B
nr. 2
ADVIES RAAD VAN STATE VAN HET KONINKRIJK EN NADER RAPPORT
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State van het Koninkrijk
d.d. 14 oktober 2009 en het nader rapport d.d. februari 2010, aangeboden
aan de Koningin door de minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de staatssecretaris
van Verkeer en Waterstaat. Het advies van de Raad van State van het Koninkrijk
is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 4 september 2009, no. 09.002.397, heeft
Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede
namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State
van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het internationaal Verdrag
voor de controle en het beheer van ballastwater en sedimenten van schepen,
2004, met Bijlage en Aanhangsels; Londen, 13 februari 2004 (Trb. 2004,
256 en Trb. 2005, 44), met toelichtende nota.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 4 september
2009, no. 09.002.397, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State van het
Koninkrijk zijn advies inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij
te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 14 oktober 2009, nr. W09.09.0344/IV/K,
bied ik U hierbij aan.
Dit verdrag, tot stand gekomen onder auspiciën van de Internationale
Maritieme Organisatie, bevat normen ter voorkoming van de ongewenste introductie,
via het lozen van ballastwater, van schadelijke aquatische organismen en ziektekiemen
in het milieu. Het verdrag voorziet in de geleidelijke introductie van verplichte
behandeling van ballastwater en staat de methode ballastwater verwisselen
slechts gedurende een in de bijlage bij het verdrag aangegeven periode toe.
Het verdrag voorziet in een certificeringsregeling voor schepen die zijn uitgerust
met een ballastwaterbeheersysteem.
De Raad van State van het Koninkrijk onderschrijft de strekking van het
verdrag. Hij plaatst evenwel een kanttekening bij de mogelijkheid dat de gelding
van het verdrag beperkt blijft tot Nederland en de Nederlandse Antillen.
In de toelichtende nota wordt vermeld dat de regering van Aruba zich nog
beraadt over de wenselijkheid van medegelding van het verdrag voor dat land.1
De Raad wijst erop dat het verdrag verplichtingen oplegt met betrekking
tot schepen die de Nederlandse vlag voeren (artikel 3, eerste lid, onder a);
daaronder vallen ook schepen geregistreerd in Aruba. Als de regering van Aruba zou aangeven niet aan het verdrag gebonden te willen zijn, zou
dat onduidelijkheid met zich brengen ten opzichte van de andere verdragspartijen;
het zou immers betekenen dat er in de toekomst zowel schepen onder Nederlandse
vlag varen die aan de regels van het verdrag voldoen – en dus gecertificeerd
zijn – als schepen waarvoor dat niet het geval is. Zoals de Raad bij
een eerdere gelegenheid heeft opgemerkt, acht hij dit in beginsel onwenselijk.1 Ook als een verbod op de methode ballastwater verwisselen
uit milieuoverwegingen, gelet op artikel 3, eerste lid onder e, van het Statuut,
niet noodzakelijkerwijs hoeft te worden aangemerkt als Koninkrijksaangelegenheid,
moet het uitgangspunt blijven dat nodeloze verschillen tussen de eisen die
de landen van het Koninkrijk aan de constructie en de inrichting van zeeschepen
stellen moeten worden vermeden. Bovendien zou het feit dat er niet-gecertificeerde
schepen onder Nederlandse vlag varen niet bevorderlijk zijn voor, in de woorden
van de toelichting bij het Statuut, de «goede naam van het Koninkrijk
ter zee».2 De Raad adviseert de Koninkrijksregering
te bevorderen dat de regering van Aruba tot medegelding van het verdrag voor
Aruba besluit.
De regering van Aruba acht medegelding van het verdrag voor haar land
inmiddels wenselijk. De toelichtende nota is daartoe aangepast.
De Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging goed te vinden
dat bedoeld verdrag wordt overgelegd aan de beide kamers der Staten-Generaal,
aan de Staten van de Nederlandse Antillen en aan die van Aruba, nadat aan
het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.
De Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk,
H. D. Tjeenk Willink
Ik moge U, mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,
verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag
vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring
over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal en
tevens over te leggen aan de Staten van de Nederlandse Antillen en de Staten
van Aruba.
De minister van Buitenlandse Zaken,
M. J. M. Verhagen
XNoot
1Toelichtende nota, hoofdstuk 3, Koninkrijkspositie.
XNoot
1Advies van 7 september 2004, no. W09.04.0400/V/K, betreffende het
Internationaal Verdrag inzake de beperking van schadelijke aangroeiwerende
verfsystemen op schepen; Londen, 5 oktober 2001 (Trb. 2004, 44)(Kamerstukken
II 2007/08, 31 338 (R 1845), nr. 2).
XNoot
2Officiële toelichting bij het Statuut, toelichting bij artikel 3,
eerste lid, onderdeel e.