32 317 JBZ-Raad

CH BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 november 2012

Hierbij bied ik u, mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, de geannoteerde agenda van de bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 6–7 december 2012 in Brussel aan.

De minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

Geannoteerde agenda van de bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 6–7 december 2012 te Brussel

I. Immigratie en Asiel

Raad – wetgevende besprekingen

1. Gemeenschappelijk Europees asielstelsel

– Stand van zaken

Het voorzitterschap zal de Raad informeren over de stand van zaken rond de onderhandelingen over het gemeenschappelijk Europees asielstelsel (GEAS). Naar verwachting zal het voorzitterschap tijdens de Raad ingaan op de onderhandelingen over de Procedurerichtlijn, de Dublin-verordening en de Eurodac-verordening. Streefdatum voor afronding is nog altijd eind 2012. Als dit echter niet voor alle onderdelen zou lukken, is het streven van Nederland evenwel om het GEAS als één pakket te blijven behandelen, door een akkoord op de verschillende dossiers met elkaar in de pas te laten lopen.

De JBZ-Raad heeft op 25 oktober jl. het gezamenlijk standpunt van het EP en de Raad over de herziening van de Opvangrichtlijn bevestigd. Na herziening door de juristen-vertalers zal de Raad formeel zijn positie in eerste lezing vaststellen. Verwacht wordt dat het Europees Parlement (EP) vervolgens zonder amendementen zal instemmen met het standpunt van de Raad inzake de herziening van de Opvangrichtlijn.

De triloog en de omlijstende technische discussies in het kader van de Procedurerichtlijn lopen nog. Er hebben tot dusver vijf trilogen plaatsgevonden. Onderwerp van discussie zijn daar nog kwesties als de training van hoor- en beslismedewerkers, waarborgen voor alleenstaande minderjarige asielzoekers en kwetsbare groepen (m.n. slachtoffers van foltering) en de verplichting om de Commissie te berichten als de voorgeschreven termijnen niet worden gehaald vanwege een hoge instroom.

In de triloog van 14 november jl. is overeenstemming bereikt over de nieuwe Dublin-verordening voor wat betreft het laatste onderdeel, de comitologie- en delegatiebepalingen. In het algemeen kan gezegd worden dat hiervoor een gebalanceerd compromis is gevonden met het EP, waarbij de betrokkenheid van lidstaten in voldoende mate geborgd is.

De triloog over Eurodac is in volle gang. Belangrijke bepreekpunten zijn de amendementen van het EP waarin wordt voorgesteld om de voorwaarden waaronder vingerafdrukken die verkregen zijn in een strafrechtelijk onderzoek naar een ernstig strafbaar feit mogen worden vergeleken met die van asielzoekers in Eurodac, te verduidelijken en aan te scherpen. In algemene zin kan Nederland duidelijke voorwaarden ondersteunen. Verder vindt Nederland (en veel andere lidstaten) dat Eurodac onderdeel uitmaakt van het GEAS, zeker in relatie tot de Dublin-verordening.

2. Diversen

– Informatie van het Voorzitterschap over lopende wetgevende voorstellen

Richtlijn toelating van binnen een onderneming overgeplaatste medewerkers en richtlijn seizoensarbeiders

Het voorzitterschap zal de Raad informeren over de voortgang van de onderhandelingen over de richtlijn inzake toelating van binnen een onderneming overgeplaatste medewerkers en de richtlijn seizoensarbeiders.

De onderhandelingen over de richtlijn toelating van binnen een onderneming overgeplaatste medewerkers in de Raad zijn afgerond. Momenteel wordt tussen het EP en de Raad gesproken over het dossier. Nederland is voorstander van toelating van hooggekwalificeerde arbeidsmigranten tot Nederland en breder tot de EU. Nederland kan dan ook instemmen met dit richtlijnvoorstel.

Naar verwachting kunnen de onderhandelingen in de Raad over de richtlijn inzake de voorwaarden van toelating en verblijf van seizoenswerkers op korte termijn worden afgerond, waarna de triloog formeel kan starten. De onderhandelingen in de Raad zijn uiterst moeizaam verlopen, met name op het punt of toelating voor korter dan drie maanden in de richtlijn geregeld moet worden. De Commissie en het EP zijn hiervan voorstander. Inmiddels is een overgrote meerderheid van de lidstaten, waaronder Nederland, voorstander van het opnemen van bepalingen inzake kort verblijf in het voorstel. Ook zijn de vijf punten die de Tweede Kamer (Handelingen II, 32 452, nr. 6) ten aanzien van deze richtlijn heeft geformuleerd, opgenomen in het meest recente tekstvoorstel voor de richtlijn. Belangrijk punt is dat lidstaten zelf kunnen vaststellen wat zij onder seizoenswerk verstaan en dat zij de mogelijkheid van een quotum hebben. Dit kan een nulquotum zijn.

