32 317 JBZ-Raad

Nr. 802 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 21 december 2022

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Ministers van Justitie en Veiligheid, voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de brief van 28 november 2022 over de geannoteerde agenda JBZ-Raad 8 en 9 december 2022 Kamerstuk 32 317, nr. 790, over de brief van 27 oktober 2022 over het verslag van de formele JBZ-Raad van 13 en 14 oktober 2022 Kamerstuk 32 317, nr. 785, over de brief van 4 oktober 2022 over de antwoorden op vragen commissie over de geannoteerde agenda JBZ-Raad op 13 en 14 oktober 2022 Kamerstuk 32 317, nr. 772, over de brief van 14 oktober 2022 over uitvoeringsaspecten verordening en richtlijn digitalisering justitiële samenwerking en toegang tot het recht Kamerstuk 32 317, nr. 783 en Commissievoorstel Raadsaanbeveling gecoördineerde EU-aanpak verhogen weerbaarheid van vitale infrastructuur.

De vragen en opmerkingen zijn op 5 december 2022 aan de Ministers van Justitie en Veiligheid, voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid voorgelegd. Bij brief van 19 december 2022 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Van Meenen

Adjunct-griffier van de commissie, Nouse

Inhoudsopgave

     

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

2

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

Overig

De leden van de D66-fractie merken op dat uit de EU-richtlijn (2016/680) de verplichting voor lidstaten voortvloeit om logbestanden bij te houden in het kader van strafrechtelijk onderzoek en vervolging.1 Deze verplichting is neergelegd in artikel 32a Wet politiegegevens (Wpg). Dat artikel is tot op heden nog niet in werking getreden. De Minister gaf in 2021 aan dat het artikel nog niet in werking was getreden om de politie de ruimte en tijd te geven om de ICT-systemen geleidelijk aan te passen.2 Bovengenoemde richtlijn verplicht lidstaten de omzetting uiterlijk 6 mei 2023 te hebben voltooid.3 Deze leden vragen hoe het staat met de voortgang van de aanpassing van de ICT-systemen bij de politie en het verwachte tijdstip van inwerkingtreding. Kan de Minister toelichten hoe het staat met de voortgang, en of artikel 32a Wpg al voor de uiterlijke omzettingsdatum in werking kan treden?

Antwoord

Artikel 32a Wpg moet – conform de uitzonderingsmogelijkheid geboden in Richtlijn 2016/680 – uiterlijk in mei 2023 in werking treden. Dat kan middels een koninklijk besluit. Deze uitzondering is mogelijk gemaakt omdat systemen aangepast moeten worden zodat deze kunnen loggen. De politie heeft bij de Minister van Justitie en Veiligheid aangegeven dat zij haar interne processen reeds heeft ingericht om te kunnen voldoen aan de verplichtingen genoemd in artikel 32a Wpg. De Minister van Justitie en Veiligheid zal zich inspannen om het artikel zo spoedig mogelijk in werking te laten treden. Het blijft ook na mei 2023 tot 2026 mogelijk om een uitzondering te vragen voor specifieke systemen die om technische redenen nog niet kunnen loggen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

Overige

De leden van de SP-fractie willen dit schriftelijk overleg gebruiken om hun zorgen te delen over de Europese witwasautoriteit, ondanks de steun van deze fractie tot een strenge aanpak van witwassen. Kan de regering hiertoe een reactie geven op het artikel «Wat betekent de Europese witwasautoriteit voor de Nederlandse advocatuur?» dat op 15 november jl. in het Advocatenblad verscheen?4 Deze leden merken op dat er op dit moment in Nederland een rationeel en gewogen debat plaatsvindt over de toekomst van de toezicht op de advocatuur, maar dat Europa nu vanaf de zijlijn hard in lijkt te gaan grijpen met de voorgenomen autoriteit. Kan de Minister hierop reageren? Vreest de Minister ook dat plannen om tot een Europese witwasautoriteit te komen ten kosten gaan van de onafhankelijkheid van de advocatuur en hun beroepsgeheim?

Antwoord

Het oprichten van Europese antiwitwasautoriteit maakt onderdeel uit van het wetgevingspakket dat de Commissie op 20 juli 2021 heeft uitbracht. Het pakket heeft als doel het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor witwassen en financieren van terrorisme (AML/CFT) verder te verbeteren. Het kabinet verwelkomt het voorstel voor de oprichting van de Europese antiwitwasautoriteit en heeft meermaals opgeroepen tot de oprichting ervan ter versterking van de effectiviteit van het gehele raamwerk van AML/CFT-regelgeving in de EU.5 Binnen deze autoriteit zal een Europese toezichthouder op AML/CFT- regelgeving worden ingericht, met directe en indirecte bevoegdheden ten aanzien van financiële instellingen. Deze Europese toezichthouder gaat geen direct en/of indirect toezicht houden op advocaten. Wel wordt beoogd de effectiviteit en uniformiteit van het AML/CFT-toezicht ook in de niet-financiële sector te verhogen. In dat kader worden periodiek zogenoemde peer reviews gehouden en kan de Europese toezichthouder (alleen) optreden als overtreding van het Unierecht door de nationale toezichthouder wordt geconstateerd. Het kabinet is niet van mening dat dat ten koste gaat van de onafhankelijkheid van advocaten en hun beroepsgeheim, gelet op de reikwijdte tot AML/CFT-regelgeving en de geldende procesvrijstelling.


X Noot
1

Artikel 25 EU richtlijn 2016/680.

X Noot
2

Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 1377.

X Noot
3

Artikel 63 lid 2 EU richtlijn 2016/680.

X Noot
4

«Wat betekent de Europese witwasautoriteit voor de Nederlandse advocatuur?», het Advocatenblad, 102, 2022(09), 15 november.

X Noot
5

Kamerstuk 22 112, nr. 3203

Naar boven