32 360 V
Slotwet en jaarverslag Ministerie van Buitenlandse Zaken 2009

nr. 3
JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN BUITENLANDSE ZAKEN (V)

Aangeboden 20 mei 2009

Uitgaven naar beleidsterrein voor 2009 (in EUR mln)

kst-32360-V-3-1.gif

Ontvangsten naar beleidsterrein voor 2009 (in EUR mln)

kst-32360-V-3-2.gif
Inhoudsopgave
     
A. Algemeen 7
  Aanbieding en verzoek tot dechargeverlening 7
  Leeswijzer 11
     
B. Beleidsverslag 18
  Inleiding beleidsverslag 18
  Beleidsverslag over de kabinetsdoelstellingen van pijler I  
   1: Een Europa met een stevig draagvlak onder de burgers dat zich richt op terreinen waar het meerwaarde levert en zich niet begeeft op terreinen waar de lidstaten het beter zelf kunnen regelen 20
   2: Een Europa dat zijn eigen criteria voor uitbreiding serieus neemt en strikt toepast 25
   3: Dichterbij brengen van een oplossing voor de conflicten in het Midden-Oosten 27
   4: Een moderne krijgsmacht die wereldwijd maatwerk kan leveren in grotere en kleinere crisisbeheersingsoperaties en bij het opbouwen van veiligheidsorganisaties in landen die we daarin willen ondersteunen 31
   5: Samenhang en effectiviteit van het veiligheids- en ontwikkelingsbeleid vergroten 36
   6: Duurzame economische ontwikkeling bevorderen en armoedebestrijding met kracht voortzetten en uitwerken in het project De Millennium Ontwikkelingsdoelen Dichterbij 40
   7: Een evenwichtige en uitgesproken inzet voor mensenrechten overal ter wereld 56
 8: Actief bijdragen aan het tot stand komen van nieuwe ambitieuze internationale klimaatdoelstellingen voor na 2012 61
   9: Betere dienstverlening aan Nederlandse burgers en bedrijven in het buitenland 64
  10: Betere dienstverlening aan internationale organisaties en buitenlandse bedrijven die zich in Nederland vestigen 67
  De belangrijkste financiële ontwikkelingen op hoofdlijnen 70
  Bijlage indicatoren bij het beleidsverslag 73
     
Financiële toelichting per begrotingsartikel 77
     
Bedrijfsvoeringparagraaf 112
     
C. Jaarrekening 121
  De verantwoordingsstaat van het ministerie van Buitenlandse Zaken 121
  Saldibalans 122
  Topinkomens 132
  Baten-lastendienst CBI 134
D. Bijlagen 140
  Bijlage 1: Sanctiebeleid en malversaties 140
  Bijlage 2: Toezichtrelatie NCDO 145
  Bijlage 3: Externe inhuur 146
  Bijlage 4: Afkortingenlijst 147
  Bijlage 5: Trefwoordenregister 151

Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening van de minister van Buitenlandse Zaken aan de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal

Hierbij bied ik het departementale jaarverslag over het jaar 2009 van het ministerie van Buitenlandse Zaken aan.

• Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de minister van Buitenlandse Zaken decharge te verlenen over het in het jaar 2009 gevoerde financiële beheer met betrekking tot de uitvoering van de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld van haar bevindingen en haar oordeel met betrekking tot:

• het gevoerde financieel- en materieelbeheer;

• de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

• de financiële informatie in het jaarverslag;

• de departementale saldibalans;

• de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

• de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering

van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen, naast het onderhavige jaarverslag en het hierboven genoemde rapport van de Algemene Rekenkamer, de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

• Het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2009; dit jaarverslag wordt separaat aangeboden.

• De slotwet van het ministerie van Buitenlandse Zaken over het jaar 2009; de slotwet is geïntegreerd met het onderhavige jaarverslag. Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet/slotwetten is/zijn aangenomen.

• Het rapport van de Algemene Rekenkamer over het jaar 2009 met betrekking tot de onderzoeken, bedoeld in artikel 83 van de Comptabiliteitswet 2001. Dit rapport, dat betrekking heeft op het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk, wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aangeboden.

• De verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2009 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2009, alsmede met betrekking tot de saldibalans van het Rijk over 2009 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001); het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de minister van Financiën.

Leeswijzer

Inleiding

Het ministerie van Buitenlandse Zaken doet mee aan een experiment om het departementale begrotings- en verantwoordingsproces een meer politieke focus te geven met minder verantwoordingslasten. De Tweede Kamer heeft hiermee ingestemd tijdens een Algemeen Overleg op 8 februari 2008. Hierdoor kent het jaarverslag van het ministerie van Buitenlandse Zaken een andere opzet.

In de leeswijzer wordt aangegeven wat de gevolgen zijn van de nieuwe indeling van het jaarverslag, waarbij een beperkt aantal afwijkingen van de Rijksbegrotingsvoorschriften wordt beschreven. Ook is er voor het eerst een «groeiparagraaf» opgenomen en wordt er gerefereerd aan het HGIS jaarverslag. Vervolgens worden de overige onderdelen van het jaarverslag toegelicht. Om het leesgemak van het jaarverslag te vergroten, treft u tot slot twee tabellen aan waarin de relatie wordt gelegd tussen kabinetsdoelstellingen, resultaten en MDG’s enerzijds en operationele doelstellingen en bijbehorende uitgaven anderzijds.

Experiment

Het experiment duurt twee jaar en is begonnen met het jaarverslag 2007. Naast de jaarverslagen over 2007, 2008 en dit jaarverslag (2009) omvat het ook de begrotingen 2009 en 2010. De grootste verandering in het jaarverslag is dat er een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen de twee kernonderdelen: het beleidsverslag en de beleidsartikelen. Wat in het ene onderdeel staat komt niet terug in het andere onderdeel. Waar vóór het experiment veel overlap bestond tussen de twee onderdelen, wordt dat dus nu voorkomen. Hierdoor wordt gestreefd naar het vergroten van de leesbaarheid en het meer richten van de focus op de prioriteiten van het kabinet. Een andere grote verandering is dat in het «experiment jaarverslag» de slotwet en het jaarverslag zijn geïntegreerd tot één document. De slotwetmutaties zijn in de financiële toelichting per begrotingsartikel (het tweede deel van het jaarverslag) apart zichtbaar naast de overige mutaties. De slotwet maakt net als in voorgaande jaren geen onderdeel uit van de accountantscontrole. Net als bij de jaarverslagen 2007 en 2008 en de begroting 2009 en 2010 is het bij dit jaarverslag ook gelukt om het met minder beleids- en beheerslast tot stand te brengen.

Groeiparagraaf

Op verzoek van de Kamer wordt in deze groeiparagraaf ingegaan op de belangrijkste verbeteringen in het jaarverslag 2009 ten opzichte van het jaarverslag 2008. Doordat ook de begroting 2009 onderdeel uitmaakt van het experiment, is er dit jaar een betere aansluiting tussen het jaarverslag en de begroting dan in de afgelopen twee jaar. Nu zijn de beleidsagenda voor 2009 en het beleidsverslag over 2009 immers in opzet gelijk. Dit maakt een betere vergelijking mogelijk van beoogde en bereikte effecten en resultaten per kabinetsdoelstelling. Om meer inzicht te krijgen in de beleidsprestaties zijn in de tabel aan het eind van de leeswijzer ook de behaalde tussenresultaten in 2009 volgens het delivery-overzicht van het ministerie van Algemene Zaken toegevoegd. Hiermee is er sprake van een expliciete koppeling tussen jaarverslag en delivery-traject. Verder is de inleiding van karakter veranderd: deze belicht vooral de context van het buitenlandbeleid en enkele belangrijke resultaten, en is een stuk korter dan vorig jaar. Dit betekent dat de overlap met het beleidsverslag beperkter is dan vorig jaar. De beleidsconclusies zijn, meer dan in het vorige jaarverslag, gericht op het trekken van conclusies uit in 2009 opgedane ervaring en lessen. Ten slotte is dit jaar meer sprake van een financiële verantwoording op hoofdlijnen door mutaties toe te lichten die een afwijking van 10% of meer op subartikel niveau laten zien (met uitzondering van artikel 11 waar is uitgegaan van een afwijking van 1% op artikelniveau) ten opzichte van de planning en mutaties die politieke prioriteiten van de bewindspersonen betreffen.

HGIS jaarverslag

Samen met het jaarverslag van het ministerie van Buitenlandse Zaken wordt het HGIS-jaarverslag 2009 aangeboden aan het parlement. De Nederlandse uitgaven voor internationale samenwerking, die op verschillende departementale begrotingen staan, zijn gebundeld in de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). In aanvulling op de departementale jaarverslagen geeft het HGIS-jaarverslag een integraal overzicht van de besteding van de middelen voor internationale samenwerking.

Opbouw van het beleidsverslag

In de opzet van het beleidsverslag staan de prioriteiten uit het beleidsprogramma Samen werken, samen leven van het kabinet Balkenende IV centraal. Voor het ministerie van Buitenlandse Zaken gaat het om de tien doelstellingen in pijler 1 Een actieve internationale en Europese rol en het project De Millennium Ontwikkelingsdoelen Dichterbij. Voor doelstelling vier en acht geldt dat ook de ministeries van Defensie en Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) hierover verantwoording afleggen in hun jaarverslag.

Het beleidsverslag begint met een inleiding waarin wordt ingegaan op de context van het buitenlandbeleid en enkele belangrijke resultaten. Vervolgens wordt inhoudelijk verslag gedaan van de voortgang op de tien kabinetsdoelstellingen, het project De Millennium Ontwikkelingsdoelen Dichterbij en internationaal cultuurbeleid als dwarsdoorsnijdend thema. Het is een rapportage op hoofdlijnen over de belangrijkste resultaten in 2009. Dit betekent dat niet alle bereikte resultaten en behaalde doelen in het jaarverslag zijn beschreven. Bovendien is de gedetailleerde, beleidsmatige toelichting in de beleidsartikelen komen te vervallen in het experiment jaarverslag. Dit impliceert dat in het jaarverslag 2009 niet systematisch wordt teruggekomen op de «na te streven resultaten» uit de begroting 2009, omdat deze gedeeltelijk gedetailleerde beleidsresultaten betreffen. Aan het eind van iedere doelstelling worden beleidsconclusies getrokken. Het beleidsverslag besluit met een paragraaf waarin de financiële ontwikkelingen op hoofdlijnen zijn uiteengezet aan de hand van de gerealiseerde uitgaven 2009 ten opzichte van de ontwerpbegroting 2009.

Meetbaarheid

Om de voortgang op de doelstellingen van het beleidsprogramma te laten zien, zijn – daar waar zinvol en haalbaar –, naast beschrijvende teksten, ook kwantitatieve indicatoren opgenomen. Daarbij is het belangrijk te vermelden dat het kenmerkend is voor de doelstellingen van het ministerie van Buitenlandse Zaken dat zij onderdeel zijn van een internationale context waarin veel spelers en factoren van invloed zijn op het uiteindelijk te bereiken doel. Dit geldt ook voor de hieraan gekoppelde effectindicatoren. Vaak is er sprake van een gezamenlijke inspanning waarbij het niet zinvol is om (een deel van) de resultaten aan Nederland, als leverancier van een klein deel van de input, toe te rekenen. Tussen de effecten die het ministerie van Buitenlandse Zaken beoogt en de Nederlandse inzet bestaat dan ook geen direct causaal verband. Wel kan in de meeste gevallen de plausibiliteit van die relatie worden aangetoond. Daarvoor is evaluatieonderzoek een belangrijk instrument.

MDG-indicatoren

De voortgang van de Millennium Development Goals wordt in internationaal verband gemeten. Om de internationale vergelijkbaarheid te waarborgen, zijn, in een aantal gevallen, indicatoren ook onderhevig aan kleine bijstellingen in de uitgangswaarden die in internationaal verband zijn overeengekomen. Ten behoeve van de uniformiteit en consistentie van begroting en jaarverslag, gaat dit verslag echter daar waar mogelijk, uit van de uitgangswaarden zoals opgenomen in de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken voor het jaar 2009. In een aantal gevallen is de systematiek van meten dusdanig aangepast dat ook de uitgangswaarden en tussenstanden aanzienlijk zijn gewijzigd. Waar van toepassing, wordt dit in de tekst aangegeven.

Relatie tussen kabinetsdoelstellingen, operationele doelstellingen en uitgaven

In het jaarverslag 2009 wordt per kabinetsdoelstelling verslag gedaan over het beleid en per beleidsartikel over de uitgaven. Om beter de relatie te leggen tussen de beleidsmatige en financiële verantwoording, is aan het eind van deze leeswijzer een tabel opgenomen waarin staat aangegeven welke operationele doelstellingen uit de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken overeenkomen met de nu opgenomen kabinetsdoelstellingen uit het beleidsprogramma. Ook wordt een relatie gelegd tussen de tien kabinetsdoelstellingen, de operationele doelstellingen en de daarmee gemoeide uitgaven van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Een rechtstreekse koppeling tussen de kabinetsdoelstellingen en de vermelde uitgaven is niet te maken: zo vallen sommige operationele doelstellingen onder verschillende kabinetsdoelstellingen. Ook kan niet altijd worden bepaald welk deel van de uitgaven direct ten goede komt aan de betreffende kabinetsdoelstelling. Tenslotte staan in deze tabel ook de behaalde tussenresultaten in 2009 volgens het delivery overzicht.

Over een beperkt aantal operationele doelstellingen wordt niet beleidsinhoudelijk verantwoord in het beleidsverslag. Dit betreft de operationele doelstelling 3.5 (Raad van Europa) en 7.2 (Vreemdelingenbeleid). Operationele doelstellingen 8.1 tot en met 8.3 (cultuurdoelstellingen en draagvlak Nederlands buitenlandbeleid), komen aan bod aan het eind van het beleidsverslag als prioritair thema.

Opbouw van de beleidsartikelen

Per beleidsartikel wordt ingegaan op de financiële verantwoording. Opmerkelijke verschillen tussen de begroting en de realisatie worden toegelicht evenals de belangrijkste wijzigingen in de slotwet. Hierbij is dit jaar meer sprake van een financiële verantwoording op hoofdlijnen door mutaties toe te lichten die een afwijking van 10% of meer op subartikel niveau laten zien ten opzichte van de planning en mutaties die politieke prioriteiten van de bewindspersonen betreffen. In de verantwoording over 2009 gaat het om de volgende prioriteiten: mensenrechten (artikel 1.2), veiligheid en stabiliteit (artikel 2.1), groei en verdeling ontwikkelingslanden (artikel 4.3), gender (artikel 5.3) en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (artikel 5.5). Aan het eind van elk artikel is een overzicht opgenomen met evaluatieonderzoek waarvan de afronding in 2009 geprogrammeerd stond. In het geval dat er niet aan is voldaan, wordt er een toelichting gegeven. De tabel wijkt af van het model, zoals is aangegeven in de rijksbegrotingvoorschriften, om zo eenduidig mogelijk te zijn met het overzicht dat per beleidsartikel is opgenomen in de begroting. Meer gedetailleerde informatie over de evaluatieonderzoeken is te vinden in de zogenoemde BZ-evaluatieprogrammering (BZEP). Deze notitie is online te raadplegen op www.minbuza.nl/nl/organisatie/evaluatie. Via deze website zijn ook de evaluatieonderzoeken zelf toegankelijk evenals, indien van toepassing, de betreffende beleidsreacties van de ministers.

Overige onderdelen van het jaarverslag

De acht beleidsartikelen worden gevolgd door drie niet-beleidsartikelen. De niet-beleidsartikelen zijn het verplichte artikel 9 (geheim), artikel 10 waarop de HGIS-mutaties worden verantwoord en artikel 11 waar de bedrijfsvoeringskosten op worden verantwoord.

Daarna volgen de bedrijfsvoeringsparagraaf en de jaarrekening met onder meer de verantwoordingsstaat van het agentschap Centrum tot Bevordering van de Import uit Ontwikkelingslanden (CBI). De bijlagen betreffen: het sanctiebeleid en malversaties, toezichtrelatie Zelfstandig Bestuursorgaan (ZBO), externe inhuur, de afkortingenlijst en het trefwoordenregister.

Accountantsverklaring en auditrapport

In het kader van de wettelijke controletaak geeft de auditdienst van het ministerie jaarlijks een accountantsverklaring af bij het departementale jaarverslag. Daarnaast heeft de auditdienst een wettelijk taak om de totstandkoming van zowel financiële als niet-financiële informatie alsmede het gevoerde financieel en materieel beheer en de daartoe bijgehouden administraties te onderzoeken. Over de belangrijkste bevindingen van deze onderzoeken -alsmede van eventuele onderzoeken naar overige aspecten van de bedrijfsvoering- brengt de auditdienst verslag uit in het jaarlijkse samenvattende auditrapport. Deze bevindingen vallen niet onder de reikwijdte van de accountantsverklaring.

Voor de uitkomsten van de audit wordt verwezen naar het accountantsrapport over 2009 van de auditdienst, dat behoort bij dit jaarverslag.

Tabel A – Doelstellingen pijler 1 Een actieve internationale en Europese rol van het beleidsprogramma kabinet Balkenende IV 2007–2011 en de operationele doelstellingen van de beleidsartikelen.

Onderstaande tabel geeft inzicht in de relatie tussen de kabinetsdoelstellingen uit pijler 1 Samen werken, samen leven en de operationele doelstellingen op de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken, de bijbehorende financiële middelen en de behaalde tussenresultaten in 2009 volgens het delivery overzicht. Voor de goede orde wordt gemeld dat een aantal operationele doelstellingen van het ministerie van Buitenlandse Zaken bij verschillende kabinetsdoelstellingen voorkomt.

kst-32360-V-3-3.gif kst-32360-V-3-4.gif

Tabel B – MDG’s en de operationele doelstellingen

De MDGs staan centraal in het project De Millennium Ontwikkelingsdoelen Dichterbij en in doelstelling 6 van pijler 1 van het kabinetsprogramma. De MDGs komen vervolgens aan de orde in de beleidsartikelen 4, 5 en 6. Deze artikelen bestrijken de thema’s die ook in de MDGs aan de orde komen. Daarbij dient te worden opgemerkt dat de MDGs onderling sterk zijn verbonden. Onderstaande tabel doet daar, als schematisch overzicht, geen recht aan. Zo heeft de Nederlandse inzet op bijvoorbeeld onderwijs (MDG 2) en gezondheidszorg (MDG 4 t/m 6) ook invloed op het behalen van MDG 1.

kst-32360-V-3-5.gif

BELEIDSVERSLAG

Inleiding

«Meesturen op volle zee»

2009: twintig jaar na de Val van de Muur heeft een nieuw evenwicht in de wereld zich nog niet uitgekristalliseerd. Azië is in opkomst, de relatieve machtspositie van het Westen in de wereld neemt af. Grondbeginselen als vrijheid, democratie en mensenrechten, die in 1989 in Berlijn nog als vanzelfsprekend werden omarmd, staan internationaal steeds meer ter discussie. Dat zijn uitdagende omstandigheden voor Nederland en voor Europa.

2009: grote grensoverschrijdende problemen vragen om een gezamenlijke aanpak. Het afgelopen jaar werd vooral ook beheerst door de financieel-economische crisis, die zich in alle hoeken van de wereld deed voelen; ook in ons land dat een recessie doormaakte en de werkloosheid zag oplopen. Maar ook klimaatverandering, armoedebestrijding, proliferatie van massavernietigingswapens, internationaal terrorisme, massale migratie en ziekten bleven onze aandacht vragen – 2009 is ook het jaar dat de World Health Organization voor het eerst in zijn bestaan de hoogste alarmfase afkondigde voor de H1N1 grieppandemie. Eén ding hebben deze problemen gemeen: geen enkel land kan ze in zijn eentje te lijf. Collectieve actie is noodzakelijk.

2009: in het eerste jaar van zijn presidentschap steekt president Obama een hand uit naar de wereld. Hij spreekt verzoenende woorden naar de wereldwijde moslimgemeenschap, kondigt stappen aan om te komen tot een kernwapenvrije wereld, geeft ontwikkelingssamenwerking een prominentere plaats in het Amerikaanse buitenlandbeleid en de Verenigde Staten keren terug in de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties. Een nieuw internationaal élan tekent zich af, maar komt weer onder druk te staan als – in de laatste weken van het jaar – een terroristische aanslag ternauwernood wordt verijdeld en de Klimaattop in Kopenhagen minder oplevert, dan verwacht, aan ambitie en concrete afspraken.

2009: de Nederlandse samenleving toont zich steeds kritischer over wat de overheid vermag, zowel in eigen land als overzee. Het draagvlak voor het buitenlandbeleid, voor Europa en voor ontwikkelingssamenwerking is fragiel en moet doorlopend worden bevochten.

Dit is de soms weerbarstige context waarin het buitenlands beleid in 2009 vorm kreeg. Desondanks werd een aantal belangrijke stappen gezet.

Nederland was in maart 2009 gastheer van een internationale conferentie over Afghanistan, waaraan ruim tachtig landen en internationale organisaties deelnamen. Op deze conferentie werd de geïntegreerde benadering, waarin diplomatie, defensie en ontwikkelingssamenwerking elkaar complementeren en die aan de basis ligt van de Nederlandse inspanningen in Uruzgan, breed omarmd.

Nederland nam actief deel aan de bijeenkomsten van de G20 in Londen en Pittsburgh. Hier konden we – ook in het belang van het Nederlands bedrijfsleven – met kracht pleiten tegen protectionisme. In het belang van ontwikkelingslanden, die zwaar getroffen werden door de crisis, pleitte Nederland voor hervormingen van de internationale financiële architectuur. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking kon, als speciaal gezant van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties (SGVN), mede richting geven aan deze hervormingen.

Op 1 december 2009 trad het Verdrag van Lissabon in werking, waarmee de Europese Unie (EU) een lange institutionele zoektocht afsloot. De Unie moet nu zijn politieke positie uitbouwen en laten zien dat zij een daadkrachtige en effectieve speler op het wereldtoneel kan zijn. Op Nederlands initiatief is naast de macht van het Europees Parlement ook de macht van de nationale parlementen vergroot. En daarmee is de Unie democratischer geworden. De aantrekkingskracht van de Europese Unie als waardengemeenschap is ongekend groot, juist ook op burgers buiten de Unie, mede dankzij Nederlandse inspanningen om het mensenrechtenprofiel van de EU te verstevigen. Door vast te houden aan een strikt toelatingsbeleid zorgt Nederland dat de EU als waardengemeenschap ook geloofwaardig blijft.

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking gaf nader vorm aan zijn moderniseringsagenda van effectiviteit, coherentie en zakelijkheid. Om recht te doen aan veranderde behoeften van ontwikkelingslanden en verschuivende machtsverhoudingen in de wereld, verhoogde Nederland zijn inzet voor de hervorming van de internationale instellingen. In mei 2009 verscheen de Resultatenrapportage 2007/2008 waarin verslag werd gedaan van de resultaten van het beleid van ontwikkelingssamenwerking. Het Medefinancieringsstelsel II betekende een belangrijke stap in de strijd tegen de versnippering van hulp; met het nieuwe ORIO-programma werd het Nederlandse bedrijfsleven nog nadrukkelijker betrokken bij de groei van ontwikkelingslanden.

Economische dienstverlening werd in 2009 expliciet benoemd als kerntaak van Nederlandse ambassades, consulaten en Business Support Offices, ook om de motor van de Nederlandse economie (internationale handel en investeringen) in tijden van crisis niet te laten haperen. Het internationaal cultuurbeleid werd door de staatssecretaris van Europese Zaken strategischer ingezet. Een belangrijk instrument is de organisatie van grootschalige manifestaties van Nederlandse cultuur in het buitenland, zoals de succesvolle viering van New York 400.

Hoe wij in het afgelopen jaar vorm hebben gegeven aan onze actieve internationale en Europese opstelling (de eerste pijler van het regeerakkoord) leest u in bijgevoegd jaarverslag, waar per kabinetsdoelstelling de belangrijkste resultaten en beleidsconclusies worden vermeld. Dat het in het belang van Nederland en de Nederlanders is mee te sturen op volle zee – juist ook als het een woelige zee is – daarvan zijn wij overtuigd.

Doelstelling 1.

Een Europa met een stevig draagvlak onder de burgers dat zich richt op terreinen waar het meerwaarde levert en zich niet begeeft op terreinen waar lidstaten het beter zelf kunnen regelen.

Het jaar 2009 markeerde een eind van een periode van onzekerheid rond de Europese integratie. Op 1 december 2009 trad het Verdrag van Lissabon in werking, dat een doeltreffend kader biedt voor verdere Europese samenwerking voor de komende jaren. In dezelfde maand is het Stockholm Programma vastgesteld dat een realistische agenda biedt voor de verdere samenwerking op onder meer asiel-, migratie-, justitie- en politiegebied. De door Nederland gewenste begrotingsherziening is in 2009 uitgebleven. Dit is teleurstellend, maar geeft tegelijkertijd aan dat de geesten in Europa daarvoor minder rijp waren dan in Nederland. Op het terrein van EU-extern beleid hebben met name de Nederlandse inspanningen voor mensenrechten alsmede OS-begrotingssteun en ODA-afspraken tot succes geleid. Wat betreft de media en publieksaandacht voor Europa stond 2009 vooral in het teken van de Europese Parlementsverkiezingen en de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. Uit media-analyses en opinieonderzoek in de afgelopen jaren komt als beeld naar voren dat Nederlanders in het algemeen positief zijn over Europese samenwerking en het Europese integratieproces, maar dat op behoorlijk wat specifieke Europese dossiers de opinie duidelijk minder positief is.

Verdrag van Lissabon

In het jaar 2009 werden in EU-kader veel inspanningen verricht om het Verdrag van Lissabon in werking te laten treden. Dat is uiteindelijk op 1 december gelukt, nadat de EU-lidstaten, waaronder Nederland, een bevredigende oplossing vonden voor de zorgen van de Ierse bevolking. Dit resulteerde in een positief verlopen Iers referendum en daaropvolgende ratificatie door Ierland. Niet voorzien bij het opstellen van de Rijksbegroting 2009 was dat de Tsjechische Republiek zijn ratificatie zou ophouden en verdere garanties wilde. Het vergde de nodige inspanningen van de overige lidstaten, voordat ook deze lidstaat begin november als laatste kon ratificeren. Op een kort daarna bijeengeroepen informele Europese Raad konden de vaste voorzitter van de Europese Raad en de Hoge Vertegenwoordiger voor het Buitenlands beleid worden benoemd.

Al voor het in werking treden van het verdrag hebben de lidstaten in 2009 intensief gesproken over de implementatie ervan. Nederland heeft hierbij actief opgetrokken met de Benelux-partners en samen één lijn uitgedragen in de discussies ter voorbereiding op de Europese Raad van oktober 2009. Het ging hier onder andere over zaken als de vormgeving van de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) en over de taakverdeling tussen de per 1 december gescheiden Raad Algemene Zaken en de Raad Buitenlandse Zaken als opvolgers van hun voorganger, de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen.

Aangezien het verdrag pas op 1 december 2009 in werking trad, moet over enkele andere zaken die uit dat verdrag voortvloeien de discussie nog op gang komen. Zo zijn besprekingen over de door Nederland nagestreefde toetreding van de EU tot het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens medio december 2009 in Brussel gestart. Ook op andere terreinen, zoals het burgerinitiatief en de reeds genoemde Europese Dienst voor Extern Optreden, moeten afspraken in 2010 nader worden uitgewerkt.

Financiële crisis en EU-begroting

De EU heeft in 2009 een actieve bijdrage geleverd aan het bestrijden van de recessie. Zo is er een communautair herstelplan overeengekomen dat voor een bestedingsimpuls heeft gezorgd en waarin ook voor Nederland interessante projecten zijn opgenomen. Eind 2009 hebben de lidstaten een politiek akkoord bereikt over strengere Europese regels voor financieel toezicht, om toekomstig gedrag van banken beter te controleren. Nederland heeft zich actief in deze onderhandelingen ingezet en bewerkstelligd dat bij de stimuleringsmaatregelen zowel respect voor budgettaire discipline als eerbiediging van het staatssteunkader in acht is genomen.

De doelstelling van een ambitieuze begrotingsevaluatie is afgelopen jaar nog niet gerealiseerd. De Europese Commissie was door de Europese Raad van december 2005 opgeroepen om uiterlijk in 2009 een voorstel voor de begrotingsevaluatie in te dienen. Uiteindelijk bleven voorstellen uit, waarbij mogelijk een rol heeft gespeeld dat de uitgaande Commissie Barroso het kwetsbare proces rond goedkeuring van het Verdrag van Lissabon niet in gevaar wilde brengen. Evenmin bleek er onder andere lidstaten actief draagvlak te vinden, waarbij meespeelde dat Zweden als een van de traditioneel meest gelijkgezinde lidstaten tevens het EU-voorzitterschap bekleedde en daardoor minder goed in staat was zich als lidstaat sterk op dit terrein te profileren. Door Nederlands toedoen is in de conclusies van de Europese Raad van december 2009 wel vastgelegd dat de Commissie Barroso in de loop van 2010 alsnog deze voorstellen in zal moeten dienen.

Justitie en Binnenlandse Zaken

Naast het Verdrag van Lissabon kan het Stockholm Programma voor recht en vrijheid, dat door de Europese Raad van december 2009 werd vastgesteld als een van de grootste successen van het afgelopen jaar worden beschouwd. Nederland heeft van meet af aan een grote rol bij de totstandkoming gespeeld. Eerst in de voorfase onder Tsjechisch EU-voorzitterschap, waarbij Nederland samen met de Benelux-partners diverse notities heeft ingediend met ideeën over de vormgeving en inhoud van de onderhandelingen, evenals later in de onderhandelingsfase onder Zweeds voorzitterschap. Enkele van de belangrijkste Nederlandse wensen hebben een plek in dit programma gevonden. In de eerste plaats moeten in het kader van de rechtsstaatmonitoring lidstaten elkaar een spiegel kunnen voorhouden en zo het vertrouwen in elkaars rechtsstaat vergroten. Hiertoe zijn in samenwerking met Frankrijk en Duitsland concrete voorstellen ingebracht. In de tweede plaats bestaat dankzij Nederland veel aandacht in het programma voor mensenhandel en mensensmokkel. Ten derde zal de interne veiligheidsstrategie uitgaan van een multidisciplinaire aanpak, de zogenaamde all hazards approach. Er is ook vooruitgang geboekt bij de totstandkoming van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel. Zo is eind 2009 het Europees ondersteuningsbureau voor asielzaken opgericht en heeft de Commissie de laatste voorstellen gedaan die nodig zijn voor de tweede fase van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel.

Europees wetgevingspakket klimaat en energie

In het voorjaar van 2009 is het Europese wetgevingspakket voor klimaat en energie aangenomen. Nederland heeft hierin een aanjagende rol gespeeld door heldere ambities op tafel te leggen: «2-gradendoelstelling», concrete EU-reductiedoelstellingen en financieringsvoorstellen voor korte en lange termijn. In het wetgevingspakket heeft de EU vastgelegd in 2020 de uitstoot van broeikasgassen te verminderen met ten minste 20% (ten opzichte van 1990); de energie-efficiëntie te verhogen met 20% en het aandeel duurzame energie eveneens naar 20% te brengen. De EU heeft in VN-verband ook aangegeven op een reductie van 30% over te gaan mits andere ontwikkelde landen vergelijkbare reducties op zich nemen en ontwikkelingslanden naar vermogen en verantwoordelijkheid een adequate bijdragen leveren. Naast een daadkrachtige bijdrage aan de strijd tegen klimaatverandering in Europa, heeft de EU met deze ambitieuze doelstellingen een voortrekkersrol vervuld in de aanloop naar de VN-klimaatconferentie in Kopenhagen.

EU extern beleid

In 2009 is Nederland wederom zeer actief geweest bij het vormgeven van het externe optreden van de Europese Unie. De Raad Buitenlandse Zaken en Externe Betrekkingen kwam elf keer bijeen. Enerzijds stond het uitdragen van de Europese waarden als het bevorderen van mensenrechten en rechtsstatelijke ontwikkeling centraal: zie bijvoorbeeld de posities die Nederland heeft ingenomen in de relaties tussen de EU enerzijds en Wit-Rusland, Oezbekistan en Iran. Anderzijds ging veel aandacht uit naar het verdedigen van de Europese en Nederlandse belangen. Nederland speelt binnen de Unie een voortrekkersrol bij het verder versterken en coherent maken van het Europees mensenrechtenbeleid. De intensivering van dit beleid in het afgelopen jaar blijkt uit het aantal EU-demarches en verklaringen dat de Europese Unie heeft afgegeven bij mensenrechtenschendingen in derde landen.

De door Nederland nagestreefde synergie tussen nieuw in te stellen externe organen onder het Verdrag van Lissabon, zoals de Hoge Vertegenwoordiger, kon in 2009 nog geen effect sorteren omdat deze zaken rond de implementatie van het verdrag pas in 2010 aan de orde zullen komen.

In 2009 heeft Nederland zich, conform voornemen, ingespannen om lidstaten te houden aan de uit 2005 daterende afspraken over verhoging van de officiële hulp (ODA) van de EU tot 0,7% BNP in 2015. Ondanks de crisis zijn het Verenigd Koninkrijk, Spanje, België en Ierland er in geslaagd de beoogde groei van de officiële hulp vol te houden (Zweden, Nederland, Luxemburg en Denemarken bevinden zich al op het vereiste niveau). Nederland slaagde er eveneens in om een Europees debat over begrotingssteun aan te zwengelen en aandacht te vragen voor een krachtigere beleidsdialoog rondom de EU begrotingssteun. Tevens heeft de Raad afgesproken om toe te werken naar een beter gecoördineerde benadering van begrotingssteun tussen de lidstaten en de Commissie.

Nederland is erin geslaagd, mede dankzij steun van het Europees Parlement, om de Europese Commissie nog voor haar aftreden te bewegen een beleidsdocument te presenteren over maatregelen om kinderarbeid uit te bannen. Ondanks Nederlands aandringen, werd tegen de verwachting in het rapport helaas niet in 2009 gepresenteerd. Het rapport verscheen kort na de jaarwisseling (15 januari 2010) en erkent dat een geïntegreerde aanpak nodig is, met inzet van ontwikkelingssamenwerking, politieke middelen en ook handelsmaatregelen. De Commissie identificeert daarbij voor verder onderzoek het door Nederland gewenste verbod van het op de markt brengen van producten die met de meest ernstige vormen van kinderarbeid zijn gemaakt.

Draagvlak en publieksvoorlichting

De afgelopen jaren is het draagvlak onder de bevolking voor Europese samenwerking en het Nederlandse EU-beleid weer geleidelijk toegenomen. Uit media-analyses en opinieonderzoek in het afgelopen jaar (evenals voorgaande jaren) komt als beeld naar voren dat Nederlanders in het algemeen positief zijn over Europese samenwerking en het Europese integratieproces, maar dat op behoorlijk wat specifieke Europese dossiers de opinie duidelijk minder positief is. Deze kritische houding maakt het van groot belang het nut en de noodzaak van de Europese samenwerking steeds weer opnieuw uit te leggen. Wat betreft de media en publieksaandacht voor Europa stond 2009 vooral in het teken van de EP-verkiezingen en de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. In 2009 is een aantal succesvolle activiteiten georganiseerd, in het bijzonder de 27 Uur van Europa op Europadag (9 mei), de Val van de Muur (juli en oktober/november) en de fietstour door de grensstreek met België (oktober).

Energievoorzieningszekerheid

Energievoorzieningszekerheid werd zowel in EU-verband als nationaal bevorderd. In EU-verband is met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon een nieuw artikel geïntroduceerd dat maatregelen op het terrein van energie mogelijk maakt. Het nieuwe energie-artikel weerspiegelt het sterk toegenomen belang van dit beleidsveld voor de EU. Tijdens de gascrisis tussen Rusland en Oekraïne begin 2009 heeft de EU met één stem gesproken. Daardoor kon de Unie een bemiddelende rol spelen tussen beide partijen.

Op bilateraal terrein hebben de ministers van Buitenlandse Zaken en van Economische Zaken bezoeken gebracht aan landen die relevant zijn voor de energievoorzieningszekerheid van Nederland en van de EU. De relaties met een aantal geselecteerde (energie) landen zijn geïntensiveerd, mede dankzij deze ministeriële bezoeken over en weer. Ondanks (ook Nederlandse) pogingen om Rusland meer bij internationale energie afspraken te betrekken, kon niet worden voorkomen dat het land zijn voorgenomen lidmaatschap van het Energiehandvest Verdrag heeft opgezegd.

Nederland heeft op ambtelijk niveau deelgenomen aan de Europese discussie over de voor- en nadelen van nucleaire energie in het European Nuclear Energy Forum (ENEF). Helaas moest worden geconstateerd dat van de drie partijen die hieraan deelnemen, overheid, industrie en milieubeweging, deze laatste in 2009 zijn deelname aan ENEF heeft gestaakt. De milieubeweging vindt dat ENEF wordt gebruikt als platform voor de promotie van kernenergie ten behoeve van de industrie.

Mede door actieve Nederlandse inzet heeft de nieuwe VS-regering zich bereid getoond het Global Nucleair Energy Partnership (GNEP, een initiatief van de regering Bush waarbij Nederland waarnemer was) op een andere leest te schoeien. Tijdens de eerstkomende ministeriële GNEP-bijeenkomst zal door het voorzitterschap een uitgewerkt voorstel worden behandeld om het partnerschap meer te richten op brede internationale samenwerking en ontwikkeling en minder op promotie van kernenergie. Hierdoor zal het voor Nederland mogelijk zijn het waarnemerschap in te ruilen voor volledig lidmaatschap.

Beleidsconclusies

Het is teleurstellend dat de door Nederland gewenste discussie over de EU-begrotingsherziening niet in 2009 kon plaatsvinden. De Europese Commissie, bij wie het exclusieve initiatiefrecht ligt, deed niet de noodzakelijke aftrap voor deze discussie. Er waren voor Nederland dan ook geen andere mogelijkheden om deze discussie op te starten.

Het kabinet zal de beleidsinzet op het punt van een ambitieuze EU-begrotingsinzet ook volgend jaar voortzetten en zal daarbij optrekken met gelijkgezinde lidstaten.

In 2009 is wederom in lichte mate het draagvlak voor de Europese samenwerking verbeterd. Gezien de kritische houding op specifieke Europese dossiers, blijft de inzet voor publieksvoorlichting echter onverminderd van belang. Het ministerie van Buitenlandse Zaken zal zich meer dan in het verleden richten op het creëren van draagvlak voor de Nederlandse inzet in Europa, in het bijzonder op een aantal voor Nederland belangrijke onderwerpen.

Doelstelling 2:

Een Europa dat zijn eigen criteria voor uitbreiding serieus neemt en strikt toepast.

Nederland heeft ook in 2009 met succes gepleit voor een strikte naleving van de EU uitbreidingsstrategie van december 2006. Kern van deze strategie is dat kandidaat-lidstaten (Kroatië, Turkije en Macedonië) en potentiële kandidaat-lidstaten (Albanië, Bosnië-Herzegovina, Kosovo, Montenegro, Servië, IJsland) alleen voortgang kunnen boeken in het toenaderingsproces tot de Europese Unie als zij voldoen aan alle gestelde criteria.

EU uitbreiding

Nederland heeft in 2009 evenals in voorgaande jaren aangedrongen op een zorgvuldig verloop van het EU uitbreidingsproces. Vier van de zes potentiële kandidaat-lidstaten hebben inmiddels een lidmaatschapsaanvraag ingediend. Voor drie van hen – Montenegro, Albanië en IJsland – stelt de Europese Commissie op verzoek van de Raad thans een advies op. Mede op verzoek van Nederland is het besluit de Commissie hierom te vragen, bij unanimiteit in de Raad genomen. Dit is van belang, daar het merendeel van de lidstaten van oordeel is dat het hier gaat om een technisch besluit dat ook bij gewone meerderheid zou kunnen worden genomen. Ook is telkenmale via begeleidende conclusies de aangescherpte uitbreidingsstrategie in herinnering geroepen.

Hoofdaanklager Brammertz van het International Criminal Tribunal for the former Yugoslavia (ICTY) oordeelde positief over de mate van samenwerking door Servië met het tribunaal. Op basis daarvan kon Nederland in december 2009 instemmen met de inwerkingtreding van de interim Stabilisatie- en Associatie Overeenkomst. Eind december diende Servië een lidmaatschapsvraag in.

Met kandidaat-lidstaat Kroatië zijn de toetredingsonderhandelingen in de eindfase, mede omdat een doorbraak werd bereikt in het grensgeschil tussen Kroatië en Slovenië. Nederland steunt Kroatië in de pre-accessie, maar heeft zich evenwel met succes verzet tegen het voortijdig noemen van een datum voor afronding van de onderhandelingen met Kroatië – het moment van afronding blijft immers afhankelijk van de voortgang van de onderhandelingen en kan daarom niet nu al worden vastgelegd.

Ook met betrekking tot de toetredingsonderhandelingen met Turkije blijft Nederland een strict but fair beleid voorstaan. Nederland steunt het land met concrete bilaterale projecten in het kader van het Matra-programma, maar is van mening dat het hervormingsproces traag verloopt. Nederland drong er bij Turkije op aan serieus werk te maken van met name de hervormingen op het gebied van de vrijheid van godsdienst, meningsuiting en van vrouwenrechten. In 2009 werd geen voortgang geboekt in de uitvoering door Turkije van het aanvullend protocol bij het verdrag van Ankara (het Ankara-Protocol). Deze ontwikkeling bemoeilijkt de toetredingsonderhandelingen met deze kandidaat-lidstaat.

Betrekkingen met de oostelijke buren

In mei 2009 zag het Oostelijk Partnerschap het licht. Dit partnerschap beoogt de betrekkingen tussen de EU en haar oostelijke nabuurschapspartners (Wit-Rusland, Oekraïne, Moldavië, Armenië, Azerbaidjan en Georgië) te bevorderen. Naast de bilaterale onderhandelingen tussen de EU en deze landen, waaraan Wit-Rusland niet deelneemt, behelst het Oostelijk Partnerschap ook een multilateraal spoor, waarin de zevenentwintig lidstaten en de zes oostelijke partnerlanden gezamenlijk bijeenkomen. In dat forum worden in vier thematische platforms concrete onderwerpen nader uitgewerkt, zoals bijvoorbeeld op het gebied van rampenbestrijding. Nederland legt in het kader van het Oostelijk Partnerschap, evenals in het uitbreidingsproces, de nadruk op conditionaliteit en differentiatie en streeft een maatwerkaanpak na.

Beleidsconclusies

Het strikt naleven van de EU uitbreidingsstrategie blijft van wezenlijk belang voor een zorgvuldig uitbreidingsproces en daarmee voor de geloofwaardigheid van de EU, zowel richting de bevolking van de Unie als richting de toetredingslanden. In de visie van Nederland heeft deze strategie zijn vruchten afgeworpen. Dit blijkt onder meer uit de verbeterde samenwerking door Servië met het Joegoslavië tribunaal.

Doelstelling 3

Dichterbij brengen van een oplossing voor de conflicten in het Midden-Oosten

Het Midden-Oosten vredesproces (MOVP) is in 2009 in zwaar weer geraakt als gevolg van de Israëlische inval in Gaza om de aanhoudende raketbeschietingen van Hamas te stoppen (operatie «Cast Lead»), en de weigering van de Palestijnen om de onderhandelingen te hervatten zolang Israël doorgaat met de bouw van nederzettingen. De bredere regio zag een verdere destabilisatie in Jemen en toename van binnenlandse onlusten in Iran. Ook de nieuwe politiek van president Obama gericht op Iran en op het MOVP heeft in 2009 niet geleid tot de gehoopte doorbraken. In deze context heeft Nederland zich in bilateraal en in internationaal verband met kracht ingezet voor stabiliteit en dialoog.

Midden-Oosten Vredesproces (MOVP)

Als gevolg van regeringswisselingen in de VS en in Israël, alsmede de aanhoudende bestuurlijke deling van de Palestijnse Gebieden heeft het lang geduurd voordat het duidelijk was welke koers partijen zouden gaan volgen inzake het MOVP. Deze context maakte het voor derde partijen als de VN en de EU en haar lidstaten moeilijk om een nieuwe dynamiek te geven aan het onderhandelingsproces. Nederland heeft actief bijgedragen aan discussies hierover in EU-kader en aan de daarmee verband houdende raadsconclusies. De Nederlandse aandacht was met name gericht op bestendiging van de dialoog met Israël en de Palestijnen, alsmede met Syrië. De minister van Buitenlandse Zaken heeft daartoe de regio meermaals bezocht: in maart voor de internationale conferentie voor de wederopbouw van Gaza in Sharm-el-Sheikh (Egypte), gevolgd door bilaterale bezoeken aan Israël, de Palestijnse Gebieden (PG) en Syrië in juni. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking bezocht Israël en Gaza en de Westbank eveneens in juni. De Palestijnse en de Israëlische ministers voor Buitenlandse Zaken bezochten Nederland in februari, respectievelijk november. Tijdens zijn bezoeken aan Saoedi-Arabië en Qatar in mei heeft de minister van Buitenlandse Zaken gepleit voor een constructief engagement van de Arabische wereld ter ondersteuning van het MOVP. Dezelfde boodschap is uitgedragen tijdens het inkomend bezoek van de Emirati minister van Buitenlandse Zaken in juni en in hoogambtelijke consultaties met Oman.

In EU-verband werkte Nederland aan draagvlak voor het vredesproces via formulering van zogenaamde deposits die de internationale gemeenschap kan inbrengen bij de vredesbesprekingen. Deze deposits moeten erop gericht zijn om de implementatie van een uiteindelijke vredesregeling te ondersteunen. Dat samenwerking en dialoog meer oplevert dan confrontatie en sancties heeft Nederland onderstreept door bij de Israëlische autoriteiten te bereiken dat anjers die met Nederlandse steun zijn gekweekt in Gaza, geëxporteerd konden worden. In de nasleep van Cast Lead heeft Nederland EUR 7,8 miljoen noodhulp ter beschikking gesteld voor de Palestijnse Gebieden. In november 2009 organiseerden Nederland en Egypte voorts in het kader van de Unie voor de Mediterrane Regio een internationale waterconferentie. De conferentie heeft bouwstenen opgeleverd voor de regionale waterstrategie die in 2010 zal worden ondertekend en die bijdraagt aan een oplossing van de waterproblematiek in de regio en de daaruit voortvloeiende instabiliteit.

In de EU heeft Nederland gepleit voor een actieve rol van de EU ter ondersteuning van de inzet van de VS die gericht is op een spoedige herstart van de directe onderhandelingen tussen partijen. In de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) en de VN Mensenrechtenraad (MRR) is het MOVP – en met name het optreden van Israël tijdens Cast Lead – eveneens herhaaldelijk aan de orde geweest. De EU heeft overeenstemming bereikt over de ondertekening van een Associatieakkoord met Syrië, waarbij – op nadrukkelijk aandringen van Nederland – de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (RAZEB) eveneens een verklaring zal voegen die het belang van naleving door Syrië van de mensenrechten onderstreept. Onbekend is nog wanneer partijen het akkoord zullen ondertekenen, vanwege het feit dat Syrië heeft gesteld meer tijd nodig te hebben voor bestudering van het akkoord.

Jemen

De situatie in Jemen is met het weer oplaaien van de strijd in het noorden en de onrust in het zuiden in 2009 verslechterd. Nederland heeft daarom bekeken in hoeverre de ontwikkelingssamenwerking nadrukkelijker in het perspectief kan worden geplaatst van het leveren van een bijdrage aan het stabiliseren van de politieke en sociaal-economische situatie in het land. Hiervoor zal onder andere het meerjarig strategisch plan van de ambassade worden aangepast. Nederland heeft voorts een omvangrijk OS-programma in Jemen, dat met een inzet op onderwijs, reproductieve gezondheid en water geënt is op de meer structurele oorzaken van het fragiele karakter van het land. Voorts was Nederland ook in 2009 actief betrokken bij overleg in EU-kader over initiatieven van de EU die gericht zijn op het betrekken van de Arabische partners bij de ondersteuning van het ontwikkelingsproces in Jemen, op het beëindigen van het conflict tussen regering en opstandelingen, en op humanitaire toegang tot het gebied. In 2009 heeft Nederland EUR 0,5 miljoen ingezet via het Internationale Rode Kruis (ICRC) voor hulp aan ontheemden in het noorden van Jemen.

Iran

Naar aanleiding van de ontwikkelingen in Iran heeft de regering in VN-kader, EU-verband en bilateraal druk op Iran uitgeoefend om zijn verantwoordelijkheden met betrekking tot het handhaven van mensenrechten na te komen. Vooral bij de massale protesten na de presidentsverkiezingen vonden grove mensenrechtenschendingen plaats. De Iraanse Tijdelijk Zaakgelastigde in Den Haag werd diverse malen ontboden, op instigatie van Nederland werd een informele bijeenkomst van de ministers van Buitenlandse Zaken van de EU te Korfoe belegd, en het EU-voorzitterschap heeft mede met Nederlandse steun diverse verklaringen uitgebracht en demarches uitgevoerd waarbij de EU zorg heeft uitgesproken over de mensenrechtenschendingen. Voorts heeft de AVVN in december met Nederlandse co-sponsoring een resolutie over de mensenrechtensituatie in Iran aangenomen en heeft Nederland in de nationale verklaring van de Mensenrechtenraad specifiek aandacht gevraagd voor de mensenrechtensituatie in Iran. Desondanks bleef het Iraanse regime tot het einde van 2009 doorgaan met het hardhandig onderdrukken van protesten: op 27 december 2009 vielen naar schatting meer dan dertig doden bij ongeregeldheden tijdens protesten rondom de Ashura-vieringen. Om werk van mensenrechtenverdedigers te eren heeft de minister van Buitenlandse Zaken op 9 november de Mensenrechtentulp 2009 uitgereikt aan de Iraanse mensenrechtenadvocate Shadi Sadr.

De impasse rond het nucleaire geschil met Iran werd in 2009 niet doorbroken; nieuwe handreikingen van president Obama en de E3+3 (de vijf permanente leden van de VN Veiligheidsraad (VNVR) en Duitsland) ten spijt. Een nieuwe, niet eerder bekende nucleaire installatie in Qom werd onthuld en Iran weigerde in te stemmen met een International Atomic Energy Agency (IAEA)-voorstel voor het opwerken van nucleair materiaal voor medische doeleinden in het buitenland. Tegen deze achtergrond gaf Nederland invulling aan het tweesporenbeleid, waarbij de eerste doelstelling blijft door middel van politiek overleg tot een oplossing te komen, maar waarbij anderzijds sancties getroffen moeten worden indien het dialoogspoor onvoldoende resultaat oplevert. Nederland heeft zich daarbij krachtig uitgesproken voor de noodzaak additionele sanctiemaatregelen te overwegen, indien Iran blijft weigeren op betekenisvolle wijze de dialoog aan te gaan over zijn nucleaire ambities.

Irak, Libanon en de Golfstaten

Ook in 2009 heeft Nederland een bijdrage geleverd aan de wederopbouw en het herstel van de veiligheid en stabiliteit van Irak, onder meer door bij te dragen aan humanitaire hulp voor Iraakse vluchtelingen en ontheemden, middels deelname aan de Noord Atlantische Verdrags Organisatie (NAVO) trainingsmissie en middels deelname aan een Europees programma gericht op versterking van de justitiële sector. Voorts heeft Nederland evenals in voorgaande jaren, zowel bilateraal als in EU-verband, actief aandacht gevraagd voor de mensenrechtensituatie, waaronder de positie van etnische en religieuze minderheden.

In 2009 werd het Speciaal Tribunaal voor Libanon, dat onder andere onderzoek doet naar de moord op voormalig president Hariri, operationeel. Het tribunaal is mede door Nederlandse inspanningen tot stand gekomen en is in Den Haag gevestigd.

De relatie met de landen die lid zijn van de Gulf Cooperation Council is verder geïntensiveerd door bezoeken op politiek niveau: onder meer door het Kroonprinselijk paar (bezoek aan Oman en de Verenigde Arabische Emiraten), de minister-president (bezoek aan Koeweit) en de minister van Buitenlandse Zaken (bezoek aan Saudi-Arabië en Qatar). Deze bezoeken stonden in het teken van handel, investeringen, energie en energievoorzieningszekerheid en water. Ook mensenrechten en de visie van deze staten op mogelijke oplossingen voor de conflicten in het Midden-Oosten en de rol die deze landen daarbij zouden kunnen spelen kwamen tijdens deze bezoeken aan de orde.

Beleidsconclusies

Het vlottrekken van het onderhandelingsproces van Israël met de Palestijnen en andere Arabische partijen is niet alleen afhankelijk van initiatieven die vanuit het westen – en dan vooral de Verenigde Staten – worden ondernomen. Nederland meent dat partijen in de regio medeverantwoordelijkheid dragen voor het stimuleren van positieve ontwikkelingen en het remmen van negatieve krachten. Nederland zal daar ook in het komende jaar zowel bilateraal als multilateraal inzetten op meer betrokkenheid van regionale partners bij het vinden van oplossingen voor de problemen in het Midden-Oosten. Partijen die een constructieve rol willen spelen, verdienen daarbij aanmoediging, terwijl regionale spoilers de wind uit de zeilen genomen moet worden. Alle partijen moeten aangesproken blijven worden op de verplichtingen die zij in het verleden zijn aangegaan, waarbij bijzondere aandacht noodzakelijk zal zijn voor de destabiliserende rol van Iran in de regionale context. Wat betreft Iran bleek in 2009 dat het land geen betekenisvolle dialoog over zijn nucleaire ambities wil voeren. Conform het tweesporenbeleid zal derhalve ook het sanctiespoor als pressiemiddel overwogen moeten worden.

Doelstelling 4:

Een moderne krijgsmacht die wereldwijd maatwerk kan leveren in grotere en kleinere crisisbeheersingsoperaties en bij het opbouwen van veiligheidsorganisaties in landen die we daarin willen ondersteunen.

Nederland zet zijn krijgsmacht wereldwijd in ten dienste van vrede en veiligheid. Dit gebeurde in 2009 in het kader van grote operaties als de International Security Assistance Force (ISAF) in Uruzgan en EU-Atalanta voor de kust van Somalië, maar evenzeer bij kleinere trainingsmissies in bijvoorbeeld Afrika en het Midden-Oosten. De inzet van de krijgsmacht is één van de instrumenten van het Nederlandse veiligheidsbeleid. In het internationale veiligheidsbeleid is ook veel aandacht voor zaken als non-proliferatie en wapenbeheersing, het versterken van de internationale veiligheidsarchitectuur en terrorismebestrijding. Ook op die onderwerpen heeft Nederland zich in 2009 doen gelden: van de NAVO-top in Straatsburg/Kehl tot het Global Initiative to Combat Nuclear Terrorism.

Crisisbeheersingsoperaties

Ook in 2009 heeft Nederland met grote inzet van mensen en middelen bijgedragen aan de ISAF-missie in Uruzgan. De samenwerking met vooral Australië en de VS binnen het kader van het Provincial Reconstruction Team (PRT) heeft in 2009 vastere vorm aangenomen. Ook de civiel-militaire integratie is geïntensiveerd: sinds maart 2009 staat het PRT onder civiele leiding. Het aantal niet-militaire uitgezonden functionarissen staat op twaalf, hoofdzakelijk afkomstig van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Maar ook het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties levert expertise, op het gebied van counternarcotica. Verder heeft de Nederlandse bijdrage aan de opbouw van de Afghaanse politie het afgelopen jaar een vlucht genomen. Met achttien missieleden is Nederland inmiddels de zesde contribuant van de Europese politiemissie (EUPOL) in Afghanistan. En een nieuw, door Nederland gebouwd politietrainingscentrum in Uruzgan opende zijn deuren in maart. Sindsdien hebben daar ruim zeshonderd Afghaanse politieagenten hun opleiding afgerond, conform planning.

In breder kader heeft de door Nederland georganiseerde Afghanistan-conferentie van 31 maart in Den Haag tot overeenstemming geleid over een nieuwe aanpak in Afghanistan, met nadruk op geïntegreerd beleid en de regionale context (AfPak). Deze nieuwe aanpak heeft voor Nederland echter niet tot een breuk met het verleden geleid: de geïntegreerde wijze waarbij Nederland de militaire inzet heeft gecomplementeerd door ontwikkelingshulp en diplomatieke inspanningen, was reeds vanaf het begin van de missie ingezet. De Nederlandse aanpak werd onder andere geprezen door Secretary of State Clinton, in aanloop naar de presentatie van de Afghanistan-strategie van president Obama. Naast Uruzgan heeft de zuidelijke regio van Afghanistan (RC-South) voor een groot gedeelte van 2009 onder commando van de Nederlandse NAVO-generaal De Kruif gestaan.

Ook onder doelstelling 5 wordt aandacht besteed aan de Nederlandse inspanningen in Afghanistan.

Naast de missie in Uruzgan heeft Nederland in 2009 naar vermogen bijgedragen aan andere crisisbeheersingsoperaties in de wereld. Zo heeft Nederland in NAVO- en EU-kader fregatten ingezet om een bijdrage te leveren aan piraterijbestrijding voor de kust van Somalië. In EU-kader heeft Nederland hierbij met het fregat Hr. Ms. Evertsen gedurende enkele maanden het commando gevoerd over de EU-Atalanta missie. Gedurende de missie is gebleken dat het uitleveren en berechten van piraterijverdachten nog verdere aandacht behoeft. Zo bleek het in december 2009 niet mogelijk om dertien piraterijverdachten aan boord van het fregat de Hr. Ms. Evertsen over te dragen voor berechting in de regio, omdat ondermeer Kenia dit weigerde.

Naast Afghanistan en Somalië waren Nederlandse militairen in 2009 ook op veel andere plaatsen in de wereld actief, onder meer in Bosnië, Kosovo, Tsjaad, Burundi en Irak, waarmee Nederland wereldwijd bijdroeg aan de internationale inspanningen om vrede en veiligheid te bevorderen. Die inzet was niet in alle gevallen militair van aard. Zo heeft Nederland in Kosovo met 35 functionarissen bijgedragen aan de missie voor opbouw van de rechtsstaat (EULEX). Teneinde de structurele aandacht voor vrouwen, vrede en veiligheid in relevante BZ-instrumenten te bevorderen is in 2009 in het Toetsingskader voor de Nederlandse inzet in operaties aandacht voor gender uitgewerkt. Waar relevant zal in artikel-100-brieven een paragraaf over gender worden opgenomen. Verder heeft Nederland in 2009 ook gender-functies in verschillende missies vervuld. Zo leverde Nederland een gender-expert in de European Union Monitoring Mission (EUMM) Georgië, die de commandant onder andere adviseert over het betrekken van vrouwen in verzoeningsactiviteiten. Ook heeft Nederland genderadviseurs in het ISAF-hoofdkwartier in Kabul gestationeerd. Genoemde activiteiten zijn mede uitvloeisel van het nationaal actieplan ter uitvoering van VNVR-resolutie 1325, over vrouwen, vrede en veiligheid.

kst-32360-V-3-6.gif

Internationale organisaties en fora

In 2009 is nauw samengewerkt met internationale partners binnen de NAVO, VN, EU en de Organisation for Security and Co-operation in Europe (OVSE). Tijdens de NAVO-Top in Straatsburg-Kehl ter gelegenheid van het 60-jarig bestaan van de NAVO bereikten bondgenoten overeenstemming over de verklaring inzake bondgenootschappelijke veiligheid. Deze verklaring weerspiegelde in grote lijnen de Nederlandse inzet: artikel 5 (een aanval op één is een aanval op allen) is en blijft de kern van het bondgenootschap. Tegelijkertijd dient de NAVO zich door verdere transformatie en hervormingen aan te passen aan de aard van de dreigingen van deze tijd. Om dat proces vorm te geven werd een expertgroep opgericht, die de secretaris-generaal van de NAVO zal adviseren bij de herziening van het zogenaamde strategisch concept. Nederland heeft zich met succes sterk gemaakt voor de benoeming van Jeroen van der Veer als vice-voorzitter van deze expertgroep.

In EU-kader zijn de discussie over de verankering van het Europees Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB) in het bredere Europese buitenlandbeleid en de invulling van de permanent gestructureerde samenwerking gestart, mede in het kader van het Verdrag van Lissabon. Op het terrein van civiele capaciteitsopbouw heeft Nederland zich in 2009 ondermeer ingezet voor een beter EU wervings- en selectiebeleid van civiel personeel. Op het terrein van EU-NAVO-samenwerking heeft Nederland actief steun gegeven aan de EU-voorzitterschapsinitiatieven gericht op verbetering van deze samenwerking, zoals informele bijeenkomsten op ministerieel niveau en operationele samenwerking in Afghanistan tussen de EU-politiemissie en ISAF. Desalniettemin zal ook in de komende jaren nog het nodige verbeterd kunnen worden aan EU-NAVO-samenwerking, ook in het veld. De problemen in de relatie tussen de EU en de NAVO zijn niet in de laatste plaats terug te voeren op de kwestie van de deling van Cyprus en het feit dat een NAVO-bondgenoot een EU-lidstaat niet erkent.

De OVSE heeft in 2009 vooral in het teken gestaan van het Korfoe-proces, waarbij de aftrap werd gegeven voor een dialoog over veiligheid in Europa, en waarbij Nederland de nadruk heeft gelegd op het belang van de human dimension(met name mensenrechten en rechtsstaat) binnen de OVSE. Ter voorbereiding op het OVSE-voorzitterschap van Kazachstan in 2010 heeft Nederland in 2009 Kazachse diplomaten, rechters en hoge ambtenaren getraind.

Wapenbeheersing en non-proliferatie

Voor wat betreft wapenbeheersing en non-proliferatie liet 2009 twee gezichten zien. Positieve ontwikkelingen, met name president Obama’s oproep voor een kernwapenvrije wereld en verminderde spanning tussen Rusland en de Verenigde Staten over raketschildplannen, werden geflankeerd door de aperte weigering van Iran zich te conformeren aan de internationale verplichtingen inzake hun nucleaire programma (zie ook onder doelstelling 3). Nederland heeft krachtig geprotesteerd tegen deze Iraanse opstelling, zowel bilateraal als in multilateraal verband.

Inzake non-proliferatie werd de door Nederland gestarte samenwerking met de NAVO-7 partners (Turkije, België, Litouwen, Noorwegen, Polen, Spanje en Nederland) voortgezet, en lanceerde Nederland voorts een strategisch initiatief voor de Toetsingsconferentie Non-Proliferatie Verdrag (NPV) in New York in 2010. In een drietal bijeenkomsten met twintig sleutellanden werden de belangrijkste uitdagingen voor de conferentie en mogelijke oplossingen besproken.

In het kader van onderzoek naar non-proliferatie en wapenbeheersing heeft de minister van Buitenlandse Zaken een drietal beurzen voor academisch onderzoek ter beschikking gesteld, in samenwerking met Universiteit Utrecht en de Erasmus Universiteit Rotterdam. Een vierde beurs werd door Clingendael beschikbaar gesteld.

Met Urenco-partners Duitsland en het Verenigd Koninkrijk werd verder gewerkt aan promotie van het vreedzaam gebruik van nucleaire brandstof en de multilateralisering van de nucleaire brandstofcyclus. Een Russische resolutie in de IAEA werd daarvoor actief gesteund.

Samen met de Benelux, Duitsland en Noorwegen heeft Nederland een nieuw initiatief gestart om kernontwapening in het kader van de herziening van het Strategisch Concept binnen de NAVO meer aandacht te geven.

In het kader van wapenbeheersing heeft Nederland zich actief ingezet voor de start van de onderhandelingen voor een wapenhandelsverdrag – het Arms Trade Treaty (ATT). Mede door Nederlandse inspanningen is afgesproken in 2012 een VN-conferentie bijeen te roepen die moet leiden tot een ATT. Nederland heeft het restrictieve wapenexportbeleid voortgezet, wat zich ook heeft geuit in het ontbreken van undercuts. Helaas is het Nederland niet gelukt om in 2009 het Oslo-verdrag inzake clustermunitie te ratificeren, omdat de ratificatieprocedure (inclusief het parlementaire proces) langer heeft geduurd dan verwacht. Het is de hoop dat de ratificatie zo spoedig mogelijk in 2010 wordt afgerond.

Indicator Basiswaarde(Met jaartal) Streefwaardewaarde 2012 Resultaat 2009
1. Aantal Undercuts 1 (2005) 0 0
2. Oslo-proces: aantal deelnemende landen 46 (2007) 125 104

Beleidsconclusies

Naarmate de missie in Afghanistan vordert, blijkt het belang van een overkoepelende, sterke coördinerende rol door de Verenigde Naties in nauwe samenwerking met de Afghaanse regering. Op deze wijze worden de internationale inspanningen optimaal gecoördineerd en het Afghaanse ownership versterkt, om duurzame resultaten te bereiken. Deze lessen – goede internationale coördinatie en lokaal ownership – moeten ook doorgetrokken worden naar andere crisisbeheersingsoperaties. Zo pleit Nederland in het kader van de maritieme piratenbestrijdingsmissie Atalanta ook voor een aanpak van deroot causes van piraterij: de onveiligheid en armoede op het Somalische vasteland. Ook daar dient de VN, samen met regionale organisaties en een versterkte Somalische overheid, de coördinatie te voeren, waarbij de internationale gemeenschap assisteert. Met betrekking tot piraterijbestrijding bleek de overdrachtsovereenkomst die getroffen is tussen de EU en Kenia de laatste maanden helaas fragiel. De vrijlating van dertien piraterijverdachten is een buitengewoon onbevredigende gang van zaken en spoort Nederland aan om binnen EU-kader te blijven zoeken naar lange-termijn oplossingen voor het piraterijprobleem, waaronder de berechting van piraterijverdachten. De brede agenda’s van NAVO en OVSE vragen om een nog scherpere focus van Nederland op de onderwerpen die voor Nederland van belang zijn. Nederland zal daar in 2010 uitdrukkelijk aandacht aan besteden.

Doelstelling 5:

Samenhang en effectiviteit van het veiligheids- en ontwikkelingsbeleid vergroten

In 2009 heeft Nederland stevig ingezet op het verdiepen en verbreden van de samenhang en effectiviteit van het veiligheids- en ontwikkelingsbeleid. De focus op conflictgebieden en fragiele staten blijft van belang om de ontwikkelingsdoelstellingen, mensenrechten, regionale stabiliteit te bevorderen en om negatieve ontwikkelingen, zoals illegale migratie, terrorisme en criminaliteit tegen te gaan. Ook in 2009 volgde Nederland een conflictsensitieve inzet: een combinatie van activiteiten gericht op het bevorderen van veiligheid, stabiliteit en het herstel van een capabele en legitieme overheid. In 2009 is ook gewerkt aan het verbeteren van de inter- en intradepartementale samenwerking (het geïntegreerd beleid van diplomatie, ontwikkeling en defensie) en het versterken van de internationale inzet in conflictgebieden en fragiele staten.

Uitvoering van geïntegreerd beleid in Afghanistan

De Nederlandse missie in Afghanistan richtte zich op verdere verbetering van de veiligheidssituatie, bevordering van de wederopbouw en versterking van de Afghaanse overheid. De goede en intensieve samenwerking tussen de ministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie werd gecontinueerd en ook de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties, Landbouw en Justitie leverden een belangrijke bijdrage, onder andere bij het trainen van politie en op het gebied van drugsbestrijding. Tijdens de internationale Afghanistanconferentie in Den Haag bleek, conform Nederlandse inzet, internationaal overeenstemming dat een comprehensive approach bestaande uit militaire middelen, ontwikkelingssamenwerking en diplomatie essentieel is, evenals het grote belang van Afghan ownership en een coördinerende rol van de VN. UNAMA, de VN-missie in Afghanistan, is mede vanwege recruteringsproblemen en een aanslag op VN-personeel in Kabul, in 2009 helaas nog niet in staat gebleken de verwachtingen over haar coördinerende rol volledig waar te maken. Nederland heeft UNAMA waar nodig ondersteund, en zal dit ook in 2010 blijven doen. Om de positie van vrouwen te versterken is er in Uruzgan uitgebreid aandacht besteed aan gender in de programma’s onderwijs, gezondheidszorg en plattelandsontwikkeling. Door een aantal specifieke activiteiten is de organisatiegraad enempowerment van vrouwen in Uruzgan vergroot.

Op veiligheidsgebied heeft Nederland financieel en personeel bijgedragen aan de versterking van het Afghaanse leger en politie, middels onder andere het Law and Order Trust Fund en via training en mentoring van het leger en de politie in Uruzgan. Mede door dit beleid zijn Afghaanse militairen in toenemende mate in staat om zelfstandig te opereren. Dit bleek onder andere tijdens de verkiezingen op 20 augustus, waarbij Afghanen voor het eerst in dertig jaar de verantwoordelijkheid namen voor zowel de organisatie van, als de veiligheid rondom verkiezingen. Drugsbestrijding werd voortgezet middels projecten op het gebied van alternatieve bestaansmogelijkheden (onder andere saffraan en fruitbomen), interdictie (onder andere versterking Afghaanse politie), voorlichting en bewustwording (radioprogramma’s) en verslavingszorg. In 2009 is de papaverproductie in Uruzgan met 7% afgenomen ten opzichte van 2008.

Drie jaar Nederlandse investeringen in Uruzgan hebben in 2009 vruchten afgeworpen, zo concludeert ook de onafhankelijke Afghaanse NGO The Liaison Office (TLO) in haar evaluatie. In sectoren als onderwijs en gezondheidszorg zijn flinke stappen voorwaarts gezet. In september 2009 waren er 101 scholen in Uruzgan, terwijl dit aantal in 2006 rond de 33 lag. In het primair onderwijs zijn nu ongeveer 43 000 kinderen geregistreerd, waaronder 4100 meisjes. In totaal zijn er 1481 mannelijke en 45 vrouwelijke docenten actief in de provincie. In september 2009 waren er in totaal 16 gezondheidscentra, terwijl dit er in 2006 slechts 9 waren. Het aantal vrouwelijke gezondheidswerkers is van 3 gestegen naar 17. Het aantal kinderen onder de één jaar dat gevaccineerd is, is toegenomen van 37% in 2006 tot 91% in 2009, en het percentage vrouwen dat minimaal 1 keer wordt bezocht door een community health worker is gestegen van 45 (2006) naar 67 (2009). Het aantal in Uruzgan actieve ontwikkelingsactoren bedraagt inmiddels meer dan vijftig. Zowel UNAMA als het Dutch Consortium Uruzgan (DCU) beschikken over een operationeel kantoor in Tarin Kowt. De opening van een vestiging van Kabul Bank in Uruzgan is een teken dat ook de economie zich ontwikkelt. Nederland is met Duitsland overeengekomen om gezamenlijk een aantal infrastructurele projecten in Zuid-Afghanistan uit te voeren, waaronder de aanleg van civiele voorzieningen bij vliegveld van Tarin Kowt. Mede dankzij een Nederlandse subsidie onderhoudt Afghaanse luchtvaartmaatschappij Kam Air de belangrijke luchtverbinding tussen Kabul en Tarin Kowt, waardoor de reistijd van en naar het commerciële en politieke hart van Afghanistan drastisch is verminderd en de provincie beter ontsloten wordt.

Uitvoering van geïntegreerd beleid in Afrika

In het Nederlandse beleid ten aanzien van Soedan is in 2009 een impuls gegeven aan het uitvoeren van het Noord-Zuid vredesakkoord, het zogenaamde Comprehensive Peace Agreement (CPA). Tijdens de Algemene Vergadering van de VN organiseerde de minister voor Ontwikkelingssamenwerking een side-event over Soedan. Tijdens deze bijeenkomst bespraken internationale partners op welke wijze de uitvoering van het Comprehensive Peace Agreement de komende, cruciale periode zo goed mogelijk kan worden ondersteund. Door een, mede door Nederland gesteund, arbitrageproces deed het Permanente Hof van Arbitrage in Den Haag op 22 juli 2009 uitspraak over de grenzen van Abyei, één van de belangrijkste stappen in het CPA. Met partners als het Verenigd Koninkrijk leverde Nederland financiële steun aan onder andere de verkiezingen en de demobilisatie en reïntegratie van ex-strijders, andere belangrijke onderdelen van het vredesakkoord. Humanitaire hulp kwam zowel Zuid-Soedan als Darfur ten goede. De uitzetting van humanitaire organisaties na de uitvaardiging van het arrestatiebevel van het Internationaal Strafhof tegen president Bashir (maart 2009) werd sterk veroordeeld. In november bracht Nederland de VN, Soedanese overheid en niet-tradionele donoren als Rusland, China en de Arabische Liga bijeen om de hulpverlening aan Darfur te verbeteren, in het bijzonder de veiligheid van hulpverleners. Nederland leverde een voortgezette bijdrage aan de vredesmissies United Nations Missions in Sudan (UNMIS) en African Union/United Nations Hybrid Operation in Darfur (UNAMID) om de veiligheid in de regio’s te verbeteren. Via wederopbouwprogramma’s van de Wereldbank, VN en NGO’s werden in Zuid-Soedan basisvoorzieningen en capaciteitsopbouw van de overheid gesteund. De veiligheidssituatie in het land blijft echter precair, waardoor het niet in alle gevallen mogelijk bleek om geplande activiteiten te ontplooien en de geraamde financiële middelen in te zetten.

De Nederlandse inzet op het gebied van leger- en politiehervormingen in Burundi, alsmede het versterken van de democratische controle daarop, heeft met de ondertekening van een Memorandum of Understanding in april 2009 een veel strategischer karakter gekregen. De ministeries van Defensie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn nauw betrokken bij het Sector Security Reform (SSR)-werk in Burundi, onder meer door het ter beschikking stellen van adviseurs en experts. De Nederlandse activiteiten in het oosten van de Democratische Republiek Congo (DRC) hebben bijgedragen aan het bieden van alternatieve bestaansmogelijkheden aan oud-strijders via het Multi-Country Demobilization and Reintegration Program (MDRP). Als vervolg op dit programma is in 2009 begonnen met werk aan soortgelijke nationale programma’s in de gehele DRC, Rwanda en Burundi. De stabiliteitsstrategie van UNDP/MONUC voor de oostelijke DRC werd mede door Nederland gefinancierd. Dat plan investeert op basis van het Goma-vredesakkoord in het opbouwen van zowel bestuurlijke als fysieke infrastructuur. Verder is in de DRC met Nederlands geld een geïntegreerd programma voor de aanpak van seksueel geweld tegen vrouwen en meisjes opgezet.

In Zimbabwe heeft Nederland activiteiten ontplooid ter ondersteuning van het akkoord tussen de partijen in Zimbabwe, door steun te geven aan het transitieproces. Tijdens zijn bezoek aan Nederland heeft premier Tsvangirai gesproken met de ministers van Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking over de ontwikkelingen in Zimbabwe, en zijn dank uitgesproken voor de Nederlandse steun.

Uitvoering van geïntegreerd beleid in de rest van de wereld

In Kosovo is de manier waarop wordt omgegaan met minderheden, met name in Noord-Kosovo, van grote invloed op de ontwikkeling van het land. Daarom heeft Nederland zich in nauwe samenwerking met lokale partners gericht op het versterken van de dialoog tussen verschillende bevolkingsgroepen en met de lokale overheden over de sociaaleconomische ontwikkeling in het gebied. In de Palestijnse Gebieden heeft Nederland zich ingezet op de implementatie van de in 2008 gestarte projecten gericht op de sociaal-economische ondersteuning van de veiligheidsinspanningen van de Palestijnse Autoriteit in het noorden van de Westelijke Jordaanoever en is voortgebouwd op de activiteiten in de Palestijnse civiele veiligheidssector in samenwerking met de EVDB-missie EU COPPS. Het Nederlandse programma in Jemen is geënt op enkele van de structurele oorzaken van het fragiele karakter van het land en recent zijn vanwege de voortgaande destabilisering door Nederland de eerste stappen ondernomen om meer gericht aandacht te besteden aan conflictpreventie. In Colombia is Nederland er in geslaagd om steun van gelijkgezinde landen te verkrijgen voor het integrale concept van veiligheid, ontwikkeling en aanwezigheid van de overheid in de fragiele gebieden. Dankzij de activiteiten op dit gebied in de regio Macarena is bijgedragen aan de stabiliteit in de op de FARC herwonnen gebieden. In de strijd tegen de straffeloosheid bleef Nederland zich in Guatemala inzetten voor de uitwerking van het nationaal plan voor de bescherming van de mensenrechten. Nederland werkte er actief aan om deze problematiek prominenter onder de aandacht van de overheid te krijgen, waarbij tot nu toe mondjesmaat vooruitgang wordt geboekt. In Birma draagt Nederland bij aan post-cycloon Nargis wederopbouw en opbouw van maatschappelijke organisaties via een bijdrage aan het door de EU opgezette Livelihoods and Food Security Trust Fund (LIFT).

Internationaal

In 2009 bleek de internationale consensus groot over de noodzaak van het geïntegreerde beleid gericht op conflictgebieden en fragiele staten. De actieve inzet van gelijkgezinde landen en Nederland in de Verenigde Naties en de Wereldbank resulteerde in afspraken over de verbetering van de coördinatie en samenwerking tussen internationale organisaties op het gebied van vredesopbouw neergelegd in een rapport van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties. Ook heeft Nederland bijgedragen aan de capaciteitversterking van internationale organisaties, zoals het UN Department for Political Affairs voor het vergroten van de internationale capaciteit voor bemiddeling in conflicten. Daarnaast heeft Nederland aangedrongen op een review van het Bureau for Crisis Prevention and Recovery om de internationale inzet van UNDP op dit gebied verder te versterken. Verder organiseerde Nederland in 2009 een internationale conferentie over het belang van Transitional Justice in (post)conflictgebieden. Daarnaast werd het initiatief genomen voor een bijeenkomst tussen internationale organisaties en donoren over het functioneren van gemeenschappelijke fondsen, de zogenaamde Multi-Donor Trust Funds. Ook zijn specifieke activiteiten opgestart in het veld met de internationale organisaties IDLO, Interpeace en International Center for Transnational Justice (ICTJ). In 2009 zijn geen bijdragen gedaan aan centrale vredesopbouwfondsen, zoals het Peace Building Fund van de Verenigde Naties en het State and Peace Building Fund van de Wereldbank, omdat deze fondsen in 2009 voldoende gefinancierd bleken.

Stabiliteitsfonds

Het Stabiliteitsfonds heeft ook in 2009 op een flexibele wijze ondersteuning geboden aan programma’s die op het snijvlak van vrede, veiligheid en ontwikkeling liggen en draagt daarmee bij aan het bereiken van beleidsdoelstelling 5 (Samenhang en effectiviteit van het veiligheids- en ontwikkelingsbeleid vergroten), met name waar het gaat om uitvoering van geïntegreerd beleid. In totaal werden er in het afgelopen jaar vijfentwintig nieuwe activiteiten gefinancierd door het Stabiliteitsfonds. De grootste ODA committering was een bedrag van EUR 12 miljoen aan Security Sector Development (SSD) in Burundi. De grootste non-ODA bijdrage betrof een bedrag van EUR 12 miljoen aan een NAVO trustfund ter ondersteuning van het Afghaanse leger (ANA).

Beleidsconclusies

Het geïntegreerde beleid op het gebied van veiligheid en ontwikkeling blijft voor Nederland een prioriteit. Ook in 2009 hebben de gemeenschappelijke inspanningen van diplomatie, ontwikkelingssamenwerking en defensie, maar ook van departementen als Justitie, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, ervoor gezorgd dat Nederland in landen als Afghanistan, Soedan en Burundi een breed pakket aan middelen kon inzetten om stabiliteit en opbouw te bevorderen. De goede resultaten die geboekt zijn sterkt ons in het vertrouwen om door te gaan op de ingeslagen weg. Desalniettemin bleek in 2009 in situaties als Afghanistan, Oost-Congo en Zuid-Soedan dat door onvoorspelbare ontwikkelingen een realistische internationale benadering in deze landen van belang blijft. Planningen zijn in fragiele staten slechts beperkt houdbaar. De Nederlandse en ook internationale aanpak in fragiele staten dient derhalve uitermate flexibel te zijn, en zich aan te passen aan eigen ervaringen, evenals evaringen van andere partners.

Doelstelling 6:

Duurzame economische ontwikkeling bevorderen en armoedebestrijding met kracht voortzetten en uitwerken in het project De Millennium Ontwikkelingsdoelen Dichterbij.

Het jaar 2009, waarin stil werd gestaan bij zestig jaar ontwikkelingssamenwerking, werd enerzijds getekend door het werk in uitvoering en anderzijds door het levendige debat over de effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking. De moderniseringsagenda, die richtinggevend is voor de manier waarop de beleidsintensiveringen uitgevoerd moeten worden, kreeg in 2009 meer gestalte. De agenda bestaat uit vijf onderdelen: het gebruiken van hulp als hefboom voor het aanpakken van mondiale problemen, het inzetten op groei en verdeling, het opvoeren van de strijd tegen corruptie, het openbreken van de hulpindustrie en het zorgen voor maximale effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking. De modernisering van de samenwerking met het maatschappelijk middenveld komt met de start van het Medefinancieringsstelsel 2011–2015 (MFSII). Eén van de vernieuwende elementen van MFSII zijn de consortiumbiedingen van ontwikkelingsorganisaties, die versnippering moeten tegengaan. Ook is een aantal moderniseringsprojecten gestart, waaronder een project op het gebied van belastingen en de introductie van een aantal kenniskringen. Belangrijk in 2009 was ook de oplevering van de derde resultatenrapportage, Resultaten in Ontwikkeling 2007–2008. Eén van de doelen van het uitbrengen van de rapportage is het leveren van een bijdrage aan het debat over de effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking. De rapportage is voor de eerste maal opgesteld in samenwerking met het Nederlandse maatschappelijk middenveld.

Uitgangspunten voor ontwikkelingssamenwerking

De Millennium Development Goals (MDG’s) vormen de concrete meetpunten voor de voortgang op de brede agenda voor ontwikkeling. 2015 komt dichterbij en er is een grote inspanning vereist om de MDG’s te realiseren. In 2007 is de inzet van Nederland gedefinieerd op basis van de scan van de voortgang op de MDG’s. Deze scan heeft geleid tot intensivering op vier gebieden, uitgewerkt in de beleidsnotitie Een zaak van iedereen. De verwachting is dat niet alle MDG’s in 2015 behaald zullen worden.

De volgende vier prioriteiten staan centraal in ontwikkelingssamenwerking in de periode 2007–2011:

I. Veiligheid en ontwikkeling: In fragiele staten zijn de achterstanden op MDG’s veelal het grootst. Het onderwerp «veiligheid en ontwikkeling» wordt tevens in doelstelling 5 besproken.

II. Groei en verdeling: Naast een intensivering op duurzame groei en private sector ontwikkeling is het belangrijk de kloof tussen arm en rijk te overbruggen. Deze prioriteit is terug te vinden in MDG 1 en 8.

III. Gender en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten: Op dit gebied zijn er grote achterstanden in het dichterbij brengen van met name MDG 3 en 5.

IV. Duurzaamheid, klimaat en energie: In doelstelling 6 wordt de voortgang op MDG 7c, water en sanitatie, besproken. In doelstelling 8 komt de bredere klimaatagenda, waaronder de uitkomsten van de klimaatconferentie van Kopenhagen, aan bod.

Het jaar 2009 werd gekenschetst door een ongekende daling van het beschikbare ODA-budget. Ten opzichte van de ontwerpbegroting 2009 bedroeg de daling als gevolg van de economische terugval ruim EUR 550 miljoen. Dit heeft uiteraard gevolgen gehad voor de voorgenomen uitgaven en de daarbij horende ambities. Er moesten duidelijke keuzes worden gemaakt. De uitgaven op het terrein van de vier beleidsprioriteiten zijn daarom grotendeels op peil gebleven. Uitzondering hierop vormen de lagere uitgaven ten behoeve van fragiele staten omdat de veiligheidssituatie daar verslechterde. Bij groei en verdeling daarentegen was sprake van hogere uitgaven in verband met hogere bijdragen aan IFC en FMO ter bestrijding van de economische crisis in ontwikkelingslanden. Verder zijn ook de uitgaven op het terrein van HIV-aids dicht bij de oorspronkelijk vastgestelde begroting uitgekomen. Ten opzichte van de ontwerpbegroting is met name sprake van lagere uitgaven bij onder meer onderwijs (met name door het wegvallen van de voorgenomen bijdrage aan het Catalytic Fund in verband met de liquiditeitspositie), en lagere uitgaven voor de maatschappelijke organisaties, met name als gevolg van ruimere bevoorschotting aan het eind van 2008.

Dit hoofdstuk begint met een box over goed bestuur en vervolgens worden de MDG’s één voor één behandeld.

Goed bestuur in prioritaire landen

Ook in 2009 was het Nederlandse beleid op het terrein van goed bestuur in prioritaire landen gericht op verbetering van de kwaliteit van het bestuur (inclusief anticorruptie, versterking van de rechtsstaat en het afleggen van verantwoording van publieke dienstverlening) en bevordering van democratiseringsprocessen. In lijn met de beleidsnotitie Een Zaak van Iedereen, is gekozen voor een politiekere benadering.

In een dergelijke benadering past de uitvoering van de nog resterende Strategische Goed Bestuur en Corruptie Analyses (SGACA’s). Inmiddels zijn er SGACA’s uitgevoerd voor vrijwel alle OS-partnerlanden. Ambassades hebben dankzij de SGACA’s meer oog gekregen voor wat er achter de politieke façade gebeurt. Ook zijn zij realistischer geworden in hun verwachtingen ten aanzien van mogelijke resultaten in het land. Vervolgens is een begin gemaakt met het vertalen van het politieke denken dat met de SGACA’s in gang is gezet naar de landenprogramma’s.

De wereldwijde consultaties door het Institute for Democracy and Electoral Assistance (IDEA), met steun van EU-voorzitter Zweden en Nederland, waren voor de totstandkoming van EU-Raadsconclusies over Democratieondersteuning van grote waarde. Versterking van het partnerschap met IDEA heeft verder geleid tot de invoering van Results Based Management door deze intergouvernementele organisatie en meer aandacht voor democratische verantwoording (accountability) in derde landen.

De contacten en de beleidsdialoog met internationale partners op het terrein van goed bestuur, zoals de Wereldbank (onder andere via de Governance Partnership Facility), het Governance Network van de OESO/DAC en UNDP, zijn in 2009 voortgezet en waar mogelijk geïntensiveerd. De instelling van een toezichtmechanisme voor naleving van de United Nations Convention against Corruption (UNCAC) is in de strijd tegen corruptie een belangrijke en positieve stap.

kst-32360-V-3-7.gif

MDG 1 Extreme armoede en honger uitbannen

Groei en verdeling

De Nederlandse inzet in 2009 in het kader van het behalen van MDG 1 richtte zich vooral op uitwerking van beleidsprioriteit groei en verdeling. De focus van de activiteiten in 2009 lag op de ontwikkeling van de private sector, waaronder verhoogde aandacht voor landbouw. Ook werd vooruitgang geboekt op het gebied van een verbeterde politieke dialoog over groeistrategieën, rekening houdend met zowel groei maar met name ook verdelingsaspecten. In 2009 is een notitie geschreven waarin de theoretische kennis en actuele inzichten over de beleidsprioriteit«groei en verdeling» in kaart zijn gebracht.

Private sector ontwikkeling

Nederland steunt specifieke maatregelen in ontwikkelingslanden om private sector ontwikkeling te stimuleren. Ondernemers en kleine boeren, in het bijzonder die leven en werken in arme regio’s en sectoren, hebben behoefte aan krediet, infrastructuur, afzetmarkten, kennis en vaardigheden. Nederland voert hiertoe bilaterale programma’s uit met lokale overheden en private sector organisaties.

Een belangrijk nieuw programma dat in 2009 is gestart is Ontwikkelingsrelevante Infrastructuur Ontwikkeling (ORIO) als opvolger van Ontwikkelingsrelevante Exporttransacties (ORET). ORIO ondersteunt overheden in ontwikkelingslanden om publieke infrastructurele projecten te financieren die belangrijk zijn voor economische ontwikkeling en armoedevermindering. ORIO heeft een sterkere ontwikkelingsrelevantie en een duurzamer karakter dan zijn voorganger. In 2009 is de eerste aanvraagronde met succes afgerond.

Voorbeelden van private sector organisaties die Nederland steunt, zijn lokale banken, microfinancieringsinstellingen, boerenorganisaties, werkgeversorganisaties, vakbonden en bedrijfsondersteunende organisaties. Deze organisaties ontvangen technische assistentie en financiële steun. De programma’s worden gefinancierd vanuit het departement of via ambassades die actief zijn op het terrein van private sector ontwikkeling, en betreffen een veelheid aan uitvoeringsorganisaties.

Zo hebben bijvoorbeeld 2 miljoen boeren (waarvan 40% procent vrouwen) actief deelgenomen aan het Programma Ondersteuning Producentenorganisaties (POP) ter ondersteuning van de boerenbeweging. Ook kunnen steeds meer lokale boeren uit Afrika en Azië hun producten op de Europese markt verkopen onder meer door de World Summit on Sustainable Development (WSSD) publiek-private partnerschappen. Tevens hebben 12 Afrikaanse landen, via het mede door Nederland gefinancierde Comprehensive Africa Agriculture Development Programme (CAADP) proces, overeenkomsten getekend met de Afrikaanse Unie waarin zij aangeven hoe zij landbouw en voedselzekerheid zullen bevorderen. Nederland speelt een actieve rol in de mondiale coördinatie van de financiële verplichtingen op het terrein van landbouw en voedselzekerheid alsmede in de regionale coördinatie via CAADP. De voorgenomen intensiveringen uit de landbouwnotitie zijn onder meer dankzij bovenstaande programma’s ruimschoots gerealiseerd.

Verder worden interventies gefinancierd door Nederland om ondernemers en kleine bedrijven te helpen participeren in lokale en internationale markten. Specifieke programma’s worden uitgevoerd om hen te assisteren bij het exploreren van nieuwe markten, toegang te krijgen tot krediet en verzekeringen en toegang tot nieuwe technologie en managementvaardigheden. Via projecten in het kader van het Private Sector Investeringsprogramma (PSOM/PSI) zijn vernieuwende investeringsprojecten in ontwikkelingslanden in Afrika, Azië, Latijns-Amerika en Midden- en Oost-Europa gerealiseerd. Vanwege de economische crisis vond vertraging plaats in de uitvoering van de activiteiten van PSOM/PSI projecten. In plaats van de beoogde 3 500 fte heeft het programma in 2009 geleid tot een banengroei van 2 800 fte. Het Centrum ter Bevordering van Import uit ontwikkelingslanden (CBI) heeft in 2009 bijna 255 bedrijven in ontwikkelingslanden bemiddeld of geschikt gemaakt voor de Europese markt, vooral in de landbouw. Voorlopige schatting van het aantal MKB-bedrijven in ontwikkelingslanden dat het Programma Uitzending Managers (PUM) heeft ondersteund, is 1 280.

MDG1 De tijd die moet worden doorlopen om een bedrijf op te starten
  OESO rijke landen Sub-Sahara Afrika Oost Azië en het Pacifisch gebied Zuid Azië Latijns Amerika en het Caribisch gebied Oost Europa en Centraal Europa Midden Oosten en Noord Afrika
2003 30 63 52 43 75 46 46
2007 15 56 43 28 68 26 38
2009 13 46 41 28 62 17 21
Afname 07–09 13% 18% 5% 0% 9% 35% 45%

bron: Doing Business 2010 (http://www.doingbusiness.org/documents/fullreport/2010/DB10-full-report.pdf)

Samen met Schoklandpartners wordt zorg gedragen voor vergrote toegang tot financiële diensten voor het Midden- en Klein Bedrijf (MKB) in ontwikkelingslanden. In dit kader is het Food Early warning System for Africa (FESA)-programma gestart waarbij met gebruik van satellietgegevens gewasverzekeringssystemen voor Afrika worden ontwikkeld. Een ander voorbeeld is het Health Insurance Fund (HIF) om mensen toegang te bieden tot een basisziektekostenverzekering. In Nigeria zijn er nu circa 50 000 mensen verzekerd.

Op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) zijn in 2009, onder meer op basis van de evaluatie van MVO in het bedrijfsleveninstrumentarium, MVO-criteria in de opdrachtverlening aan uitvoerders verbreed en aangescherpt. Ook zijn op het terrein van MVO een aantal specifieke programma’s op het gebied van verhoging van de bewustwording in ontwikkelingslanden en in Nederland ontplooid. Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft, samen met een aantal andere ministeries, in samenwerking met de Economische Voorlichtingsdienst (EVD), het CBI en MVO Nederland een gezamenlijk informatiepakket voor ambassades ontwikkeld over MVO, de OESO-richtlijnen en mensenrechten. De informatie, in de vorm van een «MVO-paspoort», is begin 2010 aan alle ambassades en consulaten-generaal ter beschikking gesteld.

Naast de bilaterale programma’s worden bijdragen gegeven aan multilaterale organisaties en multidonor fondsen voor zover deze complementair zijn aan bilaterale programma’s en goed afgestemd zijn met het ontvangende land.

Belastingen

In het kader van de modernisering van ontwikkelingssamenwerking is in 2009 meer aandacht besteed aan de inkomstenkant van de economie van ontwikkelingslanden, in het bijzonder verhoging van belastinginkomsten. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de staatssecretaris van Financiën hebben in september 2009 een intentieverklaring getekend waarin de uitgangspunten zijn vastgelegd voor een gezamenlijke aanpak op ditterrein (http://www.millenniumakkoorden.nl/agreements/00063-intentieverklaring-samenwerking-belastingen-en-os). Die aanpak richt zich zowel op het naar voren brengen van de ontwikkelingsdimensie in internationale overleggen over belastingen, als op steun voor versterking van de capaciteit in ontwikkelingslanden op dit terrein. Dit laatste kwam tot uitdrukking in Nederlandse steun voor de oprichting voor een African Tax Administration Forum in 2009. Nederlandse inzet in het internationale overleg leidde tot een oproep van de G-20 in Londen om ontwikkelingslanden beter te laten profiteren van de intensivering van de belastingsamenwerking. Een belangrijk eerste resultaat vormde de sterk toegenomen participatie van ontwikkelingslanden in het OESO-overleg over belastingen en het agenderen binnen de OESO van de relatie tussen belastingen en ontwikkeling.

In 2009 zijn in Bolivia, Benin en Zambia pilots van start gegaan om groei- en verdelingsaspecten meer aandacht te geven bij de formulering van nationale groeistrategieën. In Benin richtte de pilot zich op de landbouw, in Bolivia ondersteunde de ambassade het Human Development Report van de UNDP, waarin de «nieuwe» ongelijkheden in Bolivia worden geanalyseerd en in Zambia financierde de ambassade een lokale economische denktank die een uitgebreide studie uitvoerde naar groei- en verdelingsvraagstukken.

kst-32360-V-3-8.gif

MDG 2: Alle jongens en meisjes naar school

In de periode 1999–2007 is het aantal kinderen dat geen onderwijs volgt met 33 miljoen afgenomen tot 72 miljoen; steeds meer kinderen maken de school ook af. Van alle kinderen die zich aanmelden voor school is het aandeel meisjes opgelopen van 42% tot 46% en in veel landen neemt het verschil tussen meisjes en jongens in de klas geleidelijk af.

Deze aanzienlijke instroom van kinderen heeft in veel landen gevolgen voor de onderwijskwaliteit en zorgt voor hoge schooluitval in veel landen.

kst-32360-V-3-9.gif

Nederland levert vooral een bijdrage aan kwaliteitsverbetering in de 18 bilaterale partnerlanden, waar Nederland actief betrokken is bij de onderwijssector. Er wordt in het bijzonder aandacht besteed aan Early Childhood Development en kwaliteitsmeting door middel van ondersteuning van het Southern and Eastern Africa Consortium for Monitoring Educational Quality (SACMEQ). Dit consortium ontwikkelt capaciteit voor vergelijkende kwaliteitsmeting in 14 landen in Zuidelijk Afrika. De doorstroming naar andere vormen van onderwijs is cruciaal. Nederland ondersteunt in 10 landen beroeps- en technisch onderwijs als onderdeel van de onderwijssector, maar ook via de private sector. Dit biedt jongeren betere kansen op de arbeidsmarkt, maar ook in de informele sector.

Het recht op onderwijs staat voor kinderen in (post-)conflictlanden, fragiele staten en andere moeilijk bereikbare kinderen het meest onder druk. Nederland ondersteunt daarom sinds 2007 een innovatief programma van het United Nations Children’s Fund (UNICEF) voor de wederopbouw van het onderwijs en onderwijssystemen in deze landen. In 2009 hebben 26 landen ondersteuning gekregen. (www.educationandtransition.org) In 2009 werd de inputdoelstelling om 15% van de ODA uitgaven aan onderwijs uit te geven niet gehaald; de uitgaven bedroegen bijna 12%. Dit was voornamelijk te wijten aan vertraagde uitvoering inéén van de grote programma’s, te weten ondersteuning aan het Catalytic Fund van het Education for All Fast Track Initiative. De verminderde liquiditeitsbehoefte was het gevolg van een combinatie van factoren: meer donoren, lange goedkeuringsprocessen op landenniveau en vooral de door de Wereldbank – de beheerder van het fonds- gehanteerde procedures. Om het uitgavenritme van het Catalytic Fund te versnellen zijn maatregelen genomen.

kst-32360-V-3-10.gif

MDG 3 Gelijke rechten voor mannen en vrouwen

In 2009 zijn er bescheiden vorderingen gemaakt in de realisering van MDG 3. In het primair en secundair onderwijs groeit het aantal meisjes. Echter, vier jaar na de streefdatum van 2005 moet vastgesteld worden dat gendergelijkheid in onderwijs nog niet helemaal is bereikt. Op het gebied van basisonderwijs zijn de verschillen nagenoeg weggewerkt; gender- gelijkheid op het voortgezet onderwijs blijft echter achter.

kst-32360-V-3-11.gif

Er is een kleine toename van vrouwen in betaalde arbeid buiten de landbouwsector. Ook zijn vrouwen vooral werkzaam in de informele sector en wanneer wel werkzaam in de formele sector dan ontvangen zij veelal een lager uurloon. Op het gebied van politieke participatie is een lichte stijging waarneembaar. In ontwikkelingslanden zijn het vooral Latijns-Amerika en de Caraïben die de toon zetten. Het wereldwijde aandeel van vrouwen in nationale parlementen ligt tussen de 0 en 56% met een gemiddelde van 18% in 2009 (12,5% in 2000 en 17% in 2008).

Nederland blijft zich inzetten om ongelijkheid tussen mannen en vrouwen te bestrijden. Het beleid is vooral gericht op het bevorderen van gelijke rechten voor mannen en vrouwen en het creëren van kansen voor vrouwen. Uit het MDG 3-Fonds zijn in 2009 45 projecten met succes van start gegaan en lopen goed. Centraal staan land- en eigendomsrechten, geweld tegen vrouwen, politieke participatie en werkgelegenheid. Onder andere The African Women’s Development Fund richt zich op het verhogen van politieke participatie van vrouwen, netwerk versterking en gebruiken film en muziek om negatieve stereotypen te verminderen. V-Day Egypt helpt om het geweld tegen vrouwen in de Arabische wereld en Noord-Afrika te verminderen en Netherlands Institute for Southern Africa (NIZA) en Women’s land rights in Southern Africa richten zich op het verbeteren van landrechten voor vrouwen in vijf Afrikaanse landen. Het MDG 3-Fonds draagt een positieve boodschap uit: investeren in vrouwen is investeren in een betere samenleving. Het project sluit aan bij de moderniseringsagenda als onderdeel van de pijler «hulp als hefboom». In dit kader is een aantal films gemaakt; de eerste film Invest in Women: Do you see the opportunity? is geproduceerd en zal begin 2010 worden gelanceerd.

De bestrijding van vrouwelijk genitale verminking (fgm) kreeg speciale aandacht met een door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) georganiseerde internationale conferentie Uniting Europe and Africa to fight fgm en heeft dit thema op de Europese agenda geplaatst. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking wees in zijn toespraak op lessen die getrokken kunnen worden uit hetgeen in Afrikaanse landen op het terrein van uitbanning van fgm wordt bereikt voor de aanpak ervan in Europa («omgekeerde ontwikkelingssamenwerking»).

Resultaten in multilateraal verband

Ook multilateraal was Nederland het afgelopen jaar een voorvechter van gelijke rechten en kansen voor vrouwen. Samen met een aantal gelijkgezinde landen heeft het geijverd voor de totstandkoming van een VN genderorganisatie. Dit heeft geresulteerd in een resolutie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in september 2009. In deze resolutie ondersteunen lidstaten de oprichting van een VN-genderorganisatie en verzoeken zij de secretaris-generaal van de VN een voorstel uit te werken voor de opzet en werkwijze van zulk een organisatie. Met de oprichting van de genderorganisatie wordt beoogd de werkzaamheden van de VN op het gebied van vrouwenrechten en kansen voor vrouwen beter te coördineren en doeltreffender te maken.

Evenals in vorige jaren heeft Nederland, samen met Frankrijk, in 2009 in de Algemene Vergadering een resolutie ingediend op het gebied van het bestrijden van geweld tegen vrouwen, die met consensus is aangenomen. Naast actieve betrokkenheid op het gebied van normstelling heeft Nederland in 2009 EUR 4 miljoen aan het VN trustfonds ter eliminatie van geweld tegen vrouwen bijgedragen. Verder is een algemeen vrijwillige bijdrage van EUR 2 miljoen aan United Nations Development Fund for Women (UNIFEM) gegeven.

kst-32360-V-3-12.gif

MDG 4, 5, 6 Naar een betere gezondheidszorg, vooral voor vrouwen

De voortgang op MDG 4 en 6 is overwegend positief. De gewenste vooruitgang op MDG 5, gezondheid van moeders, blijft echter achter. Ten opzichte van 1990 is de kindersterfte met 28% afgenomen. Dit resultaat is nog onvoldoende om MDG 4 in 2015 te bereiken. Daartoe zal vooral de sterfte onder pasgeborenen teruggedrongen moeten worden, hetgeen een drastische verbetering van de zorg rond zwangerschap en bevalling vergt en een forse toenemende investering in family planning.

kst-32360-V-3-13.gif

Hoewel er geen recente cijfers beschikbaar zijn voor de totale moedersterfte, is duidelijk dat de vooruitgang op dit punt achterblijft, vooral in Afrika en Zuid Azië. In 1990 stierven wereldwijd 576 000 vrouwen als gevolg van zwangerschap of geboorte. Volgens de laatste cijfers (2007) bedraagt de moedersterfte nog steeds in totaal 536 000. Het is vooral vanwege dit gebrek aan vooruitgang dat Nederland MDG 5 – bestrijding van moedersterfte en verbetering van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) – als speerpunt van haar ontwikkelingssamenwerkingsbeleid heeft benoemd. De inzet van Nederland bestaat uit het ondersteunen van bilaterale programma’s, multilaterale organisaties en NGO’s. Ook op politiek vlak spant Nederland zich in om de aandacht hiervoor hoog op de agenda te krijgen van zowel donoren als ontvangende landen. Premier Balkenende doet dit onder meer als lid van het netwerk van Global Leaders for MDG 4 and 5.

kst-32360-V-3-14.gif

Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR)

Er is in 2009 bijzondere aandacht gevraagd voor het terugdringen van moedersterfte en voor reproductieve gezondheid en rechten tijdens een High Level Meeting die Nederland in samenwerking met het United Nations Population Fund (UNFPA) in oktober in Addis Abeba organiseerde. De conferentie resulteerde in de Addis Abeba Call to Urgent Action for MDG 5 waarin wordt opgeroepen tot investering in family planning, jongeren en adolescenten en in gezondheidszorgsystemen, met de focus op SRGR. De Call to Urgent Action richt zich tot parlementariërs, maatschappelijk middenveld, jongeren en de private sector. Nederland spant zich in om draagvlak voor en uitvoering van de Call to Urgent Action internationaal te bevorderen.

Voor verbeterde zorg rond zwangerschap, bevalling en kraamtijd is de beroepsgroep van vroedvrouwen cruciaal. In 2009 heeft Nederland aan de International Confederation of Midwives en UNFPA een meerjarenbijdrage van respectievelijk EUR 1,35 miljoen en EUR 4,95 miljoen ter beschikking gesteld. De toenemende aandacht voor verloskundigen heeft ertoe geleid dat in 2009 in zo’n 11 landen de situatie ten aanzien van verloskundigen in kaart is gebracht (bijvoorbeeld in Ghana, Zambia, Burkina Faso, Burundi, Haïti) en werkplannen zijn gemaakt om de beroepsgroep te versterken; maatwerk per land dus.

In 2009 was vanwege het amendement-Gill’ard EUR 1,5 miljoen extra beschikbaar voor de ontwikkeling en productie van hitte-stabiel oxytocine dat postnatale bloeding tegengaat. Dit traject is echter vertraagd omdat het beoogde product onverwacht toch niet hitte-stabiel bleek. Momenteel wordt gezocht naar alternatieven, waaronder een gevriesdroogd product.

Via steun aan UNFPA en NGO’s zoals Marie Stopes International, Cordaid en Healthnet TPO draagt Nederland bij aan verbetering van SRGR in conflictgebieden en fragiele staten. Dit leidt ondermeer tot nauwere samenwerking tussen bijvoorbeeld Cordaid en Marie Stopes International in Afghanistan, waar samen de training van lokale vroedvrouwen ter hand genomen is. Ook in Sierra Leone zijn deze organisaties actief in de wederopbouw van het gezondheidszorg systeem. In 2009 heeft het Nederlands platform voor Global Health Policy and Health System Research, een van de kenniskringen van de huidige beleidsprioriteiten, op verzoek van het ministerie van Buitenlandse Zaken een advies opgesteld hoe binnen bestaande programma’s in fragiele staten meer aandacht kan komen voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten.

HIV-aids

Op mondiaal niveau is de groei van de aids-epidemie gestabiliseerd. Het aantal nieuwe HIV-infecties lag in 2008 30% lager dan tijdens de piek in 1996. Het aantal mensen dat momenteel wordt bereikt met medicijnen is gestegen van 3 naar 4 miljoen. Het blijft echter noodzaak te investeren in preventie: het aantal nieuwe infecties 2,5 maal zo groot als het aantal personen dat aan behandeling begint.

kst-32360-V-3-15.gif

Als vicevoorzitter van de beheersraad van het Joint United Nations Programme on HIV-aids (UNAIDS) heeft Nederland zich ingespannen om de behoeften en belangen van kwetsbare groepen hoger op de agenda te krijgen.

In januari 2009 was Nederland gastland van een internationale donorconferentie over harm reduction. Die heeft weliswaar geresulteerd in afspraken over betere coördinatie tussen donoren maar niet in nieuwe committeringen voor harm reduction.

Global Fund to fight Aids, Tuberculosis and Malaria

Dankzij het Global Fund to fight AIDS, Tuberculosis and Malaria (GFATM) werden aan het eind van 2009 2,5 miljoen mensen behandeld met aids-remmers, ontvingen 6 miljoen mensen medicijnen tegen tuberculose en werden 104 miljoen bednetten ter voorkoming van malaria verspreid. Het aantal mensen dat bereikt wordt, blijft een stijgende lijn vertonen; in 2009 waren de geboekte resultaten opnieuw hoger dan voorzien. Met financiering van het GFATM zijn bovendien 4,5 miljoen kwetsbare kinderen ondersteund, 11,3 miljoen gezondheidswerkers getraind en 1,8 miljard condooms gedistribueerd. Nederland werkt in een kiesgroep waarin naast Nederland ook Zweden, Denemarken, Noorwegen, Ierland en Luxemburg deelnemen. De Nederlandse Aidsambassadeur vertegenwoordigt de kiesgroep in het bestuur van het GFATM. De inzet richt zich onder meer op het versterken van de relatie tussen HIV-aids, seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, versterking van gezondheidssystemen, en op de implementatie van de genderstrategie. Verbetering van de aansluiting bij nationale processen en vereenvoudiging van procedures blijven daarnaast punten van aandacht.

Tuberculose (TB) en Malaria

Op het tuberculosefront wordt vooruitgang geboekt. In 2009 werd het mondiale streefdoel van 85% genezingen onder patiënten die behandeling ondergaan (2,3 miljoen) voor het eerst gehaald. In de strijd tegen de dodelijke combinatie van HIV en TB wordt eveneens vooruitgang geboekt. Een aanhoudende bron van zorg is de ongecontroleerde verspreiding van multidrug-resistant TB (MDR-TB) in vele delen van de wereld. De cijfers over malaria die in 2009 beschikbaar zijn gekomen tonen wederom aan dat hulp direct leidt tot een afname van nieuwe gevallen. In landen met goede behandelprogramma’s en waar bednetten ruim voorhanden zijn, zoals in Eritrea, Rwanda en Zambia, is een afname van meer dan 50% gerapporteerd. Hieruit blijkt dat de MDG doelstellingen voor malaria haalbaar zijn.

Nederland heeft zijn bijdrage aan het versterken van de uitvoering van de mondiale programma’s Stop TB en Roll Back Malaria in 2009 voortgezet. In 2009 heeft de Nederlandse regering een royale bijdrage geschonken aan Serious Request, een actie van radiozender 3FM en het Rode Kruis ter ondersteuning van nationale malariaprogramma’s. Nederland heeft in 2009 opnieuw bijgedragen aan de ontwikkeling van nieuwe vaccins en geneesmiddelen voor armoedegerelateerde ziekten via steun aan Public-Private Partnerships voor productontwikkeling. Een evaluatie in 2009 van deze PPP-PD’s heeft laten zien dat investeren in deze partnerschappen effectief is gebleken en heeft geleid tot een serie veelbelovende producten.

kst-32360-V-3-16.gif

MDG 7 Meer toegang tot drinkwater en sanitatie

MDG 7c heeft tot doel uiterlijk in 2015 het percentage mensen dat in 1990 geen toegang had tot veilig drinkwater en verbeterde sanitatie te halveren. Zowel op mondiale schaal als in het kader van de inzet van Nederland is in 2009 aanzienlijke vooruitgang geboekt bij het realiseren van deze doelstelling. De voortgang op de drinkwaterdoelstelling is op wereldschaal goed en verwacht wordt dat dit doel al in 2010 zal worden gerealiseerd. Op het gebied van sanitatie blijft de uitdaging aanzienlijk; meer dan 2 miljard mensen hebben nog geen toegang tot sanitatie; alle betrokken regio’s zijn off-track. Nederland heeft in 2009 voortgebouwd op het in 2008 ingezette traject, waarin toenemende aandacht werd gegeven aan sanitatie als hoofdelement van MDG 7c. Concreet heeft Nederland er in 2009 aan bijgedragen dat 14,5 miljoen mensen toegang kregen tot sanitaire voorzieningen en 8,2 miljoen mensen tot veilig drinkwater.

Een groeiend aantal ontwikkelingslanden en partners (vooral uit Afrika), evenals internationale en bilaterale donoren nemen deel aan het initiatief van Nederland en het Verenigd Koninkrijk om tot versterking te komen van de internationale donorcoördinatie op het gebied van drinkwater en sanitatie (Global Framework for Action, GF4A). In november 2009 mondde dit uit in het eerste regionale overleg van het GF4A in Afrika waaraan een 10-tal off-track landen uit Afrika en de voornaamste multilaterale donoren deelnamen. Nauwe samenwerking is operationeel met het G8 Water en Sanitatie Initiatief, waarbij met name de contacten met de VS als nieuwe substantiële donor op dit gebied zijn geïntensiveerd.

kst-32360-V-3-17.gif

Op het Schoklandakkoord Water and Sanitatie (Schokland WASH Akkoord) van juni 2007 is goede voortgang geboekt. De uitvoering van de motie-Koppejan met betrekking tot inzet van de Nederlandse watersector voor MDG 7c maakt het mogelijk dat de Nederlandse drinkwaterbedrijven tot 1% van hun omzet voor de realisatie van MDG 7c inzetten. In 2009 werd ongeveer EUR 6 miljoen uitgegeven door de drinkwaterbedrijven voor partnerschappen met partners in ontwikkelingslanden. Met de sector is overeengekomen op projectbasis deze inzet met OS-gelden te matchen, hetgeen betekende dat het ministerie van Buitenlandse Zaken een vergelijkbaar bedrag inzette voor deze partnerschappen. Een eerste project dat op deze basis in 2009 is gestart, is de samenwerking tussen drinkwaterbedrijven uit Nederland en Atjeh (Indonesië). Daarnaast gingen in 2009 PPPs van start in Afrika en India.

kst-32360-V-3-18.gif

MDG 8 Een wereldwijd samenwerkingsverband voor ontwikkeling

De kredietcrisis heeft een impuls gegeven aan de internationale discussie over het internationale economische stelsel. Nederland heeft zich – individueel en in EU-verband – ingezet voor een versterking van de multilaterale samenwerking voor de levering van internationale publieke goederen zoals financiële stabiliteit en klimaatbeleid. De Nederlandse inzet is mede gericht op versterking van de representativiteit van het multilaterale bestel. Vooruitgang kon worden geboekt met de versterking van de stem van ontwikkelingslanden in organisaties als de Wereldbank en het IMF.

Financing for Development

De uitkomst van de Financing for Development-conferentie, eind 2008 in Doha, was positief. De Monterrey Consensus uit 2002 is herbevestigd en daarnaast is in de slotverklaring een aantal nieuwe accenten gelegd. De conferentie werd sterk gedomineerd door de financiële en economische crisis, waarvan de ernst in het najaar van 2008 duidelijk werd. Belangrijk onderdeel van de, moeizaam tot stand gekomen, slotverklaring in Doha was daarom de afspraak om in 2009 een VN-conferentie met als thema «de crisis en de gevolgen er van voor ontwikkelingslanden» te organiseren. Deze conferentie heeft in juni 2009 in New York plaatsgevonden. In deze conferentie, waarin Nederland zowel bij de voorbereiding als de uitkomst een belangrijke rol heeft gespeeld als bruggenbouwer tussen de Westerse lidstaten en de ontwikkelingslanden, is benadrukt dat het juist ten tijde van deze crisis cruciaal is de belangen van de ontwikkelingslanden niet uit het oog te verliezen. Het slotdocument bevat onder meer een pleidooi voor een succesvolle uitkomst van de Doha-handelsronde voor verbeterde markttoegang voor producten uit ontwikkelingslanden, het tegengaan van alle vormen van protectionisme, het nakomen van gedane toezeggingen en het tegengaan van illegale geldtransacties. In de praktijk blijkt het effectief opvolgen van de in de conferentie gemaakte afspraken door de VN een moeizaam proces. Nederland zal zich voor een goed vervolg van de conferentie blijven inzetten.

Nederlands Actieplan Parijs/Accra

Het Nederlands Actieplan Parijs/Accra is sinds zomer 2009 van kracht. In het Actieplan is neergelegd welke inzet door Nederland benodigd is om de afspraken gemaakt in Accra en Parijs na te kunnen komen. In de tweede helft van het jaar is het Actieplan met het merendeel van de ambassades en directies besproken om voortgang in de uitvoering van de Verklaring van Parijs en de Accra Actie Agenda, waar mogelijk, te versnellen. Ook dienden de besprekingen ertoe om de bekendheid met de Parijs/Accra-principes binnen het departement en de ambassades te vergroten. Deze besprekingen hebben ertoe geleid dat kennis, inzicht en draagvlak binnen de organisatie op het terrein van Parijs/Accra is verdiept en dat focus en planning zijn aangescherpt. Op het internationale vlak heeft Nederland, samen met Ghana, de internationale ambities voor het verdere werk op gebied van gebruik van lokale systemen neergezet, zijn we actief in de kopgroep die cross country division of labour vorm moet geven. In drie landen zijn we leidend op het gebied van in country division of labour (Mali, Mozambique en Bangladesh).

International Aid Transparency Initiative

Op 20 en 21 oktober jl. vond in Den Haag de eerste conferentie van het International Aid Tranparency Iniative (IATI) plaats. Aan de conferentie namen meer dan 150 deelnemers deel, waaronder donoren, partnerlanden en NGO’s. De aanbevelingen van de conferentie dienen als input voor het meerjarig actieplan van IATI met als belangrijkste punten een blauwdruk voor gestandaardiseerde informatie over de hulp op basis van behoefte van partnerlanden en een gedragscode voor donoren met betrekking tot transparante verstrekking van informatie over hulp.

Beleidsconclusies

Conform toezeggingen aan de Kamer heeft de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) in 2009 de evaluatieprogrammering voor ontwikkelingssamenwerking vastgesteld. Ook zijn er voorbereidingen getroffen voor de oprichting van een Panel van Advies en worden alle evaluatierapporten zo snel als mogelijk met een beleidsreactie naar de Tweede Kamer gezonden. In 2009 is een aantal beleidsevaluaties gereed gekomen, waaronder de beperkte beleidsdoorlichting Medefinancieringsstelsel (MFS), de evaluatie sectorsteun milieu en water en de evaluatie FMO/MOL-Fonds.

De beperkte beleidsdoorlichting over het monitoringssysteem binnen het medefinancieringsstelsel die in 2009 gereed kwam leverde belangrijke leerpunten op voor de vervolgfase van het stelsel: MFS II. In het nieuwe stelsel zal het monitoringssysteem meer nadruk leggen op kwaliteit dan op kwantiteit en op het leren en bijsturen in plaats van verantwoorden. Voor het duiden van resultaten en het geven van verantwoording zal een belangrijke rol zijn ingeruimd voor programma-evaluaties. IOB zal in 2010 de kwaliteit van dergelijke programma-evaluaties van MFS organisaties beoordelen.

De evaluatie van het FMO Infrastructuur Fonds Minst Ontwikkelde Landen (MOL fonds) is afgerond in 2009. De belangrijkste conclusies van de evaluatie zijn dat er veel vraag naar het fonds is in de Minst Ontwikkelde Landen en dat de investeringen uit het fonds een significante invloed (impact) hebben op infrastructuur, economische ontwikkeling en armoedevermindering in de Minst Ontwikkelde Landen. Daarnaast slaagt het MOL fonds, met name sinds 2005, goed in het identificeren van additionele en katalyserende projecten. In de beleidsreactie evaluatie MOL fonds is aangegeven om op basis van de positieve evaluatie de fondsmiddelen uit te breiden, waarbij het fonds door uitbreiding van de landenlijst verder zal gaan onder de nieuwe naam Infrastructure Development Fund.

De belangrijkste conclusie van de evaluatie Sectorsteun Milieu en Water is dat de toepassing van de sectorale benadering in het merendeel van de partnerlanden heeft geholpen om op centraal regeringsniveau aansturing en bestuur van de sector te versterken. Er was volgens de studie echter te weinig oog voor de concrete obstakels voor effectieve dienstverlening op lokaal niveau. De bevindingen van de evaluatie zijn gebruikt om het milieu- en waterbeleid verder aan te scherpen door onder meer maatschappelijk organisaties en het bedrijfsleven er meer bij te betrekken en gebruik te maken van verschillende hulpmodaliteiten.

De consequenties van de wereldwijde financiële en economische crisis hebben zich in 2009 wereldwijd gemanifesteerd. Ontwikkelingslanden ondervinden de negatieve gevolgen van deze crisis. Teruglopende buitenlandse investeringen, afnemende export, dalende grondstofprijzen en minder beschikbare financiële middelen uit particuliere en publieke bronnen hebben negatieve uitwerkingen gehad voor ontwikkelingslanden.

Maar ook Nederland is hard getroffen door de crisis. Voor ontwikkelingssamenwerking betekent dit dat er minder geld beschikbaar is: in 2009 werd een fikse korting op het OS-budget voorgesteld. In deze turbulente tijden moeten daarom keuzes gemaakt worden. Maar ook in zwaar weer blijven de vier beleidsprioriteiten uit de beleidsbrief Een zaak van iedereen overeind.

Doelstelling 7:

Een evenwichtige en uitgesproken inzet voor mensenrechten overal ter wereld.

Ook in 2009 voltrokken ernstige mensenrechtenschendingen zich voor het oog van de wereld. In Iran gebeurde dat door het bloedig neerslaan van demonstraties, in Irak door vervolging van christelijke minderheden, in Somalië door de steniging van de vrouw van een overspelige echtgenoot, in Afghanistan door de aanname van de zogenaamde «Shia-wet» die discriminatie tegen vrouwen legitimeert. Het zijn slechts illustraties van de nog wijd verbreide schendingen van mensenrechten. In die wereld blijven vaste waarden van essentieel belang en is de Nederlandse inzet voor mensenrechten meer dan ooit noodzakelijk. Met de Mensenrechtenstrategie «Naar een menswaardig bestaan» als leidraad heeft Nederland zich in 2009 onverminderd als wereldwijde voorvechter van de mensenrechten doen gelden. Van de 102 doelstellingen in de strategie is inmiddels ruim 80% volbracht of wordt structureel in de praktijk gebracht, en uit het mensenrechtenfonds worden ruim 400 projecten in meer dan 60 landen gefinancierd.

Hoewel in sommige landen en op diverse thema’s de mensenrechtensituatie niet is veranderd of zelfs verslechterd, hebben we in 2009 concrete vooruitgang en positieve resultaten gezien. Zo nam het aantal landen dat de doodstraf niet langer uitvoert verder toe. We zagen, bijvoorbeeld in Iran, dat steeds meer mensen gebruik maakten van nieuwe technologieën om zo hun mening te uiten. Meer landen sloten zich aan bij een VN-verklaring om homoseksualiteit niet langer strafbaar te stellen. Internationale gerechtigheid en de beëindiging van straffeloosheid wordt steeds meer de norm: de aanklager van het ICTY concludeerde in december dat ook Servië inmiddels goed meewerkt met het tribunaal. Bijna de helft van alle VN-lidstaten zijn inmiddels onderworpen aan een kritisch mensenrechtenonderzoek. Een gedetailleerde verslaglegging van het mensenrechtenbeleid in 2009 is opgenomen in de Mensenrechtenrapportage 2009.

Mensenrechten in de wereld

Mensenrechten vormen een integraal onderdeel van onze relaties met alle landen. Ruimte voor verbetering is er altijd, en dat geldt voor ieder land. Onze inzet is dan ook verspreid over alle regio’s. Dat gebeurde in Syrië door gesprekken van de minister van Buitenlandse Zaken met onder meer de Syrische president, in Irak door via de EU aandacht te vragen voor de positie van religieuze minderheden, in Birma door de bevordering van mediadiversiteit, in Sri Lanka door mogelijke intrekking van handelspreferenties als gevolg van mensenrechtenschendingen, in de DRC door ondersteuning van de winnares van de Mensenrechtentulp 2008, Justine Masika Bihamba en in Tsjechië door projecten te ondersteunen ter behoeve van de Romabevolking.

In 2009 werd door de Nederlandse regering EUR 25 miljoen beschikbaar gesteld voor het Mensenrechtenfonds. Uit het Mensenrechtenfonds worden momenteel ruim 400 projecten, in meer dan 60 landen, gefinancierd. Het grootste gedeelte van het budget, EUR 17 miljoen, is uitgegeven via de Nederlandse ambassades. Dit is een bewuste keuze: het Mensenrechtenfonds geeft handen en voeten aan het mensenrechtenbeleid in het buitenland, waarbij directe financiering door Nederlandse posten in het buitenland het effectiefst is.

Universaliteit van mensenrechten

Tijdens de 11e zitting van de VN-Mensenrechtenraad die in maart 2009 plaatsvond, benadrukte de minister van Buitenlandse Zaken de universaliteit die internationale mensenrechten kenmerkt. Deze universaliteit staat centraal in het Nederlandse mensenrechtenbeleid. Prioritaire gebieden betreffen de doodstraf, marteling, vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, vrijheid van meningsuiting en mediadiversiteit, vrouwenrechten, kinderrechten, mensenhandel, tegengaan van discriminatie op basis van seksuele geaardheid en non-discriminatie van mensenrechtenverdedigers. Op al deze terreinen zet Nederland zich in op nationale titel, in multilateraal verband of via maatschappelijke organisaties. Daarbij wordt steeds bezien welke aanpak het meest effectief is.

Als belangrijk resultaat in 2009 geldt de positieve trend betreffende de afschaffing van de doodstraf. Het totaal aantal landen waar de doodstraf niet meer wordt uitgevoerd, staat nu op 151. In de VN-resolutie inzake marteling die najaar 2009 door de AVVN is aangenomen, is het eindelijk gelukt om een tekst op te nemen die staten oproept om bekentenissen, afgelegd als gevolg van wrede, onmenselijke of vernederende behandeling, als ongeldig bewijsmateriaal te bestempelen. Nederland maakte zich hard voor de opname van deze tekst, wat vorig jaar nog niet haalbaar bleek.

# Indicator Basiswaarde Stand 2008* Tussenstand 2009*31 december 2009
1 (Gedeeltelijke) afschaffing van de doodstraf voor alle misdrijven 85 (2005) 103 (= 92 geheel, 11 gedeeltelijk) 104 (= 95 geheel, 9 gedeeltelijk)
2 Partijen bij het verdrag tegen foltering 140 (2005) 145 146
3 Partijen bij het optioneel protocol bij het verdrag tegen marteling 11 (2005) 35 50
4 Partijen bij het optioneel protocol inzake rechten van het kind in gewapende conflicten 114 (2007) 121 131
5 Partijen bij het optioneel protocol inzake verkoop van kinderen, kinderprostitutie, kinderpornografie 118 (2007) 127 135
6 Partijen bij het optioneel protocol inzake uitbanning discriminatie van vrouwen 64 (2007) 90 99

Bron: untreaty.un.org 2–6; web.amnesty.org

Nederland vroeg in 2009 in verschillende multilaterale verbanden actief aandacht voor de bescherming van religieuze minderheden, het gevaar van religieuze registratiewetten en het fundamentele recht van individuen om van godsdienst te veranderen. Op het terrein van de vrijheid van meningsuiting zijn extra middelen uit het Mensenrechtenfonds vrijgemaakt gericht op mediadiversiteit in Iran, waarmee Iraniërs in staat gesteld zijn op een veilige manier nieuws en informatie te verspreiden via het internet. De strijd tegen kinderarbeid blijft gevoerd worden op verschillende fronten. Ondanks een intensieve lobby werd het langverwachte rapport van de Europese Commissie over onder meer de mogelijkheden van een handelsverbod op de invoer van producten die zijn gemaakt met de ergste vormen van kinderarbeid niet in 2009 gepresenteerd, maar januari 2010. Nederland zet zich er voor in dat het rapport op de Europese agenda blijft en tot besluitvorming leidt. In het afgelopen jaar is uitvoering gegeven aan de motie Voordewind uit 2008 over de verantwoordelijkheid van bedrijven die overheidssteun krijgen voor het tegengaan van kinderarbeid in hun (toeleverings-)keten. Dit gebeurt door de naleving van internationale normen op gebied van kinderarbeid verplicht te maken voor bedrijven en voor hun eerste toeleverancier. Bedrijven moeten vooraf verklaren dat zij zich hebben vergewist dat de toeleverancier geen gebruik maakt van kinderarbeid. Als een bedrijf dat niet wil krijgt het geen subsidie en als tijdens de looptijd van het project blijkt dat toch sprake is van kinderarbeid, wordt de subsidie onmiddellijk stopgezet en wordt het reeds uitgekeerde bedrag teruggevorderd.

Mensenrechten in multilateraal verband

Nederland zet zich er voor in dat mensenrechten integraal onderdeel uitmaken van het werk van, onder andere, de EU, de VN, en de Raad van Europa. Nederland speelt een voortrekkersrol in de EU om maximale aandacht te genereren voor mensenrechten in het externe beleid. Zo dienen mensenrechten te worden betrokken in handelsrelaties die de EU aanknoopt, moeten zij onderdeel zijn van het Europese OS-beleid en dienen zij centraal te staan in de dialogen die de Europese Unie voert met derde landen. In 2009 diende zich dit concreet aan in onderhandelingen over de opname van politieke clausules in het samenwerkingsverdrag met onder meer de Golfstaten en Syrië, waarbij Nederland te kennen heeft gegeven dat het schenden van mensenrechten een ontbindende werking op de overeenkomsten dient te hebben. Op thematisch gebied heeft Nederland zich met succes ingezet voor de aanname van Raadsconclusies op gebied van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. In de conclusies wordt ook expliciet aandacht gevraagd voor het recht om van geloof te veranderen en de noodzaak dat de EU zich daarvoor in contacten met derde landen inzet.

Voor wat betreft de VN heeft Nederland zich in 2009 bijzonder ingespannen om met name de Mensenrechtenraad (MRR) en de Derde Commissie van de AVVN optimaal te laten functioneren. Ten aanzien van van de Mensenrechtenraad is positief dat de MRR, mede door Nederlandse inspanningen, in 2009 de landenmandaten voor Birma, Burundi, Noord-Korea, Sudan en Somalië verlengde. Op sterke aandrang van onder meer Nederland werd in september een resolutie ingediend die de veroordeling van Aung San Suu Kyi aan de orde stelt. Behalve de mensenrechtensituatie in Birma, zijn – tijdens reguliere en speciale zittingen – ook mensenrechtenschendingen in onder meer Cambodja, Honduras en Noord-Korea aan de orde gesteld. Op thematisch gebied heeft Nederland er aan bijgedragen dat zowel in de MRR als de Algemene Vergadering een goede resolutie over de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging is aangenomen. Zorgen bestaan over pogingen van bepaalde landen het functioneren van de MRR te beperken door onder meer de speciale procedures en hun onafhankelijkheid ter discussie te stellen, waarbij een onterecht beroep wordt gedaan op nationale soevereiniteit en niet-inmenging in binnenlandse aangelegenheden.

In 2009 werd, in nauwe samenwerking met de Eerste en Tweede Kamer, het 60-jarig bestaan gevierd van de Raad van Europa. Buiten het reguliere budget om draagt Nederland bij aan een aantal mensenrechtenactiviteiten van de Raad van Europa, met speciale aandacht voor de monitoring van mensenrechten (het Europees Hof voor de rechten van de Mens, de Mensenrechtencommissaris). Op het gebied van normstelling is Nederland in 2009 actief betrokken geweest bij de opstelling van een richtlijn ter bescherming van Lesbien, Gay, Bisexual and Transgender (LGBT)-rechten.

Mensenrechten, vrede en veiligheid

Mensenrechtenbeleid en veiligheidsbeleid liggen in elkaars verlengde. Nederland ondernam in 2009 diverse initiatieven binnen de EU en de VN die erop gericht zijn de normstelling ten aanzien van terrorisme zodanig te verbeteren dat de bescherming van mensenrechten voldoende wordt gewaarborgd. Nederland is zich blijven inzetten voor verdere versterking van het internationaalrechtelijk kader voor terrorismebestrijding, en bood in 2009 wederom politieke en financiële ondersteuning aan het werk van de VN-Speciale Rapporteur inzake Mensenrechten en Terrorismebestrijding, Martin Scheinin. In 2009 is besloten tot de oprichting van een anti-terrorisme instituut dat zich in het bijzonder zal richten op de preventie van terrorisme en terrorismebestrijding in relatie tot de rechten van de mens, rule of law en het humanitair oorlogsrecht.

De relatie tussen mensenrechten en veiligheid komt ook terug in post-conflict situaties. Op 16 en 17 september 2009 werd door Nederland een internationale conferentie rondom het thema transitional justice georganiseerd, getiteld Fighting impunity in peacebuilding contexts. De conferentie had tot doel het debat over dilemma’s en implementatie van transitional justice binnen vredesopbouwprocessen te faciliteren en stimuleren.

De beëindiging van straffeloosheid is daarbij een centraal element. Ook in 2009 onderstreepte Nederland het belang van volledige samenwerking met het ICTY, waarbij de aandacht met name uit ging naar Kroatië en Servië. Mede op aandringen van Nederland nam de Raad Algemene Zaken in december 2009 conclusies aan, waarin Kroatië werd aangespoord de samenwerking te verbeteren.

Begin 2009 verscheen het rapport van de SG VN inzake de Responsibility to Protect (R2P). Over het rapport is een debat geweest in de AVVN, en is een resolutie aangenomen. Ondanks dat Nederland graag een sterkere resolutie had aangenomen, verwelkomt zij, evenals andere voorstanders van R2P, deze ontwikkeling. De resolutie betekent dat het beginsel een plaats houdt op de VN-agenda en dat verdere acquis-vorming plaats kan vinden.

Ondeelbaarheid van mensenrechten

Mensenrechten en de Millenniumdoelen kunnen en moeten elkaar versterken. Dit was de duidelijke conclusie van 100 deelnemers uit de hele wereld aan een tweedaags seminar dat in mei 2009 op uitnodiging van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking op het ministerie van Buitenlandse Zaken werd gehouden. In aanwezigheid van de Hoge Commissaris, mevrouw Pillay, formuleerde het seminar concrete aanbevelingen over de wijze waarop donoren in het OS-instrumentarium, bijvoorbeeld de beleidsdialoog bij begrotingssteun, gebruik kunnen maken van mensenrechteninstrumenten om de Millenniumdoelen te bereiken. In dit kader ging bijzondere aandacht uit naar de armste en meest kwetsbare groepen.

Beleidsconclusies

De eind 2007 ingezette intensivering van het mensenrechtenbeleid heeft geleid tot een toename van het aantal activiteiten ter bevordering van mensenrechten. In bepaalde gevallen zijn de resultaten direct zichtbaar, in veel gevallen is deze inzet een zaak van de lange adem. De vraag blijft vaak terugkomen wat het effect is geweest van het Nederlandse beleid: in hoeverre is het aan Nederland toe te schrijven dat een verschil is gemaakt in het leven van een mensenrechtenverdediger, bij de aanvaarding van een positieve wet, of de afschaffing van de doodstraf in een land? We kunnen zelden vaststellen dat een concrete actie van ons tot een heel direct resultaat heeft geleid. Waar dat wel het geval is, zullen we de effecten van onze inspanningen zo goed mogelijk beschrijven. Tegelijk mag het streven naar meetbaarheid er niet toe leiden dat we alleen dát doen waarvan de resultaten in cijfers kunnen worden uitgedrukt. Mensenrechten vragen een langdurige, maar bovenal principiële inzet. Een inzet bovendien die elk jaar opnieuw goed tegen het licht van de actualiteit wordt gehouden, met een bezinning waar en wanneer en hoe de beste bijdrage geleverd kan worden om de situatie van mensen te verbeteren.

Doelstelling 8:

Actief bijdragen aan het tot stand komen van nieuwe ambitieuze internationale klimaatdoelstellingen voor na 2012.

Klimaatverandering is een mondiaal probleem dat vraagt om een mondiale oplossing. Daarom maken we internationale afspraken over klimaatbeleid en hebben we programma’s in partnerlanden op het gebied van hernieuwbare energie en milieu. De staatssecretaris voor Buitenlandse Zaken is verantwoordelijk voor de coördinatie van het internationaal milieubeleid. Dit uitte zich tijdens de onderhandelingen in een goed afgestemd Nederlands geluid. De VN-klimaatconferentie in Kopenhagen heeft geleid tot het «Kopenhagen-Akkoord», een stap op weg naar internationale afspraken om de mondiale temperatuurstijging onder de twee graden Celsius te houden.

Internationale klimaatonderhandelingen

Nederland heeft door actieve internationale lobby bijgedragen aan de totstandkoming van de institutionele structuur zoals die uiteindelijk in het Kopenhagen-Akkoord is neergelegd. De Nederlandse lobby was uiteraard gebaseerd op de Europese onderhandelingsinzet, zoals verwoord in meerdere Raadsconclusies en het Europese wetgevingspakket klimaat en energie (meer hierover onder doelstelling 1).

Daarnaast heeft Nederland bij het agenderen en uitwerken van vraagstukken over de financiering van klimaatacties in ontwikkelingslanden een voortrekkersrol vervuld. Zo was Nederland één van de eerste landen die een bijdrage toezegde voor de financiering van fast start klimaatacties (EUR 300 miljoen over de periode 2010–2012). Dit bedrag wordt gefinancierd uit de beleidsintensivering hernieuwbare energie voor ontwikkelingslanden die het kabinet voor deze periode heeft toegezegd (EUR 500 miljoen). Hiervan is EUR 375 miljoen additioneel aan de 0,8% van het BNP en komt EUR 125 miljoen uit de ODA-begroting.

Om de onderhandelingen te ondersteunen met meer inzicht in de kosten van adaptatie aan klimaatverandering voor de meest kwetsbare landen, heeft Nederland een studie door de Wereldbank medegefinancierd. In september 2009 kon de minister voor Ontwikkelingssamenwerking de eerste onderzoeksresultaten presenteren. De kosten van adaptatie aan klimaatverandering voor ontwikkelingslanden worden geschat op 75 tot 100 miljard dollar per jaar tussen 2020 en 2050. De studie laat zien dat de kosten voor adaptatie alleen maar toenemen als we nu niet handelen.

Uitkomst Kopenhagen

De belangrijkste uitkomst van de klimaatconferentie in Kopenhagen is het Kopenhagen-Akkoord. Dit akkoord bevat een aantal belangrijke elementen van de Nederlandse inzet, maar voldoet nog niet aan het ambitieniveau dat Nederland nastreeft. Het akkoord erkent dat de mondiale temperatuurstijging beperkt moet worden tot maximaal 2 graden Celsius en voorziet er in dat alle landen die significant aan de mondiale uitstoot van broeikasgassen bijdragen, doelstellingen of acties op zich nemen. Het belang van financiering van klimaatacties in ontwikkelingslanden is onderstreept: het akkoord bevat expliciete getallen voor vroegtijdige financiering (circa 30 miljard dollar voor 2010–2012) en een doelstelling voor het mobiliseren van lange termijn financiering van 100 miljard dollar per jaar in 2020 voor betekenisvolle mitigatie. Bovendien voorziet het akkkoord in transparantie over implementatie. Verder bevat het akkoord afspraken over monitoring, rapportage en verificatie door ontwikkelingslanden die een fundamentele wijziging vormen ten opzichte van de situatie vóór Kopenhagen. Tot slot zijn er afspraken gemaakt over het oprichten van mechanismen om technologieontwikkeling en -overdracht te versnellen en het mobiliseren van financiering ter voorkoming van ontbossing in ontwikkelingslanden.

Hoewel het Kopenhagen-Akkoord een stap naar een volwaardig mondiaal klimaatregime is, mist het akkoord het ambitieniveau en de duidelijkheid die Nederland graag had gezien. De beoogde reductiedoelen en -inspanningen werden nog niet ingevuld in Kopenhagen, maar uit de verschillende voornemens bleek dat het ambitieniveau te kort schoot om de temperatuurstijging onder de 2 graden te houden. Ook zijn er geen afspraken gemaakt voor reductiedoelen op de langere termijn: er is geen specifiek jaartal afgesproken wanneer de mondiale emissies moeten pieken, noch een doelstelling voor 2050. Bovendien is het akkoord niet juridisch bindend, waardoor er geen sprake is van bindende doelstellingen voor ontwikkelde landen zoals in het Kyoto-protocol, noch van een harde verplichting voor ontwikkelingslanden om actie te ondernemen. Het akkoord bevat geen referentie naar internationale rekenregels voor reductieverplichtingen en erkent niet de door de EU bepleite aanpak om adaptatie in ontwikkeling te integreren. Tot slot zijn er geen duidelijke afspraken gemaakt over hoeveel individuele landen bij zullen dragen om de toegezegde financiering van klimaatacties in ontwikkelingslanden daadwerkelijk op tafel te krijgen.

Hernieuwbare energie in ontwikkelingslanden

Het terugdringen van CO2 uitstoot is cruciaal om de temperatuurstijging tot onder de 2 graden te kunnen beperken. Het vervangen van fossiele door hernieuwbare energie draagt hieraan bij. In 2009 is hieraan een sterke impuls gegeven met de intensivering van het programma dat hernieuwbare energie in ontwikkelingslanden bevordert. De programmering hiervan is in het afgelopen jaar in grote lijnen voltooid en de uitvoering is verder ter hand genomen. Zo kwam onder andere de samenwerking met Duitsland van de grond, werden de programma’s in Indonesië en Rwanda verder ondersteund en is op sterk aandringen van en met bijdragen uit Nederland bij de Wereldbank een speciaal loket voor hernieuwbare energie geopend (Scaling Up Renewable Energy Programmes). Dit loket valt onder de Strategic Climate Funds waarin Nederland ook een bestuurszetel bekleedt. Daarnaast is er een onderzoeksprogramma gestart met de Vrije Universiteit en Energieonderzoek Centrum Nederland om meer (beleids-)kennis op het gebied van OS in de energiesector te genereren.

Niet alle pogingen om bij de verdere invulling van het programma samen te werken met de private sector waren succesvol. Zo strandde een innovatief partnerschap met de Triodos Bank en pensioenfondsen op juridische gronden. Het bleek lastig om het Nederlandse bedrijfsleven op een actieve manier te betrekken bij het hernieuwbare energieprogramma.

In het kader van de verduurzaming van de biomassaproductie ten behoeve van energie, is samengewerkt met Indonesië en Mozambique. In Indonesië zijn programma’s gestart, gericht op het verduurzamen van de productie van palmolie; in Mozambique is de capaciteit voor beleidsontwikkeling en land- en bodembeheer versterkt om grootschalige investeringen goed te kunnen begeleiden. Via de ondersteuning van het Fonds Biomassa Mondiaal zijn tien activiteiten in acht landen in uitvoering genomen die bijdragen aan de verduurzaming van de productie van biomassa.

In de Democratische Republiek Congo is het programma op het gebied van verbeterd bosbeheer in verband met beperkte lokale capaciteit voorlopig uitgesteld. In Indonesië is een bijdrage geleverd aan het herstel van de veenbossen op Kalimantan en aan het voorkomen van veenbranden. In het Grote Merengebied van Oost-Afrika wordt via ondersteuning van een grensoverschrijdend programma een bijdrage geleverd aan verbetering van de lokale veiligheidssituatie, duurzaam toerisme en parkbeheer. De regionale samenwerking bestaat daarnaast uit regionale programma’s op het gebied van energievoorziening, agrarische productie en landbeheer.

Beleidsconclusies

Het Kopenhagen-Akkoord is in verschillende opzichten teleurstellend, maar bevat ook een aantal waardevolle elementen die een basis bieden om internationaal verder te werken. Het akkoord brengt nagenoeg alle partijen in één politiek raamwerk en vormt de basis voor verdere onderhandelingen in 2010. Op weg naar CoP (Conference of Parties) 16 in Mexico zullen we met de EU proberen de inhoudelijke verschillen te overbruggen en procedurele problemen in het UNFCCC (United Nations Framework Convention on Climate Change)-proces te overwinnen. Ook zullen we met de EU meer dan voorheen moeten inspelen op de belangen van andere landen om tot een resultaat te komen. Het versterken van bestaande en vormen van nieuwe coalities kan hierbij een belangrijke rol spelen, bijvoorbeeld door gebruik te maken van onze relaties met landen op andere terreinen zoals cultuur, economie en ontwikkelingssamenwerking. Het kabinet blijft inzetten op totstandkoming van een alomvattend juridisch bindend instrument voor de periode vanaf 2013 op basis van het Kopenhagen-Akkoord, met ambitieuze doelstellingen en acties in lijn met de 2-graden doelstelling. Die inzet zal leidend zijn op weg naar CoP 16 in Mexico eind 2010.

Doelstelling 9

Betere dienstverlening aan Nederlandse burgers en bedrijven in het buitenland.

De Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland zijn cruciaal voor een efficiënte dienstverlening aan de Nederlandse en buitenlandse burgers in den vreemde. Met dit uitgebreide en wereldwijd verspreide net biedt het ministerie van Buitenlandse Zaken tevens een prima infrastructuur voor het verlenen van diensten aan het Nederlands bedrijfsleven.

In het kader van de taakstelling zijn binnen het ministerie de directies die zich bezighouden met consulaire zaken, asiel, migratie en personenverkeer samengevoegd. Dit leidt ondermeer tot één consulair aanspreekpunt in Den Haag en levert bovendien efficiencywinst op in aansturing en ondersteuning. Als gevolg van de verplichte afname van biometrische kenmerken bij het aanvragen van een nieuw reisdocument zijn balies en procedures aangepast. Invoering heeft nauwelijks geleid tot extra overlast voor de burger. Verder zijn in 2009 opleidingen verzorgd, nieuwe systemen geïntroduceerd en aangepast en controle- en adviesmissies uitgevoerd om de kwaliteit van de dienstverlening op peil te houden dan wel te verbeteren. Op het gebied van economische dienstverlening stond 2009 in het teken van de campagne «loop eens binnen in het buitenland» en de opening van nieuwe Netherland Business Support Offices (NBSO’s)

Consulaire dienstverlening

In 2009 werd door de posten consulaire bijstand of hulp verleend bij ziekte of ongeval (468 keer), bij overlijden (486 keer), bij vermissing en onderzoek naar welstand (392 keer) en bij lopende kindontvoeringszaken (44). Ook werden in totaal 153 259 documenten gelegaliseerd waarvan 70 583 in Nederland. Om de burger in de toekomst beter van dienst te kunnen zijn, werd besloten tot de introductie van een geautomatiseerd case managementsysteem (KOMPAS). De invoering hiervan was voorzien in 2009. Om de kwaliteit te kunnen borgen en de introductie van de online registratietool voor de burger beter voor te bereiden, is de invoering van het systeem uitgesteld tot medio 2010.

Ten aanzien van het gedetineerdenbeleid is in 2009 de samenwerking op het gebied van gedetineerdenbegeleiding tussen Reclassering Nederland (RN) en de stichting Epafras versterkt. Dit vloeide voort uit het gedetineerdenbeleid, waarmee de Kamer op 1 oktober 2008 heeft ingestemd. Eveneens heeft in 2009 een intern onderzoek plaatsgevonden naar de kosten die worden gemaakt voor het begeleiden van de Nederlandse gedetineerden in het buitenland. Het aantal gedetineerden in het buitenland bedroeg 2600, deze werden in totaal 14 699 keer bezocht, waarvan in circa 11% van de gevallen door Epafras, 48% door Reclassering Nederland en 41% door medewerkers van de post.

In gezamenlijk overleg met het ministerie van Justitie zijn op 10 maart en 27 november 2009 Kamerbrieven opgesteld met betrekking tot het beleid voor juridische bijstand aan slachtoffers van ernstige misdrijven in het buitenland die hun schade willen verhalen op de dader.

In overeenstemming met de EU-verordening is de introductie van biometrie in het reisdocument op 28 juni 2009 bij het ministerie van Buitenlandse Zaken gestart met de diplomatieke paspoorten.

Op 21 september werd op alle beroepsposten en 45 honorair consulaten de invoering voor de overige reisdocumenten gerealiseerd. Door invoering van een afsprakensysteem op veel posten is de wachttijd voor de aanvrager verminderd. Door invoering van een mobiel biometrie aanvraagstation worden burgers die niet in staat zijn aan het loket te verschijnen in de gelegenheid gesteld een biometrisch paspoort aan te vragen. Op de buitenlandse posten werden ongeveer 176 000 reisdocumenten aangevraagd, in 87% van de gevallen werden deze binnen de wettelijke termijn van 28 dagen geleverd.

Dienstverlening aan bedrijven

Ter ondersteuning van het Nederlandse bedrijfsleven in het buitenland is in 2009 de campagne Loop eens binnen in het buitenland gehouden. Doel was het Nederlandse midden- en kleinbedrijf duidelijk te maken wat het internationale netwerk van ambassades, consulaten en andere organisaties in het buitenland concreet voor hen kan betekenen. Deze campagne is geïnitieerd door de Dutch Trade Board en uitgewerkt door het ministerie van Economische Zaken in samenwerking met het ministerie van Buitenlandse Zaken en anderen. Het bedrijfsleven is positief over de toenemende aandacht voor economische dienstverlening bij de vertegenwoordigingen in het buitenland.

In 2009 zijn een aantal nieuwe Netherlands Business Support Offices (NBSO’s) geopend om de dienstverlening te intensiveren. Zo is besloten om de consulaten-generaal in Hamburg en Frankfurt op te laten volgen door twee NBSO’s. Daarnaast is de beslissing genomen om één NBSO te openen in Manchester en twee in India. In het nieuwe consulaat-generaal in San Francisco is de economische functie versterkt en zijn het Netherlands Foreign Investments Agency (NFIA), de Techniek Wetenschappelijk Attaché (TWA) en economische afdeling samengebracht, zodat de dienstverlening aan bedrijven nog efficiënter kan plaatsvinden. De ambassade in Bakoe is geopend juist ten behoeve van de economische dienstverlening.

Ook in 2009 vormde een adequate dienstverlening bij visumaanvragen een belangrijk onderdeel in het behartigen van de Nederlandse belangen. Door de posten werd actiever invulling gegeven aan de zogenaamde orange carpet behandeling, een faciliteit die voornamelijk werd geboden aan het (Nederlandse) zakenleven. Gedurende het jaar is deze service uitgebreid tot het lokale zakenleven en werden ook op de post bekende en bonafide visumaanvragers in deze procedure opgenomen. In het verlengde van het orange carpet is ook een blue carpet geïntroduceerd. Het betreft voornamelijk posten die veel te maken hebben met zeelieden die voor aanmonstering frequent via het Schengengebied moeten reizen.

Asiel, Migratie en Personenverkeer

Ten aanzien van de harmonisatie van het EU-visumbeleid zijn in Europees verband de voorbereidingen afgerond voor nieuwe regelgeving op het gebied van Schengen-visumverlening. In 2009 werden reeds met een aantal Schengenstaten nadere afspraken gemaakt en werd het geautomatiseerde visuminformatiesysteem (NVIS) aangesloten op het nieuwe EU Visum Informatiesysteem (EUVIS) waardoor Nederland toegang heeft tot de visumaanvraaggegevens van de andere Schengenpartners. Het totaal aantal visumaanvragen in 2009 bedroeg iets meer dan 425 000. Dit is een daling van circa 10% ten opzichte van 2008 als gevolg van onder meer de crisis en de toetreding van 10 landen tot het Schengengebied. Daarnaast werden ongeveer 9000 inburgeringexamens afgenomen.

Ten aanzien van de invoering van biometrie in het visumproces heeft de Europese Commissie besloten om de gemeenschappelijke implementatie uit te stellen tot eind 2010.

Beleidsconclusies

Als gevolg van de taakstelling was voor de uitvoering van de consulaire dienstverlening in 2009 minder menskracht beschikbaar. Tevens werden nieuwe procedures ingevoerd. Het was mogelijk de dienstverlening naar de burger op peil te houden door meer te sturen op een betere samenwerking met andere organisaties en door verdere optimalisering en automatisering van de consulaire processen. Voor de komende jaren zal het harmoniseren van processen en het nauwer samenwerken met andere organisaties de inzet zijn met als doel het verbeteren van de dienstverlening naar de burger. Daarnaast zal meer aandacht moeten worden besteed aan de verwachting die bij de burger leeft ten aanzien van de consulaire dienstverlening. In landen waar de overheid een grote rol speelt, zoals in opkomende markten, gaat het naast economische dienstverlening vooral ook om economische diplomatie. Ook in de toekomst zullen posten hierbij een belangrijke rol blijven spelen door het inzetten van hun netwerken en economic intelligence.

Doelstelling 10:

Betere dienstverlening aan internationale organisaties en buitenlandse bedrijven die zich in Nederland vestigen.

Nederland heeft zich in 2009 opnieuw sterk ingezet om een goed gastland te zijn voor de internationale organisaties en bedrijven die hier zijn gevestigd. De infrastructuur voor de dienstverlening aan beide doelgroepen werd versterkt. Uit de contacten met de internationale organisaties blijkt dat de Nederlandse inspanningen worden gewaardeerd. Nederland was in 2009 zeer succesvol bij het aantrekken van buitenlandse investeringen.

De uitvoering van de aanbevelingen uit het IOB-rapport (december 2008) werd in gang gezet. De Stuurgroep Nederland Gastland (SNG), waarin de betrokken departementen het gastlandbeleid coördineren, kwam twee maal bijeen. Het ministerie van Buitenlandse Zaken besloot ook na 2011 de functie te handhaven van de Ambassadeur voor Internationale Organisaties (AMIO), die op het hoogste ambtelijke niveau de contacten met de internationale organisaties (IO’s) en met de betrokken Nederlandse instanties onderhoudt. AMIO stelde een interdepartementaal strategiedocument op over het gastheerschap voor IO’s (eerste concept oktober 2009 in de SNG).

Binnen het ministerie van Buitenlandse Zaken werd de afdeling Nederland Gastland (NG) gevormd, met onder andere als specifieke taak het faciliteren van de IO’s in Nederland. De banden met deze organisaties werden aangehaald door structureel overleg. Voor de in het IOB-rapport genoemde knelpunten werkte NG – in overleg met de betrokken andere departementen en instanties – aan oplossingen. De internetportal My First Month in The Netherlands werd voltooid, waarop overheidsinformatie gericht op expatriates (expats) die naar Nederland komen in het Engels en toegankelijk wordt gepresenteerd. De Organisatie ter Bestrijding van Chemische Wapens (OPCW) en het Internationale Strafhof kregen concrete ondersteuning bij hun jaarvergaderingen in de vorm van hotelkamers voor vertegenwoordigers van lidstaten uit de categorie minst ontwikkelde landen.

Er werden concrete stappen gezet voor de (her)huisvesting van diverse organisaties. Voor de nieuwbouw van het Internationaal Strafhof werd een definitief ontwerp gekozen. Eurojust kreeg drie opties voor definitieve huisvesting aangeboden, waarvoor Nederland EUR 30 miljoen ter beschikking stelt. De nieuwbouw van Europol vorderde gestaag, nadat bezwaren ertegen bij de Raad van State waren afgewezen. Het Speciaal Tribunaal voor Libanon en het Special Court for Sierra Leone werden in het voormalige AIVD-gebouw in Leidschendam gevestigd.

Voor de dienstverlening aan buitenlandse bedrijven en hun werknemers werden in 2009 in drie steden nieuwe expatdesks geopend (Almere, Eindhoven, Maastricht). Op Schiphol werd de Holland Gateway geopend, een welkomstcentrum voor informatie en dienstverlening. In 2009 werden 155 buitenlandse bedrijven (goed voor 3887 banen) naar Nederland gehaald, hier behouden of verder uitgebreid. De binnengehaalde investeringen hadden een waarde van EUR 3,14 miljard. Het grootste deel daarvan kwam voort uit slechts twee projecten: de kolencentrale van RWE in de Eemshaven (EUR 2 miljard) en een biodiesel-faciliteit van Neste Oil in Rotterdam (EUR 670 miljoen).

Beleidsconclusies

Uit contacten met de vertegenwoordigers van internationale organisaties blijkt dat zij de extra inspanningen waarderen. Verdere uitvoering van de aanbevelingen uit het IOB-rapport en – na een besluit daarover van de Ministerraad – uit het strategisch beleidsdocument moet deze positieve ontwikkeling versterken. Het handhaven en verbeteren van een goed vestigingsklimaat voor internationale organisaties en bedrijven en hun werknemers is juist in het huidige economische klimaat belangrijk voor de aantrekkingskracht van Nederland en vereist dus blijvende aandacht, ook van overheidsinstanties die doorgaans sterk binnenlands gericht zijn.

Internationaal cultuurbeleid

Een jaar na het verschijnen van de nota «Grenzeloze Kunst» kunnen de resultaten worden opgetekend van een strategischer internationaal cultuurbeleid, waarbij de beschikbare middelen gerichter werden ingezet. Ondersteuning van culturele activiteiten in de culturele prioriteitslanden is daarbij het uitgangspunt. Hoogtepunten in 2009 waren de viering van New York 400, de opening van de Hermitage en de start van een programma gericht op design, mode en architectuur.

Een belangrijk instrument in het internationaal cultuurbeleid is de organisatie van grootschalige manifestaties van Nederlandse cultuur in het buitenland en van het buitenland in Nederland, zoals de viering van New York 400. Daarnaast werd in 2009 ook een duidelijke keuze gemaakt voor extra promotie van drie specifieke sectoren waar Nederland internationaal sterk staat, namelijk design, mode en architectuur. Het vierjarige programma, Dutch Design Fashion and Architecture richt zich voor de periode 2009–2012 in eerste instantie op de landen Duitsland, India en China. In 2009 werd voor het beleid voor Gemeenschappelijk Cultureel Erfgoed een beleidskader opgesteld. Gemeenschappelijk Cultureel Erfgoed werd nadrukkelijker ingezet bij het aanhalen van de bilaterale betrekkingen in bijvoorbeeld Brazilië, Rusland (opening Hermitage) en Japan. Cultuur & Ontwikkeling is met de nota Grenzeloze Kunst voor het eerst integraal onderdeel van het Internationaal Cultuurbeleid. Samen met het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) is geïnvesteerd in de relaties met de fondsen en sectorinstituten die in 2009 een belangrijk deel van de subsidies voor internationale culturele activiteiten gedelegeerd hebben gekregen. Deze instellingen zijn samen met de culturele attachés op de posten essentieel bij de internationale promotie en ontwikkeling van de Nederlandse kunst.

Belangrijkste financiële ontwikkelingen op hoofdlijnen

De financiële crisis heeft substantiële gevolgen voor de begroting van Buitenlandse Zaken gehad. Het ODA-budget, wat grotendeels op de begroting van Buitenlandse Zaken staat, heeft als gevolg van de koppeling aan het BNP, in 2009 een daling van EUR 550 miljoen te zien gegeven ten opzichte van het vastgestelde ODA-budget bij ontwerpbegroting 2009. Dit is een verlaging van circa 11% ten opzichte van het vastgestelde ODA-budget bij ontwerpbegroting 2009. Aan de andere kant zijn er EUR 64 miljoen hogere kosten voor eerstejaars opvang asielzoekers. Door een andere administratieve verwerking dan gepland toont de bijdrage voor de versterkte Europese bijdrage een verhoging van EUR 1,7 miljard. De dit jaar geplande restitutie is echter wel ontvangen en geboekt op de ontvangsten. Als gevolg hiervan komt de realisatie van de BZ-begroting, ondanks de ongekende daling van het ODA-budget, met de realisatie met EUR 10,4 miljard toch hoger uit dan de ontwerpbegroting. De niet-beleidsartikelen zijn hierbij buiten beschouwing gelaten.

Hieronder volgt een overzicht per beleidsartikel. In kort bestek wordt inzicht gegeven in een aantal beleidskeuzes dat in de loop van 2009 is gemaakt, de gevolgen die de daling van het budget hebben en de belangrijkste budgettaire consequenties daarvan. Ondanks de lagere financiële speelruimte is de inzet op de belangrijkste beleidsterreinen gehandhaafd. Een gedetailleerd overzicht treft u aan in de beleidsartikelen.

Realisatie begroting op hoofdlijnen(bedragen in miljoenen euro)
  Realisatie 2008 Ontwerpbegroting 2009 Realisatie 2009
1 Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging mensenrechten 122 111 115
2 Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur 1 032 921 902
3 Versterkte Europese samenwerking 7 585 4 463 6 192
4 Meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede 1 029 1 112 943
5 Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling 1 684 1 802 1 493
6 Beter beschermd en verbeterd milieu 360 444 387
7 Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van personenverkeer 189 193 272
8 Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland 85 83 76
9 Geheim 0 0 0
10 Nominaal en onvoorzien 0 56 0
11 Algemeen 702 744 756
       
Toaal Begroting BZ 12 788 9 929 11 136

1. Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging mensenrechten

Ook dit jaar zette de focus op een goed functionerende internationale rechtsorde, waarin vrede, rechtvaardigheid en welvaart worden nagestreefd zich voort. Ondanks de precaire budgettaire situatie werd de Nederlandse bijdrage aan het Hoge Commissariaat voor de Mensenrechten structureel verhoogd. Ook werd er via de landenprogramma’s meer gedaan aan mensenrechten. Op centraal niveau is met de bijdrage aan het Libanon Tribunaal aan de inzet op Nederland Gastland extra vorm gegeven.

2. Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur

Hoewel de realisatie op dit beleidsartikel lager is dan in de ontwerpbegroting aangekondigd, hebben de speerpunten van het Nederlandse beleid grotendeels doorgang kunnen vinden. De verlaging is voor een groot deel het gevolg van administratieve aanpassingen bij het VN fonds voor crisisbeheersingsoperaties waardoor een latere betaling van de Nederlandse bijdrage gaat plaatsvinden. Gevolg is dat deze bijdrage pas in 2010 zal worden overgemaakt, bovenop de reguliere, jaarlijkse bijdrage. Daarnaast was de veiligheidssituatie in Soedan dusdanig dat geplande uitgaven gedeeltelijk geen doorgang konden vinden. Beleidsmatig is een verhoogde inzet bereikt met het organiseren van de Afghanistan Conferentie en de verhoging van de Nederlandse inzet op humanitaire hulp ten behoeve van onder andere het Internationale Comité van het Rode Kruis, het Wereldvoedselprogramma en landen zoals Soedan (Darfur), Zimbabwe en de Democratische Republiek Congo.

3. Versterkte Europese samenwerking

De belangrijkste oorzaak van de hogere afdrachten betreft een technische bijstelling welke gecompenseerd wordt door hogere ontvangsten. Per saldo verandert de afdracht van Nederland niet door deze technische bijstelling. Verder werd aan het einde van het jaar duidelijk dat het BNI uit voorgaande jaren naar beneden is bijgesteld, waardoor Nederland budget ontvangt. De realisatie van de afdrachten valt hiermee ruim EUR 300 miljoen lager uit. Daarnaast namen als gevolg van de verslechterde economische omstandigheden de invoerrechten en in mindere mate de landbouwheffingen sterk af. Dit moet worden gecompenseerd door hogere BNI-afdrachten aan de EU.

4. Meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede

Een deel van de verlaging van het ODA-budget is onder dit artikel terug te vinden. Daarnaast zijn binnen dit beleidsartikel wel extra investeringen gedaan op het prioritaire thema groei en verdeling. Bij het Productive Safety Net Program, onderdeel van het plattelandsontwikkelingsprogramma in Ethiopië, zijn de uitgaven gestegen en ook in Suriname is de bijdrage verhoogd. Dit is het gevolg van de afspraken uit het beleidsoverleg van najaar 2008 waardoor de schuldverlichting verhoogd werd met EUR 35 miljoen. Ook is in het kader van de afspraak binnen de G20 bijgedragen aan de handelsfaciliteit via de International Finance Corperation, en zijn er om de gevolgen van de financiële crisis te mitigeren extra middelen toegekend aan het MASSIF-fonds van het FMO. De verlaging wordt onder andere verklaard doordat voor een aantal landen de geplande begrotingssteun in 2009 niet uitgekeerd is (zoals Tanzania, Rwanda, Moldavië en Vietnam). Daarnaast zijn uitkeringen in het kader van schuldverlichting lager uitgevallen en is een lager bedrag aan de Wereldbank overgemaakt voor het Bank Netherlands Partnership Program (BNPP). Ten slotte blijven, als gevolg van vertraging in lopende projecten en de opstart van nieuwe, de uitgaven voor ontwikkelingsrelevante infrastructuur (ORET en ORIO) en private sector investeringsprogramma’s (PSI) achter.

5. Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling

Hoewel dit artikel per saldo een verlaging toont is het desondanks gelukt om in de prioritaire thema’s gender en seksuele en reproductieve gezondheid meer te investeren. Zo werd onder andere het MDG 3 fonds met EUR 2 miljoen verhoogd en werd ten behoeve van MDG 5 via Strategische Allianties Internationale NGO’s (SALIN) meer besteed. De verlaging op dit artikel bestaat voor een groot deel uit een verlaging op hetCatalytic Fund. De huidige liquiditeitspositie van het fonds is nog steeds op een dermate hoog niveau dat betaling niet noodzakelijk was. Ook op de landenprogramma’s voor onderwijs is minder uitgegeven, het betreft het niet doorgaan van de bijdrage in Oeganda door vermeende corruptie en onderuitputting op de programma’s in Bangladesh en Zuid-Afrika. Ondanks deze verlagingen blijft de inputdoelstelling op een niveau van bijna 12%. Het amendement van der Staaij/Voordewind met betrekking tot de uitstapprogramma’s is in uitvoering genomen via Interchurch Organisation for Development Cooperation (ICCO) en SOA-AIDS Nederland. Een deel van de middelen zal pas in 2010 tot besteding komen. Voor de uitvoering van het amendement Gill’ard is slechts een gering deel van de middelen tot nu toe aangewend. De ontwikkeling van hittestabiele oxytocine is vertraagd omdat het product van een farmaceutisch top instituut niet hittestabiel bleek. Momenteel wordt gezocht naar alternatieven. Het structureel maken van een eerder amendement op het gebied van social protection heeft invulling gekregen door EUR 8 miljoen in te zetten in Zimbabwe, Mozambique en Ethiopië. Op het gebied van HIV-aids zijn weliswaar de uitgaven (in 2009 EUR 458 miljoen) licht teruggelopen ten opzichte van 2008 (EUR 480 miljoen) maar zijn wel boven het niveau van de inzet in 2006 en 2007 (respectievelijk EUR 417 miljoen en EUR 435 miljoen).

6. Beter beschermd en verbeterd milieu

De energie uitgaven zijn enigszins vertraagd als gevolg van het langzamer opstarten van de programma’s, dit was met name het geval in Rwanda en Indonesië. De uitgaven zijn over een iets langere periode verdeeld. Ook de landenprogramma’s op het gebied van milieu zijn lager uitgevallen, onder andere door langdurige aanbesteding- en bezwaarprocedures (Ghana) en het opstarten van een tussenfase voor het Masterplan Kalimantan in Indonesië.

7. Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van personenverkeer

Voor dit beleidsartikel werd aanzienlijk meer uitgegeven dan oorspronkelijk begroot. Dit werd grotendeels veroorzaakt door hogere uitgaven voor het vreemdelingenbeleid. Door een gestegen instroom van het aantal asielzoekers uit DAC-landen vielen de eerstejaarsopvangkosten hoger uit dan geraamd. Deze kosten worden toegerekend aan ODA.

8. Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland

De verlaging op dit artikel hangt samen met een lagere contributieaanslag van UNESCO en overhevelingen naar het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

Bijlage bij het beleidsverslag met MDG-indicatoren

MDG1, het uitroeien van extreme armoede en honger, kent een aantal doelstellingen:

Doelstelling 1: Het percentage mensen dat moet rondkomen van minder dan 1,25 dollar* per dag moet in 2015 tot de helft zijn teruggebracht ten opzichte van 1990
  Alle ontwikkelingsregio’s Sub-Sahara Afrika Oost Azië (incl Zuidoost Azië) Zuid Azië Latijns Amerika en het Caraïbisch gebied Oost Europa en Centraal Azië Midden Oosten en Noord Afrika
Voortgang              
1990 41.7 57.6 54.7 51.7 11.3 2 4.3
2005 25.2 50.9 16.8 40.3 8.2 3.7 3.6
2009 (projectie) 21.1 45.7 12.4 33.3 6.9 2.9 2.9
2015 (projectie) 15.0 38.0 5.9 22.8 5.0 1.7 1.8
Doel 2015 20.9 28.8 27.4 25.9 5.7 1.0 2.2

Bron: World Bank, Global Economic Prospects 2010, geprojecteerde waarde (pag 42)

http://web.worldbank.org/WBSITE/EXTERNAL/EXTDEC/EXTDECPROSPECT S/GEPEXT/0„contentMDK:21021075~menuPK:51087945~pagePK:51087946~piPK:51087916~theSitePK:538110,00.html

* In 2007 is de WB een nieuwe reeks begonnen op basis van een bijstelling van de armoedelijn gebaseerd op nieuwe betere prijscijfers uit ontwikkelingslanden

Doelstelling 2: Het percentage mensen dat honger lijdt, moet in 2015 tot de helft zijn teruggebracht ten opzichte van 1990
Indicatoren Situatie 1990 Tussenstand 1 Tussenstand 2 Doel 2015 Categorie
% kinderenmet ondergewicht (jonger dan 5 jaar) 33% 28% (2003) 26% (2007) 16,5% Ontwikkelingslanden
% van de bevolking onder minimumniveau van energie-inname uit voedselconsumptie 20% 13% (2004–06) 14% (2008) 10% Ontwikkelingslanden

Bron: United nations (2009) The Millennium development Goals Report: Statistical Annex (http://unstats.un.org/unsd/mdg/Resources/Static/Data/2009%20Stat%20Annex.pdf)

MDG 2, basisonderwijs voor alle kinderen, kent een aantal indicatoren:

Doelstelling 3: In 2015 moeten alle kinderen in alle landen, zowel jongens als meisjes, de mogelijkheid hebben volledig basisonderwijs te doorlopen
Indicatoren Uitgangs-situatie Tussenstand 1 Tussenstand 2 Doel 2015 Categorie
% kinderenvan lagere schoolleeftijd dat naar de basisschool of middelbare school gaat 79,6% (1991) 83,0% (2000) 88,1% (2007) 100% Ontwikkelingslanden
% kinderen dat de laatste klas van de basisschool haalt * 78,9% (1999)** 85,8% (2007) 100% Ontwikkelingslanden

Bron: United nations (2009) The Millennium development Goals Report: Statistical Annex (http://unstats.un.org/unsd/mdg/Resources/Static/Data/2009%20Stat%20Annex.pdf)

* geen cijfer beschikbaar voor 1991

** recente correctie van het eerder gerapporteerde cijfer voor 1999 van 79.4%.

MDG 3: stimuleren van gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen en vergroten van de zeggenschap van vrouwen

Indicatoren 1990–1991 2005/2006 2007
Onderwijs      
Ratio meisjes-jongens in basis en middelbaar onderwijs 90 94 *
– In MOL’s, basisonderwijs 79 89 92
– In MOL’s, middelbaar onderwijs 77 81 81
– In MOL’s, tertiair onderwijs 53 (2000)* 58
Geletterdheid onder vrouwen (% 15–24 jarigen in MOL’s) 36.6 (1985–94) 44.4 (1995–04) 47.8 (2005–07)
Gezondheid      
% vrouwen 15–49 jaar dat voorbehoedsmiddelen gebruikt      
– Wereldwijd 52.8*** 63.1*** (geen nieuwe cijfers)
– Sub-Sahara Afrika 12.0 21.5
percentage tienermoeders (MOL’s) 129.3 120.5 (geen nieuwe cijfers)
Toegang tot economie      
Arbeidsparticipatie vrouwenbuiten de landbouw (percentage gesalarieerde werknemers buiten de landbouw dat vrouw is – ontwikkelingslanden****) 31.5 34.3 34.7
Politieke participatie      
Percentage van parlementszetels bezet door vrouwen      
– Wereldwijd 12.8 15.6 18.5
– MOL’s***** 7.2 12.9 18.8

Bron: United nations (2009) The Millennium development Goals Report: Statistical Annex (http://unstats.un.org/unsd/mdg/Resources/Static/Data/2009%20Stat%20Annex.pdf)

Opmerking: de indicator «ratio geschat jaarinkomen vrouwen/mannen» is niet betrouwbaar te meten en is geen officiële MDG indicator; deze is daarom niet weergegeven.

* correctie op eerdere cijfer voor 1999/2000

** deze MDG 2 indicator is in 2008 in de plaats gekomen van de eerdere MDG 3 indicator «analfabetisme, % vrouwen t.o.v. mannen».