Raad – niet-wetgevende besprekingen

3. Stockholm Programma

– Tussentijdse evaluatie

Tijdens de Raad zal het Voorzitterschap de tussentijdse evaluatie van het Stockholm Programma, het EU JBZ-meerjarenbeleidsprogramma voor de periode 2010–2014, bespreken. De evaluatie behelst een feitelijke opsomming op hoofdlijnen van de stand van zaken van de uitvoering van de voornemens op het gebied van JBZ zoals opgenomen in het Actieplan behorend bij het Stockholm Programma. Nederland kan zich vinden in de belangrijkste resultaten van de eerste helft van de looptijd van het Stockholm Programma, die in de tussentijdse evaluatie zijn weergegeven.

Het Stockholm Programma (2010–2014) is aangenomen tijdens de Europese Raad van 10–11 december 2009. In navolging van dit besluit van de Raad heeft de Commissie op 20 april 2010 een actieplan gepresenteerd (COM (2010) 171) waarin het Stockholm Programma is uitgewerkt. Per JBZ-terrein zijn acties, mededelingen, verslagen en wet- en regelgeving geïdentificeerd.

Uw Kamer wordt jaarlijks schriftelijk geïnformeerd over de uitvoering van het Stockholm Programma. Aanstaande rapportage volgt medio 2013, in vervolg op de eerdere rapportages in 2009, 2011 en 2012 (Kamerstukken II 2009/10, 23 490, nr. 592; 2010/11, 32 317, nr. 63; 2011/12, 32 317, nr. 131).

Gemengd Comité

4. Schengenbestuur

– Halfjaarlijks Rapport van de Commissie over het functioneren van de Schengenruimte

De Raad zal – conform de Raadsconclusies van maart 2012 – door de Commissie middels haar halfjaarlijkse verslag worden geïnformeerd over het functioneren van de Schengenruimte. Op basis van deze rapportages van de Commissie kan de Raad beter politieke sturing geven, en wordt de samenhang tussen de verschillende initiatieven ten behoeve van de versterking van de Schengenruimte geborgd.

De Commissie geeft in dit rapport, dat de periode van 1 mei 2012 tot 31 oktober 2012 beslaat, onder meer aan dat illegale grensoverschrijding nog het meest voorkomt bij de Grieks-Turkse grens, maar dat migranten ook vaker via de Westelijke Balkan en de Italiaanse zeegrenzen illegaal de EU binnenkomen.

De Commissie geeft in het rapport aan dat in deze periode twee lidstaten (Spanje en Polen) tijdelijk controles hebben uitgevoerd aan hun binnengrenzen vanwege een bedreiging van de openbare orde of binnenlandse veiligheid. In deze mogelijkheid voorziet artikel 23 van de Schengengrenscode. Ook geeft de Commissie aan op dit moment te corresponderen met negen lidstaten over de correcte toepassing van het Schengenacquis inzake de afwezigheid van binnengrenscontroles, waaronder met Nederland. Eén zaak met Nederland (@migo boras) is inmiddels gesloten.

Ten aanzien van de conformiteit met het Schengenacquis van de mobiele controles door de Koninklijke Marechaussee in de binnengrenszone met België en Duitsland (MTV) wijst het rapport op de uitspraak van het Europese Hof van Justitie in de zaak Adil (C-278/12 PPU), waarover de Raad van State prejudiciële vragen had gesteld. Het arrest vermeldt dat MTV niet indruist tegen het Unierecht en niet hetzelfde effect heeft als grenscontroles. De Raad van State heeft op 3 augustus jl. het standpunt van het Hof overgenomen in de individuele zaak naar aanleiding waarvan de prejudiciële vragen waren gesteld. Daarmee is vastgesteld dat het MTV juridisch voldoende is verankerd in de nationale wetgeving.

In het verslag wordt gesuggereerd dat de door de strafrechter gestelde prejudiciële vragen over MTV in de zaak Jaoo nog lopen. Naar aanleiding van het arrest Adil heeft de rechtbank Roermond op verzoek van het Hof echter aangegeven de vragen in te trekken. De zaak Jaoo is dan ook afgedaan op 14 september 2012.

Voorts wordt in het verslag de stand van zaken aangegeven van het post-visumliberalisatiemechanisme voor de Westelijke Balkan landen alsmede de stand van zaken van de terug- en overnameovereenkomsten. Verder meldt de Commissie dat de inspanningen ten aanzien van de toetreding van Roemenië en Bulgarije tot de Schengenzone worden voortgezet.

Nederland is van mening dat het verslag een duidelijk overzicht geeft van de stand van zaken van de uitvoering van het Schengenacquis in de afgelopen maanden en zal tijdens de Raad aangeven dat de zaak Jaoo inmiddels is afgedaan.

5. Diversen

Programma Iers voorzitterschap

Ierland zal het programma en de prioriteiten van het inkomende Ierse voorzitterschap (januari – juni 2013) presenteren. Nederland zal de presentatie aanhoren.

Eurosur

Het voorzitterschap zal tijdens de Raad de stand van zaken toelichten rond de behandeling van het voorstel over Eurosur, waarmee een gemeenschappelijk technisch kader gecreëerd wordt dat beoogt het beheer van de Schengen-buitengrenzen te versterken. Bij meerdere gelegenheden bent u geïnformeerd over de doelstelling van Eurosur en de Nederlandse inzet op dit dossier1. De onderhandelingen tussen de lidstaten verlopen voorspoedig. Nederland heeft tekstvoorstellen gedaan over de rol van de lidstaten, de bescherming van de privacy en de grondrechten van migranten die overwegend positief zijn ontvangen.

Over een aantal punten wordt nog gesproken in de Raad, zoals over de doelstellingen, de gegevensbescherming, de kosten en de samenwerking met het Verenigd Koninkrijk en Ierland. Nederland vindt het van belang dat Eurosur niet slechts dient om illegale immigratie en grensoverschrijdende criminaliteit tegen te gaan, maar ook bijdraagt aan de bescherming van levens van migranten op zee. Nederland wil de uitwisseling van persoonsgegevens binnen Eurosur niet uitsluiten, maar vindt dat dit alleen dient te gebeuren wanneer noodzakelijk, onder strenge voorwaarden en met volledige inachtname van de Europese en nationale privacyregels. Nederland vindt het daarnaast belangrijk dat binnen Eurosur met het Verenigd Koninkrijk en Ierland kan worden samengewerkt en Nederland ondersteunt de praktische uitwerking van deze samenwerking. De kostenaspecten zien vooral op de verduidelijking van EU begrotingstechnische zaken. Nederland acht het van belang dat de financiële aspecten duidelijk zijn voordat de Verordening wordt vastgesteld.

Het voorzitterschap zal verder gaan met de informele besprekingen met het EP zonder dat er een definitief standpunt van de Raad is over bovengenoemde openstaande punten zoals de gegevensbescherming en de samenwerking met het VK. In het EP zijn 245 amendementen ingediend op het ontwerp-verslag van rapporteur Jan Mulder. De stemming in de LIBE-commissie vindt plaats op 27 november 2012. Mogelijk gaat de voorzitter tijdens de Raad ook in op de stand van zaken in het EP.

Verordening 539/2001

Het voorzitterschap zal de lidstaten informeren over de stand van zaken met betrekking tot de aanpassing van Verordening 539/2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld. Het voorzitterschap onderhandelt nog met het EP over de aanpassing van deze Verordening, waarin onder meer de noodremprocedure is opgenomen. Deze onderhandelingen richten zich op het onderdeel reciprociteit met betrekking tot visumplicht. Voor dat onderdeel wordt nog gezocht naar een besluitvormingsmechanisme dat recht doet aan de wensen van het EP, de bevoegdheden van de Commissie en de belangen van de lidstaten.

Schengenvoorstellen

Het voorzitterschap zal de Raad informeren over de voortgang op het dossier Schengen bestuur. Nederland zal de presentatie aanhoren.

6. Lunchonderwerp: Visumbeleid

Tijdens de lunch zal gesproken worden over de strategische mededeling van de Commissie over de uitvoering en ontwikkeling van het gemeenschappelijk visumbeleid voor snellere economische groei in de EU (COM (2012) 649). Uw Kamer ontvangt op korte termijn een BNC-fiche over deze mededeling. De mededeling richt zich op mogelijkheden waarop het visumbeleid kan worden toegepast en ontwikkeld om de economische groei van de EU te bevorderen binnen de kaders van bestaande regelgeving, in het bijzonder in de vorm van het faciliteren van reizen voor toeristische doeleinden. Tevens zal de Commissie, in het licht van de evaluatie van Verordening 810/2009 (Visumcode) in 2013, onderzoeken in hoeverre de Verordening aangepast dient te worden zodat de procedures voor legale reizigers kunnen worden verbeterd en versoepeld, zonder uit het oog te verliezen dat sommige reizigers uit het oogpunt van migratie of veiligheid een risico vormen.

Nederland is voorstander van ruime gebruikmaking van de ruimte die de regelgeving biedt om bonafide visumaanvragers te faciliteren en past dit al sinds de inwerkingtreding van de Visumcode veelvuldig toe in de uitvoeringspraktijk. Indien de aangekondigde evaluatie van de Visumcode in een later stadium leidt tot een voorstel voor aanpassing van de regelgeving, zal Nederland zich inzetten voor regelgeving waarmee de juiste balans wordt gevonden tussen enerzijds het faciliteren van goed bekendstaande visumaanvragers en anderzijds het tegengaan van risico’s op het gebied van illegale immigratie, openbare orde, binnenlandse veiligheid en de internationale betrekkingen. Daarnaast dienen negatieve neveneffecten van visumfacilitatie zoveel mogelijk voorkomen te worden door bijvoorbeeld een impact assessment uit te voeren.

II. Veiligheid en Justitie, Grondrechten en Burgerschap

Raad – wetgevende besprekingen

1. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bevriezing en confiscatie van opbrengsten van misdrijven in de Europese Unie

– Algemene oriëntatie

Het Voorzitterschap wil een algemene oriëntatie bereiken over het voorstel voor een richtlijn betreffende de bevriezing en confiscatie van opbrengsten van misdrijven in de EU. Dit voorstel ziet op het ontnemen van crimineel vermogen (confiscatie) en het leggen van beslag (bevriezing). Het vloeit voort uit de mededeling van de Commissie van 2008 over de opbrengsten van criminaliteit («Misdaad mag niet lonen» (COM (2008) 766)). De richtlijn moet leiden tot een verdere harmonisatie van de regelingen van de lidstaten inzake bevriezing en confiscatie.

Nederland steunt de voorgestelde richtlijn. Het voorstel is dienstig is aan de internationale samenwerking bij het afnemen van criminele winsten. De samenwerking op dit belangrijke terrein kan aan kracht winnen met de harmoniserende voorstellen die van dit voorstel deel uitmaken. De onderhandeling over het voorstel zijn op dit moment nog in gang.

2. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad over strafrechtelijke sancties op handel met voorkennis en marktmanipulatie (marktmisbruik)

– Algemene oriëntatie

Het Voorzitterschap wil een algemene oriëntatie bereiken over het voorstel voor een richtlijn over strafrechtelijke sancties voor handel met voorwetenschap en marktmanipulatie (marktmisbruik), waarover de JBZ-Raad op 27 april 2012 een gedeeltelijke algemene oriëntatie heeft bereikt. Het voorstel stelt minimumregels vast voor de strafbaarstelling van de kernverboden van de verordening marktmisbruik, te weten handel met voorwetenschap en marktmanipulatie. Het verplicht de lidstaten op deze gedragingen effectieve, proportionele en afschrikwekkende strafrechtelijke sancties te stellen. Het voorstel maakt deel uit van het pakket aan maatregelen dat de Commissie heeft gepresenteerd om marktmisbruik tegen te gaan. Daartoe behoort ook de ontwerpverordening, waarover thans onder verantwoordelijkheid van de Ecofin Raad wordt onderhandeld. Beide voorstellen zijn met elkaar verweven, waarbij de ontwerprichtlijn kan worden gezien als strafrechtelijk sluitstuk op de bestrijding van marktmisbruik.

Nederland kan de ambitie van het Voorzitterschap om een algemene oriëntatie over de richtlijn te bereiken, steunen. Nederland kan zich vinden in de compromistekst zoals die is voorgesteld door het Voorzitterschap. Over een enkel onderdeel van de tekst vinden nog besprekingen plaats. Het betreft met name de aanduiding van de ernstige gevallen van marktmisbruik waarvoor in strafbaarstelling dient te worden voorzien en de wijze waarop aan de aansprakelijkheid van rechtspersonen uitdrukking wordt gegeven. De verwachting is dat ook de andere lidstaten zullen kunnen instemmen met een algemene oriëntatie.

3. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt

– Stand van zaken

Het voorzitterschap agendeert het voorstel voor de richtlijn strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt slechts teneinde de stand van zaken mee te delen.

Sinds de Raad van 16 oktober 2012 is er twee keer op ambtelijk niveau over de ontwerprichtlijn vergaderd. Dat overleg kan worden aangemerkt als een eerste verkenning. Daarbij ging telkens nogal wat tijd heen met de discussie over de rechtsgrondslag. De Commissie baseerde het voorstel op artikel 325 VWEU, terwijl veel lidstaten, waaronder Nederland, en de Juridische Dienst van de Raad van oordeel zijn dat dit onjuist is, omdat artikel 83 VWEU de correcte rechtsgrondslag is. Slechts vijf lidstaten steunen de Commissie uitdrukkelijk in haar keuze. Naar verwachting zal de kwestie van de rechtsgrondslag de onderhandelingen over de inhoud van de richtlijn blijven beheersen. Verder werden op ambtelijk niveau de artikelen doorgelopen, waarbij bleek dat de minimumstraffen op breed verzet stuiten. Slechts vier lidstaten die deze in hun eigen rechtsstelsel (voor fraude) kennen, steunden de Commissie op dit punt. Over de kwestie van de verjaring wilde het Voorzitterschap een discussie voeren over de vormgeving van de verjaringsregeling: wat bepaalt het aanvangsmoment van de verjaring, wat is bepalend voor de lengte van de verjaringstermijn en hoe staat men tegenover een gezamenlijke regeling van de stuiting van de verjaring, als in het voorstel voorzien. Niettegenstaande deze inhoudelijke vragen werd ook hierbij door lidstaten de kwestie van de rechtsgrondslag aan de orde gesteld. Duidelijk werd dat de meningen daarover voorlopig nogal uiteen lopen. De Commissie is met het oog op de verdere onderhandelingen verzocht nog een nadere onderbouwing te geven voor de juistheid van artikel 325 VWEU als rechtsgrondslag.

Uit het voorgaande blijkt dat de Nederlandse standpunten, zoals die tijdens het algemeen overleg van 24 oktober jl. zijn besproken en die ook zijn opgenomen in het BNC-fiche, dat op 28 september jl. aan uw Kamer is toegezonden (Kamerstukken II 2012/13, 22 122, nr. 1475), en in mijn brief van 19 oktober jl. (Kamerstukken II 2012/13, 32 317, nr. 141) breed worden gedeeld.

4. Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van huwelijksvermogensrechtstelsels

Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen

– Oriënterend debat / politieke richtsnoeren

Tijdens deze bijeenkomst van de Raad zal een oriënterend debat worden gevoerd over de voorstellen voor een verordening betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van huwelijksvermogensrechtstelsels en voor een verordening betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen. Deze verordeningen geven uniforme regels die bepalen welk huwelijksvermogensrechtstelsel van toepassing is of welk recht de vermogensrechtelijke gevolgen van het geregistreerd partnerschap bepaalt in het geval van echtgenoten of geregistreerde partners uit verschillende lidstaten. Verder regelen zij welke rechter bevoegd is en dat gerechtelijke beslissingen en authentieke akten uit een lidstaat in de hele EU moeten worden erkend.

Het instemmingsrecht van uw Kamer, zoals vastgelegd in artikel 3 van de Rijkswet houdende goedkeuring van het Verdrag van Lissabon (Stb. 2008, 301) is in het algemeen van toepassing. Dit instemmingsrecht betreft besluiten die beogen het Koninkrijk te binden. Tijdens deze bijeenkomst van de Raad is echter geen besluitvorming voorzien, enkel een oriënterend debat, waarbij het Voorzitterschap politieke richtsnoeren wil vaststellen voor de verdere onderhandelingen.

De thans voorliggende politieke richtsnoeren beogen meer politiek draagvlak voor de verordeningen te creëren en daarmee een impuls aan de onderhandelingen te geven. Ten aanzien van de verordening huwelijksvermogensrecht worden er voorstellen gedaan om te bepalen welke rechter bevoegd is. Nederland kan zich grotendeels in die voorstellen vinden, maar vindt dat de keuze van de echtgenoten de doorslag moet geven. De verordening biedt daarvoor niet in alle gevallen ruimte. Nederland dringt erop aan dat die ruimte wel wordt geboden.

Uitgangspunt is dat huwelijken en geregistreerde partnerschappen zoveel mogelijk gelijk behandelend dienen te worden en derhalve de regels in de verordening huwelijksvermogensrecht en de verordening betreffende de vermogensrechtelijke gevolgen voor geregistreerde partnerschappen waar mogelijk gelijk moeten luiden.

De Nederlandse regering vreest dat de thans voorliggende politieke richtsnoeren ertoe zouden kunnen leiden dat de behandeling van de verordening over de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen wordt opgeschort of achterblijft bij de verordening over de huwelijksvermogensstelsels. Dit is onwenselijk. De Nederlandse regering stelt zich op het standpunt dat beide verordeningen samen moeten worden behandeld en zal erop aandringen dat dit gebeurt.

5. Verordening van het Europees Parlement en de Raad over wederzijdse erkenning van beschermingsmaatregelen in burgerlijke zaken

– Algemene oriëntatie

Het Voorzitterschap wil een algemene oriëntatie bereiken over het voorstel voor een verordening over wederzijdse erkenning van beschermingsmaatregelen in burgerlijke zaken. Het voorstel beoogt een simpel en snel mechanisme te creëren waarmee de bescherming die een persoon in een lidstaat geniet op basis van een in die lidstaat opgelegde beschermingsmaatregel (locatie-, contact- of toenaderingsverbod), erkend wordt in elke andere lidstaat waar deze persoon verblijft of zal verblijven. Dit voorstel, dat zich beperkt tot beschermingsmaatregelen in burgerlijke zaken, vormt een aanvulling op de richtlijn Europees beschermingsbevel in strafzaken. De onderhandelingen over de tekst van de voorgestelde verordening zijn vrijwel afgerond.

Nederland staat positief ten opzichte van initiatieven tot bescherming van slachtoffers van een strafbaar feit op het grondgebied van de EU. Een eenvoudige procedure om beschermingsmaatregelen in burgerlijke zaken mee te nemen naar een andere lidstaat draagt bij aan de versterking van de positie van slachtoffers. Nederland kan instemmen met de in de onderhandelingen aangepaste tekst, met dien verstande dat nog enkele details dienen te worden uitgewerkt. Dit betreft onder meer de kennisgeving van afgifte van een certificaat waarmee de in een lidstaat genomen beschermingsmaatregel erkend kan worden in een andere lidstaat en welke gegevens precies op het certificaat vermeld worden.

6. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen om de grensoverschrijdende inning van schuldvorderingen in burgerlijke en handelszaken te vergemakkelijken

– Oriënterend debat / politieke richtsnoeren

Tijdens deze bijeenkomst van de Raad zal een oriënterend debat worden gevoerd over het voorstel voor een verordening tot vaststelling van een Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen om de grensoverschrijdende inning van schuldvorderingen te vergemakkelijken. Het Voorzitterschap wil politieke richtsnoeren vaststellen voor de verdere onderhandelingen.

Het voorstel is bedoeld om de civielrechtelijke inning van grensoverschrijdende schuldvorderingen voor burgers en bedrijven te vereenvoudigen. De nieuwe Europese procedure zal naast de bestaande nationale procedures voor het leggen van conservatoir beslag bestaan. Met een Europees beslagbevel wordt een bedrag op de rekening van de schuldenaar geblokkeerd.

