastgestelde begroting Realisatie 2009
Omzet regulier 31 261 29 196
Omzet niet-regulier 14 964 18 202
Omzet logistieke ondersteuning 14 697 12 348
Subtotaal omzet verkopen 60 922 59 746
Correctie omzet   – 4 333
Totaal opbrengst verkopen 60 922 55 413

De opbrengst bedrijfsvoering is voor wat betreft de opbrengst verkopen onder te verdelen naar de volgende productgroepen. De omzet regulier betreft de verkopen in de bedrijfsrestaurants, de bediende restaurants en de messes en toko’s op locaties. De niet-reguliere omzet betreft omzet van onder andere vergaderingen en recepties die op de locaties gehouden worden. De omzet logistieke ondersteuning betreft onder andere de leveringen van gevechtsrantsoenen door de logistieke centra in Bathmen en Den Helder. Onder andere als gevolg van het feit dat een verwachte prijsverhoging niet is doorgevoerd en door lagere gastenaantallen (12 procent ten opzichte van de begroting en 4 procent ten opzichte van 2008) ligt de reguliere omzet lager dan begroot. De omzet niet-regulier ligt daarentegen fors hoger dan begroot. De omzet logistieke ondersteuning ligt lager dan begroot als gevolg van een achterblijvende vraag. De correctie omzet betreffen de lasten uit de gewone bedrijfsvoering uit voorgaand boekjaar. Hier is een bedrag geboekt van € 4,3 miljoen betreffende moeilijk inbare debiteuren uit 2008 en 2009.

Opbrengst bijdragen defensieonderdelen

De opbrengst bijdragen defensieonderdelen en opbrengsten derden betreft de vergoeding die Paresto ontvangt voor de personele en materiële inzet op de locaties. De onderverdeling van deze bijdragen naar de defensieonderdelen is als volgt:

Opbrengst uit bijdragen defensieonderdelen
Bedragen x € 1000 Oorspronkelijk vastgestelde begroting Realisatie 2009
Commando zeestrijdkrachten 24 255 23 783
Commando landstrijdkrachten 6 597 6 469
Commando luchtstrijdkrachten 9 314 9 132
Commando Koninklijke marechaussee 3 389 3 323
Commando DienstenCentra 9 016 8 842
Defensie Materieel Organisatie 2 394 2 347
Bestuursstaf 3 738 3 665
Totaal bijdragen defensieonderdelen 58 703 57 561

De opbrengst bijdragen defensieonderdelen wijkt nauwelijks af van de begroting 2009.

Rentebaten

Dit betreft de rente die Paresto heeft ontvangen op deposito (gemiddeld rentepercentage bedraagt 1,15 procent) en de lopende rekening courant met het ministerie van Financiën (gemiddeld rentepercentage van 0,13 procent).

Personele kosten

De realisatie van de gemiddelde bezetting over 2009 ten opzichte van de begroting is als volgt:

Bedragen x € 1
  Begroting Realisatie
  vte’s Prijs per vte vte’s Prijs per vte
Militair personeel 187 52 580 185 51 049
Burgerpersoneel 1 225 45 328 1 090 44 008
Overige categorieën:        
Inhuur en uitzendkrachten 88 42 522 144 57 669
Herplaatsingskandidaten en SBK 14 45 328 10 44 008
Totaal/gemiddeld 1 514 46 062 1 429 46 296

Als gevolg van een goede sturing op locatie ligt het aantal vte’s lager dan oorspronkelijk begroot. In 2009 is een strikte personeelsplanning en vacaturemanagement toegepast. Dit heeft geresulteerd in een verminderde instroom van burgerpersoneel. Waar dit tot operationele knelpunten heeft geleid, heeft dit zich geuit in een hogere inhuur dan begroot. De gemiddelde kosten van inhuur liggen hoger, doordat in het bijzonder op het servicekantoor in 2009 meer gebruik is gemaakt van (duurdere) inhuur dan oorspronkelijk was voorzien.

Materiële kosten

De materiële kosten bevatten de lopende exploitatiekosten. Deze post bestaat uit kosten voor ingrediënten (€ 40,0 miljoen), automatiseringskosten (€ 3,0 miljoen) en overige exploitatiekosten (€ 5,0 miljoen). De daling van de materiële kosten is voor het overgrote deel te verklaren door baten uit de gewone bedrijfsvoering en een betere beheersing van de brutomarge in combinatie met minder gasten.

Rentelasten

Dit betreft de rente die Paresto verschuldigd is op de lening van het ministerie van Financiën, evenals de rente op de lopende rekening-courant.

Overige lasten

Deze lasten zijn onder te verdelen naar dotaties voorzieningen en bijzondere lasten. De dotatie voorzieningen betreft een dotatie voor een wachtgeldvoorziening van ongeveer € 1,0 miljoen.

Resultaatbestemming

Het resultaat over 2009 bedraagt € 0,7 miljoen. Het resultaat wordt conform de vigerende regelgeving toegevoegd aan het eigen vermogen.

Kasstroomoverzicht 2009

Bedragen x € 1 000
    1 2 3=2–1
    Oorspronkelijke vastgestelde begroting Realisatie Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening-courant RHB 1 januari 2009 + stand depositorekeningen 19 336 15 188 – 4 148
         
2. Totaal operationele kasstroom 1 724 – 590 – 2 314
         
  Totaal investeringen (-/-) – 1 310 – 734 576
  Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) 0 10 10
3. Totaal investeringskasstroom – 1 310 – 724 586
         
  Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) 0 – 5 572 – 5 572
  Eenmalige storting door het moederdepartement (+) 0 0 0
  Aflossingen op leningen (-/-) – 952 – 859 93
  Beroep op leenfaciliteit (+) 1 310 0 – 1 310
4. Totaal financieringskasstroom 358 – 6 431 – 6 789
         
5. Rekening-courant RHB 31 december 2009 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4) 20 108 7 443 – 12 665

Kasstroom uit operationele activiteiten

Onder de kasstroom uit operationele activiteiten zijn opgenomen de kasstroom uit bedrijfsactiviteiten, de mutatie in het werkkapitaal en de ontvangen dan wel betaalde interest. Door een toename van de debiteurenstand en de post vorderingen is de operationele kasstroom lager dan begroot.

Kasstroom uit investeringsactiviteiten

Onder de kasstroom uit investeringsactiviteiten zijn opgenomen de investeringen die in 2009 hebben plaatsgevonden. Het betreft hoofdzakelijk de aanschaf van een nieuw Food & Beverage-systeem dat medio 2010 in gebruik wordt genomen.

Kasstroom uit financieringsactiviteiten

De eenmalige uitkering aan het moederdepartement betreft de realisatie over het jaar 2008, die in 2009 is gestort.

Doelmatigheidsparagraaf

Doelmatigheidsindicatoren c.q. kengetallen per 31 december 2009
Omschrijving generieke deel          
  20051 20061 2007 2008 20092
Omzet verkopen (x € 1000) 50 867 55 194 53 396 60 085 59 746
Vte’s totaal 1 811 1 707 1 582 1 476 1 429
– waarvan in eigen dienst 1 465 1 454 1 398 1 332 1 285
– waarvan inhuur 346 253 184 144 144
Omschrijving specifiek deel          
  2005 2006 2007 2008 2009
Aantal locaties 128 135 141 143 140
Productiviteit per medewerker (omzet per vte) 28 088 32 334 33 752 40 708 41 810
% Ziekteverzuim 11,0% 9,2% 8,8% 9,1% 8,1%
% Bruto marge locaties 6,5% 19,0% 21,0% 29,7% 32,0%
Gasttevredenheid3 6,8 6,9 7,2 7,0  

1 Omzet inclusief BTW

2 Omzet exclusief correctie € 4,3 miljoen

3 Niet gehouden in 2009

De doelmatigheid van Paresto komt onder andere tot uitdrukking in een zo efficiënt mogelijke inzet van deze middelen. Twee belangrijke graadmeters daarvoor zijn de productiviteit per medewerker en het percentage brutomarge (inkoop ten opzichte van de omzet).

Uit bovenstaand overzicht blijkt duidelijk dat beide indicatoren zich de afgelopen jaren positief hebben ontwikkeld. Door een sterke afname van het aantal vte’s (ten opzichte van 2005 waren er eind 2009 382 vte’s minder) is de productiviteit per medewerker gestegen en ook de brutomarge laat ten opzichte van 2005 een forse verbetering zien. De forse stijging in de productiviteit van 2007 naar 2008 wordt onder andere verklaard door de omzetstijging van logistieke ondersteuning en de doorgevoerde prijsstijging.

De stijging in de productiviteit van 2008 naar 2009 wordt onder andere verklaard door de eerder genoemde goede sturing op locaties en de daling van het ziekteverzuim.

In 2009 is er geen gasttevredenheidsonderzoek gehouden. Dit wordt voortaan één keer per twee jaar uitgevoerd.

D. BIJLAGEN

BIJLAGE 1 – TOEZICHTRELATIES EN ZBO’S/RWT’S

Het ministerie van Defensie kent één Zelfstandig Bestuursorgaan (ZBO) (tevens Rechtspersoon met een Wettelijke Taak (RWT): de Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht (SZVK). De SZVK is ingevolge hoofdstuk 9 van het Algemeen Militair Ambtenaren Reglement belast met de uitvoering van de ziektekostenverzekering militairen die sinds 1 januari 1995 van kracht is. De regeling strekt er toe de beroepsmilitairen in werkelijke dienst een ziektekostenverzekering te bieden.

Bijzonderheden

De ZBO-status is beëindigd per 1 januari 2010. De beëindiging is conform het advies van de Begeleidingscommissie Kaderwet ZBO’s van 27 augustus 2007 («De commissie adviseert u om de ZBO-status van de SZVK op te heffen door de wettelijke grondslag voor de taken van de SZVK uit het Algemeen Militair Ambtenaren Reglement te schrappen -artikel 90a-.»)

Vermogen 31-12-2009 (x € 1 000) 2008 2009*
Solvabiliteitsreserve 3 796 3 997
Overige reserve 12 313 15 800
Totale reserve 16 109 19 797

* De bedragen over 2009 zijn voorlopig, omdat de SZVK conform de vigerende overeenkomst uiterlijk 1 juni haar jaarverslag over het voorgaande kalenderjaar indient.

BIJLAGE 2 – OVERZICHT NIET-FINANCIËLE INFORMATIE OVER INKOOP VAN ADVISEURS EN TIJDELIJK PERSONEEL

Uitgaven (x € 1 000)
Programma- en apparaatskosten    
     
1. Interim-management 1 834  
2. Organisatie- en formatieadvies 6 054  
3. Beleidsadvies 2 589  
4. Communicatieadvisering 649  
Beleidsgevoelig   11 126
     
5. Juridisch advies 1 100  
6. Advisering opdrachtgevers automatisering 2 513  
7. Accountancy, financiën en administratieve organisatie 6 968  
(Beleids)ondersteunend   10 581
     
8. Uitzendkrachten (formatie en piek) 207 644  
Ondersteuning bedrijfsvoering   207 644
Totaal uitgaven inhuur externen   229 351

Afgezet tegen de totale loonsom van Defensie inclusief de baten-lastendiensten en de inhuuruitgaven, bedroeg het inhuurpercentage over 2009 6,4 procent.

De berekening van dit percentage is conform de definities in de Rijksbegrotingsvoorschriften 2010.

BIJLAGE 3 – OVERZICHT PERSONELE EN MATERIËLE INZET BIJ CRISISBEHEERSINGSOPERATIES

De personele aantallen in onderstaande tabellen betreffen de gemiddelde bezetting voor de duur van de missie. Om deze functies permanent te vullen roteert het defensiepersoneel gedurende de loop van het jaar.

