Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 januari 2020
Met deze brief bied ik uw Kamer de «Zo doende 2018», het jaarverslag van de Nederlandse
Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), aan over de in Nederland verrichte dierproeven
en het toezicht op de Wet op de dierproeven (Wod)1.
Met de «Zo doende» informeert de NVWA de samenleving ieder jaar over de aantallen
dieren en diersoorten die zijn gebruikt in dierproeven, voor welke doeleinden en met
welke mate van ongerief. De NVWA wil de «Zo doende 2019» in digitale vorm opleveren.
In 2018 registreerden de Nederlandse vergunninghouders 448.399 dierproeven. Dat zijn
82.169 (– 15,5%) dierproeven minder dan in 2017. Het gebruik van één proefdier telt
daarbij als één dierproef. In 2018 vonden minder proeven plaats met onder andere muizen,
zebravissen en vogels. De gebruikte dieren worden geregistreerd in het jaar dat het
onderzoek is afgerond. Indien grote onderzoekstrajecten over meerdere jaren lopen
worden de gebruikte proefdieren pas in het laatste jaar van het onderzoek geregistreerd.
In deze rapportage heeft de NVWA een tabel toegevoegd aan de «Zo doende» die aansluit
bij de Europese registratie van dierproeven. In deze tabel is het onderzoek verder
uitgesplitst in subdoelen met het aantal dierproeven die hiervoor gedaan zijn. Hierdoor
kan de Nederlandse registratie vergeleken worden met de registratie van andere lidstaten.
Deze registratiegegevens worden binnenkort gepubliceerd op de website van de Europese
Commissie.
Ook dit jaar heeft de NVWA vergunninghouders verzocht om uitleg te geven over onderzoek
waar opvallende stijgingen zijn gesignaleerd. Hierbij bleek dat er in 2018 meer proeven
met (zee)vissen zijn gedaan voor bijvoorbeeld onderzoek naar vismigratie, naar het
effect van zandsuppleties en naar de selectiviteit van vistuigen in de visserij. Meer
konijnen werden ingezet voor de behandeling van erfelijke aandoeningen bij de mens.
Daarnaast zijn er 107 honden meer ingezet in dierproeven dan in 2017. Dit is vooral
terug te voeren op een toename van het onderzoek voor de ontwikkeling van geneesmiddelen
tegen kanker, neurologische-, immunologische- en cardiovasculaire ziekten.
In 2018 voerde de NVWA in totaal 225 inspecties uit bij vergunninghouders, 31,9% van
de inspecties gebeurde onaangekondigd. Voor 2020 zal worden gekeken of het percentage
onaangekondigde inspecties nog enigszins verhoogd kan worden, als onderdeel van het
risicogericht toezicht door de NVWA. Een bepaald aantal inspecties moet echter worden
aangekondigd om de vergunninghouder de gelegenheid te geven om de administratie beschikbaar
te stellen. De NVWA inspecteert alle vergunninghouders die actief dierproeven verrichten
of proefdieren fokken minimaal één keer per jaar. De naleving is daarbij hoog, slechts
bij één inspectie is proces-verbaal opgemaakt. Eind 2018 waren 79 instellingen in
het bezit van een vergunning voor het verrichten van dierproeven. Deze instellingsvergunninghouders
zijn bijvoorbeeld universiteiten, universitaire ziekenhuizen, onderzoeksinstellingen
en farmaceutische bedrijven.
Naast de registratie van dierproeven rapporteert de NVWA ook het aantal dieren dat
is gefokt voor dierproeven maar niet daarvoor is ingezet. Het aantal proefdieren dat
is gedood of is doodgegaan zonder dat de dieren onderdeel waren van een dierproef,
is ten opzichte van het vorige verslagjaar licht gedaald met 2,4% tot 437.506 dieren.
Ongeveer een kwart van deze dieren had wel een bestemming als fokdier. Het overgrote
merendeel van proefdieren dat niet gebruikt is in fok óf dierproef zijn genetisch
gemodificeerde muizen en zebravissen. Deze dieren kunnen meestal niet worden ingezet
in het onderzoek omdat zij niet over de nodige genetische eigenschappen beschikken.
Genetisch gemodificeerde dieren worden in biomedisch onderzoek gebruikt om ziekte
bij de mens beter te kunnen begrijpen en nieuwe geneesmiddelen te ontwikkelen. Bij
het fokken van dieren met de gewenste genetische eigenschappen worden er meer dieren
geboren dan in de dierproef of voor de fok gebruikt kunnen worden.
Ik blijf me samen met de onderzoeksinstellingen inzetten voor goed welzijn van proefdieren
en vermindering van het aantal dierproeven. En ik richt me zoals u weet samen met
de partners in het programma TPI op de ontwikkeling van alternatieven voor dierproeven
vanuit het perspectief van betere wetenschap, betere gezondheid en meer veiligheid.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten