32 328 Voorstel van wet van het lid Van Nieuwenhuizen tot wijziging van de Wet werk en bijstand teneinde de eis tot beheersing van de Nederlandse taal toe te voegen aan de wet

Nr. 8 VERSLAG

Vastgesteld 24 maart 2011

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de initiatiefnemer de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

 

Blz.

I. ALGEMEEN

1

1. Inleiding

1

2. Doelstelling wetsvoorstel

2

3. Financiële gevolgen

5

4. Praktische uitwerking

6

5. Internationaal

8

II. ARTIKELSGEWIJS

9

I. ALGEMEEN

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel van wet van het lid Van Nieuwenhuizen tot wijziging van de Wet werk en bijstand (hierna: WWB) teneinde de eis tot beheersing van de Nederlandse taal toe te voegen aan de wet. Zij kunnen zich vinden in dit wetsvoorstel, aangezien zij de mening zijn toegedaan dat het beheersen van de Nederlandse taal randvoorwaarde is voor participatie en integratie in de Nederlandse samenleving. Daarnaast achten de leden van de VVD-fractie het meer dan vanzelfsprekend dat van mensen die een bijstandsuitkering ontvangen een tegenprestatie verlangd mag worden, zoals het aanleren van de Nederlandse taal. De leden van de VVD-fractie hebben ook nog enkele vragen over het wetsvoorstel.

De leden van de PvdA-fractie hebben kennis genomen van het voorliggende initiatiefwetsvoorstel. De huidige bijstandswet kent voldoende mogelijkheden om voorwaarden te stellen aan de bijstand. Dit initiatiefwetsvoorstel sluit mensen echter uit, mensen worden verstoken van bijstand omdat zij de Nederlandse taal onvoldoende beheersen, terwijl de mogelijkheid wordt ontnomen om de taal te leren beheersen. De participatiebudgetten, waardoor mensen in staat worden gesteld om de Nederlandse taal te leren, zijn door de regering geschrapt.

De leden van de PvdA-fractie zijn het volledig eens met de kritiek van de Raad van State. Zij hebben nog een aantal vragen, die in dit verslag zijn opgenomen

De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende initiatiefwetsvoorstel Zij zijn van mening dat het spreken van de Nederlandse taal een belangrijke voorwaarde is voor het verkrijgen van de bijstand.

De leden van de CDA-fractie hebben kennis genomen van dit wetsvoorstel. Zij zijn het met de indiener eens dat het vanuit het oogpunt van een succesvolle integratie van groot belang is dat de Nederlandse taal goed wordt beheerst. Van een ieder die naar Nederland komt om zich hier te vestigen mag worden verwacht dat hij of zij actief deelneemt aan de samenleving, daarvoor is het actief beheersen van de Nederlandse taal een belangrijk middel. Zij twijfelen echter nog of onderhavig voorstel wel de door indiener gewenste effecten zal hebben en hebben dan ook enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Daarover hebben zij een aantal vragen en opmerkingen, die in dit verslag zijn opgenomen.

De leden van de D66-fractie hebben kennis genomen van het voorliggende initiatiefwetsvoorstel. Zij hebben vraagtekens bij de juridische houdbaarheid, financiële consequenties en de doelmatigheid en effectiviteit van de maatregel.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorliggende initiatiefwetsvoorstel.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het initiatiefwetsvoorstel van het lid Van Nieuwenhuizen Zij onderschrijven het belang van participatie op de arbeidsmarkt en de beheersing van de Nederlandse taal, maar hebben bij het huidige wetsvoorstel meerdere vragen.

2. Doelstelling wetsvoorstel

De leden van de VVD-fractie willen graag weten of er in onderhavig wetsvoorstel is voorzien in een overgangsregeling Met andere woorden: geldt dit ook voor de mensen die op dit moment bijstand ontvangen?

De leden van de VVD-fractie merken op dat de wet geldt voor alle personen die aanvraag doen op een bijstandsuitkering. In hoeverre zijn mensen die een beperking hebben (bijvoorbeeld analfabeten) verplicht om ook aan de voorwaarden van dit wetsvoorstel te voldoen; moeten zij dus ook de Nederlandse taal leren beheersen?

De leden van de PvdA-fractie verzoeken de initiatiefnemer in te gaan op de mogelijke samenhang, overlap en interferentie met de Wet inburgering. Deze wet tezamen met het Besluit inburgering geeft een uitgewerkt stelsel van bevoegdheden, verplichtingen, examinering en sanctionering. Daarenboven eist de Vreemdelingenwet 2000 dat vreemdelingen die in aanmerking willen komen voor een vergunning onder beperking voortgezet verblijf en de vergunning voor onbepaalde tijd (asiel en regulier) het inburgeringsexamen (waaronder Nederlandse taalbeheersing op niveau A2) moeten hebben behaald. Inburgeringsplichtigen zouden geen aanspraak meer hebben volgens dit wetsvoorstel op de bijstand, terwijl anderzijds weigering van bijstand omdat men het niveau A2 niet beheerst, impliceert dat niet voldaan is aan de inburgeringplicht.

Ook verzoeken de leden van de PvdA-fractie de indiener een inschatting geven van het aantal mensen op wie dit wetsvoorstel van toepassing zal zijn.

Bovendien vragen de leden van de PvdA-fractie de indiener om aan te geven of het wetsvoorstel alleen van toepassing is voor nieuwe gevallen of dat de taaleis ook geldt voor huidige bijstandsgerechtigden.

Het is de leden van de CDA-fractie nog niet precies duidelijk wat de toegevoegde waarde van dit wetsvoorstel is. Ook nu is het immers mogelijk dat gemeentebesturen ingevolge de WWB verplichtingen kunnen opleggen aan uitkeringsgerechtigden om voldoende kennis te vergaren van de Nederlandse taal. Ook nu is het mogelijk om bij weigerachtige bijstandsgerechtigden te korten op de bijstand, of in het uiterste geval de bijstand in te trekken. Volgens de indiener wordt hier in de praktijk weinig gebruik van gemaakt. Precieze cijfers ontbreken echter, wel wordt gerefereerd aan een onderzoek waarbij in één jaar 2 400 gevallen van niet-Nederlanders zijn onderzocht die een bijstandsuitkering aanvroegen. In de memorie van toelichting wordt aangegeven dat aan deze mensen «vrijwel nooit» een uitkering definitief werd geweigerd of een verblijfsvergunning ingetrokken. Wat moet worden verstaan onder «vrijwel nooit»? En in hoeverre was er sprake van een korting op de uitkering? Waarom heeft de indiener niet gekozen voor maatregelen betreffende een betere handhaving en uitvoering van deze toepassing? Zouden deze niet veel effectiever zijn om het doel te bereiken?

De leden van de CDA-fractie constateren dat deze cijfers gaan over de doelgroep waar het wetsvoorstel in eerste instantie voor was bedoeld: vreemdelingen. De reikwijdte van dit wetsvoorstel gaat nu verder. Het gaat gelden voor iedereen die een bijstandsuitkering aanvraagt. De vraag die de leden van de CDA-fractie hebben is: voor welk probleem is dit wetsvoorstel een oplossing? Is het inderdaad zo dat de huidige wetgeving onvoldoende instrumenten biedt om te korten op uitkeringen als mensen zich onvoldoende inspannen om de Nederlandse taal te beheersen? Zij ontvangen graag een cijfermatige onderbouwing van dit probleem.

Een meer principiële vraag van de leden van de CDA-fractie is de volgende: in Nederland is er een sociaal minimum vastgesteld dat geldt als vangnet voor mensen die op geen enkele andere manier (tijdelijk) aan inkomsten kunnen komen. Is het waar dat de indiener met dit voorstel het kunnen spreken van de Nederlandse taal als voorwaarde voor het krijgen van dit sociaal minimum stelt?

De leden van de CDA-fractie missen daarbij een beschouwing op basis van artikel 20 van de Grondwet. Zo staat in lid 3: Nederlanders hier te lande, die niet in het bestaan kunnen voorzien, hebben een bij de wet te regelen recht op bijstand van overheidswege. Graag ontvangen de leden van de CDA-fractie een uitgebreide reactie op dit artikel.

