32 348
Notawisseling houdende een verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (EURATOM) inzake de registratie van stagiairs; Petten, 6 november 2009

A
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 maart 2010

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 25 maart 2010.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 24 april 2010.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen de op 6 november 2009 te Petten totstandgekomen notawisseling houdende een verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (EURATOM) inzake de registratie van stagiairs (Trb. 2010, 13 en 72).

Een toelichtende nota bij het verdrag treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

Toelichtende Nota

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vijfde lid, jo vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State).Het Institute for Energy, een gemeenschappelijk centrum voor onderzoek op het gebied van de kernenergie van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (hierna te noemen: het Institute for Energy), gevestigd te Petten, maakt met enige regelmaat gebruik van stagiairs uit het buitenlland. Deze stagiairs leveren een bijdrage aan het functioneren van het instituut. Het op 25 juli 1961 te Brussel tot stand gekomen zetelverdrag – de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) betreffende de vestiging te Petten van een inrichting van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek op het gebied van de Kernenergie (Trb. 1961, 142) – voorziet echter niet in een regeling met betrekking tot de positie van stagiairs. Hierdoor blijkt het problematisch om voor uit het buitenland afkomstige stagiairs de binnenkomst, het verblijf en de stage in Nederland mogelijk te maken via de Nederlandse vreemdelingen- en tewerkstellingsregelgeving. Gezien het belang dat het instituut heeft bij het inzetten van deze stagiairs, is dan ook op hun verzoek een aanvullend verdrag op het eerdergenoemde verdrag van het instituut voor die groep gesloten. Dit verdrag is bij notawisseling tot stand gebracht.

Op grond van het nieuwe verdrag worden uit het buitenland afkomstige stagiairs voor de duur van maximaal zes maanden door het ministerie van Buitenlandse Zaken geregistreerd. Deze termijn kan in uitzonderlijke omstandigheden eenmaal worden verlengd met een maximum periode van zes maanden. Daarnaast dienen de stagiairs voor hun verblijf aan bepaalde voorwaarden te voldoen, zoals een binnenkomst op reguliere wijze op grond van een op voorspraak van het ministerie van Buitenlandse Zaken te verstrekken visum, het beschikken over een geldige verblijfstitel voor een verblijf in Nederland, het hebben van een afdoende medische verzekering en voldoende financiële middelen. De stagiairs zullen enkel van het Institute for Energy een stagevergoeding ontvangen, om de kosten van het levensonderhoud te dekken. Een stagiair zal geen aanspraak kunnen maken op Nederlandse (sociale) voorzieningen. Het is betrokkene niet toegestaan in Nederland anders dan in het kader van de stagevervulling arbeid te verrichten, en zij verplichten zich binnen twee weken na beëindiging van de stage Nederland te verlaten.

Bij aanname van een stagiair verstrekt het Institute for Energy aan het ministerie van Buitenlandse Zaken een door de stagiair getekende verklaring vergezeld van bewijsstukken dat aan de bovenstaande voorwaarden is voldaan. Op grond van artikel 4 van het onderhavige verdrag ontvangen de uit het buitenland afkomstige stagiairs van het ministerie van Buitenlandse Zaken vervolgens een identiteitskaart, welke door het Insitute for Energy uiterlijk acht dagen na het vertrek van de stagiair uit Nederland weer wordt geretourneerd. Deze identiteitskaart is tevens verblijfstitel voor de stagiair.

Overigens doet dit verdrag geen afbreuk aan de rechten van stagiairs op wie van toepassing zijn de bepalingen van, of die vastgesteld worden krachtens, het op 25 maart 1957 te Rome tot stand gekomen Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (geconsolideerde tekst in Tractatenblad 2003, nr.150) en het op 13 december 2007 te Lissabon tot stand gekomen Verdrag van Lissabon tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (Trb. 2008, 11), betreffende het recht op toelating en verblijf, alsmede het verrichten van werkzaamheden. De regels omtrent toelating en verblijf van EU-burgers (en hun familieleden) zijn vastgelegd in Richtlijn 2004/38/EG (de zogenaamde «Burgerschapsrichtlijn») die is gebaseerd op, onder andere, artikel 18 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (reizen en verblijven van EU-burgers). De bepalingen omtrent het verrichten van werkzaamheden binnen de Unie zijn vastgelegd in artikel 39 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (vrij verkeer van werknemers) en de daarop gebaseerde Verordening 1612/68 van de Raad van 15 oktober 1968 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap. De Europese bepalingen inzake het vrij verkeer van werknemers zijn van toepassing op EU-burgers die werkzaamheden verrichten in een andere lidstaat dan die waarvan zij onderdaan zijn. Volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie kan een stagiair wiens stageperiode dient als praktische voorbereiding op de eigenlijke uitoefening van een beroep, worden aangemerkt als «werknemer» in de zin van artikel 39 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Het in artikel 2 van de Wet arbeid vreemdelingen opgenomen verbod om vreemdelingen zonder tewerkstellingsvergunning arbeid te laten verrichten zal voor zover het de stagevervulling betreft, gelet op artikel 3, eerste lid, onder a, van die wet, juncto artikel 1, eerste lid, onder d, van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen, niet meer op hen van toepassing zijn.

Het aanvullende stagiairverdrag wordt voorlopig toegepast vanaf de dag dat de notawisseling heeft plaatsgevonden, hetgeen noodzakelijk werd geacht in verband met de reeds voorziene plaatsing van stagiairs bij het Institute for Energy. In dat kader is het van belang dat, voorafgaand aan de inwerkingtreding van het verdrag, voor die plaatsing reeds een juridische basis aanwezig is.

Het verdrag zal, evenals eerdergenoemd zetelverdrag, voor wat het Koninkrijk betreft alleen voor Nederland gelden.

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

Naar boven