RESULTATEN

Inzet materieel en personeel ministerie van Defensie

Operatie Locatie Periode Bijdrage Materieel Personele aantallen
Vrede en stabiliteit in Europa          
EUFOR Bosnië-Herzegovina Geheel 2009 National Support Element (NSE); Normal Framework Operations (NFO); Liaison Observation teams (LOT); CKmar-detachement (IPU) Geen 85
EUPM Bosnië-Herzegovina Geheel 2009 CKmar Geen 4
EUMM Georgië okt-08 t/m jan-09 Waarnemers 2 gepantserde voertuigen 2
KFOR Kosovo Geheel 2009 Staf(o)officieren, NSE, NIC Geen 8
EULEX Kosovo feb-08 t/m dec-09 CKmar Geen 20
Vrede en stabiliteit in Afghanistan          
ISAF TFU Afghanistan Geheel 2009 Task Force Uruzgan inclusief Apache-detachement en CIMIC Patria, YPR, Fennek, Bushmaster, Pantserhouwitser 1 244
ISAF HQ RC(S) Afghanistan Geheel 2009 Reguliere Stafbijdrage aan hoofdkwartier Regional Command South Geen 86
ISAF HQ RC(S) Afghanistan nov-08 t/m nov-09 Leiding over hoofdkwartier Regional Command South Fennek, Bushmaster 75
ISAF ATF Afghanistan Geheel 2009 Luchtondersteuning, zowel tactisch als logistiek, van ISAF operaties 4 F-16’s, 5 x AH-64 Apache, 5 x Cougar (van aug-08 t/m apr-09) 255
Vrede en stabiliteit in Afghanistan (vervolg)    
ISAF Diverse Afghanistan Geheel 2009 Deel uitmakend van het ISAF HQ en diverse andere ondersteuning aan ISAF (CONTCO, CKmar, BSB, Cmd KAF, NIST, CSTC A, TF-150 Bahrein, NLTC, FSE Mirage, etc.) Diverse voertuigen, C-130 229
EUPOL Afghanistan Geheel 2009 CKmar Geen 10
Vrede en stabiliteit in het Midden-Oosten          
UNTSO Israël, Egypte, Syrië, Libanon Geheel 2009 Waarnemers Geen 12
EUBAM Rafah Gazastrook Geheel 2009 3 x monitor grenspost CKmar, op afroep beschikbaar Geen 31
Vrede en stabiliteit in Afrika en overige operaties          
NTM-I Irak Geheel 2009 Staf(o)officieren Geen 7
EUFOR Tsjaad Parijs/Tsjaad mei-08 t/m mrt-09 Augmentees, NSE, AMET en NIC voor OHQ en FHQ Geen 8
EUFOR Tsjaad Tsjaad – Goz Beida mei-08 t/m mrt-09 Verkenningseenheid Vikings en Landrovers 60
SSR Burundi Burundi Geheel 2009 Stafofficieren + docenten ethiek (nov en dec) Geen 4
SSR Burundi Burundi Oktober 2009 Genisten Geen 40
BINUB Burundi t/m juli 2009 Stafofficieren Geen 1
EUSEC Congo Geheel 2009 Stafofficier Geen 1
EUSEC FIN Congo Geheel 2009 Stafofficieren Geen 2
UNMIS Soedan Geheel 2009 Waarnemers/CKmar Geen 33
UNAMID Soedan Vanaf 01-08-2007 Stafofficieren Geen 2
ALLIED PROTECTOR (ZPRV) Somalië Apr t/m juni 09 Maritieme patrouille Fregat 180
ATALANTA Somalië Geheel 2009 Stafofficieren Geen 3
OHQ (ATALANTA) Northwood (UK) Geheel 2009 Stafofficier Geen 1
ATALANTA (EVTN) Somalië Aug t/m dec 09 Maritieme patrouille Fregat 180

1 De militairen voor de missie EUBAM Rafah bevinden zich op afroepbasis in Nederland.

BIJLAGE 4 – STAND VAN ZAKEN PROJECT BETER VERBETEREN

Stand van zaken project Beter Verbeteren

Begin 2009 heeft de Algemene Rekenkamer haar bezwaaronderzoek naar de verbetering van de bedrijfsvoering bij Defensie stopgezet. De kwaliteit van de bedrijfsvoering, in het bijzonder de verbetering van het financieel- en materieelbeheer, blijft echter onverminderd de aandacht vragen in alle geledingen van de defensieorganisatie. In 2012 moet het financieel beheer volledig op orde zijn en in 2014 het materieelbeheer. De verbeteringen zijn ondergebracht in vier hoofdthema’s:

• Aandacht voor beheer

• Verbetersystematiek

• Financieel beheer

• Materieel beheer

In deze bijlage wordt een nadere toelichting gegeven op bovenstaande thema’s.

Aandacht voor beheer

Onder de titel «Aandacht voor beheer» zijn het afgelopen jaar veel initiatieven ontplooid. Er zijn workshops gehouden en er wordt een tweewekelijkse nieuwsbrief verspreid, waarin beheeronderwerpen worden behandeld. De politieke en ambtelijke top hebben de nodige inbreng gehad om de aandacht voor beheer ook op de lagere niveaus binnen de defensieorganisatie onder de aandacht te brengen. Alle defensieonderdelen hebben binnen de eigen bedrijfsvoering op hun eigen wijze invulling gegeven aan aandacht voor beheer. Voorbeelden zijn de aandacht voor beheer aan de orde stellen in functioneringsgesprekken en het geven van competentiegerichte financieel-economische trainingen.

Bij alle defensieonderdelen wordt het onderwerp aandacht voor beheer met regelmaat geagendeerd op managementteamvergaderingen.

De meerwaarde van de zachtere kant van de sturing en beheersing staat niet meer ter discussie. Integendeel, aandacht voor beheer wordt gezien als DE kritieke succesfactor voor ordelijk beheer Hiervan is een ieder doordrongen. Komend jaar wordt verder gegaan op de ingeslagen weg.

Verbetersystematiek

Eind 2008 is het raamwerk verbetersystematiek Defensie vastgesteld. De verbetersystematiek wordt bij alle defensieonderdelen toegepast. Het doel voor 2009 was om de verbetersystematiek ook in te voeren op het niveau onder dat van de commandanten van de defensieonderdelen (het derde niveau). Bij drie defensieonderdelen worden er verbeterplannen opgesteld op het derde niveau. Bij de overige vier defensieonderdelen heeft het derde niveau geen eigen verbeterplannen maar wordt dit niveau wel nauw betrokken bij het opstellen van verbeterplannen. Die betrokkenheid bestaat uit het monitoren van maatregelen, het uitvoeren van risicoanalyses en het uitvoeren van probleem-oorzaakanalyses.

Hoewel de verbetersystematiek bij alle defensieonderdelen wordt toegepast, is deze nog niet (volledig) geborgd in de interne bedrijfsvoering. Dit punt vereist op korte termijn aandacht van de defensieonderdelen.

Ook kan een verbeterslag worden gemaakt bij het SMART formuleren van de verbetermaatregelen. Om tot een goede probleem-oorzaakanalyse te komen, wordt aan de defensieonderdelen een workshop aangeboden. Enkele onderdelen hebben hiervan reeds gebruik gemaakt.

Momenteel wordt de verbetersystematiek geëvalueerd. Mocht uit de evaluatie blijken dat er verbeterpunten nodig zijn, dan zal de verbetersystematiek op deze punten worden aangepast.

Financieel beheer

Er was in 2008 geen sprake van ordelijk beheer. Het uitvoeren van het meerjarig verbeterplan financieel beheer dient deze onvolkomenheid te ondervangen. Het betreft een meerjarig project dat in 2012 moet leiden tot ordelijk financieel beheer. Met de uitvoering van het meerjarig verbeterplan is in 2009 gestart.

Van de verbeterpunten ligt tweederde deel op schema. Een derde deel van de verbeterpunten is vertraagd. Dit zijn onder meer verbeterpunten die samenhangen met SAP en FINAD. De oorzaak van de vertraging is onder meer te wijten aan gebrek aan personele capaciteit waardoor de administratieve organisatie/interne controle van de financiële processen nog niet op orde is gebracht en een later dan verwachte toedeling van verantwoordelijkheden aan procesverantwoordelijken.

Naast de reeds eerder genoemde prioriteit op het gebied van aandacht voor het beheer zijn verschillende verbetermaatregelen benoemd:

• De organisatie;

• Personeel: het speerpunt is hier het behoud van kennis en ervaring alsmede het op niveau brengen van de opleidingen;

• Informatie en communicatie, in het bijzonder het verbeteren van de rapportages en de inrichting van een kennis- en communicatienetwerk;

• Wet en regelgeving: van ambitie naar norm;

• Monitoring en controle: met behulp van de monitor is het gemakkelijker om de veroorzakers van de problematiek aan te spreken.

Daarnaast zijn ook op het gebied van de mutaties die leiden tot de standen van de jaarrekening individuele maatregelen benoemd en deels al ingevoerd. Voorbeelden hiervan zijn het inlopen van achterstanden op het gebied van rappelleren ten behoeve van uitstaande vorderingen en het inlopen van de achterstand die bestond bij de vereffening van voorschotten. Hieronder wordt specifiek ingegaan op andere ingezette verbeteringen.

Verplichtingen

De aandacht voor verplichtingen is in 2009 toegenomen. Deze toegenomen aandacht heeft in 2009 echter onvoldoende geleid tot zichtbare verbeteringen van de kwaliteit. Het meerjarig verbeterplan financieel beheer zal voor het onderwerp verplichtingen een verdere verdieping krijgen.

Europese aanbestedingen

In 2009 is een verbetering tot stand gebracht in het aanbestedingstraject en de naleving van Europese aanbestedingsregels. In het kader van het voorafgaand toezicht werd in 2008 geconstateerd dat er regelmatig ten onrechte geen gebruik wordt gemaakt van de eerstelijnsdeskundige die bepalend is voor het besluit al dan niet Europees aan te besteden. In 2009 is het aantal dossiers dat niet Europees is aanbesteed zonder verklaring van de eerste lijndeskundige teruggebracht tot drie. In 2007 en 2008 waren het twaalf respectievelijk zeven dossiers.

Er kan worden geconcludeerd dat de vorig jaar getroffen maatregelen daadwerkelijk effectief zijn. De genomen maatregelen hebben ook een zichtbaar positief effect gehad op het verwervingsproces. Het aantal Europese aanbestedingsfouten is in 2009 fors gedaald: van vijftien fouten in 2008 naar zes fouten in 2009.

De belangrijkste oorzaken van de gesignaleerde fouten hebben betrekking op:

• het onrechtmatig sluiten van nadere overeenkomsten op basis van raamovereenkomsten;

• het niet realistisch ramen van de behoeftestelling;

• het ten onrechte verlengen van (raam-)contracten.

De activiteiten voor de komende periode zijn erop gericht een goed werkend contractenregister te ontwikkelen. Een volledig draaiend contractenregister zal pas beschikbaar komen met de volledige implementatie van SAP in de periode tot en met 2014. Sinds december 2009 is op intranet een overzicht opgenomen dat gebruikers inzicht verschaft over de aanwezige raamcontracten met een omvang van meer dan € 50 000.

Beperkte verificatie

Uit de steekproefresultaten van de beperkte verificatie over de periode juli tot en met september 2009 blijkt dat zowel de fouten als onzekerheden in de eerste drie kwartalen 2009 binnen de norm vallen.

Het aantal posten waarbij fouten en onzekerheden zijn geconstateerd mag bij elkaar opgeteld niet hoger zijn dan de managementambitie van 5 procent. Hier wordt ruimschoots aan voldaan.

Uit een onderzoek van de Audit Dienst Defensie is gebleken dat de kwaliteit van de e-mailreply eerst in het vierde kwartaal van 2009 is verbeterd ten opzichte van de eerste drie kwartalen. Een aantal verbetermaatregelen is eerst in de tweede helft van 2009 genomen. De effecten daarvan zijn inmiddels zichtbaar maar hebben geen invloed op het jaar 2009.

Betaalproces

In de maand januari 2010 is een audit voltooid naar het betaalgedrag van Defensie in de periode 1 mei 2009 tot en met 30 september 2009. Hieruit bleek dat circa 18 procent van de betaalde facturen niet tijdig is betaald en 82 procent dus wel tijdig. Dit is een verbetering van 8 procentpunt ten opzichte van de resultaten van het rijksbreed uitgevoerde onderzoek over de periode 1 januari 2009 tot en met 30 april 2009. In januari 2010 is conform verwachting het percentage tijdige betalingen significant gedaald, wat direct gerelateerd kan worden aan de vroege kassluiting in december 2009.

De commandanten van de defensieonderdelen hebben de opdracht gekregen om het betaalgedrag hoger op de agenda te plaatsen. Vanaf januari 2010 wordt maandelijks het betaalgedrag per defensieonderdeel intensief gevolgd en hierover wordt gerapporteerd.