Over het voorstel heeft in Nederland een internetconsultatie plaatsgevonden. Ook wordt ambtelijk over het voorstel gesproken met onder andere de banken en de rechtspraktijk. Verder is de Adviescommissie voor burgerlijk procesrecht geraadpleegd. De onderhandelingen over het voorstel in de raadswerkgroep zijn begin september 2011 gestart. Op dit moment is men nog bezig met de eerste lezing van het voorstel.

In het voorstel wordt tegemoetgekomen aan de wens van Nederland dat voorzien is in tussenkomst van de tenuitvoerleggende instantie in de lidstaat waar het beslag moet worden gelegd. Bovendien is er gekozen voor een Europese regeling naast de nationale regeling. Wel is er een aantal aandachtspunten. Een daarvan is de mogelijkheid dat, als er in het land van herkomst al een uitvoerbare beslissing is (bijvoorbeeld een gerechtelijke uitspraak), ook de gerechtsdeurwaarder over een verzoek om een Europees conservatoir beslagbevel zou moeten kunnen beslissen. Dit strookt niet met het Nederlandse systeem waarin het treffen van bewarende maatregelen een taak van de rechter is. In de richtsnoeren wordt hieraan tegemoet gekomen, doordat is opgenomen dat in beginsel alleen een rechter een Europees conservatoir beslagbevel kan afgeven. Andere richtsnoeren die zijn opgenomen, zijn onder andere dat in het voorstel de juiste balans moet worden gezocht tussen de belangen van de schuldeiser en de schuldenaar, en dat het voorstel alleen van toepassing is op grensoverschrijdende zaken. De richtsnoeren kunnen door Nederland worden gesteund.

7. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van individuen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (algemene verordening gegevensbescherming)

– Oriënterend debat

Het Voorzitterschap wil een oriënterend debat voeren over de algemene verordening gegevensbescherming. Sinds februari 2012 wordt hierover onderhandeld. In deze zeer omvangrijke verordening wordt het nieuwe geharmoniseerde gegevensbeschermingsrecht voor de Europese Unie opgenomen. De behandeling in de raadswerkgroep is gevorderd tot en met artikel 42. Naast de artikelsgewijze behandeling zullen de drie door de informele JBZ-Raad van 23 en 24 juli 2012 vastgestelde horizontale onderwerpen (administratieve lasten, gedelegeerde regelgeving door de Commissie en flexibiliteit voor het gegevensbeschermingsrecht voor de publieke sector) in afzonderlijke besprekingen aan de orde komen.

De raadswerkgroep heeft zich inmiddels in algemene zin gebogen over de onderwerpen gedelegeerde en uitvoeringshandelingen door de Commissie en administratieve lasten. Het onderwerp flexibiliteit voor de publieke sector komt vermoedelijk einde december 2012 in algemene zin aan de orde.

Ten aanzien van gedelegeerde en uitvoeringshandelingen is gebleken dat een overgrote meerderheid van de lidstaten, met inbegrip van Nederland, overwegende bezwaren heeft tegen aantal en aard van de voorziene grondslagen voor gedelegeerde handelingen. De Commissie heeft laten blijken aan dit gevoelen niet voorbij te zullen gaan. Voor de grondslagen voor uitvoeringshandelingen ligt het in zoverre anders dat daartegen wat minder fundamenteel getinte bezwaren zijn aan te voeren, maar ook hier wordt een vermindering van gedelegeerde handelingen door de meeste lidstaten – ook Nederland – nagestreefd.

Ten aanzien van administratieve lasten is gebleken dat veel lidstaten de mede door Nederland naar voren geschoven alternatieve benadering die uitgaat van een risicogebaseerde benadering in plaats van een voor alle gevallen dekkend model met wat uitzonderingen wordt onderschreven. Er is een zekere gemeenschappelijk benoeming voorbereid van de risico’s waartegen de verordening bescherming wil bieden, en er is gesproken over de mogelijkheid in één afzonderlijke nieuwe bepaling een goede procedure te regelen met behulp waarvan het risico kan worden vastgesteld en de noodzakelijke beschermingsmogelijkheden kunnen worden aangewezen.

In de raadswerkgroep is breed de conclusie gedeeld dat het nog te vroeg is een besluit op deze twee onderdelen voor te bereiden. Besluitvorming is pas mogelijk wanneer alle artikelen waarbij gedelegeerde handelingen of de oplegging van administratieve lasten inhoudelijk aan de orde zijn geweest. Naar verwachting zal het Voorzitterschap daarom volstaan met een voortgangsrapport.

De Kamer wordt in januari 2013 weer gedetailleerd geïnformeerd over het verloop van de besprekingen in de maanden oktober, november en december 2012.

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens

– Stand van zaken

Het Voorzitterschap zal de stand van zaken presenteren van de richtlijn gegevensbescherming opsporing en vervolging. Op raadswerkgroepniveau is de artikelsgewijze bespreking van het voorstel voor de richtlijn voortgezet. De besprekingen zijn gevorderd tot en met artikel 8. Bij brief van 23 oktober 2012 is uw Kamer hierover reeds geïnformeerd (Kamerstukken II, 2012/13, 32 761, nr. 44).

8. Diversen

Het Voorzitterschap zal informatie verschaffen over lopende wetgevende voorstellen.

Raad – niet-wetgevende besprekingen

9. Informatie-uitwisseling: lessen getrokken uit de implementatie van Kaderbesluit 2006/960/JBZ van de Raad en Besluiten 2008/615/JBZ en 2008/616/JBZ van de Raad

Tijdens de JBZ-Raad zullen enkele uitkomsten van een beoordeling van de toepassing van het Kaderbesluit 2006/960/JBZ (Zweeds kaderbesluit) en de Besluiten 2008/615/JBZ en 2008/616/JBZ (de Prüm-besluiten) voorliggen. Het Zweeds kaderbesluit betreft de vereenvoudiging van de uitwisseling van informatie en inlichtingen tussen de rechtshandhavingsautoriteiten van de lidstaten van de Europese Unie; de Prüm-besluiten hebben betrekking op uitwisseling van DNA-gegevens, vingerafdrukken en gegevens uit kentekenregisters. De meeste lidstaten en deelnemende landen hebben de Besluiten omgezet in nationale wetgeving. Een conclusie ten aanzien van het Zweeds kaderbesluit is dat de voorgeschreven formulieren als tijdrovend worden gezien. Voor alle besluiten geldt dat in de lidstaten discussie is over de vraag welke informatie gedefinieerd is als politie-informatie en welke als informatie van de justitiële autoriteiten. Met de justitiële autoriteiten vindt in de lidstaten discussie plaats over de aard van de te delen informatie en wat wel en niet gedeeld mag en moet worden met politie en Justitie van andere lidstaten. Procedures lopen daarmee niet zo efficiënt als gehoopt.

Het Cypriotisch Voorzitterschap zal komende JBZ raad op de hoogte stellen van de stand van zaken en de ideeën van delegaties, maar er zal geen discussie worden gevoerd. Een diepgaandere analyse van de knelpunten is nodig. De komende mededeling van de Commissie in december 2012 betreffende het European Information Exchange Model (EIXIM) moet daarbij richting geven.

10. Contraterrorisme

Jaarrapport over de tenuitvoerlegging van de EU Contraterrorisme strategie

De Europese Contra-Terrorisme Coördinator zal, in tegenstelling tot voorgaande jaren, geen discussiepaper presenteren tijdens de JBZ-Raad van december. Naar verwachting wordt dit uitgesteld tot de JBZ-Raad van februari 2013. Wel zal hij kort ingaan op de trends zoals hij die afgelopen tijd heeft waargenomen. Zo gaat hij onder meer in op de uitvoering van het actieplan rekrutering en radicalisering, veiligheid van transport over land, mensenrechten, en de link tussen interne en externe veiligheid op het terrein van counter-terrorisme. Nederland erkent de punten waar de CTC aandacht aan besteedt.

(Evt.) Raadsconclusies over beveiliging van de luchtvaart tegen terroristische dreigingen

Het is nog onduidelijk of dit punt wordt geagendeerd tijdens de JBZ-Raad. De Raadsconclusies zijn ook in conceptvorm nog niet beschikbaar. Mochten deze er komen dan zullen deze voortbouwen op de conclusies van de conferentie over beveiliging van de burgerluchtvaart tegen terroristische dreigingen die op 31 oktober 2012 werd gehouden te Nicosia. Nederland kan de conclusies van deze conferentie grosso modo onderschrijven. Zo hecht ook Nederland belang aan verdergaand gebruik van risicoanalyses om veiligheidsrisico’s te kunnen managen en aan publiek-private samenwerking.

11. Stockholm Programma

– Tussentijdse evaluatie

Zie punt 3 van de geannoteerde agenda onder Immigratie en Asiel.

12. EU Drugsstrategie (2013–2020)

– Aanneming

Het Voorzitterschap wil de EU Drugsstrategie 2013–2020 vaststellen. De Strategie is een overkoepelend politiek kader en bevat een opsomming van gezamenlijke doelstellingen, uitgangspunten en waarden voor het drugsbeleid. Weliswaar heeft elke lidstaat zijn eigen drugsbeleid, maar de Strategie poogt daar meer eenheid in te brengen. Er zit een balans in tussen gezondheids- en justitieaspecten, c.q. preventie en vraagreductie. De Strategie is in meerdere rondes op raadswerkgroepniveau besproken, waarbij elke lidstaat probeerde zijn eigen prioriteiten daarin opgenomen te krijgen. In de tekst zijn geen concrete activiteiten opgenomen; die komen pas in de Actieplannen die op basis van de Strategie worden uitgewerkt.

Nederland waardeert dat de Nederlandse suggesties zijn overgenomen, waardoor de tekst van de Strategie is aangescherpt. Dit betreft bijvoorbeeld de nadruk op een evenwichtige benadering, «harm reduction» en «evidence-based» beleid. Nederland kan instemmen met de Strategie.

