32 336 Dierproeven

Nr. 88 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 maart 2019

In deze brief informeer ik u over mijn beleid ten aanzien van proeven met apen1 om de transitie naar proefdiervrije innovaties te versnellen. Over mijn inzet op proefdiervrije innovatie in den brede informeer ik u samen met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in de brief over de voortgang van de Transitie Proefdiervrije Innovaties (TPI) die u voor het AO Dierproeven van 11 april a.s. ontvangt.

In het AO Dierproeven van 7 juni 2018 (Kamerstuk 32 336, nr. 73) heb ik mijn ambities genoemd ten aanzien van proeven met apen. Ten eerste heb ik het Biomedical Primate Research Centre (BPRC) opdracht gegeven een plan op te stellen om het aantal proeven met apen te verminderen met veertig procent, en de fokkolonie te verkleinen. Ten tweede heb ik – zoals toegezegd in mijn brief van 1 juni 2018 (Kamerstuk 32 336, nr. 72) – een onafhankelijke verkenning laten uitvoeren naar de mogelijkheid om de uitvoering van het apenonderzoek, zoals dat nu met een beperkt aantal apen ook nog plaatsvindt in het Erasmus Medisch Centrum te Rotterdam en het Nederlands Herseninstituut (NIN) te Amsterdam, te bundelen bij het BPRC. Met deze brief stuur ik u beide rapporten toe2 en deel ik mijn appreciatie met u.

Plan van het BPRC voor de realisatie van veertig procent minder proeven met apen in 2025

Om het aantal proeven met apen in het BPRC met veertig procent te verminderen en de fokkolonie in het BPRC te verkleinen heeft het BPRC een ambitieplan opgesteld. Hierin komt het BPRC tegemoet aan mijn verzoek en geeft het BPRC aan de gestelde ambities in 2025 te halen.

In het BPRC vinden momenteel gemiddeld 200 tot 250 proeven per jaar plaats.3 Het BPRC zal dit aantal in de periode van 2020 tot 2025 stapsgewijs terugbrengen met veertig procent, zodat in 2025 het aantal proeven met apen gemiddeld 120–150 per jaar bedraagt. Daarnaast is het BPRC in 2018 gestart met het zorgvuldig verkleinen van de fokkolonie via geboortebeperking. De omvang van de fokkolonie wordt hiermee geleidelijk teruggebracht van 1.437 apen tot ca. 1.000 apen in 2025.

In het ambitieplan geeft het BPRC aan dat de realisatie van deze ambities gevolgen heeft voor de organisatie. Als gevolg van het verminderen van het aantal proeven geeft het BPRC aan inkomsten mis te lopen uit externe projectfinanciering, terwijl de afname van de totale kosten beperkt is. Daarnaast stelt het BPRC de ambitie om de gidsfunctie op het gebied van dierenwelzijn en onderzoek naar alternatieven verder te versterken. Het BPRC geeft aan geen commerciële proeven uit te voeren, en dit in de toekomst ook niet te doen.

Om de transitie, die nodig is om de ambities te halen, op een zorgvuldige wijze te effectueren vraagt het BPRC aan OCW om mee te werken om de hiervoor benodigde voorwaarden te creëren. Daarnaast adviseert het BPRC in het ambitieplan om een clausule op te nemen zodat er in het geval van een pandemie die een bedreiging vormt voor de volksgezondheid een uitzondering mogelijk is op het gestelde maximum aantal dierproeven in het BPRC.

Het BPRC zal, naast de reguliere rapportering van het aantal proeven en het aantal dieren in het BPRC, in een jaarlijks gesprek de voortgang met het Ministerie van OCW bespreken.

Verkenning bundeling van proeven met apen

In mijn Kamerbrief van 1 juni 2018 (Kamerstuk 32 336, nr. 72) heb ik aangekondigd de mogelijkheid te laten verkennen om de uitvoering van het apenonderzoek, zoals dat nu met een zeer beperkt aantal apen ook plaatsvindt in het Erasmus MC en het Nederlands Herseninstituut (NIN), te bundelen bij het BPRC. Deze verkenning heeft zich gericht op de vraag of een bundeling verder kan bijdragen aan een vermindering in het aantal proeven met apen in Nederland. Bovendien is in deze verkenning de wens van de Tweede Kamer meegenomen om alleen proeven met apen te bundelen indien er sprak is van een breed gedragen plan van de betrokken organisaties, waarin rekening gehouden wordt met dierenwelzijn en het in stand houden van medisch en wetenschappelijk onderzoek (motie van het lid Tielen; Kamerstuk 32 336, nr. 81).

In het rapport wordt geconcludeerd dat een fysieke bundeling van proeven met apen bij het BPRC aanzienlijk meer nadelen dan voordelen met zich meebrengt. Een fysieke bundeling zal het aantal proeven met apen niet verder verminderen gezien er op dit moment geen overlap is tussen het onderzoek met apen in de drie instellingen. En een fysieke bundeling zal het globale dierenwelzijn niet verbeteren omdat er op het gebied van dierenwelzijn geen substantiële verschillen zijn tussen de drie instellingen. Daarentegen voorziet het rapport bij een fysieke bundeling wel substantiële belemmeringen voor medisch en wetenschappelijk onderzoek en de wetenschappelijke infrastructuren in het NIN en het Erasmus MC, met de duplicatie van voorzieningen (o.a. MRI-scanner), hoge kosten en biosafety en biosecurity risico’s als gevolg. Zonder dat het voordelen oplevert op het gebied van het aantal proeven met apen of dierenwelzijn. Op basis hiervan is er dan ook geen breed draagvlak voor een fysieke bundeling onder de betrokken organisaties.

Naast gevolgen van een fysieke bundeling heeft de verkenning inzichtelijk gemaakt dat er wel winst is te behalen als de onderlinge samenwerking tussen de drie instellingen verder wordt versterkt. In het rapport geven het BPRC, NIN en Erasmus MC te kennen bereid te zijn de samenwerking te intensiveren. De samenwerking zal zich richten op het afstemmen van de onderzoeksprogramma’s om overlap in onderzoek te voorkomen, het bevorderen van alternatieven voor onderzoek met apen en proefdiervrije innovaties, en de uitbreiding van de samenwerking op het gebied van veterinaire zorg en training van medewerkers. Daarnaast zal het NIN en het Erasmus MC waar mogelijk de apen voor onderzoek afnemen van het BPRC, en zullen apen na de proef waar mogelijk worden opgevangen bij het BPRC.

Naar minder proeven met apen en een versterkte inzet op dierproefvrije innovatie en dierenwelzijn, en meer samenwerking

Het aantal proeven met apen in het BPRC wordt vanaf 2020 tot 2025 teruggebracht met veertig procent, de fokkolonie wordt zorgvuldig verkleind, en het BPRC zal zich meer inzetten op alternatieven voor dierproeven en het verder verbeteren van het dierenwelzijn. Afhankelijk van het ter beschikking komen van mogelijkheden voor proefdiervrije innovatie zal verdergaande afbouw van proeven met apen kunnen worden overwogen. Hiermee zet ik concrete stappen naar een wetenschap met minder proeven met apen en meer dierproefvrije innovatie.

Tegelijkertijd realiseer ik mij dat het ambitieuze doelstellingen zijn die veel vragen van het BPRC en het personeel. Het BPRC zal een transitie moeten doorgaan waarin het BPRC toewerkt naar een nieuwe organisatie met minder dierproeven, maar met meer focus op proefdiervrije innovaties. Dit moet zorgvuldig gebeuren. Ik zal nauw toezien dat de gestelde ambities en doelen worden gehaald, maar de wijze waarop is een aangelegenheid van de organisatie zelf. Ik zal dan ook met het BPRC in gesprek blijven over de voorwaarden die nodig zijn om de gestelde ambities zorgvuldig te behalen. Hierin blijft het mijn uitgangspunt dat de nieuwe situatie budgetneutraal moet zijn.

Daarnaast deel ik het standpunt van de Tweede Kamer dat de vermindering van het aantal proeven met apen zorgvuldig moet gebeuren, en niet mag leiden tot het in gevaar komen van de bestrijding van levensbedreigende ziekten en infectieziekten met risico’s voor de volksgezondheid (motie van het lid Tielen; Kamerstuk 32 336, nr. 83). Om dit te waarborgen zal ik het advies van het BPRC opvolgen. In een situatie van een pandemie, waarbij de beperking van het aantal proeven met apen de ontwikkeling van een noodzakelijk medicijn in de weg staat, zal ik op dat moment met mijn collega’s van VWS en LNV, en met het BPRC, in overleg treden zodat we gezamenlijk kunnen bezien of een uitzondering opportuun is.

Gezien een fysieke bundeling van proeven met apen vooral nadelen en geen voordelen met zich mee brengt, zie ik af van verdere acties om een fysieke bundeling te realiseren. Wel zullen BPRC, het NIN en het Erasmus MC hun samenwerking verder versterken. Dit vind ik een positieve ontwikkeling en dit moedig ik daarom ook aan.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven


X Noot
1

Met «apen» worden in deze brief «niet-humane primaten» (NHP) bedoeld. Vanwege de leesbaarheid wordt in de tekst de term apen gebruikt.

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
3

Ingrid Geesink, Lisa van Bodegom en Melanie Peters, Van aap naar beter – Een verkenning en dialoog over proeven met apen. Den Haag, Rathenau Instituut 2017.

Naar boven