Kwaliteit en kwantiteit personeel

Op basis van een in 2009 opgesteld visiedocument wordt in 2010 de reeds langer bestaande «Blauwdruk Controlveld» geactualiseerd. In deze nieuwe blauwdruk zullen de principes voor de inrichting van de controlorganisatie worden beschreven. De visie op control geeft aan wat er moet gebeuren om de kwaliteit van de controlketen bij Defensie te kunnen verbeteren. Samengevat moet er duidelijkheid komen in de rolduiding en rolvastheid in de controlketen, de betrouwbaarheid van de bestuurlijke informatievoorziening, meer aandacht voor de «voorkant van het proces», meer (bestuurlijke) focus en prioriteitstelling, meer scherpte in de analyse en minder regeldruk. Tevens is in de visie opgenomen de behoefte aan een opleidings-, beroeps- en competentieprofiel. Tot slot is aandacht voor cultuur en gedrag binnen de controlketen een van de belangrijke punten in de visie op control.

Van ambitie naar norm

Bij Defensie waren niet voor alle aspecten in de bedrijfsvoering beheernormen vastgesteld. In die gevallen waar geen beheernorm is vastgelegd, werd de managementambitie tot controlenorm verheven. In 2009 is de reikwijdte van het financieel beheer gedefinieerd en een methode gepresenteerd waarmee gemeten kan worden of de ordelijkheid en controleerbaarheid van het financieel beheer van voldoende niveau is. Hierbij zijn de beheernormen waaraan de kwaliteit van het financieel beheer wordt afgemeten onderzocht op relevantie en teruggebracht naar de normen die echt relevant zijn. In het voorjaar 2009 is de regelgeving met de nieuwe normering vastgesteld. Op basis daarvan is een tolerantie opgesteld.

De tolerantie houdt in dat wanneer het aantal mutaties met onjuistheden in de uitgaven onderscheiden op artikelniveau lager is dan 20 procent er sprake is van ordelijk en controleerbaar financieel beheer.

Ditzelfde geldt voor de aangegane verplichtingen per artikel. Het streven is dat het aantal onjuistheden voor alle uitgaven en aangegane verplichtingen per artikel in 2012 onder deze tolerantie uitkomen.

Er is een groeipad opgesteld waarmee jaarlijks kan worden vastgesteld in hoeverre Defensie op de goede weg is om dit te bereiken. Het groeipad ziet er als volgt uit:

2009 aantal onjuistheden < 35 procent

2010 aantal onjuistheden < 30 procent

2011 aantal onjuistheden < 25 procent

2012 aantal onjuistheden < 20 procent

Over 2009 is het percentage onjuistheden voor de uitgaven uitgekomen op 33 procent en voor de verplichtingen op 34 procent.

Werkinstructies financieel beheer

Er zijn voor het financieel beheer nieuwe werkinstructies, gebaseerd op de nieuw te ontwikkelen en defensiebreed toe te passen normen en gericht op defensiebrede eenduidige oordeelsvorming.

De volgende werkinstructies zijn in 2009 van kracht geworden:

• Middelenbestedingen en uitgaven per 1 augustus 2009

• Financiële rekeningen, liquide middelen en memoriaalboekingen per 1 oktober 2009

• Vorderingen, ontvangsten en zekerheden per 1 november 2009

• Monitoring per 31 december

In deze opsomming ontbreekt de werkinstructie voorschotten. Nadat het proces is getoetst en geëvalueerd, zal op de dan aanwezige procesbeschrijving de werkinstructie voorschotten worden geënt. De werkinstructie wordt in de loop van 2010 gemaakt, waarna implementatie volgt.

Materieelbeheer

In 2009 is de basis gelegd voor het programma Professionaliseren Materieelbeheer Defensie. Het doel is dat het materieelbeheer bij Defensie in 2014 aantoonbaar duurzaam geprofessionaliseerd is. Defensie. Het programma is onderverdeeld in deelprogramma’s.

Eind 2009 is het programma geëvalueerd. Hierbij is aandacht besteed aan de besturing van het programma en de resultaten van de deelprogramma’s. Dit heeft geleid tot het ontwikkelen van een productenmatrix per deelprogramma voor 2010. Deze matrix weerspiegelt het ambitieniveau en vormt de basis voor de besturing van het programma en de deelprogramma’s. Voor de besturing is een programma-control overleg ingesteld.

Het ambitieniveau voor de activiteiten in 2009 en 2010 berust op de beschikbare capaciteit bij zowel het programmabureau als de defensieonderdelen. Het jaar 2009 moet worden gezien als een overgangsjaar waarin in de basis wordt gelegd voor de doorstart van het meerjarig verbeterprogramma Professionaliseren Materieelbeheer Defensie. De aanwezige capaciteit in 2009 is ingezet voor activiteiten die voorzien in de verwachtingen van de Algemene Rekenkamer, en die aansluiten bij de doelstellingen van de deelprogramma’s wapens, munitie en crypto voor 2009/2010.

De vulling van de formatie van het programmabureau van Professionaliseren Materieelbeheer Defensie heeft, mede als gevolg van een tekort aan financiële middelen, langer geduurd dan was voorzien. Dit heeft ertoe geleid dat de inrichting van het programmabureau en de aanvang van de diverse deelprojecten pas laat zijn gerealiseerd. De bezetting van de organisatie van het bureau is vanaf januari 2010 sterk verbeterd.

Het Voorschrift Materieelbeheer Defensie is in 2009 binnen de gehele defensieorganisatie grotendeels van kracht verklaard. Het voorschrift bevat defensiebrede regelgeving op het gebied van materieelbeheer. Met de implementatie van het nieuwe voorschrift is de basis gelegd voor defensiebrede standaard beheernormen.

Tellingen en inspecties

De planning voor 2009 was dat er tel- en inspectieplannen zijn, dat tellingen en inspecties zijn uitgevoerd en dat telverschillen geanalyseerd en afgehandeld zijn volgens de daarvoor geldende voorschriften. Deze planning is niet volledig gehaald. De tel- en inspectieplannen zijn gemaakt en de uitvoering is voorgeschreven. Er is gebleken dat niet op alle locaties de telplannen volledig zijn uitgevoerd. De tijdige realisatie stond onder druk door operationele prioriteiten, beschikbare capaciteit en gebrek aan kennis als gevolg van de vele reorganisaties. Wel is er meer en beter geteld dan in 2008. In 2010 zullen verdere stappen worden gezet om de uitvoering van tellingen en inspecties te verbeteren. De directeur van de Defensie Materieel Organisatie heeft alle commandanten aangeschreven om hem van de voortgang van de tellingen op de hoogte te houden.

Wapenbeheer, munitiebeheer en cryptobeheer

In 2009 zijn diverse verbeteracties uitgevoerd om de kwaliteit van het wapenbeheer, munitiebeheer en cryptobeheer te verhogen.

Wapenbeheer

Het wapenbeheer laat een verbetering zien ten opzichte van voorgaande jaren. In 2009 zijn de volgende activiteiten uitgevoerd.

• De aanpassing van het controleprogramma wapenbeheer heeft in 2009 prioriteit gekregen en is meteen ook op basis van de normen van het Voorschrift Materieelbeheer Defensie aangepast. Het controleprogramma wapens is in de praktijk getest. Hieruit zijn nog twee punten naar voren gekomen, die zijn aangepast. Na de verwerking van deze twee punten is het controleprogramma van kracht geworden in het eerste kwartaal van 2010.

• Het uitwerken van het activiteitenplan is voltooid. In dit activiteitenplan is aandacht besteed aan de vervanging van het Centraal Wapen Registratie Systeem.

• In juli 2009 is het assortiment Klein Kaliber Wapens als de norm voor het wapenbeheer vastgesteld. Op grond daarvan wordt het bestand aan wapens in het bestaande Wapenregistratiesysteem geschoond. Tevens is begonnen met het schonen en actualiseren van de lijst van de verstrekkende en ontvangende eenheden.

Munitiebeheer

Het munitiebeheer is nog niet bij alle defensieonderdelen voldoende maar laat over 2009 een duidelijke verbetering zien. Als deze trend zich voortzet kan in 2010 een voldoende worden gescoord. In 2009 zijn de volgende activiteiten uitgevoerd.

• De controleprogramma’s munitie zijn in 2009 van kracht geworden.

• Er is een activiteitenplan opgesteld dat is afgestemd met alle defensieonderdelen. Het beschrijven van de fysieke distributieprocessen is voltooid. Deze Instructie Logistieke Keten voor munitie is sinds 1 januari 2010 van kracht. Een eerste inventarisatie van de normen en regelgeving voor munitie is gereed en vormt de basis voor het opschonen van de regelgeving. De probleemanalyse voor de vereiste aanpassingen van het Warehouse Management Systeem Klasse V is begonnen.

• De probleem zwaarte analyse voor WMS KL V is uitgevoerd en deze analyse heeft geleid tot adviezen. Deze adviezen zijn goedgekeurd en worden momenteel uitgevoerd.

Cryptobeheer

De onvolkomenheden in het cryptobeheer zijn nog niet volledig weggewerkt. De verbeteractiviteiten van het cryptobeheer hebben vertraging opgelopen als gevolg van de late personele vulling van het programma Professionaliseren Materieelbeheer Defensie (PMD). De opgelopen vertraging heeft op het cryptobeheer nog geen direct nadelige gevolgen.

• De controleprogrammatuur voor cryptobeheer is per 1 april 2010 gereed. De programmatuur is naast de geplande aanpassingen op basis van de reguliere evaluatie ook meteen aangepast aan het nieuwe Voorschrift Materieelbeheer Defensie.

• Gestart is met de uitwerking van het hiërarchisch processchema in detailschema’s voor de administratieve organisatie.

• De technische oplevering van de verbeterde versie van het Cryptographic Controlled Item Registration System heeft plaatsgevonden en in de loop van januari en februari 2010 zijn de gebruikersacceptatietesten uitgevoerd.

Conclusie

«Beter Verbeteren» is goed op weg haar doelstellingen te halen, ondanks de opgetreden vertragingen bij de start van de meerjarige programma’s financieel beheer en materieelbeheer. Omdat bij de aanpak is gekozen de kritische processen het eerst aan te pakken heeft de achterstand nog niet geleid tot direct nadelige gevolgen.

De kritieke succesfactor voor het behalen van de doelstellingen blijft de aandacht voor beheer.

De focus voor 2010 zal dan ook gericht moeten blijven op de aandacht voor beheer in combinatie met de uitvoering van de meerjarige verbeterplannen.

BIJLAGE 5 – UITGAVEN KONINKLIJK HUIS

Kosten die samenhangen met het Koninklijk Huis over 2009 (x € 1)
Onderwerp Kosten
Inzet personeel 1 903 430
Luchttransport 200 708
Onderhoud Groene Draeck 66 101
Totaal 2 170 239

BIJLAGE 6 – MILIEU

Algemeen

Defensie meet en registreert continu de milieubelasting ten gevolge van haar activiteiten. Hierbij spelen energieverbruik, luchtverontreiniging, geluidemissie, milieugevaarlijke stoffen, bodemverontreiniging, afvalreductie en natuurwaarden een rol. Tegelijkertijd wordt de realisatie van de milieudoelstellingen zoals opgenomen in de Defensie Duurzaamheidsnota 2009 (DDN2009) gevolgd. Deze informatie wordt zowel voor verantwoording gebruikt in de vorm van dit jaarverslag, als voor bijsturing van de defensieactiviteiten.

Op 26 februari 2009 is de DDN2009 door staatssecretaris De Vries van Defensie gepresenteerd. Met deze nota wordt het beleid op milieugebied, zoals dat door het ministerie van Defensie vanaf 1993 wordt gevoerd, voortgezet. De looptijd van de nota bedraagt vier jaar, namelijk 2009 tot en met 2012. Uitgangspunt voor het duurzaamheidbeleid van Defensie is dat aan wet- en regelgeving wordt voldaan en het Rijksbeleid wordt uitgevoerd. Hierbij geldt als belangrijke randvoorwaarde dat het primaire doel van de defensieorganisatie, namelijk operationele inzetbaarheid van de krijgsmacht, gegarandeerd moet blijven. Voor de uitvoering van het duurzaamheidbeleid over de beleidsperiode 2009 t/m 2012 wordt bijna € 100 miljoen uitgetrokken.

De drie belangrijkste elementen van de DDN2009 betreffen energiebesparing en gebruik van duurzame energie, duurzaam inkopen en milieumanagement. Met de uitvoering van de DDN2009 is het afgelopen jaar een begin gemaakt; de uitvoering ligt over het algemeen goed op schema.