13. Toetreding van de Europese Unie tot het Europees verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM)

– Stand van zaken

Het Voorzitterschap en de Commissie zullen tijdens deze bijeenkomst van de Raad een toelichting geven over de stand van de onderhandelingen over de toetreding van de EU tot het EVRM.

In het Verdrag van Lissabon is verbindend vastgelegd dat de EU zal toetreden tot het EVRM (art. 6 lid 2 VEU). De toetreding tot het EVRM werd aan de zijde van de Raad van Europa (RvE) mogelijk door wijziging van het EVRM ten gevolge van de inwerkingtreding van protocol 14 in juni 2010. De onderhandelingen tussen de EU en de Raad van Europa zijn in juli 2010 gestart. De Commissie onderhandelt namens de EU op basis van een onderhandelingsmandaat dat in juni 2010 is vastgesteld. Tijdens de JBZ-Raad van april jl. is overeenstemming bereikt over de hernieuwde onderhandelingsinzet van de EU. Vervolgens zijn de onderhandelingen met de RvE in juni jl. hervat.

Tijdens de derde onderhandelingsronde sinds de hervatting (7–9 november 2012) bleek dat de voorstellen van de EU over de stemvoorschriften in het Comité van Ministers bij het toezicht op de naleving van uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en de bepaling voor onderwerpen op het gebied van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB), niet op steun van de niet-EU-lidstaten van de RvE kunnen rekenen. De voorzitter van het onderhandelingscomité van de RvE heeft alle partijen opgeroepen om na te denken over compromisvoorstellen. Voor januari en april 2013 staan twee nieuwe onderhandelingsbijeenkomsten in RvE-kader gepland.

Naast de onderhandelingen over het concept-toetredingsakkoord met de RvE wordt er in Brussel onderhandeld over de EU-interne regels over de toepassing van het Toetredingsakkoord. Nederland hecht aan een duidelijke en precieze EU-interne toepassingsregeling.

Nederland zal de rapportages van de Commissie en het Voorzitterschap aanhoren. Indien er gelegenheid is voor debat, zal Nederland aandringen op voortgang met de toetredingsonderhandelingen. Nederland zal zich bij de bespreking van de EU-compromisvoorstellen in raadswerkgroepverband constructief opstellen. Uitgangspunt daarbij is dat de compromisvoorstellen in overeenstemming moeten zijn met het onderhandelingsmandaat van juni 2010. De inzet namens de EU op de hierboven aangeduide onderwerpen – stemvoorschriften in het Comité van Ministers en de bepaling op het terrein van het GBVB – zal opnieuw moeten worden beoordeeld, ten einde een impasse af te wenden. Voor Nederland zijn met name de stemvoorschriften in het Comité van Ministers bij het toezicht op de naleving van Hofuitspraken van belang.

14. e-Justice

– Resultaten tijdens het tweede semester 2012

Tijdens de JBZ-Raad zal het Voorzitterschap de voortgang presenteren op het terrein van European e-Justice. European e-Justice heeft tot doel de toegang voor burgers en bedrijven tot het recht binnen de Europese Unie te vereenvoudigen en het grensoverschrijdende rechtsverkeer te verbeteren door middel van het gebruik van moderne technologie. De komende jaren zullen vooral de vernieuwing van het European e-Justice portaal en de Large Scale Pilot eCodex (dat een uitwisselingsplatform zal bieden aan autoriteiten in het juridische domein) belangrijke prioriteiten vormen. Nederland steunt deze ontwikkelingen en wil, waar dat mogelijk is, op het terrein van e-Justice een voorlopersrol spelen binnen de Europese Unie.

15. Diversen

Programma Iers voorzitterschap

Ierland zal het programma en de prioriteiten van zijn inkomende voorzitterschap (januari–juni 2013) presenteren. Nederland zal de presentatie aanhoren.

Gemengd Comité

16. SIS II

– Stand van zaken

Tijdens de JBZ-Raad zal de Commissie een korte schets geven van de stand van zaken van het project tweede generatie Schengen-informatiesysteem (SIS II).

In november zijn de zgn. «comprehensive tests» afgerond en die hebben uitgewezen dat vier lidstaten een gedeeltelijke of gehele hertest nodig hebben. Voor drie lidstaten is dat nu ingepland en vormt dit geen obstakel voor het afronden van de tijdsplanning. Met de vierde lidstaat heeft de Commissie een aantal maatregelen voorgesteld die het proces kunnen versnellen. De omvang van een eventuele vertraging kan nog niet worden bepaald, maar vooralsnog gaat men uit van de deadline voor migratie naar SIS II per eind maart 2013. Nationale experts zullen door de Commissie volledig worden betrokken in dit proces en de lidstaten worden op de hoogte houden van de nieuwste ontwikkelingen en impact op tijdsplanning. Tijdens de komende JBZ-Raad wordt de actuele stand van zaken gepresenteerd.


X Noot
1

BNC-fiche van 13 januari 2012 (Kamerstukken II 2011/12, 22 112, nr. 1331), brief van 11 april 2012 (Kamerstukken I 2011/12, 33 119, nr. B) en brief van 17 juli 2012 (Kamerstukken II 2011/12 32 317, nr. 131).

Naar boven