32 317 JBZ-Raad

Nr. 185 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 25 juli 2013

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie naar aanleiding van de brief van 5 juli 2013 inzake de geannoteerde agenda van de informele JBZ-Raad van 18 en 19 juli 2013 (Kamerstuk 32 317, nr. 181).

De staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 22 juli 2013.

Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Jadnanansing

De waarnemend griffier van de commissie, Puts

Inhoudsopgave

I.

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

1. Immigratie en asiel

2

   

1.1 Vierde jaarverslag immigratie en asiel

2

   

1.2 Syrië: bescherming van vluchtelingen

3

 

2. Veiligheid en Justitie, Grondrechten en Burgerschap

5

   

2.1 Cybersecurity

5

   

2.2 Toekomstige ontwikkeling op JBZ-gebied

5

   

2.3 Gegevensbescherming

6

 

3. Voortgangsoverzicht EU dossiers Veiligheid en Justitie, Asiel en Migratie

6

 

4. Overige

7

       

II.

Reactie van de bewindspersonen

7

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

1. Immigratie en asiel

1.1 Vierde jaarverslag immigratie en asiel

De leden van de VVD-fractie constateren dat de Europese Commissie stelt dat Europa een aantrekkelijke bestemming moet blijven en tegelijkertijd voor zekerheid moet zorgen en misbruik moet voorkomen. Wat zal de inzet van de Europese Commissie zijn om sterkere handvatten te bieden om fraude en misbruik te bestrijden?

Is al bekend in hoeverre de doelstelling van de EU-blauwekaartrichtlijn is bereikt? Zo nee, wanneer zal hier zicht op zijn?

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het vierde jaarverslag van de Europese Commissie over immigratie en asiel. Deelt u de zienswijze van de Europese Commissie dat migratie in de toekomst verder kan bijdragen aan economische groei in de EU en in Nederland? Zo ja, op welke wijze? Aan welke vormen van migratie denkt u dan?

Wat zouden volgens u adequate Europese oplossingen zijn om de gevolgen van de verwachte afname van de arbeidsgeschikte bevolking en de toename van de afhankelijke bevolking het hoofd te bieden?

Deze leden onderkennen het grote belang van een Europees terugkeerbeleid van uitgeprocedeerde vreemdelingen. Welke elementen zouden volgens u in de verwachte mededeling van de Europese Commissie moeten staan om op Europees niveau deze terugkeer te bevorderen? Op welke wijze zouden de Europese lidstaten moeten omgaan met uitgeprocedeerde onderdanen die ondanks een terugkeerbesluit (en mogelijk inreisverbod) niet uitgezet kunnen worden naar het land van herkomst?

Voornoemde leden willen graag weten op welke wijze invulling wordt gegeven aan de aanbeveling de integratie van mensen met een migranten achtergrond op de arbeidsmarkt te verbeteren. Waarom is daarover niets in het Hervormingsprogramma voor 2013 opgenomen?

De aan het woord zijnde leden vragen hoe u de activiteiten van het Europees ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO) in Griekenland apprecieert. Zijn die voldoende effectief en tot welke concrete resultaten hebben die geleid? In welke andere landen zou de EASO ook nog aanvullende trainingen kunnen verzorgen om de toelatingsprocedure, opvang en terugkeer in de lidstaten verder te verbeteren? Kunt u een uitputtend lijstje verstrekken van de activiteiten van de EASO?

De leden van de PvdA-fractie vragen wat de laatste stand van zaken is omtrent de onderhandelingen over het Slimme Grenzen-pakket.

Voornoemde leden vragen wat de Europese lidstaten gezamenlijk aanvullend kunnen doen om de aanpak van mensenhandel te verstevigen en de slachtoffers van mensenhandel beter de beschermen.

De leden van de PVV-fractie zijn bijzonder verontrust over de mededeling dat de Europese Commissie goed beheer van migratie als middel ziet om de vergrijzing van de bevolking in de arbeidsgeschikte leeftijd tegen te gaan. Zij spreken de diepe bezorgdheid uit dat de Europese Commissie haar pro-immigratiebeleid onder het mom van de aanpak van de gevolgen van vergrijzing nog verder zal opvoeren.

Deze leden wijzen in dit verband nog eens op de studie van het Centraal Planbureau (CPB) «Immigration and the Dutch Economy» uit 2003. Het CPB komt hierin tot de conclusie dat immigratie geen belangrijke ontlastende factor voor de overheidsfinanciën kan zijn en dus geen compensatie kan bieden voor de oplopende kosten die gepaard gaan met de vergrijzing van de bevolking. Volgens het CPB is immigratie geen effectief middel om de financiële gevolgen van de vergrijzing te verlichten.

Een jaar eerder is het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NiDi) in het artikel «Migratie GEEN remedie tegen vergrijzing» al tot dezelfde conclusie gekomen. Het NiDi waarschuwt in dat kader voor de waarlijk catastrofale demografische gevolgen van het gebruik van immigratie als middel tegen de gevolgen van vergrijzing.

Voornoemde leden vragen openlijk te erkennen dat het bevorderen van immigratie om daarmee de gevolgen van de vergrijzing van de beroepsbevolking aan te pakken een buitengewoon onwenselijke ontwikkeling betreft. Bent u bereid dit standpunt krachtig uit te dragen tegenover de Europese Commissie en duidelijk te maken dat Nederland niet akkoord gaat met dit voornemen? Graag vernemen deze leden hierop een reactie.

U geeft aan voornemens te zijn om tijdens de komende informele JBZ-Raad aan te geven dat voor het komende jaar prioriteit moet worden gegeven aan het omgaan met de toenemende migratiedruk. De leden van de PVV-fractie vragen of kan worden aangegeven wat wordt verstaan onder de toenemende migratiedruk en of u de maatregelen kunt noemen welke u zelf voornemens bent te treffen teneinde deze toenemende migratiedruk te verlichten.

1.2 Syrië: bescherming van vluchtelingen

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de Mededeling van de Europese Commissie om het EU-budget voor financiële hulp met 400 mln. te laten toenemen in 2013, wegens de onverminderd ernstige situatie in Syrië. Wat is uw oordeel over deze voorgenomen uitbreiding van hulp? Ziet u zich genoodzaakt om naar aanleiding van de uitbreiding zelf ook extra middelen ter beschikking te stellen? Kunt u inzicht verschaffen in de wijze waarop de Europese Commissie de voorgestelde aanvullende 400 mln. zal financieren? Wanneer wordt daar door welke Raad over besloten? Hoe kijkt u aan tegen het bedrag van 400 mln.? Verwacht u dat dit, gegeven de toenemende slechte veiligheidssituatie en vluchtelingenstroom, voor 2013 voldoende zal zijn? Kunt u dit onderbouwen? Ook willen deze leden weten waarom er, naast de humanitaire hulp, een half miljoen uit het budget van migratie en ontwikkeling is toegezegd. Wat wordt er extra of anders betaald uit deze middelen?

De leden van de PVV-fractie merken op dat u eerder te kennen heeft gegeven het wenselijk te achten dat vluchtelingen dicht bij het land van herkomst worden opgevangen, zodat deze vluchtelingen bij stabilisatie van de toestand weer snel en gemakkelijk kunnen terugkeren. Deze leden vragen hoe het hervestigen van 250 Syrische vluchtelingen in Nederland in 2013 en 2014 zich verhoudt tot dit streven naar opvang in de regio en tot het gegeven dat Nederland aan opvang in de regio al een bedrag van 41 mln. heeft uitgegeven.

De leden van de SP-fractie willen weten wat er gebeurt tot de gezamenlijke mededeling over de aanpak van de Syrische crisis definitief is. Welke maatregelen worden tot die tijd genomen en welke maatregelen uit de mededeling zelf kunnen op korte termijn leiden tot praktische hulp aan Syrische vluchtelingen?

Deze leden vragen of u nog steeds van mening bent dat opvang in de regio de meest wenselijke optie is, ondanks dat is gebleken dat de Syrische buurlanden niet aan iedereen opvang bieden of geen asielaanvragen in behandeling nemen.1 Erkent u dat de situatie alleen maar nijpender is geworden nu Syrische vluchtelingen gedwongen worden om in eigen land te blijven of overgeleverd zijn aan de willekeur van hun buurlanden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke consequenties verbindt u hieraan?

Voornoemde leden willen weten of het klopt dat in het kader van afspraken met de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties (UNHCR) tussen 2012 en 2015 in totaal 2.000 vluchtelingen te hervestigen, in 2012 430 vluchtelingen zijn uitgenodigd. Hoeveel vluchtelingen kan Nederland tot 2015 nog uitnodigen? Wat is de reden dat er in 2013 maar 50 Syrische vluchtelingen worden hervestigd en pas in 2014 de andere 200? Waarom kan dit niet reeds in 2013, aangezien de taakstelling hier ruimte voor biedt?

De aan het woord zijnde leden ontvangen graag een reactie op de voorspelling van de UNHCR dat het aantal Syrische vluchtelingen eind 2013 zal stijgen naar 3,45 mln. Bent u van mening dat de ter beschikking gestelde en te stellen middelen voldoende zullen zijn om deze stroom op humane wijze te voorkomen of in ieder geval goed op te vangen en te helpen? Op welke manier zal de door de Europese Commissie voorgestelde additionele 400 mln. gefinancierd worden? Wanneer zal hierover worden gesproken en door welke Raad?

De leden van de SP-fractie willen weten of het klopt dat naast Nederland alleen Zweden, Duitsland, Ierland en Denemarken helpen met het hervestigen van Syrische vluchtelingen. Zo ja, hoe komt dat? Zo nee, welke Europese landen zijn nog meer bereid om de vluchtelingen op te nemen? Bent u voornemens om andere EU-lidstaten aan te sporen om mee te helpen met het hervestigen van Syrische Vluchtelingen? Zo nee, waarom niet?

De leden van de SP-fractie ontvangen graag een reactie op het bericht dat 81% van het aantal vluchtelingen in de wereld reeds wordt opgevangen door derdewereldlanden.2 Heeft deze berichtgeving consequenties voor het magere besluit om in twee jaar slechts 250 Syrische vluchtelingen te hervestigen? Erkent u voorts dat het asielbeleid in Nederland onvoldoende is, omdat dit geen oplossing biedt voor Syriërs die niet uit hun land kunnen vluchten of om zwaarwegende redenen niet verder kunnen komen dan Syrische buurlanden? Zo nee, waarom niet?

2. Veiligheid en Justitie, Grondrechten en Burgerschap

2.1 Cybersecurity

De leden van de VVD-fractie begrijpen dat cybersecurity een belangrijk onderwerp op de aanstaande informele JBZ-raad zal zijn. Kunnen nadere wetgevende initiatieven worden verwacht naar aanleiding van de uitwerking door de Friends of the Presidency Group van het Europees cybersecuritybeleid? Zo ja, hoe wordt de Kamer daarbij betrokken?

Deze leden merken op dat de regering hecht aan de aanpak van criminaliteit in de cyberspace. Zij begrijpen dat hierover een wetsvoorstel waarin de overheid een «hack»-bevoegdheid krijgt tegemoet kan worden gezien. Wanneer verwacht de regering dit wetsvoorstel over de aanpak van computercriminaliteit aan de Kamer aan te bieden?

Zoals u weet staat de veiligheid in de digitale wereld ook bij de leden van de PvdA-fractie hoog op de agenda. Daarom waarderen zij de inzet van de regering en de Europese Commissie om hier aandacht aan te schenken. Deze leden lezen dat u behoefte ziet aan versterking van het juridisch kader voor de aanpak van cybercrime. Kunt u uiteen zetten welke aanpassingen en aanvullingen in de ogen van de regering nodig zijn aan het huidige juridische kader.

Voornoemde leden constateren dat in het kader van de richtlijn netwerk- en informatiebeveiliging de Europese Commissie zoekt naar mogelijkheden om een Europees netwerk van toezichthoudende organisaties te bewerkstelligen. Deze leden begrijpen de aarzeling om de structuur van het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) aan te tasten door ook toezichthoudende taken toe te delen, maar deze leden zien ook de mogelijke meerwaarde van een orgaan met toezichthoudende taken. Graag horen zij of u de behoefte van de Europese Commissie aan een toezichthoudend orgaan deelt en welke mogelijkheden u ziet om dit in de Nederlandse context in te vullen.

De leden van de SP-fractie willen weten of u de zorgen deelt van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming dat privacy in het cybersecuritybeleid slechts bij woorden blijft en concrete uitwerking mist. Zo ja, op welke wijze wilt u bewerkstelligen dat er meer duidelijkheid komt over de concrete bescherming van gegevens van individuen, bedrijven, overheden en andere organisaties?

2.2 Toekomstige ontwikkeling op JBZ-gebied

De leden van de VVD-fractie merken op dat in 2014 de Stockholm agenda afloopt. Wanneer starten de onderhandelingen over het nieuwe meerjarenprogramma? Kunt u aangeven wanneer besluitvormingsmomenten zijn voorzien in de herziening van het Stockholmprogramma? Op welke wijze bent u voornemens de Kamer te betrekken bij de voorbereidingen op het nieuwe programma?

Voornoemde leden merken op dat tijdens de interparlementaire conferentie van 20 juni jl. Eurocommissaris voor Binnenlandse Zaken, Malmström, aandacht vroeg voor corruptie binnen de Europese Unie. Acht de regering nadere Europese initiatieven op dit punt in het kader van de herziening van het Stockholm programma wenselijk? Zo ja, welke maatregelen acht zij van belang?

De aan het woord zijnde leden merken op dat de regering heeft gepleit voor een brede uitleg van het begrip «voorkoming van misdrijven» zodat ook bestuursrechtelijke taken hier binnen vallen. Verwacht de regering hiervoor medestanders te vinden in binnen de Europese Raad?

De leden van de PVV-fractie merken op dat in de geannoteerde agenda wordt aangegeven dat het van belang is dat er continue aandacht is voor optimale uitvoering van bestaande instrumenten in nationale regelgeving en in de praktijk. Bent u bereid dit ook letterlijk te zeggen tijdens de informele JBZ-raad?

Deze leden vragen wat u verstaat onder continue aandacht voor optimale uitvoering van bestaande instrumenten in nationale regelgeving.

Bent u bereid indien blijkt dat implementatie van wetgeving uit Europa niet nodig is omdat bestaande instrumenten in nationale regelgeving voldoen, aan deze implementatie geen gevolg aan te geven? Zo nee, waarom niet? Voornoemde leden willen namelijk niet dat overbodige regelgeving uit Europa klakkeloos wordt overgenomen en geïmplementeerd wordt als bestaande wetgeving toereikend is.

U geeft aan dat inzicht in de kosten van de implementatie in een zo vroeg mogelijk stadium een belangrijk streven is. Welke maatregelen gaat u nemen om dit inzicht in de kosten aan de Kamer te vertrekken en per wanneer? Wat zijn de jaarlijkse kosten van implementatie?

De leden van de PVV-fractie merken op dat u in antwoorden op Kamervragen van 4 juli j.l. (2013Z12445) aangeeft dat Nederland kritisch is ten aanzien van de oprichting van een Europees Openbaar Ministerie. Deze leden zien graag dat u dit bij de bijeenkomst op 18-19 juli nadrukkelijk aangeeft en dus in Den Haag en in Europa hetzelfde verhaal vertelt. Bent u hiertoe bereid? Zo nee, waarom niet?

2.3 Gegevensbescherming

De leden van de VVD-fractie constateren dat onder het Iers voorzitterschap consensus om op een aantal onderwerpen van de algemene verordening gegevensbescherming nadere besluiten te nemen, heeft ontbroken. Hoe verwacht u dat het verdere besluitvormingsproces zal verlopen over de algemene verordening gegevensbescherming mede gezien het grote aantal amendementen dat in het Europees Parlement is voorgesteld?

Ook de bescherming van de privacy is een belangrijk onderwerp voor de leden van de PvdA-fractie. Zij begrijpen dat de regering de uitvoeringskosten van het nieuwe gegevensbeschermingskader te hoog vindt. Graag horen deze leden welke constructieve voorstellen u doet om de waarborging van de privacy te verhogen tegen aanvaardbare kosten.

Ook de toegang van veiligheidsdiensten tot gegevens van burgers en bedrijven vormt een mogelijke inbreuk op de privacy. Daarom is het van groot belang dat duidelijk is dat dit gebeurt binnen de wettelijke kaders, wat u voor de leden van de PvdA-fractie nog niet volkomen heeft kunnen waarborgen. Het lijkt deze leden zinnig om in Europees verband duidelijkheid van de Amerikaanse regering te vragen over de toegang van de Amerikaanse veiligheidsdiensten tot informatie van Europese burgers en bedrijven. Deze leden willen graag horen hoe u dit onderwerp tijdens de JBZ-raad aan de orde wilt stellen. Daarnaast is het voor de leden van de PvdA-fractie belangrijk dat er meer duidelijkheid komt over de medewerking van Europese diensten aan informatieverzameling in het kader van het Amerikaanse PRISM-programma. Graag zouden deze leden zien dat u dit onderwerp tijdens de JBZ-raad aan de orde stelt.

3. Voortgangsoverzicht EU dossiers Veiligheid en Justitie, Asiel en Migratie

De leden van de VVD-fractie vragen wat de laatste stand van zaken is met betrekking tot de Richtlijn voor tijdelijke overplaatsing binnen een onderneming van werknemers uit derde landen.

Deze leden constateren op dat de Europese Commissie een voorstel doet ten aanzien van een verordening voor een vereenvoudigde aanvaarding van openbare akten, zie BNC-fiche van 31 mei jl. Dit was aan de orde bij het algemeen voorafgaand aan de laatste JBZ-raad. Zij merken op dat op notariële akten nu nog het Haags apostilleverdrag van 1961 van toepassing is. Sinds een aantal jaren wordt gewerkt aan de invoering van een elektronische apostille (e-apostille), die het internationale verkeer van documenten mogelijk (nog) minder fraudegevoelig maakt dan de traditionele met de hand gemaakte apostille. In hoeverre zou de kosten-baten analyse van de introductie van een e-apostille, afgezet tegen controle op juistheid door de centrale autoriteit, positief voor de eerste uit kunnen vallen? Het grote voordeel van een e-apostille zou namelijk kunnen zijn dat systematisch een controle plaatsvindt in de staat van herkomst van het document. Hoe staat de regering hier tegenover?

De leden van de SP-fractie ontvangen graag een reactie op de schrikbarende conclusies van de VN-rapporteur over het Frontex-systeem.3 Welke conclusies zullen hieraan verbonden worden en welke maatregelen worden genomen om deze mensenrechtenschending door Frontex te stoppen? Gaat hierover gesproken worden op 18 en 19 juli? Zo nee, wanneer wel?

4. Overige

De leden van de SP-fractie vragen een reactie op het voornemen van Malta om Somalische asielzoekers bij voorbaat te weren.4 Welke concrete maatregelen worden genomen om te voorkomen dat Somalische vluchtelingen asiel kunnen aanvragen in de Europese Unie? Op welke manier en welke termijn zal Malta de benodigde ondersteuning krijgen die het nodig heeft om tot een humaan en rechtvaardig vreemdelingenbeleid te kunnen komen? Wat gebeurt er in de tussentijd met de Dublinclaimanten die in eerste instantie door Malta zijn gereisd en in een ander EU-land alsnog asiel hebben aangevraagd?

II. Reactie van de staatssecretaris

1. Immigratie en asiel

1.1 Vierde jaarverslag immigratie en asiel

De leden van de VVD-fractie vragen wat de inzet van de Europese Commissie zal zijn om sterkere handvatten te bieden om fraude en misbruik te bestrijden.

Op het terrein van arbeidsmigratie is binnen de EU is in toenemende mate aandacht voor de bestrijding van fraude, misbruik en uitbuiting van arbeidsmigranten. De richtlijn 2009/52/EG inzake de vaststelling van minimumnormen inzake sancties en maatregelen tegen werkgevers van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen, die twee jaar geleden van kracht is geworden, is daar een voorbeeld van. Maar ook in de voorstellen voor de toelating van seizoenswerkers zijn bepalingen opgenomen op basis waarvan lidstaten aan werkgevers, die zich niet aan hun verplichtingen houden, effectieve sancties moeten opleggen. Deze kunnen inhouden dat de desbetreffende werkgever voor een bepaalde periode – tot maximaal drie jaar – wordt uitgesloten van de werving van seizoenswerkers. Ook in het voorstel voor de richtlijn inzake de toelating van intra corporate transferees is een bepaling opgenomen met sancties tegen werkgevers die zich niet aan de regels houden.

In het kader van vrij verkeer is de Commissie voorzitter van de expertgroep voor het recht op vrij verkeer van personen (FREEMO), waarin de follow-up van de lunchdiscussie over de vierministersbrief over de negatieve gevolgen van het vrij verkeer van personen tijdens de JBZ-Raad van juni jl. is belegd. De Commissie heeft in de FREEMO-bijeenkomst van 28 juni jl. lidstaten opnieuw verzocht om cijfers, voorbeelden en feiten aan te leveren. Op basis van deze informatie en verdere discussie in FREEMO rapporteert de Commissie aan de JBZ-Raad in december 2013. Er verschijnt een tussenrapportage van de Commissie ten behoeve van de JBZ-Raad in oktober 2013. Uw Kamer wordt via de gebruikelijke route geïnformeerd over deze rapportages in aanloop naar deze JBZ-Raden.

De leden van de VVD-fractie vragen voorts of al bekend is in hoeverre de doelstelling van de EU-blauwekaartrichtlijn is bereikt.

In juni 2011 is de richtlijn inzake de EU Blauwe Kaart in Nederland geïmplementeerd. Deze richtlijn heeft als doel de EU beter in staat te stellen hooggekwalificeerde werknemers uit derde landen aan te trekken. Het aantal deelnemers aan deze regeling is in Nederland beperkt (in 2011 minder dan 10 vreemdelingen), omdat de nationale kennismigrantenregeling laagdrempeliger is. Dit komt omdat voor de EU Blauwe Kaart een HBO/WO-diploma vereist is en een minimumsalaris van € 60.952 bruto per jaar, terwijl de nationale kennismigrantenregeling enkel een salariscriterium kent van € 52.010 bruto per jaar. In 2014 brengt de Europese Commissie voor het eerst verslag uit over de tenuitvoerlegging van de richtlijn aan het Europees Parlement en de Raad. Dan zal duidelijk worden in hoeverre de doelstelling van de richtlijn op Europees niveau wordt bereikt.

De leden van de PvdA-fractie vragen naar aanleiding van het vierde jaarverslag van de Europese Commissie over immigratie en asiel Of ik de zienswijze van de Europese Commissie deel dat migratie in de toekomst verder kan bijdragen aan economische groei in de EU en in Nederland. Zij vragen wat adequate Europese oplossingen zouden zijn om de gevolgen van de verwachte afname van de arbeidsgeschikte bevolking en de toename van de afhankelijke bevolking het hoofd te bieden.

De afname van de beroepsbevolking moet in de eerste plaats worden opgevangen door nationale maatregelen die de participatiegraad op de arbeidsmarkt verhogen. De verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd is daarbij een eerste middel. Daarnaast moet de Europese kenniseconomie competitief blijven ten opzichte van andere landen en werelddelen. Daarvoor is het van belang dat Europa aantrekkelijk is voor hoogopgeleide werknemers en ondernemers. EU-maatregelen kunnen daaraan bijdragen.

Het kabinet wil de huidige positie van Nederland in de top vijf van de meest concurrerende economieën de komende jaren verankeren en versterken. Migratie kan daar aan bijdragen, maar dit kabinet vindt het niet wenselijk arbeidskrachten van buiten de EU aan te trekken voor werk dat ook door mensen in Nederland of Europa kan worden gedaan. Dit kabinet vindt het wel belangrijk na te denken over maatregelen waardoor Nederland ook op langere termijn aantrekkelijk blijft voor hoogopgeleide werknemers.

De leden van de PvdA-fractie onderkennen het grote belang van een Europees terugkeerbeleid van uitgeprocedeerde vreemdelingen En vragen welke elementen in de verwachte mededeling van de Europese Commissie zouden moeten staan om op Europees niveau deze terugkeer te bevorderen.

De EU zou, nog meer dan nu, in gezamenlijkheid kunnen optreden richting herkomstlanden om medewerking aan gedwongen terugkeer te bewerkstelligen. Daarbij denk ik aan een verdere uitwerking van het concept conditionaliteit, waarbij ook beleidsterreinen buiten het migratiedomein zouden moeten worden betrokken. Ook op Europees niveau zou terugkeer als integraal onderdeel van het buitenlandbeleid moeten worden benaderd.

Ten aanzien van vertrek stel ik de eigen verantwoordelijkheid van de vreemdeling voorop. Na het uitreiken van een terugkeerbesluit is het ook de vreemdeling zelf die een rechtsplicht tot vertrek heeft. Er zijn geen landen bekend die structureel niet meewerken aan zelfstandige terugkeer. In bijzondere individuele gevallen voorziet het Nederlandse stelsel in de mogelijkheid van een vergunning op grond van het buitenschuldbeleid. Voor vreemdelingen die bereid zijn te werken aan vertrek bestaat daarmee in beginsel een sluitend stelsel. Aanvullende regelingen op EU-niveau zijn daar dan ook niet aangewezen. Wel zijn, zoals hierboven beschreven, Europese inspanningen gewenst om herkomstlanden ook structureel mee te laten werken aan gedwongen terugkeer. Het ligt minder voor de hand om EU-lidstaten, naast hetgeen in de terugkeerrichtlijn is neergelegd, verdere verplichtingen op te leggen met betrekking tot weigerachtige vreemdelingen.

De leden van de PvdA-willen graag weten op welke wijze invulling wordt gegeven aan de aanbeveling de integratie van mensen met een migranten achtergrond op de arbeidsmarkt te verbeteren. Zij vragen waarom daarover niets in het Hervormingsprogramma voor 2013 is opgenomen.

Het kabinet heeft er voor gekozen om generieke maatregelen te nemen die eraan bijdragen dat eenieder zo veel mogelijk naar vermogen participeert in de samenleving. Zo is in het regeerakkoord een groot aantal maatregelen opgenomen om de werking van de arbeidsmarkt te verbeteren en het onderwijs beter te laten aansluiten op de arbeidsmarkt. Juist groepen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt, waaronder migranten van niet-westerse afkomst, hebben hier baat bij.

De leden van de PvdA-fractie vragen voorts hoe ik de activiteiten van het Europees ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO) in Griekenland apprecieer. Zij willen weten of die voldoende effectief zijn en tot welke concrete resultaten die hebben geleid; en in welke andere landen de EASO ook nog aanvullende trainingen zou kunnen verzorgen om de toelatingsprocedure, opvang en terugkeer in de lidstaten verder te verbeteren. Ten slotte vragen zij een overzicht van de activiteiten van de EASO.

De inspanningen van EASO om de Griekse autoriteiten te ondersteunen bij het opbouwen van een nieuw asiel- en opvangstelsel alsook om de beslisachterstanden op het terrein van asiel aan te pakken, waardeer ik ten zeerste. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft die inspanningen tijdens zijn recente bezoek aan Griekenland ook in eigen persoon kunnen waarnemen. Op nagenoeg alle velden van het asielstelsel zijn door EASO adviezen uitgebracht via onder meer de inzet van zogenoemde asiel-ondersteuningsteams. Deze teams bestaan uit experts afkomstig uit de lidstaten die voor kortere of langere duur hun expertise inzetten in Griekenland. Nederland levert ook met regelmaat experts aan deze teams en toont zich hiermee solidair en ondersteunt Griekenland op concrete wijze. Daarnaast heeft EASO een belangrijke rol bij het opleiden van Griekse ambtenaren werkzaam bij de nieuwe diensten.

Het is vervolgens aan de Griekse autoriteiten om de verbeteringen daadwerkelijk door te voeren. In de afgelopen twee jaar zijn, ondanks de algehele situatie in Griekenland, veel verbeteringen doorgevoerd. Belangrijke ontwikkelingen zijn de oprichting van een nieuwe asieldienst en een eerste regiokantoor van deze dienst die in juni 2013 is gestart met de behandeling van asielverzoeken. Een tweede regiokantoor wordt in juli 2013 geopend in het noorden van Griekenland. Ook is een dienst opgericht die bezwaar in asielzaken behandelt en een opvangdienst die in maart 2013 een eerste van een reeks nieuwe of gerenoveerde opvangcentra heeft geopend. Daarnaast worden ook de beslisachterstanden op het terrein van asiel aangepakt door de Griekse autoriteiten. Deze verbeteringen laten onverlet dat er in Griekenland nog veel dient te gebeuren, onder meer op het gebied van de detentieomstandigheden.

Het is niet aan mij om een appreciatie te geven ten aanzien van het asielstelsel in andere lidstaten van de Europese Unie. Lidstaten kunnen op eigen initiatief het EASO verzoeken om mee te denken over het aanbrengen van verbeteringen in het stelsel of om verdere operationele ondersteuning. In de komende maanden zal EASO bijvoorbeeld gehoor geven aan het verzoek van de Italiaanse autoriteiten voor verdere ondersteuning.

EASO heeft in juni van dit jaar een rapportage uitgebracht met de resultaten en activiteiten in 2012. Dit rapport is openbaar raadpleegbaar op de EASO website.5 Er werden in 2012 door EASO 160 trainers opgeleid op het terrein van asiel. In de gehele EU werden 1146 asielmedewerkers getraind volgens het Europees asiel curriculum. Er werden 3 landenrapportages (COI) uitgebracht. Er vonden 16 vergaderingen plaats met de lidstaten over de totstandkoming van landenrapportages. Er vonden verschillende expertbijeenkomsten plaats, onder andere over de situatie in Afghanistan en Syrië en van alleenstaande minderjarige asielzoekers. De eerste stappen werden gezet ten behoeve van de ondersteuning van Zweden en Italië door EASO. Deze ondersteuning wordt in 2013 voortgezet. Er werd praktische ondersteuning verleend aan Griekenland en Luxemburg. Ook werd er in 2012 gewerkt aan een systeem van vroegtijdige waarschuwing en paraatheid op het gebied van asiel, dat asieltrends analyseert en risicoscenario’s genereert.

EASO heeft voor 2013 vijf prioriteiten in zijn werkprogramma vastgelegd. Dit zijn:

  • 1) bieden van operationele noodsteun aan de asielstelsels in voornamelijk Griekenland en andere lidstaten die daar behoefte aan hebben;

  • 2) ontwikkeling van een Europees systeem voor vroegtijdige waarschuwing en paraatheid voor asielzaken, dat asieltrends analyseert en risicoscenario’s genereert;

  • 3) verdere ontwikkeling van hoogwaardige gemeenschappelijke scholing op asielgebied voor de gehele EU;

  • 4) verstrekken van eenduidige informatie over landen van herkomst in de gehele EU, en op gezette tijden uitbrengen van landenrapportages (COI); en

  • 5) versterking van de EASO-organisatie.

De leden van de PvdA-fractie vragen wat de laatste stand van zaken is omtrent de onderhandelingen over het Slimme Grenzen-pakket.

In de bijeenkomsten van de Raadswerkgroep grenzen van april, mei en juni hebben de eerste besprekingen over de wetgevingsvoorstellen «slimme grenzen» plaatsgevonden. Tijdens deze besprekingen heeft de Commissie een presentatie en nadere toelichting gegeven over het voorstel voor een Europees in- en uitreissysteem (EES) en het voorstel over geregistreerde reizigers. De standpunten van de lidstaten zijn op hoofdlijnen met elkaar gedeeld. Uit de eerste besprekingen blijkt dat de lidstaten de uitgangspunten van het voorstel van het EES ondersteunen. De meeste lidstaten zien een meerwaarde van het EES als het systeem onder voorwaarden ook toegankelijk is voor de rechtshandhavingsautoriteiten. De meeste lidstaten vinden het wel van belang dat de kosten en baten concreter worden gemaakt. Daarnaast achten de meeste lidstaten het van groot belang dat de voorstellen geen extra administratieve handelingen van de verantwoordelijke autoriteiten tot gevolg hebben. De lidstaten vinden het met name van belang dat de implementatie van het EES niet tot gevolg heeft dat er lange wachtrijen aan de grens ontstaan.

De leden van de PvdA-fractie vragen wat de lidstaten gezamenlijk aanvullend kunnen doen om de aanpak van mensenhandel te verstevigen en de slachtoffers van mensenhandel beter de beschermen.

In de EU-mensenhandelstrategie, die de Europese Commissie in de zomer van 2012 gepresenteerd heeft, staan de activiteiten beschreven die de Commissie tot en met 2016 zal ondernemen om de aanpak van mensenhandel op EU-niveau te versterken. Een aantal activiteiten is reeds uitgevoerd. Zo heeft recent een eerste bijeenkomst plaatsgevonden van een nieuw Civil Society Platform, bestaande uit organisaties die werkzaam zijn op het gebied van opvang en ondersteuning van slachtoffers, en heeft de Commissie in april 2013 een overzicht gepubliceerd van de rechten van slachtoffers van mensenhandel onder EU-recht. De lidstaten hebben in oktober 2012 middels Raadsconclusies hun steun betuigd aan de strategie. Zij vragen regelmatig EU-subsidie aan om in projecten samen te werken aan het tot stand brengen van onderdelen van de strategie. Zo doet Nederland mee aan een door Frankrijk geleid project om richtlijnen te ontwikkelen voor de identificatie van slachtoffers van mensenhandel. Naast de EU-mensenhandelstrategie geeft ook de implementatie van de EU-mensenhandelrichtlijn een impuls aan de aanpak van mensenhandel in de EU. Implementatie van de richtlijn zal de samenwerking tussen de lidstaten versterken, doordat de nationale wet- en regelgeving meer op één lijn zal komen. Ten slotte is mensenhandel onlangs door de JBZ-Raad weer aangewezen als één van de prioriteiten voor de bestrijding van georganiseerde criminaliteit in de komende vier jaar.6 De komende tijd wordt er daarom gewerkt aan een Operationeel Actieplan voor de periode 2014 – 2017, dat zal worden uitgevoerd binnen het zogenaamde EMPACT-project.7 Het Verenigd Koninkrijk en Nederland zullen ook in deze periode de leiding hebben in dit project.