De belasting van het milieu wordt per milieuthema met behulp van indicatoren in beeld gebracht. Daarbij staan steeds de doelstellingen uit de DDN2009 en de realisatie daarvan vermeld alsmede achtergronden en ontwikkelingen van het afgelopen jaar. Aan het slot van deze milieubijlage is een overzicht met alle indicatoren opgenomen.

Energie en klimaat

De energiedoelstellingen van Defensie zijn gebaseerd op de Europese richtlijn betreffende energieprestatie van gebouwen (2002), de energiebesparingnota van Economische Zaken van 1998, het vierde Nationale Milieubeleidsplan (2001) en de Bestuursovereenkomst Landelijke Ontwikkeling Windenergie (BLOW-convenant) en ten slotte kabinetsdoelstellingen in het kader van het uitvoeringsprogramma «Schoon en Zuinig». De belangrijkste indicatoren voor de prestaties op energiegebied zijn het totale energieverbruik van Defensie en de energie-efficiency van gebouwen.

De gebouwen van Defensie nemen een substantieel deel van het totale energieverbruik voor hun rekening. In het verslagjaar is de behoeftestelling voor het doorvoeren van energiebesparende maatregelen bij verwarmde gebouwen met een vloeroppervlak van meer dan 1 000 m2 en een terugverdientijd korter dan acht jaar goedgekeurd. Deze wordt de komende jaren uitgevoerd. Tevens zijn de eerste energiecursussen voor gebouwbeheerders gestart, als begin van een landelijk project. Op de Vliegbasis Gilze-Rijen is als proef LED-verlichting geplaatst langs de start- en rolbanen. Op Nieuw-Milligen is een nieuw gebouwbeheerssysteem geïnstalleerd, waarmee zeer nauwkeurig het energieverbruik kan worden bijgehouden. Ook ligt de doelstelling voor de inkoop van 100 procent groene elektriciteit op schema. Bij groen gas zijn er zowel budgettaire als markttechnische problemen. Er is nog onvoldoende groen gas op de markt. Ten slotte is bij de voorbereiding van het project realisatie windturbines in Coevorden goede voortgang gemaakt. De financiën zijn zeker gesteld, evenals de toegang tot het stroomnet. Nu kan de aanbesteding beginnen.

Bij het roerend goed is minder ruimte om aan energiebesparing te doen omdat dit al heel snel botst met operationele eisen. Wel is Defensie een samenwerkingsverband met de KLM en de NLR aangegaan met betrekking tot alternatieve brandstoffen in vliegend materieel. Dit is in het verslagjaar goed verlopen.

Figuur 1. Brandstofverbruik (in 1 000 liter) van Defensie

kst-32360-X-1-4.gif

Het brandstofverbruik bij de roerende zaken vertoont een dalende trend. De fluctuaties zijn echter zeer groot. Vooral bij kerosine en diesel is dit in het verslagjaar opvallend. De verschillen kunnen nog niet volledig verklaard worden. Dit wordt onderzocht in een nadere validatie.

Figuur 2. Gas (in 1 000 m3) en elektriciteitsverbruik (in 1 000 kWh) van Defensie

kst-32360-X-1-5.gif

Bij de onroerende zaken zijn de gebruikelijke meteraflezingen nu gecombineerd met de opgaven van de leverende energiemaatschappijen. Hieruit zijn zowel voor het gasverbruik als elektraverbruik in het verslagjaar sterk gestegen hoeveelheden naar voren gekomen, ondanks een nog steeds krimpende gebouwenvoorraad. Deze verschillen zullen, net als de energieverbruikcijfers bij de roerende zaken, nog nader worden geanalyseerd.

Dat de energieverbruikcijfers zulke afwijkingen vertonen heeft niet alleen maar invloed op energie. Defensie berekent op basis van de energiecijfers door middel van kengetallen, ook de uitstoot van kooldioxide, stikstofoxiden, zwaveldioxiden, koolmonoxide en de energieprestatie coëfficiënt van gebouwen. Aangezien de basisgegevens wellicht onbetrouwbaar zijn zullen de berekeningen die nodig zijn om deze cijfers te verkrijgen pas gedaan worden als de energiecijfers zijn geanalyseerd. Op dit moment wordt dus niet nader gerapporteerd over de genoemde milieubelastingen; de juiste cijfers over 2009 zullen in het volgende jaarverslag worden opgenomen.

Lekverliezen bij koelinstallaties en activering van brandblusinstallaties veroorzaken emissies van ozonlaagaantastende stoffen zoals HCFK’s en CFK’s. Deze emissies zijn omgerekend naar CFK-equivalenten. In 2009 was de emissie van ozonlaagaantastende stoffen (bijna volledig toe te schrijven aan halonverbruik in vliegtuigen en schepen) 9 844 kg CFK equivalent. Daarmee is de stijging van 2008 meer dan gecompenseerd en bevindt de milieubelasting zich zelfs nog onder het niveau van 2007.

Doelstellingen energie Eindjaar Realisatie 2009
D1 Defensie realiseert bij de combinatie van vastgoed en voertuigen een energiebesparing van 2% per jaar. jaarlijks  
D2 Defensie zal in 2012 wat betreft het gebruik van elektriciteit, aardgas en huisbrandolie voor verwarming van gebouwen 100% duurzaam zijn. 2012  

Toelichting doelstelling 1

Op basis van de voorliggende cijfers is nog niet te bepalen of deze doelstelling is gehaald.

Toelichting doelstelling 2

In 2009 was 85 procent van de gebruikte elektriciteit duurzaam opgewekt. Hiermee voldeed Defensie aan het Rijksbeleid. Het Rijksbeleid is aangescherpt voor wat betreft de inkoop van elektriciteit. Voor 2010 moet de rijksoverheid 100 procent duurzame elektriciteit inkopen. Bij aardgas en huisbrandolie is geen duurzame variant ingekocht.

Geluid

Doelstellingen geluid Eindjaar Realisatie 2009
D3 Defensie zal niet meer indirect geluidruimtebeslag hebben dan voor haar taakuitoefening noodzakelijk is. jaarlijks  
D4 Defensie zal zich inzetten om uiterlijk 2012 voor het Infanterie Schietkamp en het Artillerie Schietkamp geluidszones voor schietgeluid door VROM te laten vaststellen. 2012  

Toelichting doelstelling 3

Vanaf 31 december 2008 ziet Defensie erop toe dat het totale oppervlak van het indirect geluidruimtebeslag van vliegvelden en Wm-inrichtingen niet stijgt. Bij alle objecten, waar op grond van de Wet geluidhinder een 50dB(A)-zone is vastgesteld, is de oppervlakte in 2008 berekend en zal bezien worden of de zone kan worden aangepast. Dit project ligt op schema. Uiterlijk 2012 zal Defensie in overleg met het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM) de geluidszones van de luchtvaartterreinen Volkel, De Peel en Woensdrecht vaststellen. Tevens zal per luchthaven worden bezien welke mogelijkheden er zijn voor uitbreiding van nieuwbouw van woningen binnen de geluidszones van militaire luchtvaartterreinen, zoals vastgelegd in het Besluit militaire luchthavens van 6 februari 2009.

Toelichting doelstelling 4

De door Defensie ontwikkelde rekenmethodiek voor de beoordeling van schietgeluid is aan het ministerie van VROM aangeleverd. De vertaling naar een wettelijk instrumentarium moet nog plaatsvinden.

Geluidgerelateerd project

In 2009 is door het Commando luchtstrijdkrachten en de Defensie Materieel Organisatie het project «Doorgun simulator» opgestart, waarmee «doorgunners» van helikopters binnen kunnen worden opgeleid. Hierdoor treedt er buiten op schietbanen minder geluidoverlast op.

Gevaarlijke stoffen

Doelstellingen gevaarlijke stoffen Eindjaar Realisatie 2009
D5 Defensie beperkt het gebruik van ongewenste stoffen en draagt zorg voor een veilig gebruik van gevaarlijke stoffen. jaarlijks continu

Toelichting doelstelling 5

De gevaarlijke stoffen die Defensie gebruikt zijn verder geïnventariseerd. Er zijn veiligheidsinstructies bekend gesteld via softwareprogrammatuur. De verantwoordelijkheid voor de invoering en het volgen van deze instructies ligt bij de gebruikers en hun leidinggevenden. Voor de gevaarlijke stoffen is de doorvoering van de Europese verordening REACH in 2009 een speerpunt geweest. Defensiebreed zijn vragenlijsten uitgezet om te inventariseren welke stoffen door Defensie zelf worden geïmporteerd en waarvoor een registratieplicht geldt. Dit bleken twee producten te zijn. Nu zal worden bezien of Defensie hier zelf een registratie voor gaat verzorgen of dat er een beroep gedaan zal worden op de defensie-uitzondering in de Wet Milieubeheer. Ten slotte zijn de door Defensie gebruikte biociden geïnventariseerd met het oog op gebruik van niet toegelaten biociden. Defensie bleek tientallen biociden te gebruiken waarvan een deel niet toegelaten was. Voor verschillende middelen bleken alternatieven beschikbaar die wel zijn toegelaten. Andere middelen zijn niet-essentieel en kunnen uit de bevoorrading worden genomen. Vijf biociden bleken essentieel en toch niet toegelaten. Deze heeft Defensie aangemeld voor toelating bij het college voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Daarnaast heeft Defensie een startbijdrage beschikbaar gesteld voor het Kennisnetwerk biociden bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu.

Wat betreft vermindering van het gebruik van gevaarlijke stoffen is vooral bij biociden voortgang geboekt. Diverse soorten zijn uit voorraad genomen. Voor de overige stoffen is gewerkt aan een meer gecontroleerd en veiliger gebruik.

Luchtkwaliteit

Doelstellingen luchtkwaliteit Eindjaar Realisatie 2009
D6 Defensie neemt ter verbetering van de luchtkwaliteit bij nieuw en bestaand materieel technische maatregelen waardoor de uitlaatgassen minder schadelijk zijn. jaarlijks continu

Toelichting doelstelling 6

Voor het nieuwe materieel zijn regels gesteld voor het meenemen van energie-efficiency, waarmee indirect de luchtkwaliteit gediend is. Tevens koopt Defensie meer en meer «van de plank» waardoor voertuigen vaker voldoen aan de civiele luchtkwaliteitsnormen. Voor civiele dienstauto’s heeft Defensie een rijksbrede aanbesteding gedaan. De eisen die hieraan gesteld zijn, zijn conform het overheidsbrede programma «Duurzaam Inkopen». Daarnaast is een innovatiekavel aanbesteed, waarin diverse soorten duurzame aandrijvingen (hybriden, aardgas, e.d.) zijn opgenomen. Op dit moment wordt, samen met een civiel consortium, samengewerkt voor de verwerving van 3 500 elektrische voertuigen, waarvan 500 voor het Rijk.

Voor bestaande voertuigen is onderzocht of de oude vrachtauto’s nog kunnen worden voorzien van roetfilters. De rapportage van dit onderzoek heeft echter vertraging opgelopen en wordt nu voorzien in 2010. Voor schepen wordt een dergelijk onderzoek nog uitgevoerd.

De doelstelling vereist continue actie, zeker bij nieuw aan te schaffen materieel. Geconcludeerd kan worden dat deze acties zowel voor nieuw als bestaand materieel in 2009 hebben plaatsgevonden.

Bodem

Defensie werkt sinds 1991 aan de uitvoering van haar bodemonderzoek- en saneringsprogramma. Van verdachte plekken en nieuwbouwlocaties op defensieterreinen wordt de bodemkwaliteit onderzocht, waarna ernstige bodemverontreinigingen worden gesaneerd of beheerst. Met de wijziging van het Bodemsaneringsbeleid van het ministerie van VROM is vastgesteld dat «spoedlocaties» uiterlijk in 2015 moeten zijn gesaneerd.

Doelstellingen bodem Eindjaar Realisatie 2009
D7 Defensie zal eind 2012 alle oriënterende bodemonderzoeken hebben afgerond en 60% van de spoedeisende bodemverontreinigingen hebben gesaneerd. De einddatum voor afronding van de bodemsaneringsoperatie blijft gehandhaafd op 2023. 2012  
D8 Defensie besluit in 2011 over invoering van maatregelen om bodemverontreiniging door schietoefeningen met klein kaliber wapens te verminderen. 2011  

Toelichting doelstelling 7

Eind 2009 was 97 procent van de te onderzoeken locaties van het bodemprogramma van Defensie daadwerkelijk onderzocht. Van de bijna 3 800 onderzochte locaties is 82 procent gereed. Dat wil zeggen dat uit onderzoek bleek dat de locatie schoon was, of dat de noodzakelijke sanering is afgerond.

Figuur 3. Percentage locaties gereed van het bodemsaneringsprogramma van Defensie over 2000 t/m 2009 gerelateerd aan het lineaire verloop van het programma tussen 1991 en 2023

kst-32360-X-1-6.gif

De komende jaren wordt de resterende drie procent van de locaties nog onderzocht. In 2009 is vooral aandacht besteed aan oriënterende onderzoeken om de totale omvang van het bodemsaneringsprogramma af te kaderen. Het aantal saneringen in 2009 was beperkt. Desondanks ligt Defensie nog steeds enigszins vóór op schema om uiterlijk in 2023 alle ernstige bodemverontreinigingen op defensieterreinen gesaneerd of beheerst te hebben. Van de 250 spoedeisende saneringen is inmiddels 74 procent gereed.

Toelichting doelstelling 8

Het onderzoek naar de ballistische eigenschappen van «groene» munitiesoorten die mogelijk bij schietoefeningen gebruikt zouden kunnen worden, is vertraagd door leveringsproblemen van de munitie. De proefneming van nieuwe alternatieve kogelvangers, waardoor het loodprobleem in de kogelvangers van zand verminderd zou kunnen worden, heeft eveneens enige vertraging opgelopen.

Water

Doelstelling water Eindjaar Realisatie 2009
D9 Defensie zal uiterlijk 2012 een besparing op het drinkwaterverbruik realiseren van 5% ten opzichte van 2008. 2012  
D10 Defensie zal uiterlijk in 2010 onderzoek hebben afgerond naar de mogelijkheden voor infiltratie en gescheiden afvoer van hemelwater en zal uiterlijk in 2012 130 watertoetsen en -balansen hebben opgesteld. 2010  
D11 Defensie zal uiterlijk in 2012 uitvoering hebben gegeven aan 50% (in kosten) van de maatregelen met een hoog milieurendement uit de ruim twintig waterbeheerplannen (DMB2004) en zijn gestart met uitvoering van de maatregelen uit de in doelstelling D10 genoemde onderzoeken. 2012  

Toelichting doelstelling 9

In 2009 is het drinkwaterverbruik bij Defensie iets gestegen ten opzichte van 2008. De hoeveelheid onttrokken grondwater is gelijk gebleven. De maatregelen die moeten leiden tot reductie van de hoeveelheid drinkwater zijn in de voorbereidingsfase en resulteren op dit moment nog geen effect.

Figuur 4. Totaal waterverbruik (in 1 000 m3) van Defensie, onderverdeeld in drinkwater- en grondwaterverbruik

kst-32360-X-1-7.gif

Toelichting doelstelling 10

Watertoetsen en -balansen geven een beeld van alle hemel-, grond- en drinkwaterstromen op een defensieterrein en leiden tot maatregelen om tot waterbesparing te realiseren en het grondwater op peil te houden. Defensie stelt deze toetsen op in nauw overleg met gemeenten, drinkwaterbedrijf, provincie en overige belanghebbenden. In 2009 zijn de formats door de eindproducten vastgesteld en zijn negen watertoetsen enéén waterbalans opgesteld. Voor het onderzoek naar de mogelijkheden voor infiltratie en gescheiden afvoer van hemelwater is de methodiek vastgesteld en bepaald op welke kazernes de onderzoeken zullen plaatsvinden.

Toelichting doelstelling 11

Tot en met 2008 zijn 21 waterbeheerplannen van kazernes en vliegbases afgerond. Met de uitvoering van waterbesparende voorzieningen, die in de plannen worden geadviseerd, is in het kader van het reguliere onderhoud gestart en is voor de beleidsperiode geld vrijgemaakt. Hieronder vallen bijvoorbeeld waterbesparende douchekoppen en toiletten en bemetering.

Watergerelateerde projecten

Bij de bouw van vier nieuwe patrouilleschepen wordt gebruik gemaakt van membraanbioreactoren voor het zuiveren van afvalwater. Het eerste schip is in 2009 voltooid en gedoopt.

Afval

Defensie heeft gekozen voor het zo veel mogelijk scheiden van afval in herbruikbare deelstromen. Hierdoor wordt gestuurd op het verminderen van de hoeveelheid restafval.

Doelstellingen afval Eindjaar Realisatie 2009
D12 Defensie implementeert het nationale en EU-beleid op het gebied van afvalstoffen. De overgang van beheersen naar preventie wordt vormgegeven binnen de organisatorische en operationele mogelijkheden. Jaarlijks  
D13 Defensie produceert in 2012 niet meer restafval dan in 2007. 2012  

Toelichting doelstelling 12

In 2009 zijn geen grote wijzigingen in het afvalbeleid doorgevoerd. Om de preventie voor het ontstaan van afvalstoffen vorm te geven is een aantal maatregelen in de DDN2009 opgenomen. Hierdoor wordt preventie van afval bij inkoop (verpakkingsmateriaal) onderzocht en worden bij twee representatieve goederenstromen de mogelijkheden voor afvalreductie onderzocht. Deze onderzoeken lopen in 2010 nog door. Daarnaast is vastgesteld bij welke objecten van Defensie relatief veel afval per medewerker wordt geproduceerd. Bij deze objecten wordt vanaf 2010 een afvalpreventie- en afvalscheidingplan opgesteld.

Figuur 5. De totale hoeveelheid afval (in ton) van Defensie, onderverdeeld in de hoeveelheid bedrijfsafval en de hoeveelheid gevaarlijk afval

kst-32360-X-1-8.gif

Toelichting doelstelling 13

Op basis van de defensiebrede contracten voor bedrijfsafval en gevaarlijk afval worden de kosten en hoeveelheden van het afgevoerde afval in het Defensie Arbo- en Milieu Informatiesysteem geregistreerd.

Figuur 6. Hoeveelheid restafval van Defensie

kst-32360-X-1-9.gif

In 2009 is de totale hoeveelheid restafval met ongeveer acht procent gestegen maar de totale hoeveelheid is niet hoger dan in 2007.

Externe veiligheid

Doelstelling externe veiligheid Eindjaar Realisatie 2009
D14 Defensie zal in 2012 in samenwerking met het ministerie van VROM extern veiligheidsbeleid geïmplementeerd hebben voor munitiecomplexen, luchtvaartterreinen met voornamelijk vaste vleugelvliegtuigen en buisleidingen. 2012  

Toelichting doelstelling 14

Voor wat betreft de Externe Veiligheid (EV) rondom munitiecomplexen is er in 2009 door TNO een aangepaste rekenmethodiek opgesteld, die in maart 2010 aan Defensie zal worden aangeboden.

In 2009 is aan het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR) opdracht gegeven voor een evaluatie van de bestaande rekenmethodiek voor vaste vleugelvliegtuigen. Op basis hiervan zal in 2010 met VROM overleg plaatsvinden over het EV-beleid rondom militaire luchtvaartterreinen. Ook voor helikopters is aan het NLR gevraagd een rekenmethodiek te ontwikkelen; de resultaten van dat onderzoek zullen bepalen of vliegbewegingen met helikopters in de berekening van externe veiligheidszones voor militaire luchthavens kunnen worden meegenomen.

Biodiversiteit en natuur

Doelstellingen biodiversiteit en natuur Eindjaar Realisatie 2009
D15 Defensie wil, bij het ontplooien van haar activiteiten en het beheer van haar terreinen, naar vermogen blijven bijdragen aan de biodiversiteit in Nederland en aan de doelstellingen van Natura2000. jaarlijks  
D16 Defensie zal, bij haar activiteiten voor vrede en veiligheid, de (Noord)zee op een duurzame manier blijven gebruiken om daarmee bij te dragen aan een goede milieukwaliteit op zee. jaarlijks  

Toelichting doelstelling 15

Defensie houdt bij het beheer en gebruik van defensieterreinen rekening met de aanwezige natuurwaarden. Afstemming tussen het militaire gebruik en de natuurfunctie van de defensieterreinen vindt op een zodanige wijze plaats dat de operationele commando’s in staat worden gesteld de gewenste graad van geoefendheid te bereiken en behouden. De defensieterreinen worden al vele jaren op natuurwaarden geïnventariseerd. Hier volgen ook beheersmaatregelen uit. De doelstelling is uitgewerkt in de maatregel dat Defensie voor 2012 onderzoekt hoe militair gebruik zich verhoudt tot de aanwezige natuur en landschapswaarden op militaire terreinen en wat de kwalitatieve bijdrage van Defensie is aan natuur en landschap in Nederland. De focus van deze maatregel ligt in de toekomst. Op dit moment zijn er dus nog geen bijzonderheden te melden.

Toelichting doelstelling 16

Defensie heeft een methodiek ontwikkeld om voor zeedieren veilig sonargebruik mogelijk te maken. In 2009 heeft een verdere verfijning plaatsgevonden. Dit softwareprogramma heet SAKAMATA en zal in 2010 in gebruik worden genomen. De commandant der zeestrijdkrachten heeft een aanwijzing voor de operationele eenheden uitgegeven omtrent het gebruik van actieve sonar. Hierin is aandacht voor de planning, voorbereiding en daadwerkelijk gebruik van actieve sonarsystemen en het minimaliseren van de gevolgen voor zeezoogdieren. Tevens zijn er interne opleidingen ontwikkeld die in 2010 gegeven gaan worden. Deze opleidingen gaan over het gebruik van SAKAMATA en het leren detecteren van zeezoogdieren.

In 2009 heeft Defensie meegedaan aan een internationale «seatrial» op volle zee voor de Noorse kust. Hierbij werden testen uitgevoerd waarbij walvissen in een gecontroleerd experiment werden blootgesteld aan sonargeluid. Voor het eerst zijn hierbij ook vanuit Defensie gedragsbiologische aspecten meegenomen. Ten slotte heeft Nederland ingestemd met participatie en cofinanciering van een zeezoogdierendatabase in het kader van het Europees Defensie Agentschap. Ook Frankrijk, Duitsland, Noorwegen en Italië participeren hierin.

Milieuzorg

Goed werkende milieuzorgsystemen zijn belangrijk voor het beheersen van de milieubelasting, het naleven van wet- en regelgeving en het realiseren van de milieudoelen. De milieuzorgsystemen van de defensieonderdelen moeten aantoonbaar aan de ISO-14 001 norm voldoen. Defensie zal op termijn haar milieuzorgsystemen extern laten certificeren. Het CZSK heeft in 2009 haar certificaat behaald. Tevens zijn enkele onderdelen van het CLSK en het CDC gecertificeerd. Dat het CKmar haar certificaat al 9 jaar behoudt is een knappe prestatie. De Bestuursstaf en de DMO hebben een beduidend lager realisatietempo.

Toch zijn er ook tegenvallers. De realisatie van milieuzorgsystemen bij de Bestuursstaf is vertraagd. De Audit Dienst Defensie zal stoppen met de milieu-audits. Dit onderstreept dat externe certificering steeds noodzakelijker wordt. Verder is het onderzoek naar de milieucomponent in de opleidingen bij Defensie vertraagd.

Uiteindelijk moet milieuzorg leiden tot minder overtredingen van milieuregels. Het ministerie van VROM is verantwoordelijk voor de handhaving van milieuvergunningen op grotere defensieobjecten.

Figuur 7. Handhavingsresultaten van inspecties bij Defensie

kst-32360-X-1-10.gif

VROM-inspecteurs bezoeken deze inrichtingen en maken melding van geconstateerde tekortkomingen. Afhankelijk van de aard en ernst van deze tekorten wordt door de handhaver aan het niet tijdig opheffen daarvan het voornemen tot het opleggen van een dwangsom verbonden.

In 2009 zijn 84 inspectiebezoeken uitgevoerd en is in negentien gevallen een brief verzonden met een voornemen tot het opleggen van een dwangsom. In twee gevallen heeft dit tot een dwangsombeschikking geleid. Door tijdig herstel van de tekortkomingen is geen dwangsom geïnd.

De inspecties van VROM zullen qua karakter veranderen richting systeem georiënteerd toezicht. Hierbij wordt bij inrichtingen waar een goed werkend milieuzorgsysteem aanwezig is overgeschakeld naar systeemtoezicht. Bezien zal moeten worden of de indicatoren in figuur 7 in de toekomst nog wel een betrouwbaar beeld zullen opleveren. Vooralsnog blijkt uit de huidige indicator een positieve trend.

