Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 mei 2021
Met deze brief bied ik uw Kamer het evaluatierapport over de Centrale Commissie Dierproeven
(hierna: CCD) en mijn eerste reactie op de aanbevelingen in dit rapport aan1.
CCD
De CCD valt sinds 18 december 2014 onder de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen.
Het functioneren van de CCD dient periodiek te worden geëvalueerd op doelmatigheid
en doeltreffendheid. In 2020 is daarom opdracht gegeven aan het adviesbureau Andersson
Elffers Felix (hierna: AEF) om dit evaluatieonderzoek uit te voeren. De evaluatie
beslaat de periode 2014–2019.
Rol en positie CCD
De CCD is een publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan (hierna: zbo) zonder rechtspersoonlijkheid
en valt onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie van LNV. De CCD is in de
Wet op de dierproeven aangewezen als vergunningverlenende autoriteit als bedoeld in
de Europese Richtlijn 2010/63/EU. Het Ministerie van LNV fungeert als bevoegde autoriteit
als bedoeld in deze Richtlijn. Op grond van de Wet op de dierproeven is de CCD belast
met de vergunningverlening van dierproefprojecten en de erkenning van Dierexperimentencommissies
(hierna: DEC).
Onderzoeksvragen
De evaluatie richtte zich op de vraag in hoeverre de CCD in de evaluatieperiode 2014–2019
doeltreffend en doelmatig heeft gefunctioneerd. Hierbij is specifiek aandacht besteed
aan de positie van de CCD in het stelsel, de governance en de relatie van de CCD met
het Ministerie van LNV, de inrichting van het huidige retributiestelsel en de financiering.
Belangrijkste uitkomsten onderzoek
AEF concludeert dat de CCD zich heeft ontwikkeld tot een adequaat functionerende organisatie
en dat een positief effect vast te stellen is op de kwaliteit van vergunningverlening
van dierproefprojecten. Tegelijkertijd zijn verschillende aandachtspunten benoemd
ten aanzien van de procesgang en toekomstige (door)ontwikkeling. De kwaliteit van
de vergunningaanvragen en -beoordelingen is met invoering van het vergunningstelsel
verbeterd en de beoordeling van de aanvragen is geüniformeerd. De CCD voert een eigenstandige
toets uit die de kwaliteit van de vergunningverlening ten goede komt. Dit veroorzaakt
echter wel een zekere mate van dubbeling met de advisering vanuit de DECs. Aanvragers
van dierproefprojecten ervaren mede daardoor een (onnodige) hoge lastendruk.
Betreffende de doelmatigheid heeft de CCD flinke efficiëntieslagen gemaakt in de evaluatieperiode,
maar liggen er nog kansen in de verbetering van het stelsel.
De aantallen projectvergunningsaanvragen waren voor de CCD in de evaluatieperiode
lastig te voorspellen en zijn in de meeste jaren overschat. Dit heeft ertoe geleid
dat de retribueerbare kosten in de evaluatieperiode structureel ondergedekt waren.
Tevens constateert AEF dat het Ministerie van LNV, na de instelling in 2014, weinig
betrokken was bij de verdere ontwikkeling van de CCD. Deze afstand tussen het Ministerie
en de CCD zou deels verklaard kunnen worden door de onafhankelijke positie van de
CCD.
Vervolg
Ik ben verheugd te constateren dat de evaluatie laat zien dat er een positief effect
van de CCD op de kwaliteit van de vergunningverlening van dierproeven is. De CCD heeft
in de eerste vijf jaar van haar bestaan een solide stelsel ingericht voor een zorgvuldige
beoordeling van dierproefprojecten. Daarmee levert de CCD een essentiële bijdrage
aan het verantwoord proefdiergebruik in Nederland.
Wel blijkt uit de evaluatie dat er nog kansen liggen voor een hogere doelmatigheid
in de inrichting van het vergunningsproces. Dit betreft het proces van de keten als
geheel en is dus breder dan enkel het functioneren van de CCD. Hiervoor wil ik aanvullend
onderzoek laten doen naar onder andere de gewenste taakverdeling en positionering
van de CCD, de DECs en andere ketenpartners. Daarnaast bevat de evaluatie aanbevelingen
om de efficiency in het stelsel te verhogen, meer financieel overzicht te creëren
en de governance te verbeteren. In samenwerking met de CCD zal ik uitvoering geven
aan deze aanbevelingen en uw Kamer wordt na de zomer over de voortgang geïnformeerd.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten