32 318 Geldstromen ontwikkelingssamenwerking

Nr. 3 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 16 april 2010

De commissie voor de Rijksuitgaven1, en de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken2, hebben een aantal vragen voorgelegd aan de Algemene Rekenkamer over de brief van 17 februari 2010 inzake het rapport van de Algemene Rekenkamer «Geldstromen ontwikkelingssamenwerking» (Kamerstuk 32 318, nrs. 1 en 2)

De Algemene Rekenkamer heeft deze vragen beantwoord bij brief van 15 april 2010. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie voor de Rijksuitgaven,

Aptroot

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Ormel

De griffier van de commissie voor de Rijksuitgaven,

Groen

1

Wat bedoelt de Algemene Rekenkamer met de mededeling dat niet gestreefd is naar volledigheid? Welke gegevens zijn niet in het onderzoek opgenomen?

De gegevens die we voor onze analyses gebruikt hebben zijn volledig. De verkenning is uitgevoerd met alle betalingen die het Ministerie van Buitenlandse Zaken (BuiZa) in 2008 voor ontwikkelingssamenwerking gedaan heeft. Ook per deelanalyse (zoals van onderwijs) hebben we alledaarvoor relevantebetalingen betrokken.

Met de mededeling niet te streven naar volledigheid bedoelen we dat wij ons binnenonze analyses beperkt hebben. Het ging ons er namelijk vooral om de mogelijkheden voor meer transparantie in de begroting en verantwoording te laten zien.

Zo hebben wij ons bij de selectie uit de administratie van het ministerie per betaling beperkt tot vier variabelen, namelijk het land waarin de ontvanger gevestigd is, de bestemming, het bedrag en de operationele doelstelling. Verder zijn we in hoofdstuk 4 alleen ingegaan op beleidsartikel 5 (Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling) van de begroting van het Ministerie van BuiZa, terwijl betalingen voor ontwikkelingssamenwerking via alle acht artikelen zijn gedaan. Dat we ten slotte binnen artikel 5 alleen naar onderwijs hebben gekeken, is een ander voorbeeld van de afbakening van onze analyses.

2

Is de 6% van de € 1,8 miljard die aan organisaties in Nederland is betaald, de omvang van bedragen waarvan organisaties hebben aangegeven dat ze in een expliciet land of regio zijn besteed, of zijn dit de gelden die door het Ministerie van Buitenlandse Zaken zijn geoormerkt voor een expliciet land of regio?

In het tweede geval, zijn er ook gegevens bekend over de besteding van de overige gelden door Nederlandse organisaties?

In onze analyses hebben we de gegevens gebruikt zoals die zijn vastgelegd in de financiële administratie van het ministerie. We hebben deze gegevens verder niet onderzocht en kunnen daarom niet aangeven waar de bestemmingen die zijn opgenomen in de administratie hun oorsprong vinden en hoe die tot stand zijn gekomen. Evenmin hebben we geverifieerd of de betalingen ook feitelijk op de genoemde bestemming terecht zijn gekomen.

Informatie over de besteding van Nederlandse organisaties over 2008 is voor een groot deel te vinden op www.ngo-database.nl. De website is onderdeel van de IS Academie, een onderzoeksprogramma van het Centre for International Development Issues Nijmegen (CIDIN) en het Ministerie van BuiZa.

De besteding van betalingen die het Ministerie van BuiZa voor ontwikkelingssamenwerking aan Nederlandse organisaties heeft gedaan is één van de onderwerpen waar we ons in ons komende vervolgonderzoek op zullen richten.

3

Zou het mogelijk en/of wenselijk zijn om betalingen door grote Medefinancieringsstelsel (MFS)-instellingen, op thema's die als operationele doelstellingen in de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken zijn opgenomen, ook op deze operationele doelstellingen te boeken, zoals ook gebeurt bij betalingen aan kleine MFS-organisaties zoals Stop Aids Now en het WNF?

Dit zou mogelijk moeten zijn. De hierboven genoemde NGO-database van het CIDIN kent een thematische onderverdeling van de betalingen in het kader van het Medefinancieringsstelsel (MFS) aan organisaties. Deze verdeling is gebaseerd op de activiteitencodering die de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) voor ontwikkelingssamenwerking hanteert. Op basis van deze zelfde codering zijn de betalingen van het ministerie opgenomen in de database van de OESO (www.oecd.org/dac/stats/idsonline). Hierin zijn de betalingen van een groot aantal landen en internationale organisaties voor ontwikkelingssamenwerking geregistreerd. Beide onderverdelingen hebben dus een gemeenschappelijke basis.

Wij vinden het wenselijk dat de begroting en verantwoording van het ministerie consistenter en transparanter wordt. Maar dit betekent voor ons niet per definitie dat die begroting een thematische indeling zou moeten hebben, wel dat de indeling overeenkomt met de sturingsvisie die de minister heeft voor ontwikkelingssamenwerking en voor MFS.

4

Zou het de transparantie ten goede komen als in vervolgonderzoeken ook andere (Nederlandse) betalingen per land worden bekeken en meegenomen in de analyse, zoals betalingen door grote MFS-organisaties, remittances en investeringen door bijvoorbeeld de FMO?

Zo ja, bent u van plan deze betalingen mee te nemen in vervolgonderzoek?

Zo nee, waarom niet?

Dit komt de transparantie inderdaad ten goede. We hebben de intentie om deze betalingen in ons vervolgonderzoek te betrekken.

We hebben beperkte mogelijkheden om onderzoek te doen naar betalingen die lopen via organisaties buiten het Rijk. Dit geldt bijvoorbeeld voor remittances.

Voor zover de minister subsidie verstrekt aan bijvoorbeeld MFS-organisaties hebben we wel bevoegdheden bij die organisaties, maar niet bij de eindgebruikers. Daarvoor zijn we aangewezen op openbare bronnen en vrijwillige medewerking.

Bij FMO, een rechtspersoon met een wettelijke taak (RWT) van het Ministerie van BuiZa, hebben we wel onderzoeksbevoegdheden. Een organisatie is een RWT wanneer er sprake is van een bij of krachtens wet opgedragen taak en/of financiering uit een wettelijke heffing. Overigens wordt de RWT-status van het FMO betwist door het ministerie.

5

Worden in vervolgonderzoeken ook bijdragen van andere donoren per land betrokken? Zo nee, waarom niet?

In bijlage 3 van het rapport hebben we een voorzet gedaan voor de wijze waarop we de bijdragen van andere landendonoren willen betrekken. Daar waar de bijdragen van donoren samenkomen met de Nederlandse bijdragen, zullen we in één van de volgende onderzoeken soms wat dieper op de gezamenlijke bijdragen in kunnen gaan. Dit speelt bijvoorbeeld bij de budget- en sectorsteun die de gezamenlijke donoren geven.

Alleen al het in kaart brengen van de bijdragen die de Nederlandse regering via de diverse kanalen en modaliteiten heeft lopen, vergt een omvangrijke inspanning. Daarnaast hebben we nauwelijks tot geen bevoegdheden om bij particuliere en internationale organisaties en bij andere landendonoren onderzoek te doen. Dit beperkt ons in de mogelijkheden om de bijdragen van andere donoren mee te nemen.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Vlies, B.J. van der (SGP), Blok, S.A. (VVD), Hoopen, J. ten (CDA), Weekers, F.H.H. (VVD), Haersma Buma, S. van (CDA), Nerée tot Babberich, F.J.F.M. de (CDA), Aptroot, Ch.B. (VVD), Voorzitter, Dezentjé Hamming-Bluemink, I. (VVD), Omtzigt, P.H. (CDA), Koşer Kaya, F. (D66), Luijben, A.P.M. (SP), Veen, E. Van der (PvdA), Kalma, P. (PvdA), Gerven, H.P.J. Van (SP), Blanksma-van den Heuvel, P.J.M.G. (CDA), Cramer, E.A. (CU), Dijck, A.P.C. van (PVV), Gesthuizen, S.M.J.G. (SP), Ouwehand, E. (PvdD), Heijnen, P.M.M. (PvdA), Tang, P.J.G. (PvdA), Vos, M.L. (PvdA), Ondervoorzitter, Bashir, F (SP), Sap, J.C.M. (GL) en Vacature (CDA).

Plv. leden: Staaij, C.G. van der (SGP), Burg, B.I. van der (VVD), Jonker, C.W.A. (CDA), Snijder-Hazelhoff, J.F. (VVD), Vries, J.M. de (CDA), Hijum, Y.J. Van (CDA), Beek, W.I.I. van (VVD), Krom, P. de (VVD), Pater-van der Meer, M.L. de (CDA), Ham, B. van der (D66), Gerkens, A.M.V. (SP), Vermeij, R. (PvdA), Laaper-ter Steege, S.Th.M. (PvdA), Kant, A.C. (SP), Vacature, CDA (), Anker, E.W. (CU), Roon, R. de (PVV), Irrgang, E. (SP), Thieme, M.L. (PvdD), Linhard, P. (PvdA), Besselink, M. (PvdA), Depla, G.C.F.M. (PvdA), Roemer, E.G.M. (SP), Vendrik, C.C.M. (GL), Mastwijk en J.J. (CDA).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Bommel, H. van (SP), Staaij, C.G. van der (SGP), Waalkens, H.E. (PvdA), Çörüz, C. (CDA), Ormel, H.J. (CDA), Voorzitter, Ferrier, K.G. (CDA), Velzen, K. van (SP), Nicolaï, A (VVD), Nerée tot Babberich, F.J.F.M. de (CDA), Haverkamp, M.C. (CDA), Blom, L. (PvdA), Eijsink, A.M.C. (PvdA), Dam, M.H.P. Van (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink, I. (VVD), Schippers, E.I. (VVD), Irrgang, E. (SP), Knops, R.W. (CDA), Roon, R. de (PVV), Voordewind, J.S. (CU), Pechtold, A. (D66), Ondervoorzitter, Broeke, J.H. Ten (VVD), Raak, A.A.G.M. van (SP), Thieme, M.L. (PvdD), Peters, M. (GL) en Yücel, K (PvdA).

Plv. leden: Wit, J.M.A.M. de (SP), Vlies, B.J. van der (SGP), Vermeij, R. (PvdA), Omtzigt, P.H. (CDA), Spies, J.W.E. (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout, J.D.M.P. (CDA), Dijk, J.J. van (SP), Miltenburg, A. van (VVD), Hoopen, J. ten (CDA), Jonker, C.W.A. (CDA), Boelhouwer, A.J.W. (PvdA), Leerdam, J.A.W.J. (PvdA), Arib, K. (PvdA), Neppérus, H. (VVD), Griffith, L.J. (VVD), Lempens, P.P.E. (SP), Schermers, J.P. (CDA), Wilders, G. (PVV), Wiegman-van Meppelen Scheppink, E.E. (CU), Koşer Kaya, F. (D66), Beek, W.I.I. van (VVD), Gesthuizen, S.M.J.G. (SP), Ouwehand, E. (PvdD), Vendrik, C.C.M. (GL) en Samsom, D.M. (PvdA).

Naar boven