De bijstand is een laatste vangnet waar de allerarmsten een beroep op kunnen doen, zodat zij in hun primaire levensbehoefte kunnen voorzien. De vraag is of dit laatste vangnet gekoppeld moet worden aan een resultaatsverplichting. Naar het oordeel van de leden van de CDA-fractie mag van mensen zeker een inspanningsverplichting worden verwacht, maar een resultaatsverplichting is niet altijd afdwingbaar. De vraag is bovendien of dreiging van uitsluiting van bijstand daadwerkelijk zal leiden tot een verbeterde integratie in de samenleving. Als mensen om wat voor reden dan ook niet aan het in dit wetsvoorstel omschreven vereiste resultaat kunnen voldoen en zij uitgesloten worden van bijstand, zullen mensen op een andere manier in hun behoeften moeten voorzien. Dit zal de samenleving er niet veiliger op maken. In dit verband vragen de leden van de CDA-fractie in het bijzonder aandacht voor de situatie van gezinnen met kinderen. Uitsluiting van ouders van een beroep op bijstand kan het risico meebrengen dat hun kinderen minder kansen hebben. Zien de leden van de CDA-fractie het goed dat in het wetsvoorstel bij een algehele uitsluiting van bijstand niet wordt voorzien in enige andere vorm van ondersteuning?

In het regeerakkoord staat opgenomen dat er een wettelijke plicht tot tegenprestatie naar vermogen komt. Dit omdat voorkomen moet worden dat mensen afhankelijk worden gemaakt van een uitkering. Graag horen de leden van de CDA-fractie waarom niet aangesloten wordt bij deze mogelijkheid.

De leden van de SP-fractie willen weten wat de cijfermatige doelstelling van deze initiatiefwetgeving is. Hoeveel mensen zullen naar verwachting eerst een examen moeten afleggen – om aan te tonen dat zij niveau A2 beheersen van de Nederlandse taal – voordat zij aanspraak kunnen maken op de Wet Werk en Bijstand? Hoeveel mensen zullen naar verwachting geen aanspraak meer kunnen maken op de WWB vanwege deze wetswijziging die met de huidige wetgeving wel aanspraak kunnen maken op de WWB? Hoeveel aanvragers van een bijstandsuitkering hebben geen inburgeringexamen succesvol afgerond en vallen wel onder de doelgroep van de Wet Inburgering? Kan de indiener aangeven hoe de doelgroep waarop het wetsvoorstel van toepassing is, is samengesteld qua herkomst, bezien in het licht dat de taaltoets Nederlands niveau A2 verplicht onderdeel is van het inburgeringexamen?

Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie of indiener ook overwogen heeft om taaleisen te stellen voordat een arbeidsovereenkomst wordt aangegaan? Zo nee, waarom niet? Is het niet vreemd om pas taaleisen te stellen op het moment dat iemand op het laatste vangnet van de sociale zekerheid aangewezen raakt?

Ook willen de leden van de SP-fractie weten of de indiener heeft overwogen om taaleisen te stellen voor andere uitkeringen dan de bijstand? Zo nee, waarom niet?

Verder zijn de leden van de SP-fractie benieuwd of dit wetsvoorstel regelt dat mensen die niet kunnen aantonen dat zij niveau A2 beheersen van de Nederlandse taal, dat zij geen belasting meer hoeven te betalen. Zo nee, waarom niet? Het is toch logisch dat mensen die belasting betalen aanspraak kunnen maken op het laagste vangnet in de sociale zekerheid? Is de indiener met de leden van de SP-fractie van mening dat het recht op sociale zekerheid – volgens de Nederlandse Grondwet – een grondrecht is en dat het onwenselijk is om Nederlanders uit te sluiten van een grondwet op basis van een taaleis?

De leden van de SP-fractie vragen of de indiener van mening is dat het voorliggende wetsvoorstel bijdraagt aan een betere integratie van niet-westerse allochtonen in Nederland? Zo ja, kan de indiener toelichten op welke concrete wijze dit wetsvoorstel bijdraagt aan een verbeterde integratie? Ook willen de leden van de SP-fractie weten welke risico’s voorliggend wetsvoorstel met zich mee brengt voor andere gezinsleden (zoals kinderen) op het moment dat de ouders worden uitgesloten van een beroep op bijstand. Welke maatschappelijke kosten brengt voorliggend wetsvoorstel met zich mee voor betrokkenen en hun gezinsleden als zij worden uitgesloten van een beroep op bijstand? Kan de indiener hiervan een gedetailleerd, specifiek, overzicht geven?

De leden van de D66-fractie onderschrijven het belang van vaardigheid in de Nederlandse taal voor alle inwoners. Zij vragen de indiener om nader aan te tonen dat het introduceren van een taaleis in de WWB hiervoor een effectief en doelmatig middel is. De leden van de D66-fractie zijn bijvoorbeeld benieuwd of er relevante wetenschappelijke onderzoeken beschikbaar zijn.

Zij constateren dat door het initiatiefwetsvoorstel de bijstandsuitkering uiteindelijk stopgezet kan worden. Zij zijn benieuwd of de indiener deze initiatiefwet ziet als een breuk met het karakter van de WWB als laatste vangnet.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben één concrete vraag. In het advies van de Raad van State met betrekking tot het eerdere voorstel van wet kwam de Raad van State tot oordeel dat dit voorstel zou leiden tot discriminatie aangezien de taaleis in het bijzonder zou gelden voor immigranten die aanspraak willen maken op de WWB. Het voorstel is daarop aangepast, waardoor de taaleis in voorliggende voorstel voor iedereen geldt. De vraag is of het huidige voorstel van wet niet alsnog tot indirecte discriminatie leidt, omdat het feitelijk vooral immigranten treft.

De leden van de ChristenUnie-fractie stellen vast dat de indiener van mening is dat het criterium van «duurzame band» met Nederland in verband met de WWB gebrekkig wordt uitgevoerd. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom de indiener dan geen andere mogelijkheden overweegt om een aangepaste uitvoering te bewerkstelligen, in plaats van direct een wetswijziging voor te stellen. Daarnaast willen zij weten of er volgens de indiener naast het beheersen van de Nederlandse taal ook nog andere aspecten zijn op basis waarvan de «duurzame band» met Nederland kan worden vastgesteld. Ook vragen zij waarom de indiener zich in het wetsvoorstel op slechts één specifiek aspect richt.

Ook willen de leden van de ChristenUnie-fractie weten welke mogelijke negatieve gevolgen het wetsvoorstel heeft als mensen worden geconfronteerd met een sterke of volledige korting op de uitkering. Kan dit als mensen niet meer in hun onderhoud kunnen voorzien juist ook leiden tot een lagere participatie en mogelijk tot bijvoorbeeld extra overlast en criminaliteit? Ook vragen de leden van ChristenUnie-fractie hoe rekening wordt gehouden met de negatieve consequenties voor kinderen van ouders die gekort worden op hun WWB-uitkering.

3. Financiële gevolgen

In het wetsvoorstel is te lezen dat betrokkene een door het college afgenomen toets dient af te leggen. De leden van de VVD-fractie vragen zich af wie de kosten van deze toets betaalt? Komen deze voor rekening van de belanghebbende of voor rekening van de overheid, dan wel het College?

Ook zijn de leden van de VVD-fractie benieuwd naar de kosten die deze wet met zich meebrengt. Kan de indiener inzicht geven in de financiële gevolgen van de wet?

De leden van de PvdA-fractie constateren dat in het wetsvoorstel wordt gesproken over een door het college af te nemen toets om vaardigheden in de Nederlandse taal te testen. Kan de indiener aangeven wat de kosten voor deze toets zijn en waar de kosten van deze toets neerslaan?

Het initiatiefvoorstel (en het getrapte systeem van korten op de bijstand) benadrukt de eigen verantwoordelijkheid van de burger, aldus de indiener. De leden van de PVV-fractie vinden dat de kosten die gemaakt worden om de Nederlandse taal op minimaal A2 niveau te beheersen ook voor de deelnemer in kwestie is. Kan de indiener aangeven hoe dit momenteel is geregeld en of dit kan worden opgenomen in het voorstel?

De leden van de SP-fractie vragen wat de uitvoeringskosten van dit wetsvoorstel zijn, uitgesplitst in: administratieve kosten, kosten van het afnemen van examens, opleidingskosten, overige kosten? Hoeveel levert voorliggend voorstel op in financiële zin (sancties en weigeren uitkeringen)? Kan de indiener een overzicht geven van de maatschappelijke kosten en baten van voorliggend wetsvoorstel?

De leden van de fractie van D66 vragen of de indiener nader in kan gaan op de financiële consequenties van het initiatiefwetsvoorstel, bijvoorbeeld door het toevoegen van een financiële paragraaf. Zij vragen de indiener om hierbij specifiek in te gaan op de verwachte extra uitvoeringskosten. Voorts zijn de leden van de D66-fractie benieuwd naar de kosten van de taaltoets en bij wie deze kosten komen te liggen. Ook zijn zij benieuwd naar de maatschappelijke kosten van het initiatiefwetsvoorstel in het geval van stopzetten van de bijstandsuitkering. De leden van de D66-fractie vragen de indiener om bij maatschappelijke kosten in te gaan op het risico dat mensen dakloos worden, de grotere kans op criminaliteit en gevolgen voor eventuele kinderen van deze mensen.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe hoog de uitvoeringskosten zullen uitvallen en wie deze financiële kosten zal gaan dragen.

4. Praktische uitwerking

De leden van de VVD-fractie vragen waar de termijn van 8 jaar onderwijs op gebaseerd is? Is er een specifieke reden waarop deze termijn gebaseerd is?

Daarnaast merken de leden van de VVD-fractie op dat het wetsvoorstel de mogelijkheid biedt om op basis van «zeer dringende redenen» (art. 18, lid 7, onderdeel c) een uitzondering te maken voor de aanvrager van een bijstanduitkering. Kan de indiener aangeven wat deze «zeer dringende redenen» zijn? Kan de indiener voorbeelden geven of beschikt de indiener zelfs al over een definitie van deze redenen? Wanneer deze redenen nog niet gedefinieerd zijn, is de indiener voornemens om deze alsnog te definiëren? Daarnaast willen de leden van de VVD-fractie nog weten of deze redenen van tijdelijke aard zijn of dat een persoon die bijstand aanvraagt en een beroep doet op deze zeer dringende redenen voor altijd van de uitzondering gebruik kan maken?

In artikel 18 lid 10 van het onderhavige wetsvoorstel staat gemeld dat de bijstand onder bepaalde omstandigheden gekort kan worden. De leden van de VVD-fractie schetsen de volgende situatie: Persoon X wordt gekort omdat hij niet aan de taaleisen voldoet. Hij ontvangt dus 80% van de uitkering. Als deze persoon vervolgens Nederlands gaat leren (en hij dus wel voldoet aan de eisen), houdt deze persoon dan vanaf dat moment nog steeds 80% van de uitkering, of ontvangt hij dan 100% van de uitkering?

Als laatst vragen de leden van de VVD-fractie of er is voorzien in een evaluatie van de wet. Met andere woorden: wordt er nagegaan in hoeverre het leren van de Nederlandse taal bijdraagt tot het niet meer afhankelijk zijn van de bijstand?

De leden van de SP-fractie willen weten welke mogelijkheden/alternatieven iemand heeft – die geen aanspraak meer kan maken op de WWB vanwege voorliggend wetsvoorstel – om in de kosten van bestaan te voorzien.

Ook zijn de leden van de SP-fractie benieuwd naar hoe er wordt omgegaan met analfabeten. Is het realistisch om te veronderstellen dat een analfabeet of laaggeletterde binnen een jaar de Nederlandse taal machtig is? Zo ja, waaruit blijkt dat? Ziet de indiener mogelijkheden om uitzondering op te nemen voor analfabeten en laaggeletterden?

Ook willen de leden van de SP-fractie weten of er twijfel bestaat over de beheersing van de Nederlandse taal als de belanghebbende alleen Fries of Limburgs spreekt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, moet er bij de belanghebbende dan een examen worden afgenomen?

De leden van de SP-fractie stellen dat oudkomers het inburgeringexamen deels mogen afronden op niveau A1 (wat betreft lezen en schrijven). De leden van de SP-fractie willen weten op welke wijze hier rekening mee is gehouden in voorliggend wetsvoorstel? Acht de indiener het wenselijk dat oudkomers voldoen aan hun inburgeringplicht, maar geen aanspraak kunnen maken op een bijstandsuitkering? Op welke wijze wordt er in voorliggend wetsvoorstel omgegaan met Nederlanders die geen inburgeringplicht opgelegd hebben gekregen i.v.m. het gelijkheidsbeginsel? Worden deze Nederlanders alsnog verplicht tot het voldoen aan de taaleis?

Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie in hoeveel re-integratietrajecten in het jaar 2010 de Nederlandse taal een onderdeel van het re-integratietraject is geweest? Hoeveel mensen hebben met succes dit onderdeel van het re-integratietraject afgesloten? Hoeveel mensen hebben zonder succes dit onderdeel van het re-integratietraject afgesloten?