Doelstellingen milieuzorg Eindjaar Realisatie 2009
D17 Defensie verbetert voor de gehele organisatie de aantoonbaarheid van de goede werking van milieumanagementsystemen. Jaarlijks  

Toelichting doelstelling 17

Net als in voorgaande jaren is er op het gebied van milieuzorg veel werk verzet. Tot nu toe had de bestuursstaf de beschikking over een milieumanagementsysteem waarin «slechts» de facilitaire processen opgenomen waren. In 2009 is besloten dat de bestuursstaf een eigen (Defensie overkoepelend) milieuzorgsysteem gaat invoeren. Ook is de koppeling aan het Veiligheids- en Milieumanagementsysteem Defensie (VMS-Def) in gang gezet.

De milieugegevens zijn in het softwareprogramma DAMIS ingevoerd. Dit programma krijgt in 2010 een update. Het Defensie Milieu Aspecten Register, dat de aparte registers die tot nu toe in gebruik zijn bij de defensieonderdelen moet aanvullen of vervangen, heeft wat vertraging opgelopen. De zaak is complexer dan gedacht. Voortgaande reorganisaties hebben invloed op de inrichting van toekomstige milieuzorgsystemen. Dit werkt ook vertraging in de hand omdat gewacht moet worden op hoe de organisatie er definitief uit komt te zien voordat milieuprocedures beschreven en verantwoordelijkheden toegewezen kunnen worden.

Milieuzorg tijdens oefeningen en operaties

Bij de planning van vredes- en crisisbeheersingsoperaties en oefeningen wordt in de planningsfase in toenemende mate aandacht besteed aan het aspect milieu. Defensie is in 2009 opgetreden in onder andere Afghanistan, Bosnië-Herzegovina en Soedan.

Doelstelling milieuzorg tijdens oefeningen en operaties Eindjaar Realisatie 2009
D18 Defensie zal bij oefeningen en operaties milieuaspecten vroegtijdig in de planning meenemen en een eenvoudig milieumanagementsysteem implementeren. jaarlijks  
D19 Defensie zal de bedrijfsprocessen van militaire kampementen op milieuaspecten analyseren en verbeteren. De resultaten worden in orders, aanwijzingen en instructies opgenomen. jaarlijks  

Toelichting doelstelling 18

Binnen de NAVO is de afgelopen jaren milieubeleid ontwikkeld en op het hoogste militaire niveau vastgesteld: de NATO Military Principles and Policies for Environmental Protection (EP). Dit beleid gaat er van uit dat, binnen de operationele mogelijkheden, tijdens de planning en de uitvoering van oefeningen en operaties zoveel mogelijk rekening gehouden moet worden met milieuaspecten. Het beleid is doorvertaald naar NAVO-procedures op het gebied van milieumanagement, afvalmanagement en brandstofbehandeling tijdens operaties. Deze Standardization Agreements (STANAG’s) zijn gericht op de milieuverantwoordelijkheden van de operationele commandant te velde en dienen als basis voor de milieubijlage van operatiebevelen voor oefeningen en vredesoperaties zoals in Afghanistan. Nederland is zeer actief bij de ontwikkeling van milieuprocedures in NAVO-verband.

Milieumanagement is inmiddels onderdeel van de planning voor oefeningen en operaties, met als doel de milieueffecten van de operationele bedrijfsvoering te minimaliseren en te voldoen aan internationale en nationale regelgeving. Nederland heeft het hanteren van de NAVO-procedures van kracht verklaard voor alle grote oefeningen en operaties, niet alleen die welke door de NAVO worden geleid. De milieumanagement-STANAG 7141 is uitgewerkt in Aanwijzing A-410.

Toelichting doelstelling 19

Nederland heeft ook het voortouw genomen bij het opzetten van een NAVO-studie op het gebied van milieuaspecten van militaire kampementen. De uit die studie voortgekomen drie handboeken worden momenteel, ook weer onder Nederlandse leiding, omgezet tot NAVO-documenten.

In 2009 is in Tarin Kowt een nieuw model chalet (personeelsonderkomen) in gebruik genomen. Op basis van «lessons learned» met het oude type is een energiezuiniger en toch ruimer onderkomen ontworpen, waarbij ook de interne luchtkwaliteit en de snelheid van opbouwen en afbreken is verbeterd.

Materieelkeuzeproces

Een duurzame leefomgeving is één van de zes pijlers uit het beleidsprogramma 2007–2011 van het kabinet Balkenende IV. Om invulling te geven aan deze duurzame leefomgeving heeft het kabinet zich onder meer ten doel gesteld om de ontwikkeling van markten voor duurzame producten te stimuleren. Met een jaarlijks inkoopvolume van ongeveer € 40 miljard kan de overheid daarbij een grote rol van betekenis spelen en een duidelijke voortrekkersrol op zich nemen. Duurzaam inkopen betekent dat een organisatie bij haar inkoopbeslissingen, naast prijs en kwaliteit ook rekening houdt met de milieu- en sociale aspecten van de aan te schaffen producten en diensten.

Doelstellingen materieelkeuzeproces Eindjaar Realisatie 2009
D20 Defensie streeft binnen de kaders van operationele geschiktheid en bescherming van het personeel naar toepassing van milieu- en sociale criteria bij de keus van militair materieel. jaarlijks  
  Alle overige inkopen en investeringen van Defensie voldoen vanaf 2010 aan de beschikbare criteria voor duurzaam inkopen. 2010  

Toelichting doelstelling 20

Als uitwerking van dit rijksbrede beleid is in het Handboek Verwerving Defensie (HVD) en het Handboek Europees Aanbesteden ook een hoofdstuk met betrekking tot duurzaam inkopen opgenomen. In het HVD is aangegeven dat duurzaamheidcriteria bij aanbestedingen moeten worden meegewogen. Daarnaast heeft een groot aantal verwervers van Defensie voorlichting gekregen over duurzaam inkopen.

Slechts in drie gevallen is het toegestaan af te wijken van de eisen voor duurzaam inkopen: als de eisen met betrekking tot duurzaamheid niet in overeenstemming kunnen worden gebracht met de eisen voor veiligheid, als de aanschaf van een duurzaam product substantieel duurder is en als duurzame producten of diensten niet in voldoende mate beschikbaar zijn.

In dat kader neemt militair materieel een bijzondere positie in. Militair materieel moet wereldwijd onder sterk wisselende omstandigheden op een voor het personeel veilige wijze inzetbaar zijn. Dit betekent dat niet in alle gevallen invulling kan worden gegeven aan de duurzaamheidcriteria. Echter, hoewel in de allereerste plaats moet worden voldaan aan de operationele eisen moet er wel actief naar worden gestreefd om bij aanschaf van materieel de milieu- en sociale criteria een rol te laten spelen. In dat opzicht geldt er voor militair materieel geen uitzondering voor toepassing van de duurzaamheidcriteria. Er is echter geen sprake van een resultaatsverplichting maar van een inspanningsverplichting. Dit betekent dat daar waar mogelijk de vastgestelde duurzaamheidcriteria worden toegepast.

Voor de categorieën «dienstauto’s» en «elektriciteit» voert Defensie inmiddels het categoriemanagement, dat wil zeggen dat zij deze producten voor de gehele Rijksoverheid inkoopt.

Infrastructuur

Defensie is beheerder van een groot aantal terreinen met verschillende functies. Op de vliegbases, kazernes, vlootbases en logistieke inrichtingen staan rond de 12 500 gebouwen. Defensie is verantwoordelijk voor deze infrastructuur en is opdrachtgever voor de nieuwbouw- en onderhoudswerkzaamheden. Zowel in de nieuwbouwfase als in de exploitatiefase worden grondstoffen en energie gebruikt en ontstaat er bouwafval. De principes van Duurzaam Bouwen (Dubo) zorgen ervoor dat deze milieueffecten gedurende de hele levenscyclus van de gebouwen worden beperkt. Daarbij kan gedacht worden aan energiebesparende maatregelen (zoals dubbel glas en hoogrendementsketels), waterbesparing (bij toiletten en douches), hergebruik van materialen en duurzame bouwmaterialen (zoals FSC-hout). In de Vastgoednormen van Defensie, die in 2006 van kracht zijn geworden, is het aspect duurzaam bouwen dwingend voorgeschreven.

Doelstelling infrastructuur Eindjaar Realisatie 2009
D21 Defensie hanteert vanaf 2010 bij het ontwerp van alle nieuwbouw- en onderhoudsprojecten de door het ministerie van VROM vastgestelde GPRGebouw®-minimumscores. 2010  
D22 Defensie draagt er vóór 2010 zorg voor dat het aspect duurzaamheid is opgenomen in alle vastgoedplannen en programma’s van eisen en dat alle infrastructurele projecten inhoudelijk en procedureel voldoen aan het beleid op het gebied van duurzaam inkopen. 2009  

Toelichting doelstelling 21

In 2008 is de keuze gemaakt om met het softwareprogramma GPRGebouw® te gaan werken, waarmee de duurzaamheid van een gebouwontwerp kan worden vastgesteld. In 2009 is het systeem aangeschaft, zijn de gebruikersopleidingen afgerond en zijn zes gebouwen als pilot doorgerekend. De door VROM vastgestelde minimumscore van zeven punten wordt bij de gangbare ontwerpsystematiek bij Defensie over het algemeen goed gehaald. Zolang GPRGebouw® nog niet volledig is ingevoerd zullen de lijsten met Dubo-maatregelen uit het Nationale pakket Utiliteitsbouw gebruikt blijven worden. In 2009 is het toepassingspercentage toegenomen van 40 procent naar 51 procent. Onderzoek van de Audit Dienst Defensie over 2008 heeft uitgewezen dat het daadwerkelijk toepassingspercentage waarschijnlijk hoger ligt, maar dat de registratie van de maatregelen verbetering behoeft.

Het aandeel HR-ketels in het gebouwenbestand van Defensie bedraagt nu 52 procent van het totaal opgesteld vermogen tegen 45 procent in 2008. Hierbij is over de jaren een gestage verbetering te zien.

Figuur 8. Percentage (opgesteld) vermogen t.b.v. ruimteverwarming onroerend goed

kst-32360-X-1-11.gif

Toelichting doelstelling 22

In het verslagjaar is geregeld dat in alle Programma’s van Eisen voor infrastructuur een paragraaf «Milieueisen inclusief duurzaamheidaspecten» opgenomen. Hierin is onder andere opgenomen dat de duurzaamheidcriteria van het Rijksbrede programma «Duurzaam Inkopen» moeten worden gevolgd. Verder is vastgelegd dat voor infrastructuurprojecten met een omvang van meer dan € 5 miljoen een Life Cycle Costing-analyse moet worden uitgevoerd.

Veiligheid, Arbeidsomstandigheden en Milieu

In 2007 is naar aanleiding van een aantal ongevallen binnen de defensieorganisatie besloten tot het invoeren van het Veiligheidsmanagementsysteem Defensie (VMS Def), waarbij ook de Arbo-aspecten meegenomen worden. In de DDN2009 is opgenomen dat arbo- en milieuprocedures zoveel mogelijk op elkaar zullen worden afgestemd, zodat op termijn één gecombineerd arbo-, milieu- en veiligheidssysteem mogelijk wordt.

In 2009 is de «Meldingenmodule» in gebruik genomen, waarbij meldingen van voorvallen en incidenten op alle drie gebieden in één systeem worden geregistreerd en geanalyseerd. Daarnaast wordt inmiddels gezamenlijk de nieuwe wet- en regelgeving gevolgd en in de organisatie verspreid en is het besluit genomen de defensiebrede milieuprocedures in 2010 op te nemen in het VMS Def.

Communicatie

Vanuit de gedachte dat milieu in de normale bedrijfsvoering geïntegreerd dient te zijn rapporteert Defensie vanaf verslagjaar 2006 over milieu in het departementale jaarverslag en brengt geen afzonderlijk milieujaarverslag meer uit.

Naast publicaties over milieuonderwerpen in de Defensiekrant en in vakbladen is er tijdens de drie Open Dagen Defensie in 2009 aandacht besteed aan milieuonderwerpen. Daar was onder andere een energiezuinige compound te zien met een kleine windmolen, zonnecollectoren, goed geïsoleerde onderkomens en de bijbehorende waterzuiveringsinstallatie. Verder werd de «bird watch» van het CLSK toegelicht en kon het publiek vragen stellen over gevaarlijke stoffen.

Overzicht indicatoren

Nummer   2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 Eenheid Verschil 2008/2009 Toelichting
I.010 Totaal aantal ongewone voorvallen 395 250 393 376 192 281 279 stuks – 1% ongewone voorvallen in het kader van de Wet milieubeheer (Wm) die milieuschade (kunnen) veroorzaken, onderverdeeld in 3 categorieën gekoppeld aan de ernst van de situatie
I.020 Percentage aantal voornemens tot dwangsom t.o.v. aantal handhavingsbezoeken 33 39 47 30 30 37 23 % – 39% percentage van het aantal voornemens tot dwangsom ten opzichte van aantal handhavingsbezoeken in het kader van de milieuvergunning
I.030 Totaal aantal milieuklachten 3 408 2 147 3 504 2 598 3 412 3 057 4 983 stuks 63% aantal geluidgebonden en algemene milieuklachten
I.100 Waterverbruik 3 200 2 300 2 600 2 400 1 900 1 700 1 800 1 000 m3 4% som van grondwateronttrekking en leidingwaterverbruik
I.101 Relatief leidingdrinkwaterverbruik 29 25 31 29 23 23 20 m3/vte – 11% leidingdrinkwaterverbruik per medewerker (uitgedrukt in vte)
I.103 Percentage watertoetsen en -balansen gereed –  –  –  –  –  –  8 % –  in totaal moeten 130 rapporten opgesteld worden, 55 watertoetsen en 75 waterbalansen
I.104 Voortgang uitvoering programma waterbeheermaatregelen –  –  –  –  –  –  15 % –  het percentage wordt bepaald aan de hand van de uitvoering op basis van de kosten
I.200 Ozonlaagaantastend effect 2 000 11 000 2 700 3 200 11 300 14 800 9 800 kg cfk equivalent – 33% kilogrammen werkzame stoffen die schadelijk zijn voor de ozonlaag
I.201 Koolstofdioxide-emissie 680 000 641 000 561 000 564 000 505 000 539 000 niet berekend ton –  emissie van CO2 in kilogrammen als gevolg van brandstofverbruik (roerende en onroerende zaken: exclusief elektriciteitsopwekking bij externe elektriciteitscentrale)
I.202 Koolmonoxide-emissie 1 900 2 000 1 600 1 700 1 500 1 700 niet berekend ton –  emissie van CO in kilogrammen als gevolg van brandstofverbruik (roerende en onroerende zaken: exclusief elektriciteitsopwekking bij externe elektriciteitscentrale)
I.203 Distikstofoxide-emissie 67 68 59 62 58 57 niet berekend ton –  emissie van N2O in kilogrammen als gevolg van brandstofverbruik (roerende en onroerende zaken: exclusief elektriciteitsopwekking bij externe elektriciteitscentrale)
I.204 Emissie zwaveldioxide 1 282 1 257 1 139 1 181 1 071 1 016 niet berekend ton –  emissie van SO2 in kilogrammen als gevolg van brandstofverbruik (roerende en onroerende zaken: exclusief elektriciteitsopwekking bij externe elektriciteitscentrale)
I.205 Emissie stikstofoxiden 4 900 4 900 4 300 4 500 4 200 4 000 niet berekend ton –  emissie van NOx in kilogrammen als gevolg van brandstofverbruik (roerende en onroerende zaken: exclusief elektriciteitsopwekking bij externe elektriciteitscentrale)
I.206 Totale emissie vluchtige organische stoffen 207 148 133 8 25 geen rapp. geen rapp. ton –  emissie van vluchtige organische stoffen (VOS) in kilogrammen als gevolg van gebruik van oplosmiddelhoudende producten zoals verf, tectyl en benzine
I.207 Percentage verlies ozonlaag afbrekende stoffen onroerende zaken –  –  5 5 10 7 4 % – 41% percentuele aanduiding van de lekdichtheid van de vastgoed-installaties die ozonlaag afbrekende stoffen bevatten
I.208 Percentage verlies ozonlaag afbrekende stoffen roerende zaken –  –  –  –  6 5 3 % – 31% percentuele aanduiding van de lekdichtheid van de installaties in defensiematerieel die ozonlaag afbrekende stoffen bevatten
I.300 Totale hoeveelheid afval 25 000 27 000 27 000 24 000 32 000 30 000 28 000 ton – 9% totale hoeveelheid afgevoerde afvalstoffen in tonnen, verkregen door optelling van afvoer van bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen
I.301 Inzamelstructuur gescheiden afval 11 11 11 12 12 12 12 aantal 0% aantal (soorten) afvalstromen dat gescheiden wordt afgevoerd
I.302 Lozing afvalwater op oppervlaktewater 500 300 300 200 270 160 140 ve – 12% aantal vervuilingseenheden van afvalwater, dat bij processen anders dan huishoudelijk gebruik vrijkomt, dat wordt geloosd op het oppervlaktewater
I.303 Percentage afvalscheiding –  –  64 63 68 66 60 % – 10% percentage van de som van de afgevoerde hoeveelheden bedrijfsafvalstoffen (excl. restafval) ten opzichte van totale hoeveelheid afval
I.304 Percentage afvalpreventie en -scheidingsplannen gereed –  –  –  –  –  –  0 % –  percentage van het totaal aantal preventie- en scheidingsplannen die gereed zijn ten opzichte van het aantal dat gemaakt moet worden
I.400 Totaal energieverbruik 14 900 13 500 12 400 12 300 11 200 11 500 niet berekend 1 000 GJ –  totaal verbruik van energie. Dit betreft een optelling van de energie omgerekend naar GJ, die moeten worden opgewekt of wordt verbruikt door roerende en onroerende zaken
I.401 Energieverbruik roerende zaken 7 900 7 600 6 500 6 700 6 600 6 700 niet berekend 1 000 GJ –  totale energieverbruik van het roerend goed. Dit betreft een omrekening naar GJ van totaalverbruik aan brandstoffen voor roerende zaken
I.402 Energieverbruik onroerende zaken 6 900 5 900 5 800 5 500 4 600 4 800 niet berekend 1 000 GJ –  totale energieverbruik van onroerende zaken. Dit betreft een omrekening naar GJ van energie die wordt gebruikt of moet worden opgewekt voor onroerende zaken
I.403 Energie-efficiency onroerende zaken t.b.v. ruimteverwarming 0,177 0,162 0,171 0,150 0,151 0,131 niet berekend MJ/m2 graaddag –  energie-efficiency onroerende zaken (exclusief elektriciteit), berekend met totale energieverbruik onroerend goed, netto vloeroppervlakte en graaddagen
I.404 Energie-efficiency verwarmingsketels 81 81 82 82 82 82 82 % 0% gemiddeld rendement van alle opgestelde verwarmingsketels, uitgaande van een rendement van HR, VR en conventioneel van resp. 85, 80 en 70%
I.405 Percentage duurzame energie van energieverbruik onroerende zaken 4 11 12 14 19 21 niet berekend % –  percentage totale hoeveelheid opgewekte en ingekochte duurzame energieverbruik (omgerekend naar GJ) ten opzichte van totale energieverbruik voor onroerende zaken (I.402)
I.406 Totaal elektriciteitsverbruik 420 000 357 000 355 000 347 000 291 000 325 000 389 000 MWh 20% totale verbruikte hoeveelheid elektriciteit, inclusief duurzaam opgewekte elektriciteit d.m.v. eigen opwekking of inkoop
I.407 Percentage «groene» elektriciteit van het totaal elektriciteitsverbruik 20 49 56 63 83 86 85 % – 2% percentage totale hoeveelheid duurzaam opgewekte electriciteit (omgerekend naar GJ) ten opzichte van totale energieverbruik voor totaal electriciteitsverbruik (I.406)
I.408 Energie-efficiency voertuigen - motor- en bromfietsen 5,1 5,6 6,0 6,1 6,3 6,3 6,3 liter/100 km 0% gemiddeld (theoretisch) verbruik van alle motor- en bromfietsen
I.409 Energie-efficiency voertuigen - personenauto’s 6,8 6,0 6,0 7,4 7,3 6,1 6,1 liter/100 km – 1% gemiddeld (theoretisch) verbruik van personenauto’s
I.410 Energie-efficiency voertuigen - lichte bedrijfsvoertuigen 12,2 11,7 11,0 11,3 11,3 11,3 11,4 liter/100 km 1% gemiddeld (theoretisch) verbruik van lichte bedrijfsvoertuigen, bv bestelbusjes (gewicht < 3 500 kg)
I.411 Energie-efficiency voertuigen - zware bedrijfsvoertuigen 45,1 45,5 48,0 43,8 41,3 39,8 46,1 liter/100 km 16% gemiddeld (theoretisch) verbruik van zware bedrijfsvoertuigen, bv bussen en vrachtauto’s (gewicht > 3 500 kg)
I.413 Energie-efficiency vliegtuigen - helikopters 0,4 0,5 0,5 0,4 0,5 0,5 0,5 m3/vlieguur 2% gemiddeld (theoretisch) verbruik van helikopters
I.414 Energie-efficiency vliegtuigen - jachtvliegtuigen 4,1 3,5 3,7 3,7 3,7 3,7 3,7 m3/vlieguur 0% gemiddeld (theoretisch) verbruik van jachtvliegtuigen
I.415 Energie-efficiency vliegtuigen - transportvliegtuigen 1,5 1,6 1,5 2,1 1,9 2,1 2,2 m3/vlieguur 3% gemiddeld (theoretisch) verbruik van transport vliegtuigen
I.416 Energie-efficiency vliegtuigen - patrouillevliegtuigen 2,7 2,8 2,8 –  –  –  –  m3/vlieguur –  gemiddeld (theoretisch) verbruik van patrouille vliegtuigen
I.417 Energie-efficiency vaartuigen - mijnendienst 6,0 7,8 5,9 3,8 7,2 7,2 7,2 m3/vaardag 0% gemiddeld (theoretisch) verbruik van vaartuigen uit de klasse mijnendienst
I.418 Energie-efficiency vaartuigen - onderzeedienst 7,4 6,2 6,6 8,5 7,8 7,8 7,8 m3/vaardag 0% gemiddeld (theoretisch) verbruik van vaartuigen uit de klasse onderzeedienst
I.419 Energie-efficiency vaartuigen - Groep Escorte Schepen 36,2 38,1 25,7 19,7 10,7 9,6 9,6 m3/vaardag 0% gemiddeld (theoretisch) verbruik van groep escorteschepen
I.421 Percentage (opgesteld) vermogen HR-ketels van totaal 33 36 38 42 41 45 52 % 15% percentage opgesteld («theoretisch») vermogen van hoogrendementsketels ten opzichte van totaalvermogen (optelling van opgesteld vermogen van HR, VR en conventionele ketels)
I.422 Percentage (opgesteld) vermogen VR-ketels van totaal 62 60 60 56 57 52 45 % – 13% percentage opgesteld («theoretisch») vermogen van verbeterd-rendementsketels ten opzichte van totaalvermogen (optelling van vermogen van HR, VR en conventionele ketels)
I.423 Percentage (opgesteld) vermogen conventionele ketels van totaal 5 3 2 2 3 3 2 % – 8% percentage opgesteld («theoretisch») vermogen van conventionele verwarmingsketels ten opzichte van totaalvermogen (optelling van vermogen van HR, VR en conventionele ketels)
I.424 Energie-efficiency onroerende zaken (inclusief elektriciteit) –  –  0,396 0,364 0,361 0,343 niet berekend MJ/m2. graaddag –  energie-efficiency onroerende zaken, berekend met totale energieverbruik onroerend goed (inclusief elektriciteit), netto vloeroppervlakte en graaddagen
I.425 Opgesteld vermogen windenergie op defensieterreinen –  –  0 0 0 0 0 MW –  totaal vermogen windenergie opgesteld op defensieterreinen (uitgedrukt in MW)
I.426 Percentage energetisch doorgerekende gebouwen 500 - 1000 m2 –  –  –  –  –  –  9 % – 90% percentage aantal energetisch doorgerekende gebouwen ten opzichte van totaal aantal verwarmde gebouwen met oppervlakte tussen 500 en 1000 m2
I.427 Voortgang uitvoering Programma energiebesparingsmaatregelen –  –  –  –  –  –  0 % –  het percentage wordt bepaald aan de hand van de uitvoering op basis van de kosten
I.428 Percentage «groen» gas ten opzichte van totaal verbruik aardgas –  –  –  –  –  –  0 % –  het percentage groen of gecompenseerd gas ten opzichte van het totale gasverbruik
I.429 Percentage «groene» huisbrandolie ten opzichte van totaal verbruik huisbrandolie –  –  –  –  –  –  0 % –  het percentage groen of gecompenseerde huisbrandolie ten opzichte van het totale verbruik huisbrandolie
I.490 Percentage toepassing Nationale Pakket Utiliteitsbouw Duurzaam Bouwen –  –  –  38 30 40 51 % 26% gemiddeld percentage toepassing Nationaal Pakket Utiliteitsbouw Duurzaam Bouwen
I.500 Aantal geluidgehinderden 444 453 435 432 481 524 474 aantal – 10% aantal personen in woningen waaraan (nog) geen geluidwerende voorzieningen zijn aangebracht in het kader van het Defensie geluidsisolatieprogramma Luchtvaartwet (deze personen kunnen in theorie gehinderd worden door vliegtuiggeluid)
I.501 Percentage Wm-inrichtingen met vergunning ingediend bij bevoegd gezag –  –  10 8 6 82 82 % 0% percentage Wm-inrichtingen met vergunning ingediend bij bevoegd gezag, waarvan indirect ruimtebeslag als gevolg van de geluidsproductie in kaart is gebracht (met uitzondering van explosief geluid)
I.600 Totaal aantal bodemlocaties (vanaf 1991) 3 476 3 557 3 646 3 680 3 733 3 761 3 790 aantal 1% totaal aantal verdachte locaties dat sinds 1991 is opgenomen in het bodemsaneringsprogramma Defensie
I.601 Percentage bodemlocaties gereed 73 74 76 81 82 82 82 % 0% percentage locaties (ten opzichte van totaal, I.600) dat gesaneerd is (of waarvan de verontreiniging via een monitoringsprogramma beheerst wordt) of waar na onderzoek geen verdere actie noodzakelijk bleek
I.602 Percentage nog te onderzoeken bodemlocaties 6 6 6 5 4 4 3 % – 24% percentage locaties (ten opzichte van totaal, I.600) dat nog moet worden onderzocht
I.603 Percentage bodemlocaties in onderzoek 16 14 13 10 10 10 11 % 6% percentage locaties (ten opzichte van totaal, I.600) dat in onderzoek is
I.604 Percentage bodemlocaties onder sanering 5 6 5 4 4 4 4 % 1% percentage locaties (ten opzichte van totaal, I.600) dat in sanering is
I.605 Percentage «ernstig» van de lopende of voltooide saneringen 60 61 61 61 60 60 60 % 0% percentage locaties (ten opzichte van totaal dat gesaneerd of in sanering is) waarbij het een ernstig geval van bodemverontreiniging betrof
I.607 Percentage GIS-bodemkaarten gereed –  –  –  –  –  –  0 % –  het percentage van de 10 GIS bodemkaarten die in 2010 gereed moeten zijn
I.608 Percentage «spoedeisend» van de lopende of voltooide saneringen –  –  –  –  –  –  74 % –  spoedeisende saneringen moeten binnen 4 jaar afgerond zijn. Het percentage gereed wordt berekend op basis van de al aangewezen ernstige en spoedeisende saneringen
I.800 Percentage monitoring natuurwaarden defensieterreinen gereed 99 100 100 100 61 106 116 % 9% percentage defensieterreinen (ten opzichte van totaal aantal te monitoren terreinen) dat wordt gemonitoord
I.802 Percentage beheerplannen gereed –  –  0 0 29 33 69 % 106% percentage gereed zijnde beheerplannen gedaan in het kader van de Vogel- en Habitat Richtlijnen en Natuurbeschermingswet
I.920 Percentage niet-gecertificeerde milieuzorgsystemen ge(her)audit –  –  67 67 100 100 100 % 0% percentage aantal niet-gecertificeerde milieuzorgsystemen waarvan de audit niet langer dan 3 jaar geleden heeft plaatsgevonden ten opzichte van totaal aantal niet-gecertificeerde milieuzorgsystemen
I.921 Percentage gecertificeerd milieumanagementsystemen –  –  –  –  –  –  29 % –  percentage extern gecertificeerde milieumanagementsystemen ten opzichte van het totaal te certificeren aantal systemen