*** correctie op eerder cijfer

**** eerder werden cijfers voor wereldwijd gegeven omdat er geen aparte cijfers voor ontwikkelingslanden beschikbaar waren; nu wel. Voor MOL’s niet beschikbaar

***** eerder werden alleen cijfers voor wereldwijd weergegeven

MDG 6, een halt toeroepen aan HIV-aids, malaria en andere ziekten, kent een aantal doelstellingen:

Doelstelling 7: Voor 2015 een halt toeroepen aan de verspreiding van HIV-aids, en beginnen met de terugdringing ervan
Indicatoren Situatie 1990 Tussenstand 1999–2004 Tussenstand 2000–2008 Doel 2015 Categorie
Aantal aidsdoden in miljoenen 0,25 miljoen 3,1 miljoen (2004) 2,0 mln* (2008) Minder dan 3,1 Sub Sahara Afrika
% vrouwen (15–24 jaar) dat voorbehoedsmiddel (condoom) gebruikt tijdens laatste «high risk sex» Niet bekend 25% (1999–2003) 30% (2002–2008) Geen mondiale streefwaarde vastgesteld Sub Sahara Afrika
% mannen (15–24 jaar) dat voorbehoedsmiddel (condoom) gebruikt tijdens laatste «high risk sex» Niet bekend 43% (1999–2003) 45% (2002–2008) Geen mondiale streefwaarde vastgesteld Sub Sahara Afrika

Bron: United nations (2009) The Millennium development Goals Report: Statistical Annex(http://unstats.un.org/unsd/mdg/Resources/Static/Data/2009%20Stat%20Annex.pdf)

* Bron:http://data.unaids.org/pub/Report/2009/JC1700_Epi_Update_2009_en.pdf

Doelstelling 8: V oor 2015 een halt toeroepen aan de verspreiding van malaria en andere levensbedreigende ziekten, en beginnen met de terugdringing ervan
Indicatoren Situatie 1990 Tussenstand Tussenstand * Doel 2015 Categorie
Aantal doden per 100 000 t.g.v. malaria Niet bekend   68 (2006) Geen mondiale streefwaarde vastgesteld Minst ontwikkelde landen
Aantal doden per 100 000 t.g.v. tuberculose 34 29 (2000)* 23 (2007) Geen mondiale streefwaarde vastgesteld Ontwikkelingslanden
% tuberculose gediagnostiseerd met de DOTS-methode   29% (2000) 63% (2007) Geen mondiale streefwaarde vastgesteld Ontwikkelingslanden
% tuberculose genezen met de DOTS-methode   82% (2000) 85% (20 06) Geen mondiale streefwaarde vastgesteld Ontwikkelingslanden

Bron: United nations (2009) The Millennium development Goals Report: Statistical Annex(http://unstats.un.org/unsd/mdg/Resources/Static/Data/2009%20Stat%20Annex.pdf)

* Recente correctie van het eerder gerapporteerde cijfer voor 2000 van 32

MDG 7, waarborgen van een duurzame leefomgeving, kent een aantal doelstellingen:

Doelstelling 9: Integreren van de beginselen van duurzame ontwikkeling in nationaal beleid en nationale programma’s en het keren van het verlies van natuurlijke hulpbronnen
Indicatoren Situatie 1990 Tussenstand 1 Tussenstand 2 Categorie
Aandeel land dat bedekt is met bos (%) 31,3 30,6 (2002) 30,3 (2005)* Wereldwijd
Aandeel gebied dat beschermd wordt voor het in stand houden van biodiversiteit (%) 6,1** 10,4 (2006)** 11,2 (2008) Ontwikkelingslanden
Koodioxide-uitstoot per eenheid BBP*** (kg of CO2 per 1 USD BBP-PPP) 0.64 0.60 (2005) 0.59 (2006) Ontwikkelingslanden
Koodioxide-uitstoot per hoofd (in tonnen) 1.7 2.5 (2005) 2.6 (2006) Ontwikkelingslanden

Bron: United nations (2009) The Millennium development Goals Report: Statistical Annex (http://unstats.un.org/unsd/mdg/Resources/Static/Data/2009%20Stat%20Annex.pdf)

Opmerking: de indicator «aandeel bevolking met biomassa als brandstof» is in 2008 komen te vervallen

* geen nieuwe cijfers beschikbaar

** correctie van eerder gepubliceerde cijfers op basis van nieuwe inzichten

*** Deze indicator is in 2008 in de plaats gekomen van de eerdere indicator «energiegebruik per eenheid BNP».

Doelstelling 10: Het percentage mensen dat geen duurzame toegang heeft tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen moet in 2015 tot de helft zijn teruggebracht
Indicatoren Situatie 1990 Tussenstand 2002 Tussenstand 2006 Doel 2015 Categorie
% van de bevolking met duurzame toegang tot sanitaire voorzieningen 41%   53% 67,0% Ontwikkelingslanden (zowel urbaan als ruraal)

Bron: United nations (2009) The Millennium development Goals Report: Statistical Annex (http://unstats.un.org/unsd/mdg/Resources/Static/Data/2009%20Stat%20Annex.pdf)

Doelstelling 11: In 2020 moet het leven van 100 miljoen bewoners van sloppenwijken aanzienlijk verbeterd zijn
Indicatoren Situatie 1990 Tussenstand 2000 Tussenstand 2005 Categorie
Aandeel stadsbevolking dat in sloppenwijken woont (%) 46,3% 39.4* 35.7 Ontwikkelingslanden
Aantal sloppenwijkinwoners (mln) 660,9 mln 860,1 mln Geen data Ontwikkelingslanden

Bron: United nations (2009) The Millennium development Goals Report: Statistical Annex (http://unstats.un.org/unsd/mdg/Resources/Static/Data/2009%20Stat%20Annex.pdf)

* Recente correctie van het eerder gerapporteerde cijfer voor 2001 van 42,7%

Een open, op regels gebaseerd en voorspelbaar, niet-discriminerend handels- en financieel systeem. Het kader voor deze operationele doelstelling wordt met name gevormd door MDG 8:

MDG8: Ontwikkelen van een wereldwijd samenwerkingsverband voor ontwikkeling (doelstelling 12–15)
Indicatoren: 1990 1996 2000 2003 2007 Doel 2015
% ontwikkelde landen-importen (in waarde) met tariefvrije markttoegang, uitgezonderd wapens en olie, uit:            
Ontwikkelingslanden 54 65 71 79 Geen mondiale streefwaarde, toename
Minst ontwikkelde landen 78 70 78 80
             
Gemiddelde tarief ontwikkelde landen op landbouwproducten uit:            
Ontwikkelingslanden 10,5* 9,3* 9,4 8,4* Geen mondiale streefwaarde, afname
Minst ontwikkelde landen 3,9* 3,7 2,8 2,1
             
Gemiddelde tarief ontwikkelde landen op kleding uit:            
Ontwikkelingslanden   11,4 10,8 9,6* 8,2 Geen mondiale streefwaarde, afname
Minst ontwikkelde landen   8,1 7,8 7,0 6,4
-            
Steun aan agrarische producenten binnen de OESO**, in waarde (USD mld) 322* (1990)     351* 365 (2006) Geen mondiale streefwaarde, afname

Bron: United nations (2009) The Millennium development Goals Report: Statistical Annex (http://unstats.un.org/unsd/mdg/Resources/Static/Data/2009%20Stat%20Annex.pdf)

* Recente correctie van het eerder gerapporteerde cijfer voor dat jaar

** eerder werden de cijfers voor alleen de EU gerapporteerd.

Beleidsartikel 1

Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten

Beleidsartikel 1 Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging mensenrechten(x EUR 1000) Realisatie Realisatie Realisatie Realisatie Realisatie Vastgestelde begroting Verschil
  2005 2006 2007 2008 2009 2009 2009
Verplichtingen 56 487 91 207 98 619 144 210 109 112 87 679 21 433
               
Uitgaven:              
               
Programma-uitgaven totaal 80 460 78 805 92 467 121 966 115 304 110 518 4 786
               
1.1 Internationale rechtsorde 43 050 37 237 46 267 41 811 47 783 47 639 144
1.2 Mensenrechten 28 502 32 366 37 079 51 430 52 733 48 656 4 077
1.3 Internationale juridische instellingen 8 908 9 202 9 121 28 725 14 788 14 223 565

Verplichtingen

De verhoging op dit artikel in 2009 betreft voornamelijk het aangaan van een nieuwe meerjarige verplichting met de Carnegie Stichting die zorg draagt voor het beheer en onderhoud van het Vredespaleis.

Uitgaven

1.2 Mensenrechten

De hogere uitgaven op het terrein van mensenrechten worden veroorzaakt door de structurele verhoging van de Nederlandse bijdrage aan het Hoge Commissariaat voor de Mensenrechten.

Slotwet

Beleidsartikel 1 Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging mensenrechten Verplichtingen x EUR 1 000
Stand 2e suppletoire begroting 2009 121 646
Mutaties Slotwet 2009 – 12 534
Stand Slotwet 2009 (realisatie) 109 112

Verplichtingen

De lagere verplichtingen van ruim EUR 12 miljoen op beleidsartikel 1 worden grotendeels veroorzaakt doordat er voor ruim EUR 7 miljoen minder verplichtingen zijn aangegaan binnen de mensenrechtenprogramma’s (decentraal en mensenrechtenfonds ODA). Daarnaast is er voor bijna EUR 5 miljoen minder verplicht dan geraamd ten behoeve van de operationele kosten van het Internationaal Strafhof en het Speciaal Tribunaal Libanon.

Beleidsartikel 1 Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging mensenrechten Uitgaven x EUR 1 000
Stand 2e suppletoire begroting 2009 116 645
Mutaties Slotwet 2009 – 1 341
Stand Slotwet 2009 (realisatie) 115 304

Uitgaven

De lagere uitgaven van EUR 1,3 miljoen op beleidsartikel 1 worden veroorzaakt door de vertraging van enkele activiteiten binnen het mensenrechtenfonds ODA.

Beleidsartikel 1

Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid: overzicht met betrekking tot onderzoek geprogrammeerd voor afronding in 2009

Operationele doelstelling Titel van de evaluatie Jaar van afronding
  Beleidsdoorlichtingen  
 
  Effectenonderzoekex post  
 
  Overig evaluatieonderzoek  
1.1 1.One UN 2010/2011
1.3 2. Beleidsmatige ondersteuning internationale juridische instellingen

Algemene toelichting:

Nadere informatie, inclusief (waar beschikbaar) de tekst van de evaluatieonderzoeken zelf, is te vinden op de website van het ministerie van Buitenlandse Zaken: http://www.minbuza.nl/nl/Organisatie/Evaluatie

Specifieke toelichting:

ad 1. Zie Memorie van Toelichting 2010. De One UN pilots zullen in 2010 door de acht pilotlanden zelf worden geëvalueerd. Dan start ook de externe evaluatie van de One UN werkwijze die in 2011 zal zijn afgerond.

ad 2. Zie aanscherping evaluatieprogrammering Memorie van Toelichting 2010 pagina 6. Deze evaluatie levert geen bijdrage aan de periodieke doorlichting van het beleidsterrein en is komen te vervallen.

Beleidsartikel 2

Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur

Beleidsartikel 2 Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur(x EUR 1000) Realisatie Realisatie Realisatie Realisatie Realisatie Vastgestelde begroting Verschil
  2005 2006 2007 2008 2009 2009 2009
Verplichtingen 910 955 846 942 1 156 510 1 009 797 835 015 745 851 89 164
               
Uitgaven:              
Programma-uitgaven totaal 744 939 790 934 915 165 1 032 340 901 474 920 918 – 19 444
               
2.1 Nationale en bondgenootschappelijke veiligheid 11 829 10 527 14 174 12 177 16 355 16 458 – 103
2.2 Bestrijding internationaal terrorisme 0 0 0 0 0 0 0
2.3 Non-proliferatieen ontwapening 8 170 8 265 8 480 9 164 9 350 9 165 185
2.4 Conventionele wapenbeheersing 0 0 0 0 0 0 0
2.5 Regionale stabiliteit en crisisbeheersing 284 999 274 381 396 083 435 035 363 042 422 898 – 59 856
2.6 Humanitaire hulpverlening 313 746 345 701 328 135 383 080 293 936 250 094 43 842
2.7 Goed bestuur 126 195 150 060 161 359 181 032 201 182 192 553 8 629
2.8 Het bevorderen van energievoorzieningszekerheid   0 0 0 0 0 0
2.9 Grotere veiligheid door strijd tegen milieudegradatie   2000 6 934 11 852 17 609 29 750 – 12 141
               
Ontvangsten 1 653 1 107 1 952 1 262 1 211 1 147 64
2.10 Nationale en bondgenootschappelijke veiligheid 0 16 298 165 149 147 2
2.70 Humanitaire hulpverlening 1 653 1 091 1 654 1 097 1 062 1 000 62

Verplichtingen

De verhoging van EUR 89 miljoen op dit artikel wordt veroorzaakt door een saldo van verlagingen en verhogingen. De belangrijkste hiervan zijn verhogingen van het decentrale budget voor Goed Bestuur in Tanzania, Rwanda en Indonesië. Daarnaast is er een verhoging van EUR 12,7 miljoen als gevolg van de aanpassing van het verplichtingenbudget voor het Wereldvoedselprogramma, verhogingen op het budget voor het programma hernieuwbare energie in het Grote Meren gebied, de organisatie van de Afghanistan conferentie en een technische bijstelling op het centrale wederopbouw budget. Ten slotte zijn er op centraal niveau verplichtingen aangegaan ten behoeve van het Fonds voor Ontwikkeling Particuliere Pluriformiteit en de International Development Law. Hiertegenover staat een verlaging van bijna EUR 30 miljoen als gevolg van een wijziging in het administratieve systeem van de VN waardoor de Nederlandse bijdrage aan het VN fonds voor crisisbeheersingsoperaties in 2009 lager uitvalt. Ook de verplichting voor het UNHCR is neerwaarts bijgesteld met EUR 42 miljoen aangezien in 2008 een meerjarige verplichting is aangegaan. Wegens het feit dat het stabiliteitsfonds uitgeput was, konden er minder verplichtingen worden aangegaan. Eveneens zijn er verlagingen te rapporteren op wederopbouw decentraal in Soedan en Burundi.

Uitgaven

2.1 Nationale en bondgenootschappelijke veiligheid

De verlaging van de uitgaven van EUR 0,1 miljoen op dit artikel is een saldo en is grotendeels het gevolg van uitstel van een deel van de Nederlandse bijdrage aan de nieuwbouw van het NAVO hoofdkwartier met EUR 4,7 miljoen wegens vertraging in de voortgang van het project. De belangrijkste verhoging is ontstaan door niet geraamde uitgaven van EUR 3,6 miljoen voor de organisatie van de Afghanistan Conferentie die op 1 maart in Den Haag plaatsvond. Daarnaast vond een technische correctie plaats van EUR 1 miljoen.

2.5 Regionale stabiliteit en crisisbeheersing

Op dit artikel is ruim EUR 59 miljoen minder uitgegeven en dit is voor bijna EUR 30 miljoen toe te schrijven aan een latere betaling van de Nederlandse bijdrage aan het VN fonds voor crisisbeheersingsoperaties. Een wijziging in het administratieve systeem bij de organisatie heeft tot gevolg dat deze bijdrage pas in 2010 zal worden overgemaakt, bovenop de reguliere, jaarlijkse bijdrage. Daarnaast is er sprake van een teruggave uit zowel de centrale als de decentrale middelen ten behoeve van Soedan; de veiligheidssituatie in Darfur heeft tot gevolg dat EUR 31 miljoen minder kon worden uitgegeven. Ook de beoogde wederopbouwsteun aan Burundi kon nog geen doorgang vinden (EUR 9 miljoen). Anderzijds werden wel extra fondsen via het Stabiliteitsfonds en het wederopbouwprogramma centraal uitgegeven (circa EUR 13 miljoen) voor onder andere Burundi.

2.6 Humanitaire Hulpverlening

Aangezien de uitgaven voor humanitaire hulp de afgelopen jaren geleidelijk zijn gestegen, werd in de Voorjaarsnota reeds aangekondigd dat het budget voor dit artikel zou worden verhoogd. De verhoging van bijna EUR 44 miljoen komt ten goede aan een hogere bijdrage aan het Internationale Comité van het Rode Kruis, het Wereldvoedselprogramma en landen als Soedan (Darfur), Zimbabwe, Democratische Republiek Congo, Afghanistan en Ethiopië.

2.9 Grotere veiligheid door strijd tegen milieudegradatie

Deze verlaging met circa EUR 12 miljoen op dit artikel is een saldo van enerzijds extra uitgaven op het regionale milieu programma in de Westelijke Balkan (Hotspot project in Kosovo waarbij door zware industrie vervuilde gebieden in kaart worden gebracht) van EUR 2,8 miljoen. Anderzijds draagt de aanpassing van het uitgavenritme van het programma van het hernieuwbare energieprogramma in de Grote Meren regio als gevolg van de korting op het ODA budget voor EUR 10,5 miljoen bij aan de verlaging. Ten slotte zijn er voor het programma in het Congobekken geen uitgaven gedaan, die wel waren gepland; de voor de uitvoering noodzakelijke staf kon niet gerekruteerd worden.

Slotwet

Beleidsartikel 2 Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur Verplichtingen x EUR 1 000
Stand 2e suppletoire begroting 2009 1 046 744
Mutaties Slotwet 2009 – 211 729
Stand Slotwet 2009 (realisatie) 835 015

Verplichtingen

De verlaging van het verplichtingenbudget op dit artikel is grotendeels veroorzaakt doordat een geplande meerjarige overeenkomst met het Central Emergency Respond Fund nog geen doorgang vond.

Beleidsartikel 2 Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur Uitgaven x EUR 1 000
Stand 2e suppletoire begroting 2009 912 590
Mutaties Slotwet 2009 – 11 116
Stand Slotwet 2009 (realisatie) 901 474

Uitgaven

De verlaging is een saldo en hangt mede samen met een lagere besteding op het centrale wederopbouw programma en iets lagere uitgaven op humanitaire hulp voor zowel niet-DAC landen, als DAC-landen onder meer vanwege een overheveling naar artikel 5.5 voor de 3FM actie tegen malaria. Daarnaast heeft een verhoging op het stabiliteitsfonds en op het landenprogramma op het gebied van goed bestuur plaatsgevonden. De programma’s in onder andere Zuid Afrika, Suriname, Vietnam en Indonesië kenden een versnelling aan het eind van het jaar.

Beleidsartikel 2 Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur Ontvangsten x EUR 1 000
Stand 2e suppletoire begroting 2009 1 147
Mutaties Slotwet 2009 64
Stand Slotwet 2009 (realisatie) 1 211

Ontvangsten

Geen toelichting.

Beleidsartikel 2

Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid: overzicht met betrekking tot onderzoek geprogrammeerd voor afronding in 2009

Operationele doelstelling Titel van de evaluatie Jaar van afronding
  Beleidsdoorlichtingen  
2.1 1. De Nederlandse inzet t.b.v. een effectiever en meer politiek functioneren van de NAVO 2012
2.2 2. Beleidsdoorlichting Terrorisme (Jus) nnb
2.3/2.4 3. Exportcontrolebeleid 2009
  Effectenonderzoekex post  
2.4 4. Conventionele wapenbeheersing 2009
2.5 5. Evaluatievan het Nederlandse beleid ten aanzien van de Westelijke Balkan 2004 t/m 2008 2010
2.5 6. Conflictpreventieen vredesopbouw Zuid-Soedan (multi-donor) 2010
2.5 7. Conflictpreventie en vredesopbouw in DRC (multi-donor) 2011
2.7 8. Institutional Evaluation of the Netherlands Institute for Multi-Party Democracy 2010
2.7 9. Het Nederlandse Latijns Amerika beleid 2010
2.7 10. Beleidsprogramma Biodiversiteit Internationaal/ MATRA 2009
  Overig evaluatieonderzoek  
2.1 11. Atlantische Commissie 2009
2.6 12. Tsunami-hulp/Linking Relief, Rehabilitation and Development, fase II (LRRD-II) (multi-donor) 2009

Algemene toelichting:

Nadere informatie, inclusief (waar beschikbaar) de tekst van de evaluatieonderzoeken zelf, is te vinden op de website van het ministerie van Buitenlandse Zaken: http://www.minbuza.nl/nl/Organisatie/Evaluatie

Specifieke toelichting:

ad 1. Zie Memorie van Toelichting 2010. Deze beleidsdoorlichting is verplaatst van 2009 naar 2012 vanwege de herziening van het strategische concept van de NAVO.

ad 2. Deze beleidsdoorlichting wordt uitgevoerd onder leiding van het ministerie van Justitie. Uitvoering daarvan is aangehouden in verband met de heroverwegingen.

ad 3. Rapport is eind 2009 afgerond en wordt begin 2010 aangeboden aan de Tweede Kamer

ad 4. Met een beleidsreactie aangeboden aan de Tweede Kamer op 15 juli 2009 (KST 134287).

ad 5. Zie Memorie van Toelichting 2010.

ad 6. Zie Memorie van Toelichting 2010.

ad 7. Zie Memorie van Toelichting 2010.

ad 8. Betreft case study van breder onderzoek op het terrein van capaciteitsversterking onder OD 4.4, zie Memorie van Toelichting 2010. NIMD studie wordt in 2010 afgerond.

ad 9. Als zelfstandige studie zal deze afgerond worden in maart 2010. Daarnaast maakt dit deel uit van het grotere onderzoek naar capaciteitsversterking (Memorie van Toelichting 2010, operationele doelstelling 4.4).

ad 10. Als gevolg van aanscherping evaluatieprogrammering staat er in 2015 een beleidsdoorlichting gepland voor dit omvangrijke programma. Tussentijds vinden meerdere decentrale evaluaties plaats die hieraan een bijdrage leveren.

Beleidsartikel 3

Versterkte Europese Samenwerking

Beleidsartikel 3 Versterkte Europese samenwerking(x EUR 1000) Realisatie Realisatie Realisatie Realisatie Realisatie Vastgestelde begroting Verschil
  2005 2006 2007 2008 2009 2009 2009
Verplichtingen 6 691 165 6 858 952 7 971 324 7 417 181 5 961 095 4 266 319 1 694 776
               
Uitgaven:              
               
Programma-uitgaven totaal 6 802 272 7 011 532 7 032 238 7 585 224 6 192 226 4 462 859 1 729 367
3.1 Nederlandse afdrachten aan de EU 6 638 083 6 846 926 6 858 625 7 394 668 5 990 672 4 253 569 1 737 103
3.2 Ondersteuning bij pre- en post-accessie 11 899 12 814 11 288 11 000 8 558 10 708 – 2 150
3.3 EOFEuropees ontwikkelingsfonds 137 808 139 374 149 580 166 792 179 829 185 832 – 6 003
3.4 Nederlandse positie in de EU 5 891 3 410 3 442 3 585 3 678 3 447 231
3.5 Raad van Europa 8 591 9 008 9 303 9 179 9 489 9 303 186
               
Ontvangsten 511 559 560 253 627 005 674 689 2 789 303 705 333 2 083 970
3.10 Perceptiekostenvergoedingen 511 542 560 253 627 005 674 689 2 789 183 705 333 2 083 850
3.40 Restitutie Raad van Europa 17 0 0 0 120 0 120

Verplichtingen

De wijziging houdt verband met de hieronder toegelichte uitgaven.

Uitgaven

Uitsplitsing van EU-afdrachten in 2009 (bedragen in EUR 1 000)
  Begroting Realisatie Verschil
Uitgaven:      
Vierde eigen middelEU 1 052 031 3 320 791 2 268 760
BTW-afdrachten 380 205 375 092 – 5 113
Landbouwheffingen 342 000 256 226 – 85 774
Invoerrechten 2 479 333 2 038 563 – 440 770
Totaal uitgaven 4 253 569 5 990 672 1 737 103

3.1 Nederlandse afdrachten aan de EU

De EU-afdrachten bestaan uit vier componenten: BNI-afdrachten, BTW-afdrachten, invoerrechten en landbouwheffingen. De belangrijkste oorzaak van de hogere afdrachten betreft een technische bijstelling. Als gevolg van de inwerkingtreding van het nieuwe Eigen Middelenbesluit in 2009 zijn de kortingen op de afdrachten van 2007 en 2008 met terugwerkende kracht verwerkt in de afdrachten van 2009. Er is van uitgegaan dat dit zou resulteren in lagere uitgaven. Echter door de EU is de korting over 2007 en 2008 teruggestort en dit dient als ontvangst in de begroting te worden opgenomen (zie ook ontvangsten hierna). Deze hogere ontvangsten gaan gepaard met eenzelfde verhoging van de geraamde afdrachten (EUR 2,1 miljard). Per saldo verandert de afdracht van Nederland niet door deze technische bijstelling.

Verder werd aan het einde van het jaar duidelijk dat het BNI uit voorgaande jaren naar beneden is bijgesteld, waardoor Nederland budget ontvangt (zie ook de ontvangsten). In de ramingen was – net als in eerdere jaren gebeurde – juist rekening gehouden met een hoger BNI en dus hogere afdrachten. De realisatie van de afdrachten valt hiermee ruim EUR 0,3 miljard lager uit. Daarnaast zijn als gevolg van de verslechterde economische omstandigheden de invoerrechten en in mindere mate de landbouwheffingen sterk afgenomen (EUR 0,52 miljard). Dit moet worden gecompenseerd door hogere BNI-afdrachten aan de EU. In 2009 deed zich ten slotte nog een meevaller voor (– EUR 0,03 miljard), omdat de verwerking van de onderuitputting van de begroting 2008 plaatsvond via verrekening met de BNI afdracht.

3.2 Ondersteuning bij pre- en postaccessie

De neerwaartse bijstelling op dit sub-artikel wordt veroorzaakt door een bijgestelde kasraming in het Matra-programma.

Ontvangsten

3.10

Perceptiekostenvergoedingen zijn vergoedingen die Nederland ontvangt voor het innen van landbouwheffingen en invoerrechten. De vergoeding bedraagt 25% van de geïnde middelen. Door de sterk gedaalde invoerrechten en landbouwheffingen, daalden tevens de perceptiekostenvergoedingen (– EUR 0,1 miljard). Verder werd in november 2009 onverwachts bekend dat Nederland EUR 0,1 miljard ontvangt in verband met een bijgesteld lager BNI over voorgaande jaren. Onder dit artikel is tevens de bij de uitgaven toegelichte technische mutatie betreffende de teruggestorte korting over 2007 en 2008 zichtbaar (EUR 2,1 miljard).

Beleidsartikel 3 Versterkte Europese samenwerking Verplichtingen x EUR 1 000
Stand 2e suppletoire begroting 2009 6 358 160
Mutaties Slotwet 2009 – 397 065
Stand Slotwet 2009 (realisatie) 5 961 095

Verplichtingen

De verplichtingenmutatie houdt verband met de hieronder toegelichte uitgaven.

Beleidsartikel 3 Versterkte Europese samenwerking Uitgaven x EUR 1 000
Stand 2e suppletoire begroting 2009 6 535 745
Mutaties Slotwet 2009 – 343 519
Stand Slotwet 2009 (realisatie) 6 192 226

Uitgaven

Aan het einde van het jaar werd duidelijk dat het BNI uit voorgaande jaren naar beneden is bijgesteld, waardoor Nederland budget ontvangt (zie mutatie perceptiekostenvergoedingen). In de ramingen was – net als in eerdere jaren gebeurde – juist rekening gehouden met een hoger BNI en dus hogere afdrachten. Daar stond tegenover dat de invoerrechten meer bedroegen dan geraamd.

Beleidsartikel 3 Versterkte Europese samenwerking Ontvangsten x EUR 1 000
Stand 2e suppletoire begroting 2009 2 688 679
Mutaties Slotwet 2009 100 624
Stand Slotwet 2009 (realisatie) 2 789 303

Ontvangsten

In november 2009 werd onverwachts bekend dat Nederland EUR 0,1 miljard ontvangt in verband met een bijgesteld lager BNI over voorgaande jaren. Hierdoor heeft Nederland meer perceptiekostenvergoeding ontvangen.

Beleidsartikel 3

Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid: overzicht met betrekking tot onderzoek geprogrammeerd voor afronding in 2009

Operationele doelstelling Titel van de evaluatie Jaar van afronding
  Beleidsdoorlichtingen  
 
  Effectenonderzoekex post  
3.1 1. Evaluatie van EU beleid t.a.v. vrijheid, veiligheid en recht (Haags Programma) 2009
  Overig evaluatieonderzoek  
3.1 2. EU begrotingsevaluatie
3.1 3. The Lisbon scorecard (monitoring systeem)
3.2 4. Trainingsprogramma;s Adept en MTES 2008/2009

Algemene toelichting:

Nadere informatie, inclusief (waar beschikbaar) de tekst van de evaluatieonderzoeken zelf, is te vinden op de website van het ministerie van Buitenlandse Zaken: http://www.minbuza.nl/nl/Organisatie/Evaluatie

Specifieke toelichting:

ad 2. Zie onder kabinetsdoelstelling 1, paragraaf financiële crisis en EU-begroting van het beleidsverslag over het uitstel van deze evaluatie.

ad 3. Zie aanscherping evaluatieprogrammering Memorie van Toelichting 2010 pagina 6. Het betreft geen evaluatieonderzoek.

ad 4. Dit onderzoek was afgerond in 2008 maar werd pas gepubliceerd in 2009.

Beleidsartikel 4

Meer Welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede

Beleidsartikel 4 Meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede(x EUR 1000) Realisatie Realisatie Realisatie Realisatie Realisatie Vastgestelde begroting Verschil
  2005 2006 2007 2008 2009 2009 2009
Verplichtingen 1 041 394 1 882 991 1 012 701 2 510 009 1 368 370 541 154 827 216
               
Uitgaven:              
Programma-uitgaven totaal 827 539 1 018 179 959 751 1 028 858 943 296 1 112 123 – 168 827
               
4.1 Handels- en financieel systeem 30 415 24 411 18 867 16 685 16 956 25 755 – 8 799
4.2 Armoedevermindering 492 604 465 229 528 765 507 873 404 303 583 247 – 178 944
4.3 Verhoogde economische groei en verminderde armoede als gevolg van gezonde private sector ontwikkeling in ontwikkelingslanden 277 146 504 420 390 577 487 550 494 505 480 656 13 849
4.4 Kwaliteit en effectiviteit ontwikkelingssamenwerking 23 535 18 685 16 286 9 833 20 923 16 200 4 723
4.5 Nederlandse handels- en investeringsbevordering 3 839 5 434 5 256 6 917 6 609 6 265 344
               
Ontvangsten 15 231 39 729 89 942 39 054 44 307 40 837 3 470
4.10 Ontvangsten tijdelijke financiering NIO en restituties 15 231 39 729 89 942 39 054 44 307 40 837 3 470

Verplichtingen

De verhogingen van de verplichtingen in 2009 zijn het resultaat van een aantal mutaties waaronder de verlaging van de verplichtingen voor handels- en financiële systemen, inspanningen op het gebied van armoedevermindering en met beleidsintensivering op het terrein van private sector ontwikkeling in ontwikkelingslanden.

De garantiebetalingen van leningen voor de NIO zijn verlaagd met ruim EUR 46 miljoen in verband met aflossingen van kapitaalmarktleningen. Voor armoedebestrijding wordt onder meer extra verplicht voor structurele begrotingssteun, nieuwe meerjarige verplichtingen bij regionale ontwikkelingsfondsen, garanties en middelenaanvullingen multilaterale banken en fondsen en verhoging van verplichting voor institutionele ontwikkelingen. Ook is in Suriname, voortvloeiend uit de afspraken van het beleidsoverleg van najaar 2008, afgesproken het budget voor schuldverlichting (sector doorsnijdende programma’s) te verhogen (EUR 35 miljoen). Door aanpassing in de meerjarenraming is de verplichting voor schuldverlichting en het Wereldbank partnership programma verlaagd. Op het gebied van private sector ontwikkeling worden de verplichtingen verhoogd voor ORIO (EUR 656 miljoen), de opvolger van het ORET-programma, Schoklandprogramma’s (EUR 22 miljoen), voor bilaterale programma’s om de plattelandsontwikkeling en het ondernemingsklimaat in de partnerlanden te stimuleren (EUR 26 miljoen) en de Nederlandse toezegging in G20 verband voor handelsfinanciering via de International Finance Corporation (IFC) (EUR 34 miljoen).

Uitgaven

4.1 Handels- en financieel systeem

De verlaging op dit subartikel wordt veroorzaakt door lagere rentesubsidies op OS-leningen als gevolg van een afnemende leningenportefeuille en van het feit dat er minder aanspraak op garantiemiddelen werd gemaakt door een verbeterd terugbetalingsgedrag van de debiteurenlanden.

4.2 Overige armoedebestrijding

De lagere uitgaven op dit subartikel (ruim EUR 178 miljoen) betreffen een saldo. Hieronder worden de belangrijkste mutaties genoemd.

In Suriname is voortvloeiend uit de afspraken van het beleidsoverleg van najaar 2008 afgesproken het budget voor schuldverlichting (sector doorsnijdende programma’s) te verhogen. In 2009 is EUR 35 miljoen uitgegeven ten behoeve van de aflossing van de Surinaamse staatsschuld aan Brazilië. Wegens het feit dat aflossing afhankelijk is van instemming van de Braziliaanse overheid, is het bedrag overgemaakt naar een daartoe speciaal geopende rekening bij de Centrale Bank van Suriname. De Braziliaanse president is inmiddels akkoord, maar ook de Braziliaanse senaat zal hierover op korte termijn nog moeten beslissen. De oorspronkelijke aflossingsregeling tussen Nederland en Suriname liep tot 28 februari 2010 en is met drie maanden verlengd. Hier staat tegenover dat de uitgaven voor begrotingssteun ruim EUR 63 miljoen lager uitgevallen zijn. De voorgenomen steun in 2009 voor Tanzania, Rwanda, Moldavië, Nicaragua, Bolivia en Vietnam is komen te vervallen. Voor overige schuldverlichting is EUR 23,5 miljoen minder uitgegeven, omdat een aantal bijdragen al in 2008 zijn betaald. Door een aanpassing van het trustfund is het overgemaakte bedrag aan de Wereldbank voor het BNPP (Bank Netherlands Partnership Program) verlaagd. De middelenaanvulling voor multilaterale fondsen zijn lager (EUR 21 miljoen) omdat een deel al in 2008 is betaald en de bijdrage voor het Asian Development Fund verlaagd is. Tot slot heeft er binnen het artikel een budgetneutrale overheveling plaatsgevonden van subartikel 4.2 van de programma’s voor beleidsondersteuning, speciale- en algemene ODA activiteiten naar artikel 4.4 (kwaliteit en effectiviteit). Hierdoor zijn de uitgaven verlaagd met EUR 16 miljoen.

4.3 Ondernemingsklimaat ontwikkelingslanden

De belangrijkste mutaties binnen dit artikel zorgen per saldo voor hogere uitgaven. Binnen het thema plattelandsontwikkeling zijn met name de uitgaven voor het Productive Safety Net Program in Ethiopië gestegen. Ook is de Nederlandse bijdrage aan de handelsfaciliteit via de International Finance Corporation verhoogd (EUR 37 miljoen). Dit als uitkomst van de bijeenkomst van de G20 en als doel de internationale handelsstromen bij ontwikkelingslanden te bevorderen. Een andere belangrijke mutatie is de toezegging door de minister voor Ontwikkelingssamenwerking extra middelen toe te kennen aan het MASSIF-fonds van het FMO als gevolg van de kredietcrisis waardoor deze bijna EUR 18 miljoen hoger uitkomt.

Als gevolg van vertraging in lopende projecten en het feit dat counterparts de projectaanvragen niet rond kunnen krijgen, blijven de uitgaven voor ontwikkelingsrelevante infrastructuur (ORIO) en private sector investeringsprogramma’s (PSI) achter. In totaal is er in 2009 ruim EUR 57 miljoen minder uitgegeven aan beide programma’s.

4.4 Kwaliteit en effectiviteit ontwikkelingssamenwerking

De stijging van de uitgaven wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door het saldo van lagere uitgaven voor beleidsondersteuning en hogere op kleine programmafondsen door een op artikelniveau budgetneutrale overheveling van de programma’s voor beleidsondersteuning, speciale- en algemene ODA activiteiten.

Slotwet

Beleidsartikel 4 Meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede Verplichtingen x EUR 1 000
Stand 2e suppletoire begroting 2009 1 812 793
Mutaties Slotwet 2009 – 444 423
Stand Slotwet 2009 (realisatie) 1 368 370

Verplichtingen

De mutatie wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door verlaging van de verplichtingen binnen de clusters handels- en financieel systeem, armoedevermindering en verhoogde economische groei en private sector ontwikkeling in ontwikkelingslanden. De belangrijkste mutaties worden veroorzaakt doordat de garantiebetalingen van leningen voor de NIO zijn verlaagd met ruim EUR 46 miljoen in verband met aflossingen van kapitaalmarktleningen. De verplichtingen voor garanties voor multilaterale banken en fondsen zijn verhoogd. Daarentegen zijn sectordoorsnijdende programma’s en structurele macrosteun verlaagd (EUR 100 miljoen). Door aanpassing in de meerjarenraming is de verplichting voor schuldverlichting naar beneden bijgesteld (EUR 47 miljoen). Ook het uitblijven van nieuwe afspraken bij het International Fund for Agricultural Development (IFAD) zorgt voor een lagere stand (EUR 51 miljoen). Ten slotte zorgt ook de vertraging bij het starten van het nieuwe MOL-fonds (publiek/private infrastructuur in de minst ontwikkelde landen), het afsluiten van minder contracten voor plattelandsontwikkeling en aanpassing van de verplichting voor kennis en vaardigheden voor een verlaging (EUR 140 miljoen).

Beleidsartikel 4 Meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede Uitgaven x EUR 1 000
Stand 2e suppletoire begroting 2009 913 459
Mutaties Slotwet 2009 29 837
Stand Slotwet 2009 (realisatie) 943 296

Uitgaven

De mutatie is het gevolg van het niet betalen van de algemene begrotingssteun voor Tanzania in 2009. Ook heeft er geen betaling plaats gevonden aan de hernieuwbare energieprogramma’s van de Wereldbank en de UNDP en is de betaling van EUR 4 miljoen aan het BNPP kernprogramma uitgesteld. De besprekingen met het FMO over het beheer van de opvolger van het MOL-fonds (infrastructure development fund) zijn nog niet afgerond waardoor de eerste overmaking van EUR 13,5 miljoen niet meer plaats heeft gevonden. De per saldo hogere realisatie wordt veroorzaakt door het gebruikelijke parkeerkarakter van dit artikel.

Beleidsartikel 4 Meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede Ontvangsten x EUR 1 000
Stand 2e suppletoire begroting 2009 41 787
Mutaties Slotwet 2009 2 520
Stand Slotwet 2009 (realisatie) 44 307

Ontvangsten

De mutatie wordt veroorzaakt door hogere ontvangsten voor aflossingen van begrotingsleningen van de Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden (NIO).

Beleidsartikel 4

Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid: overzicht met betrekking tot onderzoek geprogrammeerd voor afronding in 2009

Operationele doelstelling Titel van de evaluatie Jaar van afronding
  Beleidsdoorlichtingen  
 
  Effectenonderzoekex post  
4.2 1. Beleid Latijns-Amerika – Landenstudie Nicaragua 2010
4.2 2. Gevolgen algemene begrotingssteun voor inkomensarmoede: deelonderzoeken 2010/2011
4.3 3. FMOverschillende evaluaties: A-financieringen, MASSIF, NIMF, CD) 2009/2010
4.3 4. FMO-MOL-infrastructuurfonds 2009
4.3 5. Programma Steun Opkomende Markten (PSOM) 2007–2013 2010
4.3 6. Public Private Infrastructure Advisory Facility 2009
4.4 7. Technische assistentie -
4.4 8. Capaciteitsversterking op basis van case studies (PSO, SNV, Commissie MER, Agriterra, gezondheidssector Ghana, NIMD) 2010
  Overig evaluatieonderzoek  
4.1 9. Evaluatie coherentie eenheid (DGIS-CE) 2009
4.1 10. Europees coherentiebeleid (monitoring) 2009
4.3 11. Publiek-private partnerschappen (Schokland) 2009
4.3 12.Opbouw handelscapaciteit op het gebied van Sanitary and Phytosanitary Standards (SPS) 2008
4.4 13. Resultaten in ontwikkeling 2009

Algemene toelichting:

Nadere informatie, inclusief (waar beschikbaar) de tekst van de evaluatieonderzoeken zelf, is te vinden op de website van het ministerie van Buitenlandse Zaken: http://www.minbuza.nl/nl/Organisatie/Evaluatie

Specifieke toelichting:

ad 1. Memorie van Toelichting 2010, zie ook beleidsartikel 2.

ad 2. Deelonderzoeken (samen met andere donoren) over Zambia en Tanzania zullen dienen als input voor de beleidsdoorlichting naar de relatie tussen begrotingssteun en armoede in 2011 en vormen onderdeel daarvan.

ad 5. Onderzoek is gestart in 2009 maar afronding is voorzien voor 2010.

ad 7. Zie aanscherping evaluatieprogrammering Memorie van Toelichting 2010 pagina 6.

ad 8. Zie ook beleidsartikel 2.

ad 12. In het jaarverslag 2008 stond dat de afronding van dit onderzoek zou plaatsvinden in 2009 in plaats van 2008. De externe review waaraan Nederland heeft meegewerkt bleek echter toch in 2008 te zijn afgerond. SPS is met de actualisering van de evaluatieprogrammering overigens onderdeel geworden van een bredere studie naar programma’s voor private sector ontwikkeling 2003–2009.

Beleidsartikel 5

Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling

Beleidsartikel 5 Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling(x EUR 1000) Realisatie Realisatie Realisatie Realisatie Realisatie Vastgestelde begroting Verschil
  2005 2006 2007 2008 2009 2009 2009
Verplichtingen 713 895 4 727 790 560 411 1 574 209 631 794 798 845 – 167 051
               
Uitgaven:              
Programma-uitgaven totaal 1 190 121 1 653 341 1 581 035 1 683 666 1 493 155 1 802 348 – 309 193
               
5.1 Alle kinderen, jongeren en volwassenen hebben gelijke kansen om kwalitatief goed onderwijs te doorlopen, dat hen de benodigde vaardigheden en kennis biedt om op een volwaardige wijze deel te kunnen nemen aan de samenleving 218 573 397 461 464 919 364 368 313 506 515 050 – 201 544
5.2 Versterking van het gebruik van kennis en onderzoek in beleid en praktijk van ontwikkelingssamenwerking en versterking van post-secundair onderwijs- en onderzoekscapaciteitin partnerlanden. Vermindering van kwalitatieve en kwantitatieve tekorten aan geschoold middenkader 103 425 120 379 124 889 134 635 155 858 157 025 – 1 167
5.3 Gender 3 266 2 764 3 938 31 340 38 999 36 772 2 227
5.4 HIV-aids 200 621 277 873 282 343 313 705 303 901 301 651 2 250
5.5 Reproductieve gezondheid 97 457 114 087 141 698 161 873 183 316 172 676 10 640
5.6 Participatie civil society 566 779 740 777 563 248 677 745 497 575 619 174 – 121 599

Verplichtingen

Per saldo is er in 2009 sprake van een verlaging van de verplichtingen met EUR 167 miljoen op dit artikel. Een belangrijke oorzaak is een verlaging van het verplichtingenbudget van onderwijs met EUR 176 miljoen wegens herprogrammering binnen verschillende landenprogramma’s, waaronder Indonesië (EUR 84 miljoen), Bangladesh (EUR 25 miljoen), Mozambique (EUR 22 miljoen), Burkina Faso (EUR 15 miljoen) en Benin (EUR 10 miljoen), Oeganda (EUR 11 miljoen) en Mali (EUR 10 miljoen). Een voorziene verplichting ten behoeve van het UNICEF/Education in Emergenciesprogramma is niet aangegaan. Een nieuwe verplichting voor het Global Fund to fight Aids, Tuberculosis and Malaria (GFATM) van EUR 170 miljoen is doorgeschoven naar 2011. Bij de landenprogramma’s op het gebied van HIV-aids zijn daarentegen extra verplichtingen aangegaan van in totaal circa EUR 40 miljoen, onder meer in Zimbabwe om uitvoering te geven aan de toezegging van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking ten aanzien van een extra inzet op het gebied van sociale bescherming. Op het gebied van gezondheidszorg is een nieuwe verplichting van EUR 80 miljoen aangegaan ten behoeve van de International Finance Facility for Immunisation (IFFIM). Verder heeft er een intensivering van EUR 24 miljoen plaatsgevonden ten behoeve van MDG5 (terugdringen van moedersterfte). Bij de landenprogramma’s op het gebied van gezondheidszorg zijn ook extra verplichtingen aangegaan van in totaal EUR 22 miljoen. Dit is met name het gevolg van een nieuwe verplichting voor het sectorprogramma in Burkina Faso. Ten slotte zijn er verplichtingen aangegaan van EUR 65 miljoen ten behoeve van het nieuwe subsidiekader voor het vakbondsmedefinancieringsprogramma.

Uitgaven

5.1 Onderwijs

De lagere uitgave op dit subartikel (EUR 201,5 miljoen) betreft een saldo. Door de liquiditeitspositie bij het Catalytic Fund (CF) in het kader van Education for All is de voorgenomen bijdrage van EUR 140 miljoen dit jaar niet doorgegaan. Het liquiditeitsmanagement van internationale fondsen als het CF wordt nader onder de loep genomen. De uitgave aan het Education in Emergencies programma via UNICEF is verlaagd met EUR 10 miljoen door vertraging bij de uitvoering. Bij de landenprogramma’s op het gebied van onderwijs is in totaal EUR 60 miljoen minder uitgegeven dan begroot. Als gevolg van een vermeende corruptiezaak is een deel van de sectorale begrotingssteun aan Oeganda aangehouden. Daarnaast was er sprake van onderuitputting in ondermeer Bangladesh en Zuid-Afrika. Bij enkele landenprogramma’s zijn meer middelen voor onderwijs uitgetrokken (onder andere Benin en Zambia). De algemene vrijwillige bijdrage aan UNICEF is in 2009 structureel verhoogd met EUR 6,5 miljoen tot EUR 35 miljoen per jaar. De bijdrage aan het Partnerschipprogramma met ILO is EUR 2,5 miljoen hoger uitgekomen dan begroot.

5.3 Gender

Op dit subartikel is EUR 2 miljoen meer uitgegeven dan begroot. Dit is een gevolg van een verhoging van het MDG 3 fonds met EUR 2 miljoen en van een verhoogde bijdrage aan UNIFEM. De uitgaven aan de medefinancieringsprogramma’s op het gebied van gender waren ruim EUR 1 miljoen lager door een bijgestelde liquiditeitsbehoefte. Bij de landenprogramma’s op het gebied van gender was per saldo sprake van een geringe onderuitputting (EUR 0,5 miljoen) als gevolg van onderuitputting in met name Bolivia. Daarentegen werden ondermeer in Jemen, de Democratische Republiek Congo en Egypte meer middelen aan gender besteed.

5.5 Reproductieve gezondheid

De hogere uitgave van ruim EUR 10 miljoen betreft een saldo. Dit is grotendeels het gevolg van een intensivering ad EUR 13 miljoen ten aanzien van de prioriteit seksuele en reproductieve gezondheid en MDG 5 dat voor een deel via Strategische Allianties Internationale NGO’s (SALIN) is besteed. Verder is er vanaf 2009 EUR 10 miljoen besteed aan de International Finance Facility for Immunisation (IFFIM). Bij de landenprogramma’s op het gebied van (reproductieve) gezondheid is daarentegen sprake van een verlaging van EUR 14 miljoen. Dit is met name het gevolg van het stopzetten van een deel van de hulp aan het ministerie van gezondheid in Zambia en van een herbeschikking van de middelen in Bangladesh richting milieu en water. De uitgaven aan de programma’s van medefinancieringsorganisaties op het gebied van gezondheidszorg zijn verhoogd op basis van een bijgestelde liquiditeitsbehoefte.

5.6 Participatie civil society

Per saldo is er EUR 122 miljoen minder uitgegeven aan het maatschappelijk middenveld dan begroot. Dit is voornamelijk het gevolg van een bijgestelde liquiditeitsbehoefte van medefinancieringsorganisaties (EUR 110 miljoen). Ook de uitgaven aan het vakbondmedefinancieringsstelsel (EUR 2 miljoen), PSO (EUR 10 miljoen) en aan gesubsidieerde programma’s op het gebied van cultuur en communicatie (ca. EUR 6 miljoen) zijn bijgesteld wegens lagere liquiditeitsbehoeften. SNV heeft daarentegen bijna EUR 3 miljoen meer ontvangen dan geraamd wegens een hogere liquiditeitsbehoefte. Ook de uitgave aan de twinningsfaciliteit met Suriname is met ruim EUR 2 miljoen verhoogd wegens de populariteit van het programma. Verder is er circa EUR 2 miljoen meer besteed aan het thema cultuur & ontwikkeling.

Slotwet

Beleidsartikel 5 Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling Verplichtingen x EUR 1 000
Stand 2e suppletoire begroting 2009 986 820
Mutaties Slotwet 2009 – 355 026
Stand Slotwet 2009 (realisatie) 631 794

Verplichtingen

De verplichtingenstand is met EUR 355 miljoen verlaagd ten opzichte van de tweede suppletoire begroting. Dit wordt grotendeels veroorzaakt door de verlaging in de verplichtingen bij de programma’s op het gebied van onderwijs met EUR 330 miljoen. Zo is de verplichting voor de bijdrage aan het EFA/CFI Catalytic Fund met EUR 210 miljoen verlaagd. Een voorziene verplichting ten behoeve van het UNICEF/Education in Emergencies programma is in 2009 niet aangegaan. Ook bij de landenprogramma’s op het gebied van onderwijs heeft een verlaging van het verplichtingenbudget plaatsgevonden, ondermeer in Mali (EUR 39 miljoen), Mozambique (EUR 14 miljoen) en Oeganda (EUR 12 miljoen). Verder was er sprake van een technische bijstelling van het verplichtingenbudget van SNV met EUR 15 miljoen en van een technische bijstelling van EUR 10 miljoen voor het subsidiekader cultuur en communicatie.

Beleidsartikel 5 Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling Uitgaven x EUR 1 000
Stand 2e suppletoire begroting 2009 1 523 900
Mutaties Slotwet 2009 – 30 745
Stand Slotwet 2009 (realisatie) 1 493 155

Uitgaven

Bij de Decemberbrief is een verlaging van EUR 14 miljoen gemeld. Deze verlaging is uiteindelijk op ruim EUR 30 miljoen uitgekomen. Doordat de liquiditeitspositie van het Fast Track Initiative nog steeds te hoog bleek, is de voorziene overmaking van EUR 10 miljoen in 2009 niet doorgegaan. Daarnaast wordt de verlaging van EUR 24 miljoen op onderwijs grotendeels veroorzaakt door het aanhouden van een deel van de sectorale begrotingssteun aan Oeganda als gevolg van een vermeende corruptiezaak, naast vertragingen in het uitgavenritme bij de landenprogramma’s op onderwijs (onder andere Zuid-Afrika). Verder zijn de uitgaven op het gebied van gender met ruim EUR 4 miljoen verlaagd door een vertraagd uitgavenritme bij het MDG 3 Fonds en bij de landenprogramma’s op het gebied van gender. Betalingen worden doorgeschoven naar latere jaren. Daarentegen is een extra bijdrage aan United Nations Population Fund (UNFPA) van EUR 4 miljoen verstrekt. UNFPA is een centrale partnerorganisatie binnen de VN-familie voor de beleidsthema’s SRGR, Gender en HIV-aids.

Beleidsartikel 5

Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid: overzicht met betrekking tot onderzoek geprogrammeerd voor afronding in 2009

Operationele doelstelling Titel van de evaluatie Jaar van afronding
  Beleidsdoorlichtingen  
5.6 1. MFS 2009
  Effectenonderzoek ex post  
5.1 2. Vervolg evaluatiebasisonderwijs Oeganda 2010
5.1 3. Impactevaluaties basisonderwijs in Benin, Jemen, Bangladesh en Bolivia 2010/2011
5.5 4. Synthese van impact evaluaties op het gebied van SRGR 2009
5.5 5. EffectenonderzoekSRGR 2011
  Overig evaluatieonderzoek  
5.1 6. Fast Track Initiative (multi-donor) 2010
5.6 7. Strategische Allianties met Internationale NGO’s (SALIN)

Algemene toelichting:

Nadere informatie, inclusief (waar beschikbaar) de tekst van de evaluatieonderzoeken zelf, is te vinden op de website van het ministerie van Buitenlandse Zaken: http://www.minbuza.nl/nl/Organisatie/Evaluatie

Specifieke toelichting:

ad 1. Deze beleidsdoorlichting is samen met het jaarverslag over 2008 aan de Kamer aangeboden (KST 130 840).

ad 2. Zie Memorie van Toelichting 2010. Deze evaluatie wordt gezamenlijk met het Oegandese ministerie van Onderwijs uitgevoerd. Aan die zijde werd vertraging opgelopen. Het onderzoek zal medio 2010 afgerond worden.

ad 3. In de Memorie van Toelichting 2010 stonden Benin en Mali aangegeven. Inmiddels is besloten in de hier genoemde landen onderzoek te doen. Deze effectonderzoeken zullen bijdragen aan de beleidsdoorlichting van het onderwijsbeleid in 2011.

ad 5. Zie Memorie van Toelichting 2010. SRGR maakt onderdeel uit van de in 2010 af te ronden landenstudie over Nicaragua. De oorspronkelijke opzet voor het kwantiatieve effectenonderzoek moest echter gaandeweg worden aangepast. Huidige planning is dat drie landenstudies in 2011 gereed zullen komen.

ad 6. Het definitieve rapport zal begin 2010 worden gepubliceerd.

ad 7. Zie aanscherping evaluatieprogrammering Memorie van Toelichting 2010 pagina 6. Dit programma werd gekenmerkt door een zo grote verscheidenheid dat het als programma nauwelijks evalueerbaar was. Daarnaast is in de uitwerking van de nieuwe fase van het medefinancieringsstelsel besloten om dit programma niet te continueren.

Beleidsartikel 6

Beter beschermd en verbeterd milieu

Beleidsartikel 6 Beter beschermd en verbeterd milieu(x EUR 1000) Realisatie Realisatie Realisatie Realisatie Realisatie Vastgestelde begroting Verschil
  2005 2006 2007 2008 2009 2009 2009
Verplichtingen 289 705 738 726 347 629 380 057 328 973 358 579 – 29 606
               
Uitgaven:              
               
Programma-uitgaven totaal 282 676 336 253 356 008 359 447 386 616 443 654 – 57 038
               
6.1 Milieuen water 215 651 242 243 244 682 233 565 255 987 305 284 – 49 297
6.2 Duurzaam waterbeheer, een hoger percentage mensen dat duurzaam toegang heeft tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen 67 025 94 010 111 326 125 882 130 629 138 370 – 7 741

Verplichtingen

De verlaging van het verplichtingenbudget op dit artikel betreft een saldo waarbij enerzijds een verhoging voor het aangaan van verplichtingen op het gebied van hernieuwbare energie en anderzijds een verlaging in verband met het doorschuiven van verplichtingen op ditzelfde programma naar latere jaren. De overeenkomst met de Wereldbank ten behoeve van het Scaling-up Renewable Energy Program for Low Income Countries (SREP) kon slechts gedeeltelijk gesloten worden in 2009. Op het landenprogramma van Jemen vond contractsluiting ten behoeve van het watersector support programma niet plaats waardoor het artikel met EUR 10 miljoen verlaagd is.

Uitgaven

6.1 Milieu en Water

Op dit sub-artikel is per saldo ruim EUR 49 miljoen minder uitgegeven. Dit is deels ingegeven door de noodzaak om te korten als gevolg van een lager BNP. Zo zijn de uitgaven voor decentrale programma’s voor klimaat en energie in Rwanda en Indonesië over een langere periode uitgesmeerd waardoor er in 2009 EUR 6,5 miljoen minder werd uitgegeven. Daarnaast zijn de uitgaven op de landenprogramma’s met betrekking tot milieu EUR 10 miljoen lager uitgevallen. Dit werd onder andere veroorzaakt door langdurige aanbesteding- en bezwaarprocedures (Ghana) en het opstarten van een tussenfase voor het Masterplan Kalimantan in Indonesië waardoor de uitgaven EUR 1,3 miljoen lager zijn dan begroot.

Doordat de geplande Nederlandse bijdrage aan de Global Environment Facility (GEF) voor 2009 reeds in 2008 heeft plaatsgevonden, is een verlaging van circa EUR 24 mln ontstaan. Het feit dat de bijdrage aan het FAO partnerschapprogramma niet in 2009 heeft plaatsgevonden betekent een verdere verlaging met ongeveer EUR 6 miljoen.

Slotwet

Beleidsartikel 6 Beter beschermd en verbeterd milieu Verplichtingen x EUR 1 000
Stand 2e suppletoire begroting 2009 427 788
Mutaties Slotwet 2009 – 98 815
Stand Slotwet 2009 (realisatie) 328 973

Verplichtingen

De verlaging van het verplichtingenbudget op dit artikel hangt samen met de temporisering van het aangaan van verplichtingen op het hernieuwbare energie programma. De overeenkomst met de Wereldbank ten behoeve van het Scaling-up Renewable Energy Program for Low Income Countries (SREP) kon slecht gedeeltelijk gesloten worden in 2009. Op het landenprogramma van Jemen vond contractsluiting ten behoeve van het watersector support programma niet plaats waardoor het artikel met EUR 10 miljoen verlaagd wordt.

Beleidsartikel 6 Beter beschermd en verbeterd milieu Uitgaven x EUR 1 000
Stand 2e suppletoire begroting 2009 351 726
Mutaties Slotwet 2009 34 890
Stand Slotwet 2009 (realisatie) 386 616

Uitgaven

Op dit artikel zijn de uitgaven hoger uitgevallen dan in de 2e suppletoire begroting geraamd voor 2009. Verschillende programma’s, waarvan gezien de planning niet zeker was of de bijdrage in 2009 kon plaatsvinden, hebben uiteindelijk tot uitputting geleid. Voorbeelden hiervan zijn de ondersteuning aan de Science faculty van de Universiteit van Addis Abeba in Ethiopië en het Emergency Disaster Damage rehabilitation Project in Bangladesh (integraal waterbeheer) . Dit geldt eveneens voor het biodiversiteit en bossen programma in Colombia (sectoraal programma milieu) en in Bolivia (ondersteuning aan beschermde gebieden) en het decentrale programma op het gebied van klimaat heeft hogere uitgaven door de bijdrage aan de uitvoering van de energiewerkgroep in Indonesië.

Ook het decentrale drinkwater en sanitatieprogramma in Benin (ruraal water and sanitatie programma) en Dhaka (het BRAC/WASH; Water, Sanitation and Hygiene for all) kenden een hogere liquiditeitsbehoefte dan gepland. Daarnaast werd de, al bij Decemberbrief gemelde, verhoging van EUR 4 miljoen ten behoeve van het hernieuwbare energie programma gerealiseerd.

Beleidsartikel 6

Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid: overzicht met betrekking tot onderzoek geprogrammeerd voor afronding in 2009

Operationele doelstelling Titel van de evaluatie Jaar van afronding
  Beleidsdoorlichtingen  
 
  Effectenonderzoekex post  
6.1 1. Internationale waterinstellingen:  
  Water and Sanitation Programme (Wereldbank) 2009
6.2 2. Impactevaluatiewater en sanitaire voorziening Egypte 2010
  Overig evaluatieonderzoek  
6.1 3. Programma «Energising Development» 2008/2009

Algemene toelichting:

Nadere informatie, inclusief (waar beschikbaar) de tekst van de evaluatieonderzoeken zelf, is te vinden op de website van het ministerie van Buitenlandse Zaken: http://www.minbuza.nl/nl/Organisatie/Evaluatie

Specifieke toelichting:

ad 1. Het betreft hier een reeks externe evaluaties (veelal door derden) van internationale waterinstellingen waar Nederland een relatie mee onderhoudt. In 2009 is het onderzoek afgerond.

ad 2. Conform jaarverslag 2008 en Memorie van Toelichting 2010.

ad 3. Dit onderzoek was afgerond in 2008 maar werd pas gepubliceerd in 2009.

Artikel 7Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van personenverkeer

Beleidsartikel 7 Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van personenverkeer(x EUR 1000) Realisatie Realisatie Realisatie Realisatie Realisatie Vastgestelde begroting Verschil
  2005 2006 2007 2008 2009 2009 2009
Verplichtingen 86 623 108 139 104 763 190 608 284 018 193 503 90 515
               
Uitgaven:              
               
Programma-uitgaven totaal 86 903 104 127 111 681 189 450 272 335 193 503 78 832
               
7.1 Consulaire dienstverlening 9 881 12 880 15 276 13 977 23 435 8 800 14 635
7.2 Vreemdelingenbeleid 77 022 91 247 96 405 175 473 248 900 184 703 64 197
               
Ontvangsten 25 193 28 191 41 127 38 955 38 763 36 640 2 123
7.10 Consulaire dienstverlening 25 193 28 191 41 127 38 955 38 763 36 640 2 123

Verplichtingen

De belangrijkste mutaties hebben te maken met de uitgaven zoals hieronder beschreven. Daarnaast worden additionele mutaties veroorzaakt door de aanpassing van de verplichting voor het subartikel migratie en ontwikkeling voor de komende jaren, verlaging van de verplichting voor visumverlening en ophoging van de verplichting voor gedetineerdenbegeleiding als gevolg van een nieuw contract met Epafras.

Uitgaven

Artikel 7.1 Consulaire dienstverlening

Op dit sub-artikel werd per saldo ruim EUR 14 miljoen meer uitgegeven dan geraamd. De belangrijkste verschillen zijn ontstaan door een extra voorschotbetaling aan Epafras en Reclassering Nederland, extra investeringen voor de invoering van biometrie (voor visa en paspoorten) op posten en structurele beheerskosten voor het nieuw visum informatiesysteem NVIS. Daarnaast zijn de uitgaven voor consulaire opleidingen lager.

Artikel 7.2 Vreemdelingenbeleid

Op dit sub-artikel werd per saldo EUR 64 miljoen meer uitgegeven dan geraamd. De toename wordt veroorzaakt door een een stijging van het aantal asielzoekers uit DAC landen en de hieraan gerelateerde kosten. De ODA bijdrage wordt hierdoor hoger.

Ontvangsten

De ontvangsten op dit sub-artikel waren ruim EUR 2,1 miljoen hoger dan verwacht. Dit is met name gerealiseerd door een toename van het aantal afgenomen inburgeringexamens, afgifte van visa, en hogere legalisatieopbrengsten.

Slotwet

Beleidsartikel 7 Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van personenverkeer Verplichtingen x EUR 1 000
Stand 2e suppletoire begroting 2009 274 402
Mutaties Slotwet 2009 9 616
Stand Slotwet 2009 (realisatie) 284 018

Verplichtingen

De belangrijkste mutaties zijn veroorzaakt door de aanpassing van de verplichting voor het subartikel migratie en ontwikkeling voor de komende jaren, verlaging van de verplichting voor visumverlening en ophoging van de verplichting voor gedetineerdenbegeleiding als gevolg van een nieuw contract met Epafras.

Beleidsartikel 7 Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van personenverkeer Uitgaven x EUR 1 000
Stand 2e suppletoire begroting 2009 274 413
Mutaties Slotwet 2009 – 2 078
Stand Slotwet 2009 (realisatie) 272 335

Uitgaven

Op dit artikel is sprake van een vermindering van EUR 2,1 miljoen. Het verschil wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door lagere uitgaven voor ingekochte visa en paspoorten en uitgestelde investeringen (naar 2010) in het kader van het uitrollen van biometrie op de posten. Daarnaast zijn de uitgaven voor gedetineerdenbegeleiding toegenomen doordat een voorschot aan Epafras, voorzien voor 2010, eerder is betaald.

Beleidsartikel 7 Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van personenverkeer Ontvangsten x EUR 1 000
Stand 2e suppletoire begroting 2009 37 690
Mutaties Slotwet 2009 1 073
Stand Slotwet 2009 (realisatie) 38 763

Ontvangsten

De mutaties worden met name veroorzaakt door een extra ontvangst vanuit het ministerie van Justitie voor afgegeven MVV’s uit 2007, hogere inkomsten voor inburgeringsexamens en legalisatierechten. De opbrengsten voor paspoorten zijn licht gedaald.

Beleidsartikel 7

Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid: overzicht met betrekking tot onderzoek geprogrammeerd voor afronding in 2009

Operationele doelstelling Titel van de evaluatie Jaar van afronding
  Beleidsdoorlichtingen  
 
  Effectenonderzoekex post  
 
  Overig evaluatieonderzoek  
 

Algemene toelichting:

Nadere informatie, inclusief (waar beschikbaar) de tekst van de evaluatieonderzoeken zelf van onderzoeken die vóór 2009 zijn afgerond, is te vinden op de website van het ministerie van Buitenlandse Zaken: http://www.minbuza.nl/nl/Organisatie/Evaluatie

Beleidsartikel 8

Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland

Beleidsartikel 8 Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland(x EUR 1 000) Realisatie Realisatie Realisatie Realisatie Realisatie Vastgestelde begroting Verschil
  2005 2006 2007 2008 2009 2009 2009
Verplichtingen 78 725 185 207 55 422 45 020 46 269 46 150 119
               
Uitgaven:              
               
Programma-uitgaven totaal 77 865 86 976 97 146 84 502 75 842 82 642 – 6 800
               
8.1 Grotere buitenlandse bekendheid met de Nederlandse cultuur en versterking van de culturele identiteit in ontwikkelingslanden 14 227 15 768 20 284 15 165 9 852 15 152 – 5 300
8.2 Cultureel erfgoed 4 631 5 222 5 379 4 902 4 202 4 820 – 618
8.3 Draagvlak Nederlands buitenlands beleid 59 007 65 986 71 483 64 435 61 788 62 670 – 882
8.4 Vestigingsklimaat internationale organisaties in Nederland 0 0 0 0 0 0 0
               
Ontvangsten 755 756 759 701 700 771 – 71
8.10 Doorberekening Defensie diversen 755 756 759 701 700 771 – 71

Verplichtingen

Binnen het artikel is er sprake geweest van enkele verschuivingen. Ten aanzien van het instituut Clingendael werd een meerjarige verplichting aangegaan die hoger was dan oorspronkelijk werd begroot. Dat zelfde gold binnen het budget voor algemene voorlichting waar twee meerjarige verplichtingen werden aangegaan voor het bezoekersprogramma Dutch Visitors Program en een interdepartementaal samenwerkingsprogramma voor grafische vormgeving. Hier stonden verlagingen tegenover in verband met overhevelingen naar het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van HGIS-cultuur middelen en een onderuitputting op het programma ondersteuning buitenlands beleid (POBB).

Uitgaven

Artikel 8.1

De mutatie bestaat voor het grootste deel uit overboekingen naar het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Hiertegenover stonden beperkte verhogingen voor bijdragen aan instituten en MFS-cultuur en communicatie.

Artikel 8.2

De contributieaanslag voor de UNESCO is lager uitgevallen dan geraamd.

Slotwet

Beleidsartikel 8 Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland Verplichtingen x EUR  1 000
Stand 2e suppletoire begroting 2009 50 938
Mutaties Slotwet 2009 – 4 669
Stand Slotwet 2009 (realisatie) 46 269

Verplichtingen

Er waren lagere realisaties bij HGIS-cultuur en een verplichting binnen MFS-cultuur en communicatie werd neerwaarts bijgesteld in verband met overheveling ervan naar artikel 5.1. Verder was er sprake van hogere realisaties door het aangaan van twee meerjarige verplichtingen binnen de algemene voorlichting. Daar stonden lagere realisaties tegenover op meerdere onderdelen binnen het onderdeel draagvlak Nederlands buitenlands beleid, met name op het programma ondersteuning buitenlands beleid (POBB).

Beleidsartikel 8 Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland Uitgaven x EUR 1 000
Stand 2e suppletoire begroting 2009 79 220
Mutaties Slotwet 2009 – 3 378
Stand Slotwet 2009 (realisatie) 75 842

Uitgaven

De verlaging wordt veroorzaakt door onderuitputting op meerdere onderdelen binnen dit artikel. Het betreft met name het stageprogramma (EUR 0,7 miljoen), programma ondersteuning buitenlands beleid (EUR 1,7 miljoen), het kleine programmafonds non-ODA (EUR 0,5 miljoen) en voorlichting OS (EUR 0,4 miljoen).

Beleidsartikel 8 Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland Ontvangsten x EUR 1 000
Stand 2e suppletoire begroting 2009 790
Mutaties Slotwet 2009 – 90
Stand Slotwet 2009 (realisatie) 700

Ontvangsten

Geen toelichting.

Beleidsartikel 8

Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid: overzicht met betrekking tot onderzoek geprogrammeerd voor afronding in 2009

Operationele doelstelling Titel van de evaluatie Jaar van afronding
  Beleidsdoorlichtingen  
8.3 1. Beleidskader publieksdiplomatie 2011
  Effectenonderzoekex post  
8.2 2. Cultuurstichting China-Nederland 2009
8.3 3. NCDO subsidiekader/draagvlak ontwikkelingssamenwerking 2009
  Overig evaluatieonderzoek  
8.1 4. Kosmopolis 2009

Algemene toelichting:

Nadere informatie, inclusief (waar beschikbaar) de tekst van de evaluatieonderzoeken zelf, is te vinden op de website van het ministerie van Buitenlandse Zaken: http://www.minbuza.nl/nl/Organisatie/Evaluatie

Specifieke toelichting:

ad 1. Zie Memorie van Toelichting 2010. Dit beleidsterrein omvat een zevental fondsen dat in januari 2009 is omgevormd tot één geheel. IOB onderzoekt reeds de mogelijkheden voor een in 2011 geplande beleidsdoorlichting.

Niet-beleidsartikel 9

Geheim

Niet-beleidsartikel 9 Geheim(x EUR 1 000) Realisatie Realisatie Realisatie Realisatie Realisatie Vastgestelde begroting Verschil
  2005 2006 2007 2008 2009 2009 2009
1. Verplichtingen 0 0 0 0 176 pm 176
               
2. Uitgaven 0 0 0 0 26 pm 26

Slotwet

Beleidsartikel 9 Geheim Verplichtingen x EUR 1 000
Stand 2e suppletoire begroting 2009 250
Mutaties Slotwet 2009 – 74
Stand Slotwet 2009 (realisatie) 176

Verplichtingen

Geen toelichting.

Beleidsartikel 9 Geheim Uitgaven x EUR 1 000
Stand 2e suppletoire begroting 2009 100
Mutaties Slotwet 2009 – 74
Stand Slotwet 2009 (realisatie) 26

Uitgaven

Geen toelichting.

Niet-beleidsartikel 10

Nominaal en onvoorzien

Niet-beleidsartikel 10 Nominaal en onvoorzien(x EUR 1 000) Realisatie Realisatie Realisatie Realisatie Realisatie Vastgestelde begroting Verschil
  2005 2006 2007 2008 2009 2009 2009
1. Verplichtingen 151 99 23 14 5 56 116 – 56 111
               
2. Uitgaven: 151 99 23 14 5 56 116 – 56 111
10.1 Nominaal en onvoorzien 151 99 23 14 5 56 116 – 56 111

Verplichtingen en uitgaven

Het grootste deel van dit artikel bestaat uit een voorziening voor HGIS/loon-, prijs- en koersontwikkelingen en onvoorzien. Via overboekingen naar HGIS-artikelen op diverse begrotingen werden middelen uit dit artikel voor deze doelen ingezet. Daarnaast werd het artikel verlaagd als gevolg van neerwaartse bijstellingen van de inflatieraming (PBBP).

Slotwet

Beleidsartikel 10 Nominaal en onvoorzien Verplichtingen x EUR 1 000
Stand 2e suppletoire begroting 2009  
Mutaties Slotwet 2009 5
Stand Slotwet 2009 (realisatie) 5

Verplichtingen

Geen toelichting.

Beleidsartikel 10 Nominaal en onvoorzien Uitgaven x EUR 1 000
Stand 2e suppletoire begroting 2009  
Mutaties Slotwet 2009 5
Stand Slotwet 2009 (realisatie) 5

Uitgaven

Geen toelichting.

Niet-beleidsartikel 11

Algemeen

Niet beleidsartikel 11 Algemeen(x EUR 1 000) Realisatie Realisatie Realisatie Realisatie Realisatie Vastgestelde begroting Verschil
  2005 2006 2007 2008 2009 2009 2009
1. Verplichtingen 658 492 648 113 712 357 726 318 758 484 712 446 46 038
               
2. Uitgaven: 653 443 650 211 718 295 702 433 755 914 743 773 12 141
11.1 Apparaatsuitgaven 653 443 650 211 718 295 702 433 755 914 743 773 12 141
               
3. Ontvangsten 56 413 275 938 211 980 140 345 61 266 51 647 9 619
11.10 Diversen ontvangsten 47 734 211 264 73 619 96 438 61 266 51 647 9 619
11.20 Koersverschillen 8 679 64 674 138 361 43 907 0 0 0

Verplichtingen

De mutatie is een saldo en is het gevolg van hogere verplichtingen voor onder meer huisvesting buitenland (EUR 14,7 miljoen), veiligheidgerelateerde uitgaven (EUR 22,8 miljoen), lokaal personeel (EUR 9,5 miljoen), diverse ICT-uitgaven (EUR 7,7 miljoen) en de negatieve gevolgen van de koersontwikkeling (EUR 20 miljoen).

Daar tegenover staan lagere verplichtingen als gevolg van onder meer lagere personele uitgaven (EUR 21 miljoen) en een uitgestelde investering in de basis ICT infrastructuur (EUR 15,3 miljoen).

Uitgaven

De overschrijding van circa EUR 12,1 miljoen is het gevolg van een saldo van mutaties, waaronder huisvesting buitenland (EUR 16,8 miljoen), veiligheidgerelateerde uitgaven (EUR 11 miljoen), financieel administratiesysteem (EUR 7,8 miljoen), lokaal personeel (EUR 9,4 miljoen) en koersverliezen (EUR 20 miljoen).

Daarnaast zijn de personele kosten lager uitgevallen dan geraamd (EUR 21 miljoen) en is een investering in de basis ICT infrastructuur uitgesteld (EUR 15,4 miljoen).

Ontvangsten

11.10 Diverse ontvangsten

De hogere ontvangsten zijn het gevolg van verkopen van onroerende goederen en meerontvangsten doordat uitgaven uit voorgaande jaren (onder meer uitgaven van het Stabiliteitsfonds en personeelsgerelateerde uitgaven) deels zijn teruggestort.

Personeel begroting 2009 realisatie 2009
Loonkosten departement    
Gemiddelde bezetting 1 841 1 826
Gemiddelde prijs 75 000 69 651
Toegelicht begrotingsbedrag 138 050 127 184
     
Loonkosten posten (incl. themadeskundigen1)    
Gemiddelde bezetting 1 272 1 183
Gemiddelde prijs 82000 84 902
Toegelicht begrotingsbedrag 104 299 100 468
     
Vergoedingen    
Gemiddelde bezetting 1 271 1 183
Gemiddelde kosten2 60 619 63 995
Toegelicht begrotingsbedrag 77 069 75 727
     
Lokaal personeel    
Gemiddelde bezetting 2 180 2 213
Gemiddelde prijs 38 000 39 898
Toegelicht begrotingsbedrag 82 840 88 294
     
Attachés    
Gemiddelde bezetting 391 384
     
Materieel    
Gemiddelde bezetting 5 684 5 606
Gem. Kosten 48 544 55 396
Toegelicht 275 923 310 540
     
Totaal toegelicht begrotingsbedrag 678 181 702 212
     
Overige apparaatskosten 66 672 53 702
     
Totaal artikel 11 apparaatsuitgaven 744 853 755 914

1 De themadeskundigen zijn inbegrepen in het onderdeel loonkosten posten. Met ingang van 2009 worden realisaties niet separaat meer geadministreerd.

2 De gemiddelde kosten van de vergoedingen zijn exclusief de eindheffing in het kader van de fiscalisering van het DBZ-Voorzieningenstelsel 2007 ad EUR 9,9 mln.

Slotwet

Beleidsartikel 11 Algemeen Verplichtingen x EUR 1 000
Stand 2e suppletoire begroting 2009 749 142
Mutaties Slotwet 2009 9 342
Stand Slotwet 2009 (realisatie) 758 484

Verplichtingen

De hoger dan geraamde realisatie is een saldo van mee- en tegenvallers. De hogere realisatie is met name het gevolg van een hogere dollarkoers ten opzichte van de gehanteerde administratieve koers (corporate rate) waardoor er sprake is van een koersverlies en dus van hogere uitgaven (EUR 20 miljoen). Als gevolge van een vertraging bij de vervanging van de ICT infrastructuur (EUR 8 miljoen) en lagere personeelskosten als gevolg van een lagere bezetting (EUR 2 miljoen) is er een meevaller van ruim EUR 10 miljoen.

Beleidsartikel 11 Algemeen Uitgaven x EUR 1 000
Stand 2e suppletoire begroting 2009 735 013
Mutaties Slotwet 2009 20 901
Stand Slotwet 2009 (realisatie) 755 914

Uitgaven

De overschrijding op de uitgaven van EUR 20,9 miljoen is voornamelijk het gevolg van een hogere dollarkoers ten opzichte van de gehanteerde corporate rate. Hierdoor is er sprake van een aanzienlijk koersverlies (EUR 20 miljoen). Vanwege het grote aandeel USD transacties binnen de ODA uitgaven, is een belangrijk deel daarvan ODA.

De overige EUR 0,4 miljoen is een saldo van diverse overschrijdingen (met name de gestegen kosten op hoog-risico posten) en teruggaven (vooral personele kosten die lager uit vielen dan geraamd in verband met een lagere bezetting op zowel het departement als op de posten).

Beleidsartikel 11 Algemeen Ontvangsten x EUR 1 000
Stand 2e suppletoire begroting 2009 62 193
Mutaties Slotwet 2009 – 927
Stand Slotwet 2009 (realisatie) 61 266

Ontvangsten

De lagere ontvangsten zijn een saldo van enerzijds tegenvallende OS-ontvangsten van ca. EUR 12 miljoen en anderzijds een meevaller van EUR 11 miljoen op ontvangsten personeel en overige ontvangsten.

Bedrijfsvoeringparagraaf

Inleiding

Het ministerie van Buitenlandse Zaken besteedt op een gestructureerde wijze aandacht aan de bedrijfsvoering. Op basis van de bestuurlijke informatievoorziening uit het management control systeem, waaronder de begroting- en jaarplancyclus en de managementactiepuntenlijst, wordt bewaakt of de doelstellingen op doelmatige en rechtmatige wijze worden gerealiseerd. Waar nodig wordt bijgestuurd. In deze paragraaf wordt ingegaan op de bedrijfsvoeringvraagstukken die zich gedurende het begrotingsjaar hebben voorgedaan en waarvan informatieverstrekking voor het inzicht en de oordeelsvorming door de Tweede Kamer van belang is. Toezeggingen aan de Algemene Rekenkamer, naar aanleiding van het rapport van bevindingen bij het jaarverslag 2008, maken een integraal onderdeel uit van de bedrijfsvoeringparagraaf.

Over het algemeen kan worden geconcludeerd dat er in 2009 sprake was van beheerste uitvoering van de bedrijfsprocessen. Waar sprake is van verminderde procesbeheersing is dit nader toegelicht.

Rechtmatigheid

De omvang van de fouten en onzekerheden in de begrotingsuitvoering is binnen de wettelijke tolerantiegrenzen gebleven, zowel op totaal- als op artikelniveau.

Op het terrein van ontwikkelingssamenwerking vinden donoren elkaar steeds meer in de gezamenlijke aanpak van (wereldwijde) ontwikkelingsvraagstukken. De architectuur van ontwikkelingssamenwerking is in beweging. Dit uit zich onder andere in de totstandkoming van grote internationale fondsen, die worden beheerd door internationale financiële instellingen en de Verenigde Naties. Zij stellen voorwaarden aan de financiering van het fonds, waaronder de voorwaarde dat donoren hun bijdrage storten op basis van voorgenomen contracten en niet op basis van verwachte kasuitgaven. Onderzocht moet worden of de huidige regeling verlening voorschotten 2007, waarin risicobeheersing centraal staat, aangepast moet worden om aan te (blijven) sluiten bij de financieringsvoorwaarde van de grote internationale fondsen. Om het risico van overfinanciering volgens de Nederlandse regelgeving weg te nemen, is het ministerie voornemens om overleg te voeren met het ministerie van Financiën over de toepassing van de voorschottenregeling, de interne regelgeving aan te passen en het toezicht op voorgenomen bijdragen aan omvangrijke internationale fondsen aan te scherpen.

De totstandkoming van de beleidsinformatie

Het proces voor de totstandkoming van de beleidsinformatie is vastgelegd in een algemene procesbeschrijving. In het licht van de nieuwe verantwoordingswijze is er een koppeling gemaakt tussen de kabinetsdoelstellingen uit het Beleidsprogramma 2007–2011 en de verschillende operationele doelstellingen in de Memorie van Toelichting en het Jaarverslag. Ter waarborging van de kwaliteit van het proces van totstandkoming van de beleidsinformatie zijn eind 2009 de deelprocesbeschrijvingen per operationele doelstelling zowel voor 2009 als voor 2010 voor alle beleidsartikelen geactualiseerd. In 2009 is meer accent gelegd op en meer aansluiting gezocht met de voorkant van de cyclus: het begrotingsproces. In 2010 wordt ernaar gestreefd de kwaliteit van de procesbeschrijvingen verder te verbeteren door het actualisatietraject met ingang van de begroting 2011 al vanaf de basis te incorporeren. Op basis van de ervaringen met het opstellen van het jaarverslag 2009 zal een evaluatie worden gehouden over hoe de totstandkoming nu geschiedt en hoe dit in de toekomst verder te verbeteren.

Het financieel en materieel beheer

Betaalgedrag

De betaaldiscipline binnen het ministerie is uitstekend te noemen. Uit een interdepartementaal onderzoek van april 2009 naar het betaalgedrag van de Rijksoverheid blijkt dat het ministerie opvallend goed scoort: 96,5 procent van de rekeningen is tijdig betaald, dat wil zeggen binnen 30 dagen. Hiermee is het ministerie rijksbreed gemeten de beste betaler. Intern onderzoek nadien wijst uit dat het ministerie dit hoge niveau heeft vastgehouden.

Essentieel voor het succes is de eenvoud van het proces: alle rekeningen komen centraal binnen en voor de afhandeling van facturen bestaat één uniforme procedure in één managementinformatiesysteem (Piramide).

Resultaatgericht management

In 2008 hebben de posten in OS-partnerlanden een meerjarig strategisch plan opgesteld voor de periode 2008–2011 waarmee een extra slag is gemaakt om de resultaatgerichtheid te vergroten. Deze plannen vormen de basis voor de allocatie van mensen en budgetten tot 2011. Een voorstel voor de opzet van meerjarige strategische plannen voor posten in andere landen is in 2009 niet geformuleerd, in afwachting van de definitieve vormgeving van de projecten differentiatie en regionalisering in het kader van de kwaliteitsagenda van de taakstelling.

In 2009 is er meer aandacht besteed aan beleidscontrole. Budgethouders moeten voldoende inzicht hebben in de wijze waarop doelbereiking wordt nagestreefd, de mate waarin beleidsdoelstellingen waarvoor zij verantwoordelijk zijn worden gerealiseerd en de bereikte effecten welke voortvloeien uit het gevoerde beleid en de daartoe ingezette middelen. Door middel van het instrument van risicoanalyse beoordeelt de concerncontroller of aan deze voorwaarden voor effectief beleid wordt voldaan. Met budgethouders wordt verkend op welke wijze verbeteringen mogelijk zijn met betrekking tot beleidstheorie en interventielogica en het gebruik van evaluaties voor eventuele bijsturing.

Herziening regelgeving

In 2009 heeft Buitenlandse Zaken bijgedragen aan de totstandkoming van het rijksbrede uniform subsidie kader (USK), dat per 1 januari 2010 van kracht is geworden voor nieuwe subsidies. In het document is voorzien in een overgangsregeling tot 1 januari 2012 voor bestaande subsidieregelingen. Ten aanzien van de principle based benadering heeft het SG/DG-beraad besloten vooralsnog een terughoudend beleid te voeren.

Informatievoorziening en communicatie

De koppeling van het informatiesysteem voor de financiële en personele administratie (PPR) met P-direkt voor de verwerking van de salarissen is per 1 januari 2009 met succes geïmplementeerd.

Anticiperend op meer gerichte rapportages over ICT projecten in rijksverband zijn de voorbereidingen getroffen om de interne BZ-methodiek voor projectbeheersing aan te passen rekening houdend met instrumenten als Prince II en de Gatewaysystematiek. BZ heeft thans geen ICT-projecten in uitvoering die conform de rijksbreed gestelde criteria in aanmerking komen voor rapportage.

Aanbestedingen in 2009 hebben geleid tot nieuwe contractpartners op het gebied van standaardsoftware, enterprise resource planning (ERP) Platform (PPR) en netwerkdiensten voor het wereldwijde netwerk (WWAN). Het regiemodel ten behoeve van die nieuwe situatie wordt begin 2010 in overleg met die externe partners verder geimplementeerd ten behoeve van passend, vernieuwd contractmanagement. In het kader van het project Werken in de Toekomst (WiT) is op onderdelen de architectuur uitgewerkt conform Marij en Nora, en zijn tevens zaken gerealiseerd zoals de uitgifte van Mobikeys en BlackBerries, een pilot met het gebruik van iPhones/Smartphones en de implementatie van video- en webconferencing op een 40-tal posten in het buitenland.

In 2009 is een nieuwe departementale strategie voor informatievoorziening en communicatie (IVC-strategie) voor de periode tot 2013 ontwikkeld. BZ houdt gelijke tred met de ontwikkelingen in het kader van de Nederland Open in Verbinding-vereisten op het gebied van Open source en open standaards.

Consulaire diensten

De ontwikkeling van het nieuwe consulaire informatiesysteem KOMPAS is in 2009 voortgezet, maar de introductie is uitgesteld tot 2010. Dit was nodig om de kwaliteit te kunnen borgen, zorgvuldig te kunnen testen, en om de introductie, waaronder de communicatie naar de burger, beter te kunnen voorbereiden.

De uitrol van de biometrie in het paspoortproces (en in voorbereiding voor het visumproces) is in 2009 gerealiseerd.

Voorschottenbeheer

De concerncontroller heeft gedurende 2009 hoge prioriteit gegeven aan het voorschottenbeheer. Via monitoringsarrangementen is maandelijks de stand van zaken met betrekking tot openstaande voorschotten gemeten. Geconstateerd is dat de openstaande (oude) voorschotten zowel in aantal als in omvang zijn afgenomen.

De aan de Tweede Kamer toegezegde norm van 90% voor het tijdig rappelleren is in alle maanden gehaald, behalve in de zomermaanden. Oorzaak hiervoor is gelegen in de jaarlijkse personele mutaties tijdens deze periode.

Eind 2009 heeft er een aanpassing in het financiële informatiesysteem (PPR) plaatsgevonden waardoor de juiste toepassing van het rappel- en sanctiebeleid wordt afgedwongen. Hierdoor hebben de budgethouders een instrument in handen dat hen in staat stelt zelf het toezicht op de juiste toepassing van het rappel- en sanctiebeleid uit te oefenen. In 2010 zal kunnen worden beoordeeld in hoeverre deze aanpassing bijdraagt aan een juiste toepassing van dit beleid en kan worden bezien of het verscherpte toezicht door de concerncontroller minder intensief kan.

Huisvesting en facilitaire zaken

In 2009 zijn in de regio Azië en Midden-Oosten huisvestingsoplossingen gerealiseerd voor Nederlandse vertegenwoordigingen in steden met aanzienlijke veiligheidsrisico’s. De instelling van een regiegroep hoogrisicoposten heeft geholpen bij het maken van afgewogen keuzes.

Een onderzoek door de departementale auditdienst naar de wijze van huurbetalingen in het buitenland heeft geleid tot een verdere aanscherping van het beleid en het toezicht daarop. Risico’s op (onbewust) meewerken aan belastingontduiking door de verhuurder worden hierdoor verder teruggedrongen.

In 2009 zijn de nulinspecties op het gebied van beheer en onderhoud voltooid. Vervolgens zal sprake zijn van een periodieke en uniforme inspectie van de wereldwijde huisvestingsportefeuille. De opzet van een verantwoorde meerjarige onderhoudsplanning en budgettering is hiermee voltooid.

In 2009 zijn de voorbereidingen gestart voor de overgang van een groot deel van de facilitaire dienstverlening naar het onder BZK opererende baten-lastendienst 4FM. Vanaf april 2010 zullen de departementen BZ, SZW, VROM en V&W in 4FM hun krachten bundelen.

Toezicht NIMD

In de tweede helft van 2009 is een extern onderzoek gestart naar het beheer bij Netherlands Institute for Multiparty Democracy (NIMD) in het kader van de naleving van de afspraken zoals die zijn gemaakt in het plan van aanpak. De resultaten van dit onderzoek zullen in het eerste kwartaal van 2010 bekend worden.

Departementaal reviewbeleid

Met betrekking tot het departementale reviewbeleid wordt het staande rijksbeleid toegepast, waarbij een review alleen wordt toegepast indien op basis van een risicoanalyse concrete signalen of aanwijzingen zijn om te twijfelen aan de kwaliteit van de accountantscontrole. In 2009 is gewerkt aan het verbeteren van de zichtbaarheid van de risicoanalyse, conform de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer.

Aanbestedingen

In 2009 zijn voorbereidingen getroffen voor de verdere centralisatie van de procedurele taken rond aanbesteding waarbij wordt ingezet op een betere naleving van de regels met betrekking tot EU-aanbestedingen. De budgethouders blijven vanaf januari 2010 inhoudelijk verantwoordelijk voor wat er ingekocht wordt; de centrale inkoopfunctie krijgt een regisserende rol en bepaalt hoe, volgens welke procedure, aanbesteed zal worden.

Vliegtickets

In 2009 zijn diverse acties ondernomen om het proces van de aanschaf, betaling, controle en verantwoording van vliegtickets te verbeteren. De reisagent is verplicht om voor iedere reisaanvraag twee alternatieven te bieden. De directies zijn verantwoordelijk voor de keuze van het alternatief, de betaling en de controle van de facturen. De directies moeten dit vastleggen in hun AO/IC en er op toezien dat de procedures juist worden nageleefd. De effecten hiervan zullen in 2010 zichtbaar worden. Er wordt gewerkt aan herziening van het reisbeleid.

Overige aspecten van de bedrijfsvoering

Taakstelling

De aanpak van de taakstelling bij het ministerie van Buitenlandse Zaken is gericht op:

– een kleiner ministerie: de FTE reductie en het samenvoegen van dienstonderdelen (structuuraanpassingen);

– een beter ministerie: door de kwaliteit van de samenwerking met andere departementen te verbeteren, meer focus op kerntaken bij de inrichting van het postennet en door met actuele kennis van zaken en strategische deskundigheid te opereren.

Kleiner BZ

De FTE reductie ligt op schema. In totaal moeten er 391 FTE’s worden gereduceerd. Dit wordt verdeeld over de beleidssector, ondersteuning en het postennet, waarbij de ondersteuning in absolute zin het grootste deel voor haar rekening neemt. In het eerste jaar van de taakstellingoperatie (2008) is formatief 66 fte’s gereduceerd. In 2009 is een formatieve reductie van 178 fte’s doorgevoerd. Het ministerie van Buitenlandse Zaken streeft ernaar om voor iedereen passend werk te vinden. Uitstroom wordt bevorderd, maar is in tijden van economische neergang voor veel medewerkers niet aantrekkelijk. Instroom wordt beperkt tot kritieke functies. Daarnaast blijft het een prioriteit om jonge mensen aan de voet te werven voor de loopbaandienst.

De structuuraanpassingen in 2009 hebben veel aandacht gevraagd van de departementsleiding, de betrokken afdelingen, de begeleiders vanuit het veranderteam en de ondernemingsraad. In 2009 zijn 9 directies succesvol samengevoegd tot 3 directies en 1 cluster. Dit heeft geresulteerd in:

– het samenvoegen van het gehele planet beleid in één directie milieu, klimaat, energie en water;

– het samenvoegen van directies, verantwoordelijk voor onderwijs en gezondheidszorg, in één directie voor sociale ontwikkeling;

– het samenvoegen van alle activiteiten op het gebied van personenverkeer, migratie, vreemdelingenzaken en consulaire zaken in één directie voor consulaire zaken en migratie;

– het samenvoegen van de inspectiediensten in één cluster audit en evaluatie.

Met bovengenoemde samenvoegingen wordt niet alleen eenefficiency voordeel behaald op met name de ondersteunende diensten, maar komt er ook meer samenhang en effectiviteit in de uitvoering van beleid resulterend in synergie-effecten die de realisatie van beleidsdoelstellingen bevorderen.

Naast deze negen dienstonderdelen werden bij zeventien andere directies en eenheden kleine en grote structuuraanpassingen uitgevoerd. Deze directies gingen tussen september en december 2009 verder in de nieuwe samenstelling. Een grote klus die niet zou zijn geslaagd zonder aandacht voor interne communicatie, sociaal beleid en constructief kritisch overleg met de ondernemingsraad.

In 2010 vinden de resterende vijf structuuraanpassingen plaats, waarvan de samenvoeging van het facilitair bedrijf en huisvesting evenals de reorganisatie van de informatiefunctie de meeste aandacht vraagt van het veranderteam.

Beter BZ

Door europeanisering en mondialisering van nationaal beleid zijn alle departementen internationaler geworden. Ieder departement heeft een eigen afdeling voor internationaal beleid en op 71 posten zijn andere departementen met eigen medewerkers vertegenwoordigd. De buitenwereld verwacht dat deze pluriformiteit als één rijksoverheid naar buiten treedt. Buitenlandse Zaken moet daarom overzicht hebben over het geheel van internationale activiteiten van de departementen, de coherentie bewaken en de regie voeren over het internationaal optreden van de rijksoverheid. Door het grote aantal internationale spelers, het toegenomen belang van Europa en de toename van het aantal VN instituten is dit complexer dan in het verleden. Dit vraagt om een ministerie dat op deze belangrijke taak is voorbereid door:

– goede (en snelle) afstemming in Den Haag;

– één herkenbaar Nederlands team van attachés, diplomaten en lokale medewerkers op de posten;

– een kennisbedrijf te zijn, dat als rijksexpert buitenland zowel nationaal als internationaal opereert.

Deze ambities hebben geresulteerd in een kwaliteitsagenda die samen met de taakstelling van start is gegaan. De agenda bestaat uit drie thema’s.

1. Internationale functie

De agenda voor de Internationale functie (het advies van de hoogambtelijke stuurgroep Internationale Functie o.l.v. Huijts, 2008) is eind 2008 goedgekeurd in het overleg van de secretarissen-generaal van de rijksdienst.

Samen met de directeuren internationale zaken van alle vakdepartementen heeft Buitenlandse Zaken een agenda opgezet om op drie terreinen de samenwerking te verbeteren. Hiervoor zijn interdepartementale werkgroepen opgericht waarin gemiddeld vier tot acht departementen deelnemen:

– De interdepartementale werkgroep coördinatie heeft een verkenning uitgevoerd naar de bestaande overlegfora voor internationale beleidsafstemming (ambtelijk/politiek). In 2010 wordt een pilot uitgevoerd om thema-inhoudelijke afstemming te versterken, waarbij wordt gekeken naar het verminderen van afstemming- en regeldruk.

– De werkgroep personele uitwisseling is in 2009 gestart met gesprekken over het versterken van personele uitwisseling tussen departementen en het ministerie van Buitenlandse Zaken. Enerzijds gaat het om strategische terugkeer van ambtenaren die buitenlandervaring hebben opgebouwd, anderzijds om doorstroom en uitwisseling van medewerkers te bevorderen.

– De werkgroep samenwerken op de post/attachés werkt aan een opleidingsmodule voor attachés en de actualisering van de attachénotitie. Daarbij is van belang dat op de post intensief wordt samengewerkt, onder integrale leiding van de Chef de Poste.

2. Postennet

Om de groei van taken en eisen die worden gesteld aan het postennet het hoofd te kunnen blijven bieden met minder mensen, worden de mogelijkheden onderzocht om de administratie (met name bedrijfsvoering) en consulaire zaken (o.a. verwerking paspoort- en visumaanvragen) waar mogelijk regionaal te bundelen. Hiertoe lopen momenteel zeven pilots waarbij 44 posten zijn betrokken. In 2010 worden de resultaten geëvalueerd. Op grond van deze resultaten zal worden besloten of er wordt geregionaliseerd en in welke mate dit dan zal gebeuren.

Ook beleidsmatig wordt gestreefd naar ruimte voor beleid door op het departement en op de posten te focussen op kerntaken. Moet een ambassade of consulaat nog wel alles doen? Samen met de regio westelijk halfrond is hiervoor in 2009 een eerste verkenning uitgevoerd.

3. Kennis

BZ is namens de rijksdienst traditioneel de expert op het gebied van buitenlandbeleid. Doordat andere departementen steeds internationaler opereren en door europeanisering en internationalisering van het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties (de nieuwe internationale partners) is de vraag naar coördinatie en kennis van het buitenlandbeleid veranderd. BZ moet:

– kennis in huis hebben van mondiale thema’s voor internationale coördinatie, rijksbrede afstemming en brede dialoog;

– deskundigheid stimuleren, in huis halen, belonen en behouden;

– intensiever samenwerken met kennisinstellingen;

– een leidende rol blijven spelen op het gebied van ontwikkelingssamenwerking;

– beter aansluiten op sleutelgebieden van de innovatieagenda.

De realiteit is echter dat de werkdruk hoog is, er weinig prikkels zijn vanuit BZ om kennisintensiever te werken en het door de vele overplaatsingen vaak onbekend is wie wat kan. In 2009 zijn daarom vijf teams opgestart om oplossingsrichtingen te verkennen voor organisatiebrede knelpunten op het gebied van kennisontwikkeling, -overdracht en -behoud.

Kennismanagement

De samenstelling van het cursusaanbod is gericht op de beheersector, de beleidsector en het management. Er wordt vaak nog te vrijblijvend omgegaan met kennisaanbod, met name beheerkennis in de beleidstroom. In 2009 is er daarom gericht aandacht besteed aan de verbetering van kennis ten aanzien van activiteiten- en voorschottenbeheer. Door middel van een risicoanalyse is een aantal budgethouders, zowel directies als posten, aangeschreven met het verzoek te inventariseren welke medewerkers in aanmerking komen voor verbetering van hun kennis op het gebied van activiteiten- en/of voorschottenbeheer. Budgethouders hebben hierop positief gereageerd, wat heeft geleid tot een groot aantal aanmeldingen. In 2010 zal er op worden toegezien dat de aangemelde medewerkers ook daadwerkelijk deelnemen. In 2009 werd ook weer de cursus eerste 100 dagen voor (plv) CdP’s georganiseerd. Het doel van de cursus is om het nieuwe management van de post bewust te maken van de belangrijkste risico’s in de bedrijfsvoering en consulaire dienstverlening op een post, en de wijze waarop zij deze kunnen beheersen. Door inspectie en evaluatie bedrijfsvoering (ISB) is geconcludeerd dat deze cursus heeft bijgedragen aan een verbetering van de bedrijfsvoering op de posten. Ook in 2010 zal de cursus weer georganiseerd worden.

Veiligheid

Het maatwerk op het vlak van veiligheid en beveiliging van hoog risicoposten bleef in 2009 zeer arbeidsintensief. In december 2009 is een convenant getekend tussen het ministerie van Defensie en Buitenlandse Zaken over inbesteding van de Koninklijke Marechaussee/Brigade Speciale Beveiliging (Kmar/BSB) op dit gebied. Het convenant betekent dat in 2010 de Kmar/BSB de beveiliging van sommige hoog risicoposten over zal nemen van een privaat beveiligingsbedrijf (CRG).

In 2009 is een Service Level Agreement (SLA) afgesloten met de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (AIVD) waarin afspraken zijn gemaakt ten aanzien van de vaststelling van vertrouwensfuncties en de daaraan gekoppelde veiligheidsonderzoeken. De achterstand met betrekking tot de veiligheidsonderzoeken is in 2009 gestaag ingelopen. Tevens zijn alle vertrouwensfuncties nu ingevoerd in het personele informatiesysteem (PINS), waardoor systematisch beheer van vertrouwensfuncties binnen afzienbare tijd mogelijk wordt. Begin 2010 zal een evaluatie plaatsvinden van het gevoerde beleid en de uitwerking daarvan in de praktijk.

Er is de nodige aandacht besteed aan informatiebeveiliging, ondermeer via halfjaarlijkse rapportages aan de departementsleiding. Ook is een aanzet gemaakt tot het daadwerkelijke inzichtelijk maken van de informatiebeveiligingeisen en het treffen van maatregelen op dit vlak. In 2009 vonden ook een NAVO- en EU-inspectie plaats. Bij de NAVO-inspectie werd geconstateerd dat de systeemeigenaar de gebruikte informatiesystemen in juni nog niet onder het accreditatieregime had gebracht. Dit is inmiddels gebeurd in overleg met de AIVD, waarbij voor de basis IT-infrastructuur inmiddels goedkeuring is verkregen. Bij de EU-inspectie met betrekking tot EU-gerubriceerde informatie zijn er geen significantie tekortkomingen geconstateerd. Informatiebeveiliging blijft evenwel een belangrijk aandachtspunt, zowel op punt van bewustwording als op het punt van het departementsbrede beheersproces. In dat kader werd besloten om aan directeur veiligheid, crisisbeheersing en integriteit (VCI) een coördinerend adviseur informatiebeveiliging toe te voegen. De op last van de plaatsvervangd secretaris-generaal (PLvS) ingestelde Task Force informatiebeveiliging heeft tot taak per maart 2010 de meeste onvolkomenheden die door de Algemene Rekenkamer werden gesignaleerd te hebben weggewerkt.

Integriteit

Integriteit hangt nauw samen met veiligheid. In 2009 is daarom besloten om de functies van beveiligingsambtenaar (BVA), crisiscoördinator (CCC) en integriteitcoördinator (CCI) met ingang van 1 november 2009 in een centrale directie (VCI) onder te brengen. Op het terrein van integriteit werden elf grote bijzondere onderzoeken en vijftien kleine onderzoeken verricht. In totaal werden 85 meldingen geregistreerd, variërend van het verlies of diefstal van een USB-stick of het lekken van informatie, tot financiële- of visumfraude en ongewenste omgangsvormen. Belangrijkste incident in 2009 was een fraude in Bangkok, waarbij door de boekhoudmedewerker van Thaise nationaliteit EUR 332 236,96 werd ontvreemd uit de ambassadekas. Door de ambassade is aangifte van diefstal gedaan bij de lokale autoriteiten en betrokkene werd inmiddels gearresteerd. Het schadebedrag werd ten laste van de begroting gebracht, waarbij gelijktijdig een extra-comptabele vordering op betrokkene in de administratie werd geboekt. Het ministerie zal proberen het schadebedrag via een civiele procedure op betrokkene te verhalen. Mede naar aanleiding van deze fraude zijn alle posten nogmaals gewezen op het belang van het correct uitvoeren van alle voorgeschreven controlemaatregelen. Bewustwording en communicatie blijven belangrijke preventieve instrumenten om integer handelen van zowel de individuele medewerkers als de organisatie als geheel te bevorderen.

Archief- en dossierbeheer

2009 stond in het teken van spoor twee van de in 2008 ingezette driesporenstrategie: de centralisering van de documentaire informatievoorzieningfunctie. Kwaliteitsverbetering en vooral een grotere vraaggerichtheid, voorbereiding op digitalisering en efficiency zijn doelstellingen die aan de reorganisatie ten grondslag liggen. In 2009 zijn voorzichtige stappen gezet op het digitaliseringpad, waarbij digitalisering van archieven wordt getest in een pilot op drie locaties (spoor drie). In januari 2010 zullen de resultaten van deze pilot worden geëvalueerd. Naar verwachting zal het digitaal archiveren vanaf dat moment over heel het ministerie van Buitenlandse Zaken worden uitgerold. Dit betekent wel dat nieuwe eisen en vaardigheden aan mensen gesteld zullen worden. In 2009 is al gestart met de voorbereiding op deze ontwikkeling door middel van opleidingen en een uniforme dossierinstructie.

Gerichte aandacht en missies voor archief- en dossierbeheer leidden in 2009 tot minder hoog risicoposten.

Duurzame bedrijfsvoering

Ten aanzien van de huisvesting in het buitenland zijn de duurzaamheidthema’s (energiebesparing, certificering) regelmatig aan de orde geweest en zijn er diverse projecten uitgevoerd of in gang gezet. Er is echter nog geen gestructureerd en samenhangend beleid geformuleerd. Dit zal in 2010 worden ontwikkeld. Het proefproject duurzame nieuwbouw in Canberra is door een gebrek aan financiële middelen getemporiseerd.

In 2009 zijn er faciliteiten geïmplementeerd die video- en webconferencing mogelijk maken. Hiermee wordt gestreefd het aantal vliegbewegingen te reduceren en daarmee bij te dragen aan de vermindering van CO2 uitstoot. De uitstoot van alle broeikasgassen veroorzaakt door vliegreizen wordt overigens jaarlijks gecompenseerd.

Departementale verantwoordingsstaat 2009 van het ministerie van Buitenlandse Zaken (V)(x EUR 1 000)
    (1) (2) (3)
Art. Omschrijving Oorspronkelijk vastgestelde begroting Realisatie Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
    verplich-tingen uitgaven ontvang-sten verplich-tingen uitgaven ontvang-sten verplich-tingen uitgaven ontvang-sten
  TOTAAL   9 928 454 836 375   11 136 193 2 935 550   1 207 739 2 099 175
                     
  Beleidsartikelen                  
 1 Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging mensenrechten 87 679 110 518   109 112 115 304   21 433 4 786  
 2 Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur 745 851 920 918 1 147 835 015 901 474 1 211 89 164 – 19 444 64
 3 Versterkte Europese samenwerking 4 266 319 4 462 859 705 333 5 961 095 6 192 226 2 789 303 1 694 776 1 729 367 2 083 970
 4 Meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede 541 154 1 112 123 40 837 1 368 370 943 296 44 307 827 216 – 168 827 3 470
 5 Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling 798 845 1 802 348   631 794 1 493 155   – 167 051 – 309 193  
 6 Beter beschermd en verbeterd milieu 358 579 443 654   328 973 386 616   – 29 606 – 57 038  
 7 Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van personenverkeer 193 503 193 503 36 640 284 018 272 335 38 763 90 515 78 832 2 123
 8 Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland 46 150 82 642 771 46 269 75 842 700 119 – 6 800 – 71
                     
  Niet-beleidsartikelen                  
 9 Geheim pm pm   176 26   176 26  
10 Nominaal en onvoorzien 56 116 56 116   5 5   – 56 111 – 56 111  
11 Algemeen 712 446 743 773 51 647 758 484 755 914 61 266 46 038 12 141 9 619

Mij bekend,

De minister van Buitenlandse Zaken,

Saldibalans per 31 december 2009 en toelichting

I Saldibalans per 31 december 2009
    x EUR 1 000     x EUR 1 000
 1 Uitgaven ten laste van de begroting 11 136 176  2 Ontvangsten ten gunste van de begroting 2 935 550
           
 3 Liquide middelen 36 019  4a Rekening-courant RHB 8 232 732
           
 5 Intracomptabele vorderingen 22 019  6 Intracomptabele schulden 25 932
           
  Intracomptabele activa 11 194 214   Intracomptabele passiva 11 194 214
           
 8 Extracomptabele vorderingen 895 603  8a T.r. extracomptabele vorderingen 895 603
           
10 Voorschotten 5 613 873 10a T.r. voorschotten 5 613 873
           
11a T.r. garantieverplichtingen 1 090 099 11 Garantieverplichtingen 1 090 099
           
12a T.r. openstaande verplichtingen 9 909 445 12 Openstaande verplichtingen 9 909 445
           
13 Deelnemingen 63 786 13a Tegenrekening deelnemingen 63 786
           
  Extracomptabele activa 17 572 806   Extracomptabele passiva 17 572 806
           
  Totaal activa 28 767 020   Totaal passiva 28 767 020

II Inleiding

1. Algemeen

De saldibalans is een financiële staat waarop de standen van de intra- en extracomptabele rekeningen van het ministerie van Buitenlandse Zaken worden verantwoord.

Het intracomptabele deel van de saldibalans geeft inzicht in de kasstromen. Het gaat hier voornamelijk om de uitgaven en ontvangsten van dienstjaar 2009, die nog met het ministerie van Financiën moeten worden verrekend. Na goedkeuring van de rijksrekening vindt de verrekening plaats. De tegenrekening van de uitgaven en ontvangsten is de post Rijkshoofdboekhouding (RHB), de rekening-courant tussen de ministeries van Buitenlandse Zaken en Financiën. Onder het intracomptabele deel zijn ook de liquide middelen van het ministerie opgenomen. De uitgaven en ontvangsten buiten begrotingsverband, die met derden zullen worden verrekend en niet ten laste c.q. ten gunste van de begroting zijn gebracht, zijn verantwoord onder de intracomptabele vorderingen en schulden.

Het extracomptabele deel van de saldibalans geeft enerzijds inzicht in de standen van de uitstaande vorderingen en voorschotten die in het verleden tot kasstromen hebben geleid (ten laste of ten gunste van de begrotingen van voorgaande jaren). Anderzijds bevat dit deel van de saldibalans de post openstaande verplichtingen. Deze post geeft inzicht in de toekomstige kasstromen. Openstaande verplichtingen kunnen leiden tot uitgaven ten laste van begrotingen van volgende jaren. De extracomptabele rekeningen worden met behulp van diverse tegenrekeningen in evenwichtsverband geboekt.

2. Waarderingsgrondslagen

De uitgaven en verplichtingen in vreemde valuta worden gedurende het jaar met behulp van een vaste koers (corporate rate) omgerekend. Voor wat betreft de uitgaven in 2009 is 87% gerealiseerd in euro, 9% in USD en 4% in ruim 100 andere vreemde valuta.

De corporate rate 2009 van de USD was vastgesteld op 1 USD = 0,68 EUR. Voor 2010 is dit 0,715 EUR.

De balansposten per 31 december worden gewaardeerd tegen de corporate rate van het volgende boekjaar. Intracomptabel betreft dit de liquide middelen, extracomptabel betreft het de vorderingen, voorschotten en openstaande verplichtingen. De herwaardering die hieruit voortvloeit wordt verwerkt in de kas- en verplichtingenstroom van het afgelopen jaar.

Voor de geconditioneerde vorderingen geldt de historische waarde of de lagere (meest recent bekende) assetwaarde.

De overige in de saldibalans en de toelichting opgenomen bedragen zijn gewaardeerd tegen de historische waarde.

III Toelichting op de saldibalans per 31 december 2009 (in EUR 1 000)

1 Uitgaven ten laste van de begroting (debet EUR 11 136 176)

Onder deze post zijn de gerealiseerde uitgaven in het jaar 2009 opgenomen. Na goedkeuring van de slotwet door de Staten-Generaal wordt dit bedrag verevend met het ministerie van Financiën.

Het verschil tussen de werkelijke uitgaven en de realisatie volgens de departementale jaarrekening 2009 wordt veroorzaakt door de in deze rekening gehanteerde afrondingsregels.

2 Ontvangsten ten gunste van de begroting (credit EUR 2 935 550)

Onder deze post zijn de gerealiseerde ontvangsten in het jaar 2009 opgenomen. Na goedkeuring van de slotwet door de Staten-Generaal wordt dit bedrag verevend met het ministerie van Financiën.

3 Liquide middelen (debet EUR 36 019)

De liquide middelen omvatten girale en chartale gelden, alsmede gelden onderweg en hebben betrekking op het departement en de vertegenwoordigingen in het buitenland. Het treasurybeleid is er, met betrekking tot de gelden van hoofdstuk V van de rijksbegroting, op gericht te komen tot een optimale beheersing van de geldomvang en een kostenminimalisatie ten aanzien van bankkosten en rentederving. Hierbij spelen aspecten als liquiditeitenbeheer, valutarisicobeheer, debiteuren- en crediteurenbeheer een grote rol.

Specificatie x EUR 1 000 31 december 2009 31 december 2008
3.1 Kassaldi 3 093 2 801
3.2 Banksaldi 34 257 62 604
3.3 Girosaldi 1 100
3.4 Gelden onderweg – 1 332 – 1 238
Totaal 36 019 64 267

3.1 Kassaldi (debet EUR 3 093)

Uit oogpunt van een adequaat liquiditeitenbeheer wordt ernaar gestreefd de hoogte van de kassaldi zoveel mogelijk te beperken. Naast de normale kassaldi worden op 36 vertegenwoordigingen contanten in voorraad gehouden in verband met eventuele calamiteiten. Per 31 december 2009 bedroegen deze noodreserves EUR 1,6 miljoen. Enkele vertegenwoordigingen worden regelmatig voorzien van contanten, omdat giraal bankverkeer niet mogelijk is. Het merendeel van de kassaldi wordt in vreemde valuta aangehouden.

3.2 Banksaldi (debet EUR 34 257)

Specificatie x EUR 1 000 31 december 2009 31 december 2008
Banksaldi buitenland 33 843 62 595
Banksaldi binnenland 414 9
Totaal 34 257 62 604

Van de in het buitenland aanwezige bankgelden bedroeg het tegoed in euro’s EUR 9,5 miljoen en het equivalent van het saldo in vreemde valuta EUR 24,8 miljoen. De daling ten opzichte van vorig jaar is te verklaren doordat er gedurende het jaar scherpere controle heeft plaatsgevonden op de stand van de liquide middelen bij de posten. Daarnaast is er aan het begin van het jaar een memo verstuurd naar alle posten waarin wordt gewezen op de risico’s en gevolgen van het aanhouden van grote hoeveelheden lokale valuta. Deze acties hebben geresulteerd in een lagere liquide middelen stand.

De stijging van de binnenlandse banksaldi komt doordat het saldo op de debiteurenrekening van de Royal Bank of Scotland op 31 december nog niet automatisch werd afgeroomd naar het ministerie van Financiën.

3.4 Gelden onderweg (credit EUR 1 332)

Specificatie x EUR 1 000 31 december 2009 31 december 2008
Kruisposten 0 20
Betalingsopdrachten Vertegenwoordigingen – 1 332 – 1 258
Totaal – 1 332 – 1 238

Betalingopdrachten vertegenwoordigingen betreft uitgegeven cheques die per 31 december nog niet zijn afgeschreven van de bankrekeningen van de vertegenwoordigingen.

4a Rekening-courant RHB (credit EUR 8 232 732)

Op de rekening-courant met de rijkshoofdboekhouding is de financiële verhouding met het ministerie van Financiën weergegeven. Het verschuldigde saldo op de rekening-courant met de rijkshoofdboekhouding is in overeenstemming met de opgave van de RHB.

5 Intracomptabele vorderingen (debet EUR 22 019)

Onder deze post zijn de vorderingen opgenomen, die zijn ontstaan als gevolg van uitgaven ten behoeve van derden.

Specificatie x EUR 1 000 31 december 2009 31 december 2008
5.1 Ministeries 13 738 13 761
5.2 Persoonlijke rekeningen 397 361
5.3 Externe debiteuren 4 514 3 361
5.4 Overige vorderingen 3 370 2 663
Totaal 22 019 20 146

Onderstaand overzicht geeft inzicht in de mate van opeisbaarheid van de intra-comptabele vorderingen en de ouderdom.

Specificatie x EUR 1 000 Totaal 2009 2008 2007 2006 en ouder
– Direct opeisbaar ministeries 13 738 13 011 704 18 5
– Direct opeisbaar persoonlijke rekeningen 197 166 23 8 0
– Direct opeisbaar externe debiteuren 3 005 1 100 484 21 1 400
– Direct opeisbaar overige vorderingen 3 292 3 204 78 10 0
Totaal direct opeisbare vorderingen 20 232 17 481 1 289 57 1 405
Op termijn opeisbare vorderingen 1 509        
Geconditioneerde vorderingen 278        
Totaal 22 019        

5.1 Ministeries (debet EUR 13 738)

Specificatie x EUR 1 000 31 december 2009 31 december 2008
Ingevorderd 11 316 10 723
In te vorderen 2 422 3 038
Totaal 13 738 13 761

Het ingevorderde bedrag per 31 december 2009 betreft de volgende debiteuren:

– Defensie 7 908

– Economische Voorlichtingsdienst 1 025

– Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 435

– Overige ministeries  1 948

Totaal 11 316

Het nog in te vorderen bedrag per 31 december 2009 betreft de volgende ministeries:

– Defensie 954

– Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 443

– Overige ministeries 1 025

Totaal 2 422

5.3 Externe debiteuren (debet EUR 4 514)

Deze categorie vorderingen heeft betrekking op derden zoals particulieren, bedrijven en dergelijke. Het betreft onder meer vorderingen die ontstaan zijn met betrekking tot uitgaven in het kader van dienstverlening. Deze vorderingen ontstaan zowel op het departement als op de vertegenwoordigingen in het buitenland.

Specificatie x EUR 1 000 31 december 2009 31 december 2008
In te vorderen 2 331 921
Ingevorderd 2 183 2 440
Totaal 4 514 3 361

5.4 Overige vorderingen (debet EUR 3 370)

Onder deze categorie worden vorderingen opgenomen die niet in de overige categorieën vallen. Hieronder vallen ook vorderingen, ontstaan naar aanleiding van een uitgave, die ter plaatse op de vertegenwoordiging verrekend wordt.

Specificatie x EUR 1 000 31 december 2009 31 december 2008
Te vorderen BTW 1 753 1 666
Ter plaatse te verrekenen uitgaven buitenland 1 218 748
Diverse vorderingen 399 249
Totaal 3 370 2 663

6 Intracomptabele schulden (credit EUR 25 932)

Hieronder vallen schulden ontstaan door ontvangsten en inhoudingen die met derden verrekend zullen worden.

Specificatie x EUR 1 000 31 december 2009 31 december 2008
Nog af te dragen loonheffing en premies 22 553 11 661
Af te lossen ICC-lening 1 425 Nihil
Ter plaatse te verrekenen 754 2 178
Diverse overige schulden 1 200 Nihil
Totaal 25 932 13 839

De afdrachten voor de maanden november en december 2009 werden in 2010 gedaan waardoor het saldo van de nog af te dragen loonheffingen ten opzichte van 2008 bijna verdubbeld is.

Aan het International Criminal Court (ICC) is door het ministerie van Financiën een lening beschikbaar gesteld van EUR 200 miljoen met een looptijd van 30 jaar. Middels periodieke afroepen wordt dit bedrag door het ministerie van Buitenlandse Zaken aan het ICC uitbetaald.

Het ministerie van Buitenlandse Zaken betaalt een rentevergoeding aan het ministerie van Financiën over de lening van EUR 200 miljoen. Dit percentage bedraagt momenteel 3,56%. Over het beschikbare depot wordt door het ministerie van Financiën een rentevergoeding betaald van hetzelfde percentage. Het ICC betaald een vast rentepercentage van 2,5% over het geleende bedrag. Het ministerie van Buitenlandse Zaken vergoedt middels een rentesubsidie het verschil tussen de te betalen rente aan het ministerie van Financiën (over de lening) en de te ontvangen rente van het ministerie van Financiën (over het depot).

Het verschil tussen de verstrekte lening en het depot bij ICC is opgenomen onder de intracomptabele schulden als schuld aan het ministerie van Financiën.

Stand per 1 januari 2009 0

Bij: Lening ICC 200 000

Af: Depot ICC 198 575

Stand per 31 december 2009 1 425

Het bedrag van de schuld van het ministerie van Buitenlandse Zaken aan ministerie van Financiën inzake de verstrekte lening is gelijk aan de openstaande vordering ICC welke is opgenomen onder 5.3 Externe debiteuren.

Navolgend overzicht geeft inzicht in de mate van opeisbaarheid van de intracomptabele schulden en de ouderdom.

Specificatie x EUR 1 000 Totaal 2009 2008 2007 en ouder
Direct opeisbare schulden 25 932 25 929 Nihil 3

8 Extracomptabele vorderingen (debet EUR 895 603)

Dit betreffen vorderingen die reeds ten laste van de begroting zijn gebracht en extracomptabel worden bewaakt. Deze vorderingen hebben vaak een langdurig karakter.

Specificatie x EUR 1 000 31 december 2009 31 december 2008
Te ontvangen aflossingen op begrotingsleningen 268 139 303 956
Massif fonds 265 755 231 843
MOL fonds 165 468 162 890
Verrichte garantiebetalingen NIO 62 820 61 956
Diverse extra-comptabele vorderingen 133 421 94 266
Totaal 895 603 854 911

De extracomptabele vorderingen met betrekking tot het MOL fonds en het Massif-programma staan uit bij de Financierings Maatschappij Ontwikkelingslanden (FMO) en betreffen roulerende fondsen. De betaalde MOL-fondsen staan per 31 december 2013 en de Massiffondsen per 31 december 2015 ter beschikking van de minister voor ontwikkelingssamenwerking en zijn als geconditioneerde vordering opgenomen. Vóór 2008 stonden deze verstrekte bedragen opgenomen in de voorschottenstand van het ministerie.

De meest recent bekende informatie geeft een beter beeld van de waarde van de fondsen. Daarom is dit jaar de assetwaarde van de fondsen opgenomen, in tegenstelling tot 2008 waar de historisch verstrekte bedragen ten behoeve van de fondsen waren weergegeven. De verstrekte bedragen aan het MOL fonds tot en met 2009 bedragen EUR 181,5 miljoen. Voor het Massif fonds is dit EUR 266 miljoen. De genoemde assetwaarden zijn voorlopige cijfers zoals bekend bij het opstellen van de saldibalans, het zijn dus nog geen definitieve cijfers. Deze zullen uit de jaarrekening 2009 van het FMO blijken.

Navolgend overzicht geeft inzicht in de mate van opeisbaarheid van de extracomptabele vorderingen en de ouderdom.

Specificatie x EUR 1 000 Totaal 2009 2008 2007 2006 en ouder
– Op termijn opeisbaar begrotingsleningen 268 139 0 0 0 268 139
– Op termijn opeisbaar overige vorderingen 2 580 0 0 0 2 580
Totaal op termijn opeisbare vorderingen 270 719 0 0 0 270 719
– Direct opeisbaar garantiebetalingen 62 820 – 1 961 1 704 6 239 56 838
– Direct opeisbaar overige vorderingen 25 972 9 038 2 067 1 696 13 171
Totaal direct opeisbare vorderingen 88 792 7 077 3 771 7 935 70 009
Geconditioneerde vorderingen 536 092        
Totaal 895 603        

Te ontvangen aflossingen op begrotingsleningen

Saldo per 1 januari 2009 303 956

Bij: Consolidaties 2009 0

Af: Aflossingen in 2009 33 327

Af: Kwijtscheldingen   2 490

Saldo per 31 december 2009 268 139

De begrotingsleningen zijn voornamelijk met OS-landen afgesloten. Overeenkomstig het in de leningovereenkomsten vastgestelde aflossingsschema zal het saldo per 31 december 2009 in de volgende jaren worden afgelost. Hierbij is geen rekening gehouden met eventuele toekomstige kwijtscheldingen en nog op te nemen begrotingsleningen (consolidaties).

2010 13 281

2011 14 199

2012 14 191

2013 18 589

2014 22 986

Na 2014 184 893

  268 139

Verrichte garantiebetalingen Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden (NIO)

Saldo per 1 januari 2009 61 956

Bij: Overmakingen aan de NIO (garanties) in 2009 3 543

Af: Ontvangsten van de NIO (garanties) in 2009 1 644

Af: Kwijtscheldingen in 2009 1 035

Af: Consolidaties      0

Saldo per 31 december 2009 62 820

Diverse extracomptabele vorderingen

De post diverse extracomptabele vorderingen bestaat uit:

Currency Exchange Fund (TCX) 37 500

Access tot Enerty fund (AEF) 27 353

Stichting European Centre for Development Policy Management (ECDPM) (einddatum verlengd tot 31 december 2011) 18 378

Lening Privat Infrastructure Development Group (PIDG) 18 232

Te ontvangen rente op begrotingsleningen en garantiebetalingen (NIO) 17 679

Ingevorderde voorschotten (inclusief restfondsen bij VN en Wereldbank) 7 902

Vorderingen RSS 2 580

(Huur)Waarborgsommen 3 049

Buiteninvordering gestelde vorderingen 357

Overige     391

Saldo per 31 december 2009: 133 421

10 Extracomptabele voorschotten (debet EUR 5 613 873)

Dit betreffen nog openstaande voorschotten, waarvan de uitgaven reeds ten laste van de begroting zijn gebracht. Afwikkeling vindt plaats op basis van ontvangen verantwoordingen.

Ouderdomsanalyse 31 december 2009 (EUR x 1 000) 31 december 2008 (EUR x 1 000)
Verstrekt in 2002 of eerder 2 110 2 110
Verstrekt in 2003 5 487 7 306
Verstrekt in 2004 26 825 68 565
Verstrekt in 2005 37 794 215 860
Verstrekt in 2006 238 483 606 304
Verstrekt in 2007 676 188 1 547 669
Verstrekt in 2008 1 823 318 2 956 459
Verstrekt in 2009 2 803 668 0
Totaal 5 613 873 5 404 273

De opbouw van stand per ultimo 2008 naar ultimo 2009 is als volgt:

Stand per 31 december 2008 5 404 273

Bij: Verstrekte voorschotten 2009 2 947 993

Af: Verantwoord in 2009 2 802 943

Bij: Herwaardering naar corporate rate 2010    64 550

Stand per 31 december 2009 5 613 873

Ten opzichte van 2008 is de voorschottenstand gestegen met EUR 209 mln (3,9%). De toename wordt voor een groot deel veroorzaakt door de herwaardering van EUR 64,5 mln.

Herwaardering vindt plaats over de openstaande voorschotten in vreemde valuta. Van het openstaande saldo van EUR 5,6 mld staat het equivalent van EUR 2,2 mld uit in vreemde valuta. Dit betreft grotendeels USD voorschotten (tegenwaarde in EUR: 1,8 mld).

Er is ook dit jaar weer bijzondere aandacht geweest voor het rechtmatig afboeken van oude voorschotten, echter het feit dat er in voorgaande jaren al veel oude voorschotten zijn afgeboekt heeft erin geresulteerd dat er dit jaar per saldo meer is verstrekt dan verantwoord.

11 Openstaande garantieverplichtingen (credit EUR 1 090 099)

Dit betreffen door de Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingssamenwerking (NIO) onder staatsgarantie verstrekte kapitaalmarktleningen aan ontwikkelingslanden. Met ingang van 2008 is de garantstelling met betrekking tot de niet volgestorte aandelen bij de regionale ontwikkelingsbanken African Development Bank (AFDB), Asian Development Bank (ASDB) en Inter-American Development Bank (IDB) in de administratie van het ministerie van Buitenlandse Zaken opgenomen. Voorheen stonden deze bij het ministerie van Financiën.

Opbouw garantieverplichtingen:

Garantieverplichtingen per 1 januari 2009 1 097 592

Bij: Aangegane verplichtingen in 2009 – 5 594

Af: Tot betaling gekomen verplichtingen 2009     1 899

Garantieverplichtingen per 31 december 2009 1 090 099

Specificatie:

ASDB 378 337

IDB 232 834

AFDB 163 094

Garantie Indonesië 148 580

Overige garanties ontwikkelingslanden   167 254

Garantieverplichtingen per 31 december 2009 1 090 099

12 Openstaande verplichtingen (credit EUR 9 909 445)

Opbouw openstaande verplichtingen:

Openstaande verplichtingen per 1 januari 2009 10 714 836

Bij: Aangegane verplichtingen in 2009 10 328 886

Af: Tot betaling gekomen verplichtingen 2009 11 134 277

Openstaande verplichtingen per 31 december 2009 9 909 445

13 Deelnemingen (debet EUR 63 786)

Dit betreft het gestorte aandelenkapitaal bij de regionale ontwikkelingsbanken AsDB. AfDB, IDB en IIC. Tot 2008 was dit op de balans van het ministerie van Financiën opgenomen.

Niet uit de saldibalans blijkende verplichtingen:

– Rente/Aflossing leningenportefeuille NIO

De NIO financiert haar leningenportefeuille met opgenomen obligatieleningen, onderhandse leningen en Medium Term Notes. De Staat der Nederlanden heeft zich garant gesteld voor de betaling van rente en aflossing. De nominale waarde hiervan bedroeg per 31 december 2009 EUR 396 miljoen (31 december 2008 EUR 491 miljoen). Deze verplichting is niet in de saldibalans opgenomen aangezien de door de NIO verstrekte leningen en de toekomstige rentesubsidies reeds als garantieverplichting respectievelijk als acute verplichting zijn opgenomen.

– Verdragsmiddelen Suriname

Het restant van de verplichting uit hoofde van de Verdragsmiddelen Suriname Schenkingen bedraagt per 31 december 2009 EUR 0,5 miljoen (EUR 116,9 miljoen per 31 december 2008).

– Hervestigingsfonds

In 2002 is als gevolg van de vijfde kapitaalsuitbreiding van de Ontwikkelingsbank van de Raad van Europa het bedrag waarvoor Nederland garant staat toegenomen tot EUR 119,3 miljoen. De ophoging is deels een overheveling uit de reserves van de Bank.

– Huisvesting OPCW

Het ministerie van Buitenlandse Zaken staat sedert 1998 garant voor een deel van de huisvesting OPCW. De garantie beloopt per ultimo 2009 circa EUR 3,76 miljoen en duurt nog drie jaar.

– Convenant ministerie van Defensie

In 2009 is een convenant getekend met het ministerie van Defensie inzake de inzet van KMAR bij de beveiliging van Nederlandse vertegenwoordigingen met een hoog risico op veiligheid. Het betreft de overheveling van budget voor een bedrag van EUR 48,4 miljoen over drie jaar. Deze periode wordt ieder jaar stilzwijgend verlengd, tenzij een van de partijen schriftelijk het stilzwijgen doorbreekt.

Topinkomens

Op grond van artikel 6 van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (Stb. 2006, 95) is een overzicht opgenomen van medewerkers die in het verslagjaar meer verdiend hebben dan het gemiddelde belastbare loon van de ministers. Dit gemiddelde belastbare jaarloon is voor 2009 vastgesteld op EUR 188 000. Voor het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de publicatieplicht betrekking op de navolgende functionarissen.

Functie Belastbaar jaarloon 2008 Pensioenafdrachten en overige voorzieningen betaalbaar op termijn 2008 Totaal 2008 Belastbaar jaarloon 2009 Pensioenafdrachten en overige voorzieningen betaalbaar op termijn 2009 Ontslagvergoeding Totaal 2009 Motivering Opmerkingen
n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.

Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft geen medewerkers in dienst die boven het normbedrag uitstijgen.

Samenvattende verantwoordingsstaat 2009 inzake baten-lastendiensten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V)(x EUR 1 000)
    (1) (2) (3)=(2)-(1)
Art. Omschrijving Oorspronkelijk vastgestelde begroting Realisatie Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
  Baten-lastendienst CBI      
         
  Totale baten 18 529 17 394 – 1 135
  Totale lasten 18 253 16 434 – 1 819
  Saldo van baten en lasten 276 960 684
         
  Totale kapitaalontvangsten 300 0 – 300
  Totale kapitaaluitgaven 529 357 – 172

Ons bekend,

De minister van Buitenlandse Zaken,

Baten-lastendienst CBI

Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2009(x EUR 1 000)
  (1) (2) (3)=(2)-(1)  
Omschrijving Oorspronkelijk vastgestelde begroting Realisatie Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting Realisatie t-1
Baten        
Opbrengst moederdepartement 17 899 17 242 – 657 14 732
Opbrengst overige departementen 0 0 0 0
Opbrengst derden 600 150 – 450 323
Rentebaten 30 2 – 28 72
Vrijval voorzieningen 0 0 0 0
Buitengewone baten 0 0 0 0
Totaal baten 18 529 17 394 – 1 135 15 127
         
Lasten        
Apparaatskosten        
– personele kosten 1969 1 382 – 587 2 652
– materiële kosten 15 930 14 663 – 1 267 12 456
Rentelasten 15 0 – 15 1
Afschrijvingskosten        
– materieel 334 389 55 281
– immaterieel 0 0 0 0
Overige lasten        
– dotaties voorzieningen 5 0 0 0
– buitengewone lasten 0 0 0  
Totaal lasten 18 253 16 434 – 1 819 15 390
         
Saldo van baten en lasten 276 960 684 – 263

Overzicht doelmatigheidsindicatoren c.q. kengetallen per 31 december 2009

Betreft nieuwe aanvulling op basismodel 3.80 baten-lastendienst

Doelmatigheids indicatoren
Omschrijving Generieke deel t-3 t-2 t-1 t t (index)
Kostprijzen per product (groep)          
Sectorale Export Ontwikkeling opdr. 1 kostprijs kostprijs kostprijs kostprijs  
SectoraleExport Ontwikkeling opdr. 2 66 445 66 445 66 445 66 445 nvt
BSO Modules 440 000 440 000 440 000 440 000 nvt
Marktinformatie 6.85 6.85 6.5 6.5 nvt
Trainingen 2 100 2 100 2 000 2 000 nvt
Tarieven/uur          
MT 73 73 73 73 nvt
MT 64 64 64 64 nvt
MT 55 55 55 55 nvt
MT          
MT 7 441 898 18 226 013 4 488 389 4 887 986 nvt
MT 0 0 0 0 nvt
MT 0 0 2 640 000 2 640 000 nvt
MT 1 714 207 3 360 902 4 423 907 3 932 500 nvt
MT 2 679 600 3 108 000 3 180 000 5 782 000 nvt
MT 22 22 21 16 16
           
Saldo van baten en lasten (%) 1,14% 0,63% – 1,74% 5.1% nvt
           
Impact kwaliteitsindicatoren          
Totaal gerealiseerde export EU/EFTA nvt EUR 277 022 EUR 338 708 EUR 268 700 nvt
clienten certificeren verbeterde dienstverlening 65% 60% 80% 61% nvt
Waardering van 8 of hoger (op 10-punts schaal) nvt 72% 77% 76% nvt
Kennis over de EU-markt vergroot nvt 98% 72% 84% nvt
Hogere export c.q. effectievere dienstverleninng nvt 87% 98% 84% nvt
           
Omschrijving specifiek deel          
           
Ziekteverzuim (%) 5,40% 5,90% 2,80% 4,10% 4,10%

Het CBI is in 2009 gestart met het herzien van haar kostprijsmodel. Door de afronding van deze herziening van het kostprijsmodel en de hieraan verbonden andere product- en kostprijsopbouw is het niet mogelijk de historische cijfers als uitgangspunt (index) toe te passen.

Lopende 2010 zal de omschrijving specifiek deel nader ingevuld gaan worden.

In 2010 zal er een vernieuwde monitoring- en evaluatiemodel worden ontwikkeld. Voor wat betreft de benoemde kwaliteitsindicatoren zal dit waarschijnlijk gevolgen hebben.