De leden van de SP-fractie vragen welke dringende redenen geen reden voor het college van B&W zijn om de bijstandsuitkering te verlagen als belanghebbende niet voldoet aan de taaleis zoals voorgesteld in het wetsvoorstel? Ook vragen de leden van de SP-fractie de indiener om een overzicht te geven van redenen van verwijtbaarheid die zorgen voor een verlaging van de uitkering, omdat iemand niet voldoet aan de taaleis zoals voorgesteld in dit wetsvoorstel.

De leden van de SP-fractie vragen of de indiener een voorbeeld van een toets kan overleggen aan de Kamer, die mensen moeten afleggen als zij een aanvraag doen voor een bijstandsuitkering en er een vermoeden bestaat dat men niet voldoet aan de taaleis. De leden van de SP-fractie vragen welke criteria zijn verbonden aan de eis dat iemand «moet voldoen aan de geplande voortgang van een opleiding met betrekking tot het verwerven van de vaardigheden van de Nederlandse taal»? Ook vragen zij wie bepaalt of de belanghebbende aan de geplande voortgang voldoet en op welke wijze?

De leden van de SP-fractie vragen of het wetsvoorstel aan uitvoeringsinstanties is voorgelegd? Zo ja, welke en wat waren de reacties? Daarnaast vragen zij of er is voorzien in een evaluatie van dit wetsvoorstel.

De leden van de SP-fractie willen weten wanneer het wetsvoorstel volgens de indiener in werking moet treden.

De leden van de D66-fractie zijn benieuwd of de indiener externe adviezen heeft ingewonnen. Zij vragen of er bijvoorbeeld geïnformeerd is naar de mening van de VNG. Voorts zijn de leden van de D66-fractie benieuwd of er informatie is ingewonnen bij onderwijsexperts of experts op het gebied van taalcursussen met betrekking tot de haalbaarheid van het leren van Nederlands op het niveau A2 door de beoogde groep.

De leden van de fractie van D66 vragen de indiener om in te gaan op de invloed van het initiatiefwetsvoorstel op de gemeentelijke autonomie met betrekking tot de uitvoering van de WWB? Zij zijn benieuwd of het college verplicht is tot het korten van de bijstandsuitkering als mensen niet aan de taaltoets voldoen, of biedt deze initiatiefwet het college enkel de mogelijkheid tot korten?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom de indiener niet ingaat op het belang van de eigen bevoegdheid van gemeenten in de uitvoering van de WWB, aangezien de uitvoering van de WWB bewust bij gemeenten is gelegd.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of het wetsvoorstel alleen van kracht is op de nieuwe instroom of geldt de taaleis ook voor de bestaande gevallen. Tevens willen zij weten op welke wijze er rekening gaat worden gehouden met analfabetisme. Hoe wordt voorkomen dat de toegang tot maatschappelijke opvang voor bijvoorbeeld vrouwen en daklozen wordt belemmerd die nu nog door de WWB-uitkering in de eigen bijdrage aan de opvang kunnen voorzien? De leden van de ChristenUnie-fractie ontvangen ook graag een nadere toelichting waarom de indiener de voorgestelde hoogte van de korting op de WWB-uitkering proportioneel acht.

De leden van de ChristenUnie-fractie stellen vast dat het wetsvoorstel geen evaluatiebepaling bevat. Wil de indiener alsnog in een evaluatie voorzien of om welke redenen wil de indiener het wetsvoorstel niet evalueren?

De leden van ChristenUnie-fractie willen weten of de indiener het wetsvoorstel heeft voorgelegd aan uitvoeringsinstanties zoals het uitvoeringspanel gemeenten. Zo ja, hoe luidt het advies van deze instanties? Zo nee, waarom niet?

5. Internationaal

De leden van de CDA-fractie stellen dat internationaal in verdragen veel belang wordt gehecht aan het belang van bijstand. Bijstand wordt als zorgplicht van de overheid gezien. De leden van de CDA-fractie wijzen in dit verband op internationale verdragen als het Europees Sociaal Handvest, het EVRM en het verdrag inzake de rechten van het kind. Dit wetsvoorstel lijkt met deze verdragen in strijd te zijn. Kan de indiener nader op deze strijdigheid ingaan?