De leden van de PVV-fractie vragen openlijk te erkennen dat het bevorderen van immigratie om daarmee de gevolgen van de vergrijzing van de beroepsbevolking aan te pakken een buitengewoon onwenselijke ontwikkeling betreft. Zij vragen mij dit standpunt krachtig uit te dragen tegenover de Europese Commissie en duidelijk te maken dat Nederland niet akkoord gaat met dit voornemen.

Zoals in antwoord op vragen van de PvdA-fractie aangegeven, vindt dit kabinet het niet wenselijk arbeidskrachten van buiten de EU aan te trekken voor werk dat ook door mensen in Nederland of Europa kan worden gedaan. De afname van de beroepsbevolking moet in de eerste plaats worden opgevangen door nationale maatregelen die de participatiegraad op de arbeidsmarkt verhogen. De verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd is daarbij een eerste middel. Daarnaast moet de Europese kenniseconomie competitief blijven ten opzichte van andere landen en werelddelen. Daarvoor is het van belang dat Europa aantrekkelijk is voor hoogopgeleide werknemers en ondernemers. EU-maatregelen kunnen daaraan bijdragen.

Het kabinet wil de huidige positie van Nederland in de top vijf van de meest concurrerende economieën de komende jaren verankeren en versterken. Dit kabinet vindt het daarom belangrijk na te blijven denken over maatregelen waardoor Nederland ook op langere termijn aantrekkelijk blijft voor hoogopgeleide werknemers.

De leden van de PVV-fractie vragen of kan worden aangegeven wat wordt verstaan onder de toenemende migratiedruk en welke maatregelen Nederland zelf voornemens is te treffen teneinde deze toenemende migratiedruk te verlichten.

Toenemende migratiedruk wordt voornamelijk veroorzaakt door ontwikkelingen buiten de Europese Unie. Zo is de instroom van vluchtelingen en immigranten naar de EU de afgelopen jaren toegenomen door politieke onrust en gewapende conflicten in de Arabische wereld. De burgeroorlog in Syrië zorgt ook voor een toename van het aantal vluchtelingen dat in eerste instantie in de regio wordt opgevangen, maar in toenemende mate komen ook steeds meer van deze vluchtelingen naar Europa.

In Europees verband is een routekaart (EU Action on Migratory Pressures) aangenomen met activiteiten die in Europees verband genomen worden om met de migratiedruk om te kunnen gaan. Dit document wordt halfjaarlijks herzien om actuele ontwikkelingen en activiteiten erin op te nemen. Activiteiten zien op het voorkomen van illegale immigratie, het verbeteren van de bewaking van de buitengrenzen en in het bijzonder van de Turks-Griekse grens, samenwerking met derde landen, het verbeteren van de samenwerking op het gebied van terugkeer, het tegengaan van misbruik van legale migratiekanalen en het tegengaan van misbruik van het vrij verkeer van personen.

1.2. Syrië: bescherming van vluchtelingen

De leden van de PvdA-fractie hebben diverse vragen gesteld naar aanleiding van de Mededeling van de Europese Commissie om het EU-budget voor financiële hulp met € 400 miljoen te laten toenemen in 2013, wegens de onverminderd ernstige situatie in Syrië.

Gezien de urgente humanitaire situatie in Syrië steunt Nederland het voornemen van de Europese Commissie voor een toename van de EU-hulp voor de situatie in Syrië. Aangezien het Nederlandse budget bijna is uitgeput, is er geen aanzienlijke extra bijdrage van Nederland in de nabije toekomst voorzien. De extra steun van de Europese Commissie zal de noden waar mogelijk proberen te dekken, maar de behoefte aan hulp zal ook in 2013 blijven toenemen.

Het bedrag van € 400 miljoen dat wordt vermeld in de gemeenschappelijke mededeling van de Europese Commissie en de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) werd op 6 juni jl. door de Voorzitter van de Europese Commissie aangekondigd als bijdrage van de EU aan Syrië, in aanvulling op de € 265 miljoen die al eerder was uitgetrokken voor humanitaire hulp aan Syrië. Het bedrag van € 400 miljoen betreft deels humanitaire hulp, deels steun van niet-humanitaire aard. Deze niet-humanitaire hulp (ad € 150 miljoen) is bedoeld ter ondersteuning van gemeenschappen in buurlanden die grote aantallen Syrische vluchtelingen opvangen, zoals Jordanië en Libanon. Ook daar zijn de noden hoog. Het gehele bedrag van € 400 miljoen wordt gefinancierd uit Categorie IV van de EU-begroting voor 2013 (Extern Beleid) binnen het overeengekomen plafond, vanuit bestaande reserves en door middelen binnen de bestaande regelgeving te heralloceren. Hiervoor is geen besluit van de Raad vereist. Nederland verwelkomt de extra steun aan Syrië vanuit de Europese Unie, gezien de omvang van de humanitaire crisis die zich in en buiten Syrië als gevolg van het conflict voltrekt. Of het bedrag van € 400 miljoen voldoende zal zijn om de noden te lenigen, is geen uitgemaakte zaak. Het zal ook afhangen van wat andere landen en organisaties beschikbaar stellen om de «response plans» van de Verenigde Naties voor Syrië te dekken. Nederland vindt dat de EU met deze additionele € 400 miljoen voor 2013 zeker een substantiële bijdrage aan de ondersteuning aan Syrië heeft geleverd.

Het bedrag van een half miljoen euro uit de middelen voor migratie en ontwikkeling is bedoeld voor de bijdrage aan het EU Regionale beschermingsprogramma dat wordt ontwikkeld voor landen in de regio die Syrische vluchtelingen opvangen en is onder meer gericht op de langere termijn capaciteitsopbouw.

De leden van de PVV-fractie vragen hoe het hervestigen van 250 Syrische vluchtelingen in Nederland in 2013 en 2014 zich verhoudt tot het streven naar opvang in de regio en tot het gegeven dat Nederland aan opvang in de regio al een bedrag van € 41miljoen heeft uitgegeven.

Het hervestigen van 250 Syrische vluchtelingen is een teken van steun aan landen in de regio die grote aantallen vluchtelingen opvangen.

De leden van de SP-fractie ten slotte stellen een groot aantal vragen naar aanleiding van de mededeling over de aanpak van de Syrische crisis.

Nederland zet zich in voor de ontheemden in Syrië en de Syrische vluchtelingen in de buurlanden op basis van het humanitair imperatief (hulp bieden daar waar de noden het meest urgent zijn). Nederland geeft steun op basis van samenwerking met «trusted partners» zoals de VN en NGO’s. Het totaal aan Nederlandse hulp voor de Syrische crisis is € 42 miljoen waarvan € 24 miljoen via UNHCR, € 6,5 miljoen via het Rode Kruis en € 3,5 miljoen via UNICEF.

De regering is van mening dat het wenselijk blijft dat de buurlanden van Syrië Syrische vluchtelingen op hun grondgebied blijven opvangen. Deze landen worden daarin ondersteund door Nederland zowel in financiële zin door het bieden van humanitaire hulp, als ook door middel van hervestiging. Ook vraagt Nederland aandacht voor het openhouden van de grenzen voor Syrische vluchtelingen.

Het is juist, zo antwoord ik de leden van de SP-fractie, dat in 2012 430 hervestigde vluchtelingen zijn aangekomen in Nederland. Onder het quotum van 2012 zijn 400 personen geaccepteerd voor hervestiging. In 2013 zijn tot 12 juli 140 personen geaccepteerd voor hervestiging (afronding op tientallen). Dat betekent dat er tot eind 2015 nog 1460 plaatsen beschikbaar zijn in het quotum. Daarbij dient wel te worden opgemerkt dat in het najaar van 2013 nog drie hervestigingsmissies zijn afgesproken met UNHCR naar Soedan, Thailand en Kenia, waarbij over het algemeen per missie rond de 80 personen worden geaccepteerd. Ook worden er door het jaar heen individuele voordrachten gedaan door UNHCR, waarvan het aantal van tevoren nooit bekend is, maar maximaal 100 bedraagt. Ook is aan UNHCR aangegeven dat Nederland bereid is 250 Syrische vluchtelingen op te nemen, verdeeld over 2013 en 2014.