Baten-lastendienst CBI

Kasstroomoverzicht voor het jaar 2009(x EUR 1 000)
  Omschrijving Oorspronkelijk vastgestelde begroting  (1) Realisatie(2) Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting (3)=(2)-(1)
1 Rekening-courant RHB 1 januari 2009 1 500 3 132 1 632
2 Totaal operationele kasstroom – 629 – 873 – 244
  Totaal investeringen (–/–) – 300 – 357 – 57
  Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) 0 0 0
3 Totaal investeringskasstroom – 300 – 357 – 57
  Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–) 0 0 0
  Eenmalige storting door het moederdepartement (+) 0 00  
  Aflossingen op leningen (–/–) 22 – 12 – 34
  Beroep op leenfaciliteit (+) 300 0 – 300
4 Totaal financieringskasstroom 322 – 12 – 334
5 Rekening-courant RHB 31 december 2009 (=1+2+3+4) 893 1 890 997

Baten-lastendienst CBI

Balans per 31 december 2009(x EUR 1 000)
  Balans t Balans t-1
Activa    
Immateriële activa 0 0
Materiële activa    
– grond en gebouwen 0 0
– installaties en inventarissen 321 710
– overige materiële vaste activa 495 141
Debiteuren 243 109
Nog te ontvangen 37 73
Liquide middelen 1 891 3 321
Totaal activa: 2 987 4 354
     
Passiva    
Eigen Vermogen    
– exploitatiereserve 490 753
– verplichte reserve 0 0
– onverdeeld resultaat 960 – 263
Leningen bij het MvF 10 22
Saldo voorschot/onderhanden werk 306 2 507
Voorzieningen 0 46
Crediteuren 456 377
Nog te betalen 765 912
Totaal passiva 2 987 4 354

Toelichting

Het Centrum tot Bevordering van de Import (CBI) uit Ontwikkelingslanden is sinds 1 januari 1998 een baten-lastendienst van het ministerie van Buitenlandse Zaken. De hoofddoelstelling is het verrichten van diensten die de concurrentiepositie van exporteurs en producten in ontwikkelingslanden op de internationale en vooral de West-Europese markt helpt versterken. Het agentschap CBI draagt bij aan het realiseren van de operationele doelstelling: verhoogde economische groei en verminderde armoede als gevolg van gezonde private sector ontwikkeling in ontwikkelingslanden.

In 2006 werd, op aangeven van het ministerie van Financiën, gestart met de systematiek van vaste vooraf vastgestelde (ex ante) prijzen. De opdracht van het ministerie van Buitenlandse Zaken, namelijk het verrichten van bovengenoemde diensten, werd om die reden verdeeld in opdracht 1 (ex-post prijzen voor programma’s gestart voor 2006), opdracht 2 (ex-ante prijzen voor programma’s gestart na 2006) en het budgethouderschap betreffende het International Trade Centre.

Het boekjaar 2009 werd afgesloten met een positief saldo van EUR 959 948. Het vermogen komt hierdoor EUR 449 434 uit boven de toegestane marge. De eigenaar heeft akkoord gegeven aan het CBI om de vermogensoverschrijding te gebruiken in 2010 voor onder andere achterstallig onderhoud van de hard- en software op automatiseringsgebied. In 2009 zijn de apparaatskosten op basis van de verhoudingen in «fte» en kasbeslag van de programma’s verdeeld naar de programma’s. Door deze nieuwe methodiek is er met ingang van 2009 geen resultaat meer op de apparaatuitgaven.

Tenslotte werd in 2009 geen gebruik gemaakt van de leenfaciliteit. De omvang van het eigen vermogen en de liquiditeitspositie maakten het mogelijk diverse investeringen zoals in huisvesting, ontwikkeling van nieuwe website en intra/internet uit eigen middelen te financieren. De voorraad is als passief op de balans opgenomen. De opdrachtgever van het CBI, het directoraat generaal internationale samenwerking (DGIS), heeft gedurende 2009 een voorschot verleend van EUR 22 miljoen. Dit is 15,2% van de totale opdracht.

Eind 2009 is een organisatiedoorlichting uitgevoerd waarbij het oordeel luidde dat het CBI qua beleidsvoering ruim voldoende tot goed presteert.

Nadere specificatie opbrengst derden

De opbrengst derden is achtergebleven bij de planning volgens begroting. Gesteld kan worden dat dit onderdeel bij de komende Memorie van Toelichting geactualiseerd dient te worden.

Nadere specificatie personele kosten

De personele kosten zijn flink achtergebleven bij de planning. Dit is te verklaren door de meerjarige programma’s die het CBI voert. In 2009 zijn relatief veel personele uitgaven gedaan die geboekt zijn onder deze meerjarige programma’s en nog niet als kosten kunnen worden genomen.

Nadere detaillering omzet naar productgroepen
Producten   2009
Omzet opdracht 1; ECP1 Kostprijs=verkoopprijs 4 887 986
Omzet opdracht 2; BSOD2 modules (6 x 440 000,00) 2 640 000
Omzet opdracht 2; marktinformatie (818 537 x 6,50) 5 320 490
Omzet opdracht 2; trainingen (3 555 x 2 000) 7 110 000
Totaal   19 958 476

1 Export Coaching Programma

2 Business Support Organisation Development

Daarnaast genereert het CBI nog een kleine omzet uit eigen bijdragen, deelnemers aan de programma’s en verkoop publicaties.

Nadere toelichting resultaat.

De producten marktinformatie en trainingen zijn fors hoger uitgevallen dan was voorzien in de planning. De planning van de offerte wijkt hierin af van de planning van de begroting. Het product trainingen was in de meerjarige offerte tussentijds opgehoogd.

Producten Planning agentschapparagraaf 2009 Planning offerte 2009/2014 Q3 2009 tov offerte Daadwerkelijke productie
Marktinformatie 605 000 605 000 477 790 (79%) 818 537
Trainingen 2 150 2 585 2 238 (86%) 3 555

Product markinformatie

Binnen het product marktinformatie wordt afgerekend het aantal downloads. Het product marktinformatie is onderverdeeld in sectoren. In 2009 zijn deze sectoren uitgebreid en is er besloten een nadere verdeling vast te stellen. Vanwege deze uitbreiding zijn de aantallen downloads verhoogd. Hier tegenover stonden geen extra kosten. Het CBI heeft deze extra aantallen niet in rekening gebracht bij haar opdrachtgever en heeft voorgesteld af te rekenen op de productie zoals aangeven in de offerte 2009–2014. Hierdoor is een korting ontstaan van EUR 1 387 990,–.

Planning offerte 2009/2014 Daadwerkelijke productie Verschil Korting «P»
605 000 818 537 213 537 EUR 1 387 990

Product training

Het product trainingen wordt afgerekend op aantallen deelnemers. In 2009 is er een gescheiden training verzorgd in het kader van de kredietcrisis. Er is geprobeerd dit zo kosteneffectief mogelijk door te voeren en daar waar mogelijk aansluiting te zoeken bij lopende projecten. Hierdoor heeft het CBI de roadshow doelmatig kunnen uitvoeren en zijn de kosten lager dan de reguliere. Dit genereert een korting van EUR 1 328 000,–

Planning offerte 2009/2014 Daadwerkelijke productie Roadshow kredietcrisis Korting «P»
2 585 3 555 664 EUR 1 328 000

Bovenstaande kortingen zijn besproken en geaccordeerd door zowel eigenaar en opdrachtgever. Totale kortingen op de omzet 2009:

Marktinformatie EUR 1 387 990

Trainingen EUR 1 328 000

Totale korting EUR 2 715 990

Bijlage 1

Sanctiebeleid en malversaties

In de nota beheer en toezicht die in 1998 aan de Tweede Kamer werd voorgelegd (TK 25 860, nr. 1), is toegezegd dat het parlement bij de jaarlijkse rekening van het ministerie van Buitenlandse Zaken geïnformeerd zal worden over de bewezen gevallen van malversatie en de daarbij getroffen sancties respectievelijk de afweging die is gemaakt om geen sanctie te treffen. Ook is toegezegd tekortkomingen zoals het niet (tijdig) ontvangen van projectrapportages ondanks herhaaldelijk rappel, het niet leveren van de prestaties of het anders besteden van beschikbaar gestelde middelen dan contractueel is overeengekomen te melden, wanneer er een substantieel belang mee is gemoeid.

Met verwijzing naar Kamerstuk TK 31 444V, nr. 6 10 zijn de criteria voor melding van opgelegde sancties in 2009 verder geobjectiveerd. Een sanctie wordt gemeld in het geval sprake is van:

1. uitsluiting van een organisatie;

2. meerdere meldingen ten aanzien van een organisatie

3. vorderingen van EUR 500 000 of meer.

Malversaties

In 2009 zijn in totaal drieëntwintig gevallen van vermoedens van malversaties gemeld. Alle vermoedens van malversaties zijn of worden nog onderzocht. In de meeste gevallen is dit gedaan door middel van fraude forensisch onderzoek door een accountant. Vijftien meldingen zijn inmiddels afgehandeld. De acht overige meldingen worden nog onderzocht. Van de vijftien afgesloten meldingen is in tien gevallen geconcludeerd dat er malversatie heeft plaatsgevonden met middelen van het ministerie. Eind 2008 waren er nog zes meldingen uit 2008 en drie meldingen uit 2007 in onderzoek. Op één melding uit 2008 na, welke nog in onderzoek is, zijn al deze meldingen afgerond en is malversatie niet bewezen. Hieronder worden de bewezen malversaties genoemd uit 2009.

Bewezen malversaties

In mei werd in Zambia door de Anti Corruptie Commissie aan het licht gebracht dat in 2007 en 2008 op het Zambiaanse ministerie van Gezondheid een bedrag van ongeveer USD 5 miljoen zou zijn verduisterd. De Anti Corruptie Commissie heeft de Auditor General van Zambia verzocht om onderzoek te doen. Nederland steunt het ministerie van gezondheid jaarlijks met een bijdrage van EUR 13 miljoen. Deze steun verloopt via Zweden die als leidende donor optreedt, ook namens Nederland. Na het bekend worden van deze corruptiezaak hebben Zweden en Nederland hun betalingen aan het ministerie van Gezondheid aangehouden en zijn er voorwaarden gesteld aan de hervatting van de hulp. In de kamerbrief van 22 juni 2009 is de Kamer hier reeds over geïnformeerd. Inmiddels is aan alle voorwaarden voor hervatting van de betalingen voldaan. Uit het forensisch onderzoek is gebleken dat het verduisterde bedrag EUR 5,2 miljoen bedraagt, waarvan EUR 1,9 miljoen uit het gezamenlijke donorfonds afkomstig is. Er is een start gemaakt met de strafrechtelijke vervolging van de betrokken personen, er is overeenstemming bereikt over de terugbetaling van de verduisterde gelden en de eerste fase van het actieplan, waarin korte en lange termijn maatregelen zijn opgenomen die herhaling moeten voorkomen, is uitgevoerd. Dit is ook geverifieerd door een externe accountant. Inmiddels is een eerste betaling aan het ministerie van gezondheid gedaan. Volgende betalingen zullen afhangen van verdere uitvoering van het actieplan (o.a. betreffende terugbetaling van de verduisterde gelden en voortgang op het proces van strafrechtelijke vervolging).

Nederland heeft in 2008 in de vorm van geoormerkte begrotingssteun als eerste betaling een bedrag van EUR 17 miljoen bijgedragen aan het Education Quick Start Programme in het kader van het Peace, Recovery and Development Plan (PRDP) voor Noord-Oeganda. Een uitgever meldde medio 2009 het vermoeden van onregelmatigheden bij een aanbesteding van schoolboeken door het ministerie van Onderwijs. Nederland heeft de Oegandese minister van Financiën per brief om opheldering gevraagd. Deze heeft de Inspector General of Government (IGG) opdracht gegeven een onderzoek in te stellen. Uit een eerste rapportage is gebleken, dat sprake was van samenspanning tussen ambtenaren van de aanbestedingseenheid van het ministerie van Onderwijs en medewerkers van de leverancier. Dit heeft geleid tot hogere contractprijzen en waarschijnlijk afroming van dat verschil ten eigen voordele van naar schatting EUR 100 000. In reactie op de eerste bevindingen zijn twee ambtenaren geschorst voor de verdere duur van het onderzoek. In afwachting van verdere vervolgstappen is besloten dat twee geplande betalingen voor de onderwijssector, de sectorale begrotingssteun van EUR 14 miljoen en een tweede betaling van EUR 5 miljoen voor het Education Quick Start Programme, op te schorten.

In 2009 werd door de Eurasia Foundation ontdekt dat er fraude is gepleegd met Nederlandse subsidiegelden door een Oekraïense NGO. Deze NGO heeft voor een bedrag van USD 25 753 van de Eurasia Foundation gefraudeerd. De NGO heeft ondere andere bankdocumenten en rapporten vervalst en valse websites en nieuwsartikelen gecreëerd. De Eurasia Foundation heeft de fraude zeer serieus genomen en direct het ministerie van Buitenlandse Zaken ingelicht en aangifte gedaan bij de lokale autoriteiten. Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft vervolgens het bedrag van USD 25 753 op de eerstvolgende betaling aan de Eurasia Foundation ingehouden.

De EVD heeft aangifte gedaan bij het Openbaar Ministerie (OM) tegen het bedrijf African Challenge BV. Deze aangifte werd gedaan wegens een vermoeden van valsheid in geschrifte en/of oplichting, dan wel poging daartoe. Het betreft hier een PSOM project in Oeganda waarbij EUR 143 547 onterecht is uitbetaald. Het OM heeft besloten de strafrechtelijke zaak naar aanleiding van deze aangifte te seponeren. African Challenge is failliet verklaard.

Ambassade Washington is geïnformeerd door de Wereldbank over een geconstateerde integriteitsinbreuk door de Wereldbank waarbij Nederlandse fondsen van twee trust funds in het geding waren. Het blijkt dat de trust fund manager middelen oneigenlijk heeft ingezet. De betrokken medewerker had de geldende procedures niet gevolgd. De middelen zijn echter uiteindelijk wel besteed aan het doel waarvoor ze waren bestemd. De Wereldbank heeft op verzoek van het departement aanvullende maatregelen van interne controle ingezet, een rapport met lessons learned opgesteld en een bedrag van USD 66 723 terugbetaald aan Nederland.

Bij het Fonds voor Beeldende Kunsten, Vormgeving en Bouwkunst werd een fraude door het hoofd financiën van EUR 15,5 miljoen ontdekt. Het Fonds heeft aangifte gedaan bij de politie. Tegen het hoofd financiën is een internationaal arrestatiebevel uitgevaardigd. Het Fonds heeft hem direct ontslagen en bovendien beslag laten leggen op zijn woning. Al snel kon EUR 12 miljoen teruggevonden worden. Het ministerie van Buitenlandse Zaken financierde een project bij het Fonds van EUR 123 000 dat ten tijde van de ontdekking van de fraude bijna was afgerond. Omdat de voortgang van het project niet in gevaar kwam door de ontdekte fraude, is besloten dat het project zou worden afgerond.

Naar aanleiding van een rapport dat is opgesteld door hetoffice of anticorruption, governance and integrity (OAGI), heeft het kiesgroepkantoor melding gemaakt van een geval van corruptie bij de Aziatische Ontwikkelingsbank (AsDB). Een medewerker van de bank is betrokken geweest bij contractsluiting tussen AsDB en bedrijven waarbij de medewerker zelf een direct financieel belang had. Het betreft een bedrag van ruim USD 795 000. Ook al gaat het hier niet direct om Nederlandse middelen, Nederland levert wel een bijdrage aan de AsDB. Evenals de minister was ook de kiesgroep van mening dat het management van de AsDB aanvankelijk niet voldoende daadkrachtig had opgetreden. Inmiddels onderzoekt het management van de AsDB wat de mogelijkheden zijn voor strafrechtelijke vervolging van de verdachte. De bewindvoerder zal druk blijven uitoefenen op het management om de accountability te vergroten.

Ambassade Maputo is door de directeur van een directoraat van het ministry of public works and housing geïnformeerd over een geval van falsificatie van een factuur. Het gaat om ongeveer EUR 83 000. Aangezien Nederland via dit ministerie steun geeft aan de sector via een gemeenschappelijk fonds is niet duidelijk of hier Nederlandse middelen bij betrokken zijn. Aangifte is gedaan bij de politie en de politie heeft de zaak in onderzoek.

In Juba werd een klein ambassade project gefinancierd. Over het eerste voorschot van USD 11 500 werd nooit een rapportage ontvangen en derhalve is het tweede voorschot niet uitbetaald. De medewerkers van de NGO informeerden het ambassadekantoor in Juba in april dat de directeur de fondsen misbruikt heeft voor zijn kerk. De directeur is door de NGO ontslagen wegens gebrek aan accountability en transparantie. Omdat de NGO vervolgens niet meer bereikbaar was, heeft de post het NGO secretariaat in Juba, de politie en de kerkelijke autoriteiten geïnformeerd.

AMREF (African Medical and Research Foundation) heeft een fraudegeval door de projectmanager in haar kantoor in Kenia geconstateerd van EUR 7 500. De projectmanager is ontslagen en AMREF heeft maatregelen genomen om dit in de toekomst te voorkomen. EUR 7 500 is in mindering gebracht op de verantwoording.

Opgelegde sancties

In totaal zijn er negen (tijdelijke) sancties opgelegd in 2009. Sancties worden opgelegd omdat projectrapportages ondanks herhaaldelijk rappel niet (tijdig) zijn ontvangen, prestaties niet geleverd zijn of de beschikbare middelen anders zijn gebruikt dan contractueel is overeengekomen. Sancties kunnen permanent en tijdelijk van aard zijn. Tijdelijke sancties kunnen bestaan uit het aanhouden van betalingen of het tijdelijk uitsluiten van organisaties tot dat aan de contractvoorwaarden is voldaan. Permanente sancties bestaan uit het terugvorderen van voorschotten en eventueel juridische stappen tegen een organisatie.

In overeenstemming met de afspraak met de Tweede Kamer worden sancties toegelicht, waarbij sprake is van een van onderstaande punten:

1. uitsluiting van een organisatie;

2. meerdere meldingen ten aanzien van een organisatie;

3. vorderingen van EUR 500 000 of meer.

Een betaalstop is opgelegd aan ECOWAS (the Economic Community Of West African States), omdat door ECOWAS niet afdoende gereageerd wordt op een terugvordering van ruim EUR 600 000. Ondanks verschillende gesprekken met de president van ECOWAS, het sturen van diplomatieke nota’s en telefonische rappellen is nog niet aangegeven wanneer een oplossing wordt verwacht. Tot het moment dat de fondsen ontvangen zijn, geldt de betaalstop.

De ambassade in Kenia heeft een committeringsstop opgelegd met betrekking tot het governance, justice, law and order programma vanwege een rapportageachterstand. Samen met andere donoren wordt momenteel bekeken hoe dit kan worden opgelost. Bovendien is over een in 2007 verstrekt bedrag van ca. EUR 2 miljoen nog altijd geen verantwoording afgelegd. Finland zal opdracht geven voor een accountantscontrole, op basis waarvan waarschijnlijk alsnog een deel van het verleende voorschot zal kunnen worden verantwoord. Dit rapport wordt op zijn vroegst eind maart 2010 verwacht.

De organisatie MONUC (UN Organisation Mission in the Democratic Republic of the Congo) voldeed niet aan de rapportageverplichtingen waarna een betalingsstop en committeringsstop werd afgekondigd. MONUC kreeg nog zes weken de tijd om de rapportage in te dienen en heeft dit inmiddels gedaan. Uit deze rapportage bleek dat er een ongebruikt saldo ter waarde van USD 0,5 miljoen bestaat, hetgeen nu wordt teruggevorderd.

Ambassade Addis Abeba heeft voor vijf verschillende projecten een betalingsstop ingesteld vanwege het niet tijdig nakomen van rapportageverplichtingen. Aangezien de rapportages nog steeds op zich laten wachten, overweegt de post om binnenkort de verstrekte middelen te gaan terugvorderen.

Op aandringen van de donoren heeft OIOS (UN Office of Internal Oversight Services) onderzoek verricht naar de supervisie die OCHA (UN Office for the Coordination of Humanitarian Affairs) had uitgevoerd op de complexe en gevoelige vredesonderhandelingen met de Lords Resistance Army (LRA). Met erkenning voor de moeilijke omstandigheden, concludeerde OIOS dat het toezicht van OCHA ernstig tekort was geschoten, hetgeen o.a. tot uiting kwam in directe betalingen aan leden van de LRA en excessieve hotelrekeningen. Omdat Nederland bij de laatste verlenging had bedongen dat de laatste betaling van USD 246 917 alleen plaats zou vinden indien het OIOS rapport niet belastend zou zijn voor OCHA, is dit bedrag niet betaald. De hoogte van dit bedrag (10% van de bijdrage van USD 2,5 miljoen) komt overeen met het percentage van de totale kosten (USD 16 miljoen) dat naar waarschijnlijkheid onrechtmatig is en/of correspondeert met het aandeel in de hotelkosten dat als excessief beschouwd moet worden.

Ontheffing sanctiebeleid

In 2009 is in totaal zestien keer (tijdelijke) ontheffing van toepassing van het sanctiebeleid aangevraagd, waarbij de departementsleiding met veertien aanvragen heeft ingestemd. Indien een contractpartij niet tijdig een gevraagd rapport inlevert is het ministerie verplicht een sanctie op te leggen na drie keer gerappelleerd te hebben. De rappelperioden staan vast (maximaal drie maanden). Het kan echter voorkomen dat bekend is dat een rapport kort na het verstrijken van de uiterste rapportageperiode binnenkomt. In dit geval kan tijdelijk ontheffing verleend worden van het opleggen van een sanctie. Hiervoor is een besluit van de departementsleiding nodig. Nadat het rapport is binnen gekomen kan de activiteit regulier afgewikkeld worden. Als duidelijk is dat de contractpartij alsnog in gebreke blijft, wordt alsnog een sanctie opgelegd.

Met betrekking tot de Afrikaanse Unie is het afgelopen jaar wederom ontheffing van sanctie verleend. De Afrikaanse Unie is verplicht een audit te laten uitvoeren voor de Nederlandse bijdrage aan diverse vredesmissies o.m. in Darfur. Het gaat om een zestal AMIS (African Union Mission in Sudan) activiteiten. Omdat de donoren te lang op deze audits moesten wachten, hebben zij besloten een gezamenlijke audit te laten uitvoeren. De Afrikaanse Unie is akkoord en de EU-vertegenwoordiging in Addis Abeba zal deze accountantscontrole logistiek ondersteunen. In 2010 zal het gezamenlijke rapport worden aangeboden.

Bijlage 2

Toezichtrelatie op het zelfstandig bestuursorgaan: Nationale Commissie voor Internationale Samenwerking en Duurzame ontwikkeling (NCDO)

Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft toezicht op de Nationale Commissie voor Internationale Samenwerking en Duurzame Ontwikkeling (NCDO). De NCDO werkt aan voorlichting, educatie en bewustwording over internationale en ontwikkelingssamenwerking. Voor wat betreft de subsidietaak die zij uitvoert is de NCDO aangemerkt als zelfstandig bestuursorgaan.

Over 2009 zijn er geen bijzonderheden te melden over de goedkeuring van de begroting 2009, de jaarrekening 2008 en evenmin over de vermogenspositie van de NCDO. Er is in 2009 een bedrag van EUR 31 182 989 bevoorschot aan de NCDO. Conform de subsidiebeschikking is er tot en met 2008 verantwoord. De verantwoording over 2009 dient in mei 2010 ontvangen te worden.

De hierboven genoemde punten dienen bezien te worden binnen de totale subsidiebeschikking met de NCDO over de periode 2007–2010. Het totaalbedrag van deze subsidiebeschikking bedraagt EUR 130 400 000.

Bijlage 3

Externe inhuur

Overzicht niet-financiële informatie over inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel (inhuur externen)
  Uitgaven in 2009 (in EUR x 1 000)
  Programma- en apparaatskosten
  Kerndepartement CBI Kerndept + CBI
       
1. Interim-management 23 29 52
2. Organisatie- en Formatieadvies 4 64 68
3. Beleidsadvies 715 0 715
4. Communicatieadvisering 232 0 232
Beleidsgevoelig (som 1 t/m 4) 974 93 1 067
       
5. Juridisch Advies 1 007 20 1 027
6. Advisering opdrachtgevers automatisering 265 0 265
7. Accountancy, financiën en adminstratieve organisatie 620 152 772
(Beleids)ondersteunend (som 5 t/m 7) 1 892 172 2 064
       
8. Uitzendkrachten (formatie & piek) 6 788 2 153 8 941
Ondersteuning bedrijfsvoering 6 788 2 153 8 941
       
Totaal uitgaven inhuur externen 9 654 2 418 12 072
       
Toelichting      
Uitgaven ambtelijk personeel departement 122 799    
Uitgaven ambtelijk personeel posten 100 468    
Uitgaven externe inhuur 12 072    
Totale uitgaven 235 339    
       
percentage inhuur 5,13%    

Bijlage 4

Afkortingenlijst

AfDB African Development Bank
AIVD Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst
AMIO Ambassadeur voor Internationale Organisaties
AMIS African Union Mission in Sudan
AMREF African Medical and Research Foundation
ANA Afghaanse leger
AsDB Asian Development Bank
ATT wapenhandelsverdrag
AVVN Algemene Vergadering Verenigde Naties
BNI Bruto Nationaal Inkomen
BNPP Bank Netherlands Partnership Program
BRAC/WASH Water, Sanitation and Hygiene for all
BTW Belasting over de Toegevoegde Waarde
BVA Beveiligingsambtenaar
BZ Ministerie van Buitenlandse Zaken
BZEP BZ-evaluatieprogramma
CAADP Comprehensive Africa Agriculture Development Programme
CBI Centrum tot Bevordering van de Import uit ontwikkelingslanden
CCC crisiscoördinator
CCI integriteitscoördinator
CIM CoördinatieInternationaal Milieubeleid
COP Conference of Parties
CPA Comprehensive Peace Agreement
CRMS Customer Relation Management System
DAC Development Assistance Committee
DCI Development Cooperation Instrument
DCU Dutch Consortium Uruzgan
DDFA Dutch Design, Fashion and Architecture
DOTS-methode Directly Observed Treatment. Short-course
DRC Democratische Republiek Congo
ECOWAS the Economic Community Of West African States
EFA Education for All
EGI European Gender Institute
ENB Europees Nabuurschapbeleid
ENEF European Nuclear Energy Forum
EOF Europees Ontwikkelingsfonds
EP Europees Parlement
EU Europese Unie
EUBAM EU Border Assistance Mission
EUFOR EU Force
EULEX EU rule of law mission in Kosovo
EUMM EU Monitoring Mission in Georgia
EUPM EU Police Mission in Bosnia and Herzegovina
EUPOL EU Police Mission in the Palestinian Territories
EUROJUST EU’s Judicial Cooperation Unit
EUSEC EU Security Sector Reform Mission Democratic Republic of the Congo
EU-VIS Europees Visum Informatiesysteem
EVD Economische Voorlichtingsdienst
EVDB Europese Veiligheids- en Defensiebeleid
EZ Ministerie van Economische Zaken
FAO Food and Agricultural Organisation
FARC Revolutionaire strijdkrechten van Colombia
fgm vrouwelijke genitiale verminking
FMCI Fissile Material Control Initiative
FMO Nederlandse Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden
FTI Fast Track Initiative
GBVB Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid
GEF Global Environment Facility
GFATM Global Fund to Fight Aids, Tuberculosis and Malaria
GF4A Global Framework for Action
GNEP Global Nuclear Energy Partnership
GTZ Duitse Ontwikkelingsorganisatie
HGIS Homogene Groep Internationale Samenwerking
HIVOS Humanistisch Instituut voor Ontwikkelingssamenwerking
IAEA International Atomic Energy Agency
IATI International Aid Transparency Initiative
ICC International Criminal Court
ICRC Internationale Rode Kruis
ICTJ International Center for Transitional Justice
ICTY International Criminal Tribunal for the former Yugoslavia
ICTR International Criminal Court for Rwanda
IDB Inter-American Development Bank
IDEA Institute for Democracy and Electoral Assistance
IDLO International Development Law Organization
IFC International Finance Corporation
IGG Inspector General of Government
IMF Internationaal Monetair Fonds
IO’s Internationale Organisaties
IOB Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie
ISAF International Security Assistance Force
ITC International Trade Center
JMP Joint Monitoring Programme
KFOR Nato Kosovo Force
KLPD Korps Landelijke Politiediensten
LGBT Lesbian, Gay, Bisexual, Transgender
LIFT Livelihoods and Food Security Trust Fund
LRA Lords Resistance Army
MAP Membership Action Plan
MASSIF-fonds (fonds van het FMO)
MATRA (Programma) Maatschappelijke Transformatie
MDG Millennium Development Goal
MDRP Multi-Country Demobilization and Reintegration Program
MDR-TB Multidrug-resistant tuberculose
MFS Medefinancieringsstelsel
MKB Midden- en Kleinbedrijf
MOL Minst Ontwikkeld Land
MONUC United Nations Mission in the Democratic Republic of the Congo
MOVP Midden-Oosten vredesproces
MRR Mensenrechtenraad (VN MRR)
MVO Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
NAVO Noord-Atlantische Verdragsorganisatie
NBSO Netherlands Business Support Office
NCDO Nationale Commissie voor Internationale Samenwerking en Duurzame Ontwikkeling
NG Niet Gouvernementeel
NGO Niet-Gouvernementele Organisatie
NICHE Netherlands Initiative for Capacity Development in Higher Education
NIMF Nederlands Investerings Matching Fonds
NIO Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden
NIZA Netherlands Institute for Southern Africa
NPV Non-Proliferatie Verdrag
NTM-1 NATO Training Mission – Iraq
NVIS Nieuw Visum Informatie Systeem
OCHA UN Office for the Coordination of Humanitarian Affairs
OCW Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
ODA Official Development Assistance
OECD Organisation for Economic Co-operation and Development
OESO Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
OIOS UN Office of Internal Oversight Services
ONHCR Office of the High Commissioner for Human Rights
OPCW Organisation for the Prohibition of Chemical Weapons
ORET Ontwikkelingsrelevante Exporttransacties
ORIO Ontwikkelingsrelevante Infrastructurering
OS Ontwikkelingssamenwerking
OVSE Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa
PEGASE European mechanisme voor financiële steun aan de Palestijnse Autoriteit
PINS personele informatiesysteem
POBB programma ondersteuning buitenlands beleid
PPP’s Public-Private Partnerships
PPR financiële en personele administratie
PRDP Peace, Recovery and Development Plan
PRT Provinciaal Reconstructie Team
PSI Private Sector Investment
PSOM Programma SamenwerkingOpkomende Markten
PUM Programma Uitzending Managers
RAZEB Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen
RN Reclassering Nederland
R2P Responsability to Protect
SALIN Strategische Allianties met Internationale NGO’s
SCOT Snel Inzetbaar Consulair Ondersteunings Team
SG Secretaris-Generaal
SGACA’s Strategische Goed Bestuur en Corruptie Analyses
SGVN Secretaris-Generaal Verenigde Naties
SICA Stichting Internationale Culturele Activiteiten
SLA Service Level Agreement
SNG Stuurgroep NederlandGastland
SNV Nederlandse Ontwikkelingsorganisatie
SREP Scaling-up Renewable Energy Program for Low Income Countries
SRGR Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten
SSD Security Sector Development
SSR Society for the Study of Reproduction
TLO The Liaison Office
TCX The Currency Exchange Fund
TFU Task Force Uruzgan
EUVIS EU Visum Informatiesysteem
UMR European Union – Mediterranean Region
UNAIDS Joint United Nations Programme on HIV-aids
UNAMA VN missie in Afghanistan
UNAMID African Union – United Nations Hybrid Operation in Darfur
UNCAC United Nations Convention against Corruption
UNCTAD United Nations Conference on Trade and Development
UNDP United Nations Development Programme
UNESCO United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization
UNFCCCC United Nations Framework Convention on Climaet Change
UNHCR United Nations High Commissioner for Refugees
Urenco Uranium Enrichment Corporation
UNFPA United Nations Population Fund
UNICEF United Nations Children’s Fund
UNIFEM United Nations Development Fund for Women
UNIFIL United Nations Interim Force in Lebanon
UNMIS United Nations Mission in Sudan
UNODC United Nations Office on Drugs and Crime
UNRWA United Nations Relief and Works Agency
UNTSO United Nations Truce Supervision Organization
UN-WATER Samenwerkingsverband van VN organisaties op watergebied
USK Uniform SubsidieKader
VK Verenigd Koninkrijk
VN Verenigde Naties
WB World Bank
WFP World Food Programme
WHO World Health Organization
WOCCU World Council of Credit Unions
WTO World Trade Organization

Bijlage 5

Trefwoordenlijst

Accountability 43, 144

Acquis 61

ACS 149

Afghanistan 20, 33, 34, 36, 37, 38, 39, 41, 52, 58, 73, 82, 83, 152

Afrika 33, 39, 44, 45, 47, 49, 50, 54, 55, 65, 75, 76, 84, 146, 149

Agentschap 16, 139, 140

Aids 52, 53, 74, 76

Algemene Rekenkamer 9, 114, 117

Apparaatsuitgaven 111, 112

Armoedebestrijding 7, 20, 42, 90, 91

Asiel 22, 23, 66, 67

Asielzoekers 72, 74, 103

Azië 20, 44, 45, 50, 75, 116

Basisonderwijs 48, 75, 76, 99

Bedrijfsleven 20, 21, 45, 57, 64, 66, 67, 119

Bedrijfsvoering 7, 9, 16, 114, 117, 119, 120, 122, 148

Begrotingssteun 22, 24, 61, 73, 90, 91, 92, 94, 96, 97, 143

Beleidsconclusies 13, 14, 21, 25, 28, 31, 37, 41, 57, 61, 65, 68, 70

Beleidsprioriteiten 2, 4, 43, 52, 57

Biodiversiteit 77, 85, 101

Bosnië-Herzegovina 27

Broeikasgassen 23, 63, 122

Buitenlandbeleid 13, 14, 15, 20, 35, 119, 120

Burundi 34, 40, 41, 52, 60, 82, 83

Capaciteitsopbouw 35, 39

CBI 2, 7, 16, 45, 135, 136, 137, 138, 139, 140, 141, 148, 149

China 39, 71, 108

Clingendael 36, 106

Coördinatie 37, 41, 44, 53, 54, 63, 119, 120, 149

Coherentie 21, 94, 118

Conflictpreventie 40, 85

Consulaire bijstand 66

Consulaire dienstverlening 66, 68, 103, 120

CO2 122

Corruptie 42, 43, 74, 96, 97, 142, 144, 151

Crisisbeheersing 7, 33, 37, 73, 82, 83

Cultureel erfgoed 106

Cultureel profiel 2, 72, 74, 106, 107, 123

Cultuur 15, 21, 65, 71, 74, 97, 106, 107, 108, 151

Cyprus 36

DAC 43, 74, 84, 103, 149

Democratisering 43

Discriminatie 58, 59

Drinkwater 54, 55, 77, 100, 101

Duurzaamheid 42, 122

Duurzame ontwikkeling 77

Duurzame Ontwikkeling 147, 151

Education for All 48, 96, 149

Energie 23, 24, 25, 31, 42, 63, 64, 65, 74, 75, 77, 82, 83, 92, 100, 101, 118, 122

Energievoorzieningszekerheid 25, 31, 82

EOF 86, 149

EU-afdrachten 86

EUPM 149

Eurojust 69

Europese Commissie 23, 24, 25, 27, 59, 68

Europese Raad 22, 23

Europese Unie 21, 24, 27, 60, 149

Europol 69

Evaluatieprogrammering 16, 57, 81, 85, 89, 94, 99

Evaluatie 15, 16, 23, 39, 45, 54, 57, 81, 85, 89, 94, 99, 102, 105, 108, 115, 118, 120, 137, 149, 150

EVDB 35, 40, 149, 150

EVD 45, 143, 149

EZ 150

FAO 100, 150

Financing for Development 56

FMO 43, 57, 73, 91, 92, 94, 130, 150

FTI 150

Garanties 22, 90, 92, 131, 133

GBVB 150

GEF 100, 150

Gendergelijkheid 48

Gender 15, 34, 38, 42, 49, 53, 63, 73, 95, 96, 97, 98, 150

Gezondheidszorg 19, 38, 39, 50, 51, 52, 95, 96, 118

GFATM 53, 95, 150

Goed bestuur 2, 43, 72, 73, 82, 83, 84, 123

Harmonisatie 67

HGIS 14, 16, 106, 107, 110, 150

HIV-aids 43, 52, 53, 74, 76, 95, 98, 152

HIVOS 150

HIV 52, 54

Humanitaire hulp 31, 39, 73, 83, 84

Humanitaire hulpverlening 2, 72, 73, 82, 83, 84, 123

IFC 43, 90, 150

ILO 96

IMF 56, 150

Indonesië 55, 64, 65, 74, 82, 84, 95, 100, 101, 133

Infrastructuur 40, 44, 57, 66, 69, 73, 91, 92, 94, 111, 112, 121

Integriteit 121, 143, 149

Internationaal cultuurbeleid 14, 21, 71

Internationaal Strafhof 39, 69, 79

Internationale organisaties 7, 20, 35, 41, 69, 70, 106

IOB 57, 69, 70, 108, 150

Irak 31, 34, 58

ISAF 33, 34, 36, 150

Jaarplancyclus 114

Justitie 22, 23, 38, 41, 66, 85, 104

Kandidaat-lidstaten 27

KFOR 150

Kinderen 39, 46, 47, 53, 59, 75, 95

Klimaatverandering 20, 24, 63

Libanon 31, 69, 72, 79

Maatschappelijk middenveld 42, 51, 96

Maatschappelijk verantwoord ondernemen 45

Maatschappelijk 40, 43, 57, 59, 119, 150, 151

Markttoegang 56, 78

MATRA 85, 150

MDG 13, 15, 19, 42, 43, 45, 46, 48, 49, 50, 51, 54, 55, 73, 75, 76, 77, 78, 95, 96, 97, 150

Medefinanciering 21, 42, 57, 96, 99, 150

Medefinancieringsprogramma 96

Menselijke ontplooiing 2, 72, 73, 95, 97, 123

Mensenrechtenbeleid 24, 58, 59, 61

Mensenrechten 2, 7, 15, 20, 21, 22, 24, 30, 31, 36, 38, 40, 45, 58, 59, 60, 61, 62, 72, 79, 80, 123, 150

MFS 42, 57, 99, 106, 107, 150

Migratie 20, 22, 38, 66, 67, 103, 104, 118

Milieu 2, 14, 25, 57, 63, 72, 74, 82, 83, 96, 100, 101, 118, 123, 149

Millennium Development Goals 15, 42

NAVO 31, 33, 34, 35, 36, 37, 41, 83, 85, 121, 151

NBSO 66, 67, 151

NCDO 8, 108, 147, 151

Nederland 2, 7, 14, 15, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 44, 45, 46, 47, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 56, 57, 58, 59, 60, 61, 63, 64, 66, 67, 69, 70, 71, 72, 73, 74, 79, 82, 83, 85, 86, 87, 88, 90, 91, 93, 94, 100, 102, 103, 104, 106, 107, 108, 114, 116, 119, 123, 132, 133, 142, 143, 144, 145, 146, 150, 151

NGO 39, 51, 52, 56, 73, 96, 99, 143, 144, 151

NIMF 94, 151

NIO 90, 92, 93, 130, 131, 132, 133, 151

Non-proliferatie 33, 36, 82

Noodhulp 29

NVIS 67, 103, 151

ODA 22, 24, 41, 43, 47, 63, 72, 73, 74, 79, 80, 83, 91, 92, 103, 107, 113, 151

Ondernemingsklimaat 90, 91

Onderwijs 19, 30, 38, 39, 43, 46, 47, 48, 74, 76, 95, 96, 97, 99, 106, 118, 143, 151

Onderzoek 9, 15, 16, 22, 24, 31, 36, 58, 63, 64, 66, 81, 85, 89, 94, 95, 99, 102, 105, 108, 115, 116, 117, 120, 121, 142, 143, 144, 145

Onderzoekscapaciteit 95

Ontheemden 30, 31

Ontwapening 36, 82

Ontwikkelingssamenwerking 20, 21, 24, 29, 30, 38, 39, 40, 41, 42, 46, 49, 50, 57, 61, 63, 65, 90, 91, 92, 95, 108, 114, 120, 130, 132, 147, 150, 151

OPCW 133, 151

ORET 44, 73, 90, 151

OVSE 35, 36, 37, 151

Partnerlanden 27, 43, 47, 56, 57, 63, 90, 95, 115

Partnerschappen 44, 54, 55, 94

Personenverkeer 2, 66, 67, 72, 74, 103, 104, 118, 123

Plattelandsontwikkeling 38, 73, 90, 91, 92

POBB 106, 107, 151

Postennet 117, 118, 119

PPP 54, 55, 77, 151

Pre-accessie 27

PSI 44, 73, 91, 151

PSOM 44, 94, 143, 151

PSO 94, 96

Publieksdiplomatie 108

Raad van Europa 15, 60, 86, 133

Rechtsorde 2, 72, 79, 80, 123

Referendum 22

Reisdocumenten 67

Reproductieve gezondheid 15, 30, 42, 50, 51, 52, 53, 73, 95, 96

Rusland 24, 25, 27, 36, 39, 71

Rwanda 40, 54, 64, 73, 74, 82, 91, 100

Samenhang 4, 7, 38, 41, 118, 122

Samenwerking 2, 14, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 33, 35, 36, 37, 38, 40, 41, 42, 45, 46, 51, 52, 54, 55, 60, 61, 64, 65, 66, 67, 68, 72, 73, 78, 86, 87, 88, 106, 117, 119, 123, 140, 147, 150, 151, 152

Sancties 29, 31, 32, 142, 144

Sanitatie 42, 54, 55, 101

Schuldverlichting 73, 90, 91, 92

Sectorale 57, 96, 97, 137, 143

SICA 151

SNV 94, 97, 151

Sociale ontwikkeling 2, 72, 73, 95, 97, 118, 123

SRGR 50, 51, 52, 98, 99, 152

Stabiliteit 2, 15, 29, 31, 38, 40, 41, 55, 72, 73, 82, 83, 84, 123

Stabiliteitsfonds 41, 82, 83, 84, 111

Sub-Sahara Afrika 45, 75, 76

Subsidie 39, 60, 71, 91, 96, 97, 108, 115, 129, 133, 143, 147, 152

Subsidieregeling 115

Suriname 73, 84, 90, 91, 97, 133

Terrorismebestrijding 33, 61

Terrorisme 20, 38, 61, 82, 85

Uitbreiding 7, 27, 28, 57, 133, 141

UNAIDS 53, 152

UNCTAD 152

UNDP 40, 41, 43, 46, 92, 152

UNESCO 74, 106, 152

UNFPA 51, 52, 98, 152

UNHCR 82, 152

UNICEF 47, 95, 96, 97, 152

Unie 21, 24, 25, 28, 29, 44, 146

UNIFEM 49, 96, 152

Uruzgan 20, 33, 38, 39, 149, 152

Vakbonden 44

Veiligheid 2, 7, 15, 23, 31, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 61, 65, 72, 73, 74, 82, 83, 84, 89, 103, 104, 111, 116, 120, 121, 123, 133, 149, 150, 151

Verenigde Staten 20, 31, 36

Vertrouwensfuncties 120

Vierde eigen middel 86

Vis 94

Visumaanvragen 67, 119

Visumverlening 67, 103, 104

Voorschottenbeheer 116, 120

Voorzitterschap 23, 25, 30, 36

Vredesopbouw 41, 61, 85

Vreemdelingenbeleid 15, 74, 103

Vrouwen 27, 34, 38, 39, 40, 44, 48, 49, 50, 51, 52, 58, 59, 76

Wapenbeheersing 33, 36, 82, 85

Waterbeheer 100, 101

Wederopbouw 29, 31, 38, 39, 40, 47, 52, 82, 83, 84

Wereldbank 39, 41, 43, 48, 56, 63, 64, 73, 90, 91, 92, 100, 101, 102, 131, 143

WFP 152

WHO 152

WTO 152

Zuid-Afrika 74, 96, 97

Naar boven