De leden van de SP-fractie willen weten of het juist is dat het geheel uitsluiten van bijstand aan personen die legaal op het Nederlands grondgebied verblijven zonder tegelijk in een alternatief te voorzien in strijd is met internationaalrechtelijke verplichtingen?

De leden van de SP-fractie constateren dat in het wetsvoorstel gesteld wordt dat de economische belangen van Nederland een mogelijke inbreuk op artikel 8 EVRM rechtvaardigen. De leden van de SP-fractie vragen om welke economische belangen het hier gaat. Ook vragen zij waarom deze economische belangen boven de individuele belangen van een vreemdeling en zijn gezinsleden gaan? Kan de indiener dit uitgebreid toelichten?

De leden van de SP-fractie vragen of er in het buitenland voorbeelden zijn te noemen van een taaleis voor het verkrijgen van bijstand en/of tot andere sociale voorzieningen. Zo ja, wat zijn hiervan de effecten? Ook vragen zij of de indiener kan aangeven of er jurisprudentie binnen de Europese Unie bestaat over het toevoegen van een taaleis als voorwaarde voor bijstand? Zo ja, wat is de jurisprudentie op dit onderwerp?

De leden van de D66-fractie vragen of er ervaring is met een taaleis in het buitenland en wat daar de gevolgen en resultaten waren.

De leden van de ChristenUnie stellen dat de indiener van mening is dat er geen sprake is van strijdigheid met internationale verdragen. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe groot het risico is dat internationale verdragen desondanks niet worden nageleefd doordat de zorgplicht voor huisvesting en het voorkomen van sociale uitsluiting zoals opgenomen in artikelen 30 en 31 van het Herzien Europees Sociaal Handvest indirect toch in het geding komen door het te sterk beperken dan wel niet verstrekken van de WWB-uitkering.

II. ARTIKELSGEWIJS

Artikel 1

Art. 18, lid 2

De leden van de ChristenUnie-fractie willen de indiener er op attent maken dat het wetsvoorstel een verwijzing naar het tweede en derde lid van artikel 30c van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk in inkomen bevat, terwijl in de Memorie van toelichting wordt gesproken over het eerste en tweede lid van artikel 30c van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk in inkomen.

Art. 18, lid 5 c en 6

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de indiener kan toelichten welke documenten precies worden bedoeld met de andere documenten die overlegd kunnen worden waaruit blijkt dat de belanghebbende de vaardigheden in de Nederlandse taal beheerst?

De voorzitter van de commissie,

Van Gent

Adjunct-griffier van de commissie,

Dekker


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Gent, W. van (GL), voorzitter, Hamer, M.I. (PvdA), Ham, B. van der (D66), Sterk, W.R.C. (CDA), Smeets, P.E. (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink, I. (VVD), Hijum, Y.J. van (CDA), Omtzigt, P.H. (CDA), Koşer Kaya, F. (D66), Ulenbelt, P. (SP), Ortega-Martijn, C.A. (CU), Dijck, A.P.C. van (PVV), ondervoorzitter, Spekman, J.L. (PvdA), Vermeij, R.A. (PvdA), Ouwehand, E. (PvdD), Dijkgraaf, E. (SGP), Azmani, M. (VVD), Jong, L.W.E. de (PVV), Klaver, J.F. (GL), Huizing, M.E. (VVD), Straus, K.C.J. (VVD), Besselaar, I.H.C. van den (PVV) en Vacature, (SP).

Plv. leden: Voortman, L.G.J. (GL), Heijnen, P.M.M. (PvdA), Pechtold, A. (D66), Uitslag, A.S. (CDA), Klijnsma, J. (PvdA), Neppérus, H. (VVD), Biskop, J.J.G.M. (CDA), Smilde, M.C.A. (CDA), Dijkstra, P.A. (D66), Kooiman, C.J.E. (SP), Slob, A. (CU), Fritsma, S.R. (PVV), Çelik, M. (PvdA), Dijsselbloem, J.R.V.A. (PvdA), Thieme, M.L. (PvdD), Staaij, C.G. van der (SGP), Aptroot, Ch.B. (VVD), Klaveren, J.J. van (PVV), Sap, J.C.M. (GL), Houwers, J. (VVD), Harbers, M.G.J. (VVD), Mos, R. de (PVV) en Gesthuizen, S.M.J.G. (SP).

Naar boven