In 2013 dienen nog drie reeds geplande hervestigingsmissies te worden uitgevoerd naar Soedan, Kenia en Thailand. UNHCR heeft Nederland expliciet verzocht deze missies te blijven uitvoeren. Daarnaast is UNHCR capacitair nog niet gereed voor de hervestiging van Syriërs. De verwachting is dat pas tegen eind 2.013 grotere aantallen voordrachten kunnen worden gedaan aan hervestigingslanden.

De additionele bijdrage van de Europese Commissie zal ingezet worden voor het bieden van hulp aan ontheemden in Syrië en Syrische vluchtelingen in de buurlanden. Dit betreft zowel humanitaire hulp als niet-humanitaire hulp, via de VN en de lokale raden. De niet-humanitaire hulp richt zich op capaciteitsopbouw van mensenrechtenverdedigers en jonge activisten om hen te voorzien in basisbehoeften. Tevens worden de structuren van de Syrische oppositie (zoals de Assistance Coordination) gesteund via capaciteitsopbouw. Voor het antwoord op de vraag naar de financiering door de Commissie verwijs ik naar mijn eerdere antwoord op vragen van de PvdA-fractie.

In de EU hebben Zweden, Ierland, Denemarken en Nederland aangegeven Syrische vluchtelingen te zullen hervestigen. Duitsland heeft aangegeven 5000 personen op tijdelijke basis toe te laten. Op dit moment is niet bekend of nog meer EU-lidstaten Syrische vluchtelingen zullen hervestigen. Wel speelt bij de overweging of Syrische vluchtelingen worden hervestigd een belangrijke rol dat UNHCR wereldwijd meerdere prioriteiten heeft voor hervestiging. Hervestigingslanden houden daar rekening mee in hun planningen voor hervestiging. Buiten de EU hebben Zwitserland, Australië, de VS en Canada aangegeven Syrische vluchtelingen te zullen hervestigen.

Het is juist dat het merendeel van de vluchtelingen in de regio worden opgevangen. Het is daarbij belangrijk dat landen van opvang daarin worden ondersteund. UNHCR speelt een cruciale rol bij de opvang van vluchtelingen wereldwijd. Nederland is een belangrijke donor van UNHCR, zowel door middel van een jaarlijkse kernbijdrage die in 2013 € 38 miljoen euro betrof als door middel van steun aan UNHCR uit de middelen voor humanitaire hulp.

Ik kwalificeer, zo antwoord ik de leden van de SP-fractie ten slotte, het asielbeleid ten aanzien van de Syrische vluchtelingen niet als onvoldoende. Het Nederlandse beleid ten aanzien van Syriërs is ruimhartig; Syriërs komen al snel in aanmerking voor asiel in Nederland.

2. Veiligheid en Justitie, Grondrechten en Burgerschap

2.1. Cybersecurity

De leden van de VVD-fractie vragen hoe de Kamer zal worden betrokken bij nadere wetgevende initiatieven naar aanleiding van de uitwerking van het Europese cybersecuritybeleid.

Indien nieuwe voorstellen voor Europese wet- en regelgeving worden voorzien, zal uw Kamer daarbij via het reguliere BNC-proces worden betrokken.

De leden van de VVD-fractie vragen wanneer de regering verwacht het wetsvoorstel over de aanpak van computercriminaliteit aan de Kamer aan te bieden.

Op dit moment verwerk ik de reacties uit de internetconsultatie over het concept wetsvoorstel computercriminaliteit III. Na verwerking van de commentaren en na het insturen voor advies aan de Raad van State en vervolgens verwerken daarvan, wil ik uw Kamer dit voorstel zo snel mogelijk en nog dit kalenderjaar toesturen.

De leden van de PvdA-fractie vragen welke aanpassingen en aanvullingen in de ogen van de regering nodig zijn aan het huidige juridische kader voor de aanpak van cybercrime.

Mogelijke wijzigingen in het internationale juridische kader voor de aanpak van cybercrime hebben betrekking op de grensoverschrijdende dimensie van cybercrime en de daaraan gekoppelde noodzaak voor rechtshandhavingsdiensten om te kunnen optreden ook in die situaties waarin sporen op geautomatiseerde werken staan waarvan de precieze locatie niet kan worden bepaald. In mijn brief van 15 oktober 2012 (Kamerstukken II, 2012/13, 28 684, nr. 363) heb ik dit al aan uw Kamer kenbaar gemaakt.

De leden van de PvdA-fractie vragen in het kader van de richtlijn netwerk- en informatiebeveiliging of ik de behoefte van de Europese Commissie aan een toezichthoudend orgaan deel en welke mogelijkheden ik zie om dit in de Nederlandse context in te vullen.

Voor netwerk- en informatiebeveiliging acht ik de toezichthoudende functie van belang. In Nederland is toezicht op sectoraal niveau georganiseerd, en niet bij één organisatie belegd. Ik ben voorstander van het in stand houden van de bestaande, en daarmee reeds bekende, nationale structuren van sectorale bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Het is op dit moment nog onduidelijk hoe de bevoegde autoriteit zoals genoemd in de ontwerprichtlijn zich verhoudt tot de sectorale toezichthouders. Het kabinet acht van het belang dat de verschillende rollen van uitvoerder en toezichthouder, zowel ten opzichte van marktdeelnemers als ten opzichte van overheidspartijen, voor wat betreft Nederland niet allemaal in het Nationale Cyber Security Centrum (NCSC) worden belegd. Ik hecht aan de publiek-private samenwerking die in het NCSC wordt gerealiseerd. Als het NCSC toezichthoudende bevoegdheden zou krijgen, zou dit de samenwerking beïnvloeden.

De leden van de SP-fractie willen weten of ik de zorgen deel van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming dat privacy in het cybersecuritybeleid slechts bij woorden blijft en concrete uitwerking mist; en zij vragen op welke wijze ik wil bewerkstelligen dat er meer duidelijkheid komt over de concrete bescherming van gegevens van individuen, bedrijven, overheden en andere organisaties.

Met verwijzing naar het BNC-fiche van 15 maart 2013 (Kamerstukken II, 2012/13, 33 602, GC) stel ik voorop dat Nederland belang hecht aan privacy in het cybersecuritybeleid. De noodzaak van vertrouwelijkheid, privacy en proportionaliteit dient geborgd te zijn bij het bevorderen van het delen van informatie tussen lidstaten en binnen de EU. In de Raadsconclusies over de EU cybersecurity strategie is een expliciete verwijzing naar privacy opgenomen. Met betrekking tot de voortgang van wet- en regelgeving op het gebied van gegevensbescherming adviseert de Artikel 29 werkgroep, onder voorzitterschap van de heer Kohnstamm, waarin nationale toezichthouders van de EU Lidstaten zoals het College Bescherming Persoonsgegevens zitting hebben. De Friends of the Presidency group on cyber issues bewaakt de principes van de strategie, waaronder gegevensbescherming, bij de uitvoering van de strategie. In (nieuwe) wetgevingsvoorstellen vormt privacy uiteraard ook een kernpunt.

2.2 Toekomstige ontwikkeling op JBZ-gebied

De leden van de VVD-fractie informeren naar de planning van de onderhandelingen over het nieuwe JBZ-meerjarenprogramma, inclusief besluitvormingsmomenten, en vragen op welke wijze de Kamer zal worden betrokken bij de voorbereidingen op het nieuwe programma.

De formele besprekingen in JBZ-Raadsverband over de mogelijke inhoud van een nieuw JBZ-meerjarenprogramma zullen naar verwachting het komende najaar aanvangen, met het oog op de beoogde vaststelling van de strategische richtsnoeren door de Europese Raad in juni 2014 en het gestarte denkproces binnen het Europees Parlement en de Europese Commissie. Zodra de planning en agendering van het Voorzitterschap ter zake duidelijk zijn, zal uw Kamer daarover (via de geannoteerde agenda) worden geïnformeerd.

Zoals destijds in het kader van de Nederlandse voorbereiding op de totstandkoming van het Stockholm Programma is gebeurd, zal bijtijds een kabinetsstandpunt worden opgesteld aan de hand waarvan een overleg met uw Kamer kan plaatsvinden. Momenteel wordt bezien welke ideeën leven ten aanzien van het toekomstige EU-beleid op het gebied van justitie en binnenlandse zaken. Het kabinetsstandpunt, waarin die visie op hoofdlijnen uiteen is gezet, zal uiterlijk aanstaande oktober aan uw Kamer worden gezonden.

Onder verwijzing naar de interparlementaire conferentie van 20 juni jl. vragen de leden van de VVD-fractie of de regering in het kader van het nieuwe JBZ-meerjarenprogramma nadere initiatieven op het gebied van corruptie wenselijk acht.

In internationaal samenwerkingsverband wordt door de Verenigde Naties, de Raad van Europa, de OESO en in EU-verband gewerkt aan de bestrijding van corruptie. Nederland werkt hier actief aan mee. De regering is voorstander van de geïntensiveerde aandacht binnen de EU voor corruptiebestrijding. Dit najaar komt de EU naar verwachting bijvoorbeeld met haar eerste periodieke anti-corruptierapport, waarin de aanpak van de lidstaten wordt beschreven en waarin gewezen wordt op mogelijke tekortkomingen. Gezien de brede bestaande internationale aandacht voor het fenomeen, waaronder in toenemende mate binnen de EU, liggen aanvullende initiatieven in de huidige situatie niet voor de hand.

De leden van de VVD-fractie merken voorts op dat de regering heeft gepleit voor een brede uitleg van het begrip «voorkoming van misdrijven» zodat ook bestuursrechtelijke taken hier binnen vallen. Zij vragen of de regering verwacht hiervoor medestanders te vinden binnen de Europese Raad.

Tijdens de aanstaande informele Raad in Vilnius is louter een eerste, verkennende gedachtewisseling voorzien op hoofdlijnen. De formele onderhandelingen over concrete voorstellen krijgen, naar verwachting, het komend najaar een beslag. Gedurende het proces zal Nederland actief het Nederlandse standpunt uitdragen en zullen ook de posities van andere lidstaten duidelijk worden. Vanzelfsprekend zal Nederland in het kader van de beïnvloeding ook steun proberen te vinden voor eigen speerpunten bij andere lidstaten.

De leden van de PVV-fractie vragen of ik bereid ben tijdens de informele Raad daadwerkelijk uit te spreken dat het van belang is dat er continu aandacht is voor de optimale uitvoering van bestaande instrumenten in nationale regelgeving en in de praktijk. Zij vragen wat wordt verstaan met de desbetreffende passage uit de geannoteerde agenda.

Onder de voorgaande en het huidige programma is veel wetgeving tot stand gekomen. De implementatie daarvan is complex en vergt tijd. Dat brengt ook voor de toekomst mee dat er structureel aandacht moet zijn voor consolidatie en daarmee optimale uitvoering van bestaande instrumenten in nationale regelgeving en in de praktijk. Dat uitgangspunt zal ik tijdens de besprekingen in Vilnius onderstrepen.

De leden van de PVV-fractie vragen voorts of aan implementatie van wetgeving uit Europa geen gevolg kan worden gegeven wanneer blijkt dat implementatie niet nodig is omdat bestaande instrumenten in nationale regelgeving voldoen.

Indien blijkt dat een te implementeren richtlijn geen implementatie behoeft, omdat door middel van bestaand recht al aan de verplichtingen wordt voldaan, is het mogelijk en ook gebruikelijk om af te zien van het creëren van nieuwe regelgeving. In plaats daarvan wordt een mededeling in de Staatscourant geplaatst om kennis te geven van de wijze waarop aan de implementatieverplichting is voldaan, en wordt de bestaande regelgeving gemeld bij de voorgeschreven implementatiemelding. Ook wanneer slechts voor een deel van een te implementeren richtlijn nieuwe regelgeving nodig is, kan voor het andere deel worden volstaan met verwijzing naar het bestaande recht. Deze procedure staat beschreven in Aanwijzing 339 van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

De leden van de PVV-fractie vragen welke maatregelen ik ga nemen om het inzicht in de kosten van de implementatie in een zo vroeg mogelijk stadium aan de Kamer te vertrekken en per wanneer, en wat de jaarlijkse kosten van implementatie zijn.

Deze leden antwoord ik dat de voornemens van de Europese Commissie met betrekking tot voorstellen voor wetgeving op het terrein van de JBZ-samenwerking zijn opgenomen in het Werkprogramma van de Commissie. Zodra deze voorstellen concreet ter hand worden genomen, wordt de Kamer daarover geïnformeerd door middel van het BNC-fiche. Daarin wordt ook aandacht besteed aan de budgettaire consequenties daarvan. Daarnaast wordt jaarlijks bij de begroting en het departementaal jaarverslag inzage verstrekt in de kosten van de beleidsprioriteiten, ook waar het de kosten van de implementatie van de voorstellen betreft. Verder wordt in de memorie van toelichting bij de afzonderlijke wetsvoorstellen in de financiële paragraaf aangegeven welke kosten met het wetsvoorstel gemoeid zijn.

De jaarlijkse kosten van implementatie zijn afhankelijk van de in het betreffende jaar in werking tredende wetsvoorstellen. Er is dus geen sprake van een jaarlijks structureel bedrag aan uitgaven. Daar waar sprake is van substantiële en structurele consequenties voor de capaciteit in de justitiële ketens wordt dit meegenomen in het Prognosemodel Justitiële Ketens en hierdoor zichtbaar in de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie.

De leden van de PVV-fractie merken ten slotte op dat in antwoorden op Kamervragen van 4 juli j.l. (2013Z12445) wordt aangegeven dat Nederland kritisch is ten aanzien van de oprichting van een Europees Openbaar Ministerie. Deze leden zien graag dat ik dit bij de bijeenkomst op 18-19 juli nadrukkelijk aangeef.

Het onderwerp Europees Openbaar Ministerie staat, zo antwoord ik deze leden, niet op de agenda van deze informele bijeenkomst van de JBZ-Raad. Zoals ik heb aangegeven in de door deze leden aangehaalde antwoorden van 4 juli jl., zal het kabinet zich een mening vormen zodra er een concreet voorstel voor het EOM is en deze delen met uw Kamer via het gebruikelijke kanaal van een BNC-fiche.

2.3 Gegevensbescherming

De leden van de VVD-fractie constateren dat onder het Iers voorzitterschap consensus ontbrak om op een aantal onderwerpen van de algemene verordening gegevensbescherming nadere besluiten te nemen. Deze leden vragen naar de verwachtingen over het verdere besluitvormingsproces, mede gezien het grote aantal amendementen dat het Europees Parlement heeft voorgesteld.

Wat de voortgang in de Raad betreft, is het beeld dat het Litouwse voorzitterschap zal werken aan een artikelsgewijze behandeling van de tekstversie van de verordening die het Ierse voorzitterschap heeft opgesteld bij afronding van haar taak. Ook zal het voorzitterschap naar mijn verwachting nog enkele afzonderlijke onderwerpen thematisch willen behandelen. Ik denk dat dit gezien de uitkomst van de laatste JBZ-Raad een verstandige lijn is. Ik heb begrepen dat ook dit voorzitterschap zal proberen op de laatste JBZ-Raad van 2013 een gedeeltelijk akkoord te bereiken. Het is nog te vroeg om te beoordelen of dit ook haalbaar is.

Wat de voortgang in het Europees Parlement betreft, is het niet overdreven te stellen dat het Parlement nog een zware taak te wachten staat, gelet op het grote aantal amendementen dat de leden hebben ingediend. Het Parlement blijft ernaar streven om in september 2013 te stemmen over compromisamendementen. Afgewacht moet worden of dat lukt.

De leden van de PvdA-fractie begrijpen dat de regering de uitvoeringskosten van het nieuwe gegevensbeschermingskader te hoog vindt. Deze leden vragen naar de constructieve voorstellen die de regering gaat doen om de waarborging van de privacy te verhogen tegen aanvaardbare kosten.

Ik ben van oordeel dat het kostenniveau van de administratieve lasten acceptabel is, maar dat het niveau van de nalevingskosten te hoog is. Ik ben van mening dat een bijstelling van dit kostenniveau noodzakelijk is om te voorkomen dat vooral in de private sector onvoldoende evenwicht blijft bestaan tussen opbrengsten van de verordening in termen van financiële voordelen en een verhoogd niveau van vertrouwen enerzijds en kosten van de verordening in termen van financiële nadelen en gemis aan draagvlak anderzijds. Ik beraad mij momenteel met het bedrijfsleven en het College bescherming persoonsgegevens op concrete voorstellen. In mijn brief van 21 juni 2013, nr. 395427, heb ik al aangegeven dat de risico-georiënteerde benadering daarbij uitgangspunt zal zijn. Dat betekent dat de verordening niet in volle omvang op alle bedrijven moet rusten, maar dat de lasten zwaarder moeten zijn, naarmate het risico dat uit de concrete gegevensverwerking voortvloeit groter is. Daarbij zal dan bijzondere aandacht moeten uitgaan naar het midden- en kleinbedrijf.

Wat de mogelijke toegang van buitenlandse veiligheidsdiensten tot de door Nederlandse burgers en bedrijven verwerkte gegevens betreft, waar de leden van de PvdA-fractie naar vragen, is de dialoog tussen de Europese Unie, de lidstaten en de Verenigde Staten over deze kwestie inmiddels gestart. Deze dialoog zal snel een vervolg krijgen in Brussel op 22 juli en die zelfde week in Vilnius tijdens de High Level Meeting. De dialoog heeft tot doel enige duidelijkheid te verschaffen over het wettelijk kader waarbinnen veiligheidsdiensten opereren, het rechtmatigheidstoezicht daarop en de vraag of, en in hoeverre, de regelgeving voor gegevensbescherming geschikt en bestemd is om bescherming te bieden tegen de toegang van buitenlandse veiligheidsdiensten tot gegevens die worden verwerkt op het grondgebied van de desbetreffende staat. Dit onderwerp heeft inmiddels de volle aandacht van de Raad. Ik acht het zinvol eerst de uitkomsten van de dialoog af te wachten, alvorens daarover op de Raad te spreken.

3. Voortgangsoverzicht EU dossiers Veiligheid en Justitie, Asiel en Migratie

De leden van de VVD-fractie vragen wat de laatste stand van zaken is met betrekking tot de Richtlijn voor tijdelijke overplaatsing binnen een onderneming van werknemers uit derde landen.

In mei 2012 is in de Raad een gemeenschappelijk standpunt bereikt over de tekst, sindsdien wordt met het Europees Parlement onderhandeld. De belangrijkste openstaande punten betreffen momenteel de voorwaarden waarop intra-EU mobiliteit kan plaatsvinden, de vraag of lidstaten een nationale regeling kunnen voeren naast de EU-richtlijn en de vraag welke arbeidsvoorwaarden op de binnen een onderneming overgeplaatste persoon van toepassing zijn. Nederland is voorstander van een flexibele regeling voor intra-EU mobiliteit op korte termijn, de mogelijkheid om op basis van eigen regelgeving binnen een onderneming overgeplaatste personen toe te kunnen blijven laten en arbeidsvoorwaarden op hetzelfde niveau van de detacheringsrichtlijn.

De leden van de VVD-fractie constateren dat de Europese Commissie een voorstel doet ten aanzien van een verordening voor een vereenvoudigde aanvaarding van openbare akten. Zij vragen in hoeverre de kosten-baten analyse van de introductie van een e-apostille, afgezet tegen controle op juistheid door de centrale autoriteit, positief voor de eerste zou kunnen uit vallen en hoe de regering hier tegenover staat.

Het is denkbaar dat de kosten-baten analyse van de introductie van een e-apostille positief uitvalt, afgezet tegen de controle op juistheid door de centrale autoriteit. Een dergelijke kosten-baten analyse valt echter nog niet te maken. Invoering van een e-apostille, of in eerste instantie invoering van een online apostille-register, zou een systematische controle van de apostille vergemakkelijken en daarmee bevorderen. Dit is echter een beperkte controle. De controle door de voorgestelde centrale autoriteit zou zich richten op het document zelf door navraag bij de afgevende instantie en daarmee meer zekerheid over de authenticiteit en correcte inhoud van het document geven.

De leden van de SP-fractie vragen welke conclusies zullen worden verbonden aan het rapport van de VN-rapporteur over Frontex en welke maatregelen worden genomen om deze mensenrechtenschending door Frontex te stoppen.

Frontex is verantwoordelijk voor de coördinatie van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de Europese Unie. Door het coördineren van gezamenlijke operaties ondersteunt Frontex met name de lidstaten die te maken hebben een hoge druk van illegale migratie. Een goed beheer van de buitengrenzen is ook in het belang van Nederland, vanwege het vrij verkeer van personen binnen de Unie. De taken van Frontex beperken zich tot de coördinatie van de samenwerking. Het uitgangspunt is dat de lidstaten zelf verantwoordelijk zijn voor de bewaking van de Schengenbuitengrenzen. Daarbij zijn alle lidstaten van de Europese Unie gebonden aan het Vluchtelingenverdrag en het EVRM. Deze verdragen verplichten lidstaten onder meer om asielverzoeken in behandeling te nemen, en verbieden hen om migranten te refouleren. Naast de lidstaten heeft tevens Frontex de verplichting om in alle activiteiten van het agentschap de fundamentele rechten van migranten te respecteren. Zo is in de herziene verordening van Frontex een expliciete verwijzing opgenomen naar het verbod op refoulement. Tevens bevat de Schengengrenscode waarborgen die moeten garanderen dat fundamentele rechten niet worden geschonden. Wat betreft praktische maatregelen, krijgt training in fundamentele rechten de nodige aandacht binnen Frontex. Alle grenswachters die aan Frontex-operaties deelnemen zijn gebonden aan (internationale) regels betreffende bescherming van fundamentele rechten. Bovendien is onlangs binnen Frontex een Fundamental rights officer aangesteld die vanuit haar positie bijdraagt aan een effectiever mechanisme voor het monitoren van respect voor fundamentele rechten in alle activiteiten van het agentschap. Hoewel het rapport van de VN-rapporteur niet op de agenda staat van deze JBZ-Raad, wordt voldoende aandacht geschonken aan fundamentele rechten aan de buitengrenzen van de EU. Nederland hecht er belang aan dat dit ook zo blijft. Ten slotte wil ik er op wijzen dat tijdens Frontex-operaties (met name op zee) niet alleen illegale migratie wordt tegengegaan, maar ook een groot aantal mensen wordt gered. Voor een uitgebreidere reactie op het VN-rapport verwijs ik u tevens naar de gezamenlijke reactie die de EU heeft gegeven op dit document.8

4. Overige

De leden van de SP-fractie vragen een reactie op het voornemen van Malta om Somalische asielzoekers bij voorbaat te weren en stellen hierover diverse vragen.

Een hoge instroom mag op zichzelf geen reden zijn om vreemdelingen te weren dan wel om ze uit te zetten zonder dat ze in de gelegenheid zijn geweest om een asielverzoek in te dienen, antwoord ik de leden van de SP-fractie. Ik ben niet bekend met maatregelen die genomen zouden worden om te voorkomen dat Somalische vluchtelingen asiel kunnen aanvragen in de Europese Unie. Voor zover dit zou gebeuren is het primair aan de Commissie of het Europese Hof van Justitie dan wel EHRM om hierop te reageren. Uit het bericht waarnaar in de vraagstelling is verwezen, blijkt hiervan ook.

Door EASO en de Europese Commissie wordt praktische en financiële ondersteuning geboden aan de lidstaten die een bijzondere druk ervaren op hun asielstelsels en om bijstand verzoeken. Dit is ook aan de orde bij Malta. Daarnaast hebben in de achterliggende jaren diverse lidstaten, waaronder Nederland, Malta op vrijwillige basis ondersteund middels relocatie van toegelaten vreemdelingen.

Vreemdelingen die in eerste instantie door Malta zijn gereisd zullen in beginsel ingevolge de Dublinverordening worden overgedragen aan Malta zodat hun asielverzoek daar behandeld kan worden. Europese instellingen zien toe op naleving van verdragen, verordeningen en richtlijnen. Het EHRM heeft, zo blijkt uit het bericht, recent een «interim- measure» tegen Malta genomen. Nog zonder dat vooruitgelopen kan worden op de uitspraak van het EHRM in de betreffende bodemzaak, bevestigt de getroffen «interim- measure» wel dat sprake is van een effectief stelsel van rechtsbescherming. Er is tegen die achtergrond geen reden om af te zien van overdrachten in het kader van de Dublinverordening.


X Noot
3

Trouw, 9 juli 2013, «Vluchtelingen de dupe van grensbewaking EU»

X Noot
6

Council conclusions on setting the EU’s priorities for the fight against serious and organised crime between 2014 and 2017, doc. nr. 9849/13.

X Noot
7

EMPACT is het EU-project om de operationele samenwerking op het gebied van mensenhandel te versterken. EMPACT staat voor «European Multidisciplinary Platform Against Crime Threats». Aan dit project doen twintig EU-lidstaten mee, naast organisaties als Europol, Eurojust en Frontex. Het huidige Operationeel Actieplan (2012–2013) richt zich onder andere op verbetering van de informatie-uitwisseling via Europol, waardoor Europol meer en betere analyses kan leveren, toename van het aantal gezamenlijke opsporingsonderzoeken, bij voorkeur in de vorm van «Joint Investigation Teams» (gemeenschappelijke onderzoeksteams), en ontneming van criminele winsten.

Naar boven