BIJLAGE 7 – LIJST MET AFKORTINGEN

AC = Aanmeldcentrum
AD = Algemene Dienst
AE = Aanhoudingseenheid
AMB = Air Manoeuvre Brigade
AMBV = Mijnenbestrijdingsvaartuig van de Alkmaar-klasse
AMET = Aero Medical Evacuation Team
AMISOM = African Union Mission in Somalia
AOM = Allied Operations and Missions
AOCS (NM) = Air Operations Control Station (Nieuw Milligen)
ATF = Air Task Force
BE = Bijstandseenheid
BG = Battle Group
BG = Bedrijfsgroep
BINUB = Bureau Intégré des Nations Unies au Burundi
BLOW = Bestuursovereenkomst Landelijke Ontwikkeling Windenergie
BMS = Battlefield Management System
BTW = Belasting Toegevoegde Waarde
CARIB = Caribisch Gebied
CDC = Commando DienstenCentra
CFK = Chloorfluorkoolstoffen
CFMCC = Combined Force Maritime Component Command
CIED = Counter Improvised Explosive Devices
CIMIC = Civil-military Cooperation
CIS = Communicatie- en Informatiesystemen
CKMAR = Commando Koninklijke marechaussee
CLAS = Commando landstrijdkrachten
CLSK = Commando luchtstrijdkrachten
CMH = Centraal Militair Hospitaal
COID = Centrale Organisatie Integriteit Defensie
CONTCO = Contigentscommando
CSTC(A) = Combined Security Transition Command Afghanistan
CTF = Commander Task Force
CUP = Capability Upgrade Programme
CZSK = Commando zeestrijdkrachten
DBBO = Defensie Beveiligings- en BewakingsOrganisatie
DBV = Directie Beveiliging Vastgoed
DCHR = Dienstencentrum Human Resource
DCIVB = Dienstencentrum IV-beheer
DDG = Duik- en Demonteergroep
DDN = Defensie Duurzaamheidsnota
DHC = Defensie Helikopter Commando
DIS = Defensie Industrie Strategie
DMO = Defensie Materieel Organisatie
DMP = Defensie Materieelkeuze Proces
DR&D = Defence Research and Development
DRC = Democratische Republiek Congo
DTO = Defensie Telematica Organisatie
DUBO = Duurzaam Bouwen
DVD = Dienst Vastgoed Defensie
EATC = European Air Transport Command
EDA = Europees Defensie Agentschap
EGF = Europese Gendarmerie Force
EODD = Explosievenopruimingsdienst Defensie
EOV = Elektronische oorlogsvoering
EPA = Energie Prestatie Adviezen
ERP = Enterprise Resource Planning
EU = Europese Unie
EUBAM = EU Border Assistance Mission
EUFOR = European Force
EULEX = European Union Rule of Law Mission (Kosovo)
EUMM = European Union Monitor Mission
EUNAVFOR = EU Naval Force
EUPM = European Union Police Mission (Bosnië-Herzegovina)
EUPOL = European Police
EUSEC = European Security
EVDB = Europees Veiligheids- en Defensiebeleid
FES = Fonds Economische Structuurversterking
FGBADS = Future Ground Based Air Defence System
FHQ = Field Headquarters
FINAD = Financiële Administratie
FMS = Foreign Military Sales
FPS = Flexibel Personeelssysteem
FPU = Flexibel Pensioen en Uittreden
GVKKA = Geïntegreerde Verplichtingen Kas- en Kostenadministratie
HGIS = Homogene Groep Internationale Samenwerking
HLD = High Level Design
HQ = Headquarter
HRF(L)HQ = High Readiness Forces (Land) Headquarters
HRM = Human Resource Management
ICMS = Intensivering Civiel-Militaire Samenwerking
IED = Improvised Explosive Devices
IG = Innovation Game
IGV = Infanterie Gevechtsvoertuig
IND = Immigratie en Naturalisatie Dienst
INK = Instituut Nederlandse Kwaliteitszorg
IPU = Integrated Police Unit
ISAF = International Security Assistance Force
ISR = Information Storage and Retrieval
ISTAR = Intelligence Surveillance, Target Acquisition and Reconnaissance
IV = Informatievoorziening
IVENT = Informatievoorziening en Telematica
JISTARC = Joint Intelligence Surveillance Target Acquisition and Reconnaissance Command
JSF = Joint Strike Fighter
JTFC = Joint Task Force Counter
KAF = Kandahar Airfield
KFOR = Kosovo Force
KMA = Koninklijke Militaire Academie
LCF = Luchtverdedigings- en Commandofregat
LCW = Logistiek Centrum Woensdrecht
LOKKMAR = Landelijk Opleidings- en Kenniscentrum KMAR
LOT = Liasion and Observation Team
LRIP = Low Rate Initial Production
LSV = Luchtmobiel Speciaal Voertuig
LZV = Landelijk Zorgsysteem Veteranen
MARIN = Maritiem Research Instituut Nederland
ME = Mobiele eenheid
MECHBRIG = Gemechaniseerde Brigade
MGGZ = Militair Geestelijke Gezondheidszorg
MIA = Maatschappelijke Innovatie Agenda
MILSATCOM = Militaire Satellietcommunicatie
MIVD = Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst
MKB = Midden- en Kleinbedrijf
MoU = Memorandum of Understanding
MRAT = Medium Range Anti-Tank
MRC = Militair Revalidatie Centrum
MTADS = Modernized Target Acquisition and Designation Sight
NATO = North Atlantic Treaty Organisation
NATRES = Nationale Reserve
NAVO = Noord-Atlantische Verdragsorganisatie
NBC = Nucleair, Biologisch, Chemisch
NDMC = Nationale Datalink Management Cel
NEC = Network Enabled Capabilities
NFO = Normal Framework Operations
NGO = Non-Governemental Organisation/Niet-Gouvernementele Organisatie
NH-90 = Naval Helicopter – 90
NIC = National Intelligence Cell
NIMCIS = Nieuwe Generatie Mariniers Communicatie- en Informatiesysteem
NIST = National Institute for Standards and Technology
NLMARFOR = Netherlands Maritime Forces
NLR = Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium
NLTC = Netherlands Liaison Team Centcom
NRF = NATO Response Force
NSE = National Support Element
NTM-I = NATO Training Mission Iraque
NTP = Nationaal Technologie Project
OD = Operationele doelstelling
OGRV = Operationele Grondverdediging
OHQ = Operational Headquarters
OM = Openbaar Ministerie
OMLT = Operational Mentoring and Liaison Teams
OOCL = Operationeel Ondersteuningscommando Land
OPCO = Operationeel Commando
PAC = Patriot Advanced Capability
PAM = Project Aanpassing Mijnenjagers
PMD = Professionaliseren Materieelbeheer Defensie
POP = Persoonlijk Ontwikkelplan
PPS = Publiek Private Samenwerking
PRT = Provincial Reconstruction Team (Afghanistan)
PSFD = Production, Sustainment and Follow-on Development
RCA = République Central Africaine
RCP = Rafah Crossing Point
RC(S) = Regional Command (South)
R&D = Research and Development
RHB = Rijkshoofdboekhouding
ROC = Regionaal Opleidingscentrum
RPV = Remotely Piloted Vehicles
RWT = Rechtspersoon met een Wettelijke Taak
SAR = Search and Rescue
SBIR = Small Business Innovation Research
SBK = Sociaal Beleidskader
SFIR = Stabilization Force Iraq
SPEER = Strategic Process and Enterprise Resource Planning Enabled Reengineering
SSD = Security Sector Development
SSR = Security Sector Reform
STANAG = Standardisation Agreement
STARS = Sensor Technology Applied in Reconfigurable systems for Sustainable security
SZVK = Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht
TACTIS = Tactische Indoor Simulator
TF(U) = Task Force (Uruzgan)
TNO = Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek
UAV = Unmanned Aerial Vehicle
UNAMID = United Nations African Union Mission in Darfur
UNIFIL = United Nations Interim Forces in Lebanon
UNMIS = United Nations Mission in Sudan
UNPOL = United Nations Police
UNTSO = United Nations Truce Supervision Organisation
VIP = Very Important Person
VMS = Veiligheidsmanagementsysteem
VN = Verenigde Naties
VROM = Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
VTE = Volletijdsequivalent
ZBO = Zelfstandige Bestuursorganen

XNoot
1

Link-16 is de nieuwe NAVO-standaard voor communicatie via tactische datalinks tussen sensoren, hoofdkwartieren en wapenplatforms betreffende het luchtdomein.

Naar boven