Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 32317 nr. 173 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 32317 nr. 173 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 mei 2013
Hierbij bieden wij u de geannoteerde agenda van de bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 6–7 juni 2013 in Luxemburg aan.
De minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten
De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven
Gemengd Comité
– Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot aanpassing van verordening (EG) 562/2006 voor tijdelijke herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen in uitzonderlijke omstandigheden
– Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de instelling van een evaluatie- en toezichtmechanisme voor de controle van de toepassing van het Schengenacquis
– Stand van zaken
Het Ierse Voorzitterschap zal tijdens deze JBZ-Raad de stand van zaken toelichten van de onderhandelingen met het Europees Parlement over de twee bovenvermelde Schengenvoorstellen. Na maanden van onderhandelingen lijkt een akkoord in de informele triloog op deze twee Schengendossiers binnen handbereik. Zoals bij uw Kamer bekend was het Europees Parlement (EP) verbolgen over de wijziging van de rechtsgrondslag in het voorstel over het Schengenevaluatiemechanisme. Door deze wijziging had het Europees Parlement geen medebeslissingsrecht meer. Het EP wenste daarom een juridische verplichting voor de Raad om het Europees Parlement te betrekken bij toekomstige wijzigingen van het Schengenevaluatiemechanisme. Dit zou echter strijdig zijn met het EU Werkingsverdrag (VWEU) en was daarom voor de Raad niet aanvaardbaar. In de afgelopen periode hebben de juridische diensten van de Raad, Commissie en Europees Parlement een formulering uitgewerkt die wel past binnen het kader van het VWEU. In het voorstel over de tijdelijke herinvoering van de binnengrenscontroles is nu een clausule opgenomen, waardoor de Raad het Europees Parlement zal informeren bij een voorstel tot wijziging van het Schengenevaluatiemechanisme. In een verklaring geven de drie instellingen aan dat het EP zal worden geconsulteerd voordat een besluit zal worden genomen over het voorstel. Daarnaast is de rol van de Commissie bij het uitvoeren van de Schengenevaluaties versterkt. Zo kan de Commissie, naast de voortrekkersrol bij de voorbereiding en de uitvoering van de evaluaties, voortaan ook de evaluatierapporten via de comitologieprocedure vaststellen. De aanbevelingen die uit de evaluatierapporten voortvloeien worden wel door de Raad vastgesteld. De Raad heeft hier een forse inspanning geleverd, waarbij sommige lidstaten grote concessies hebben moeten doen om een compromis te kunnen bereiken. Nederland is tevreden met het werk van het Voorzitterschap en kan instemmen met het bereikte resultaat.
Op moment van schrijven moet nog overeenstemming worden bereikt over het compromisvoorstel. Het Voorzitterschap concludeerde in Coreper van 23 mei jl. dat er voldoende steun is om op basis van de voorliggende teksten te trachten een akkoord te bereiken met het EP op de triloog van 29 mei, dat op 30 mei door Coreper kan worden bevestigd.
– (Evt.) Derde Halfjaarlijks Rapport van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over het functioneren van de Schengenruimte (1 november – 30 april 2013)
– Presentatie en gedachtewisseling
De Raad zal – conform de Raadsconclusies van maart 2012 – door de Commissie middels haar halfjaarlijkse verslag worden geïnformeerd over het functioneren van de Schengenruimte. Op basis van deze rapportages van de Commissie kan de Raad beter politieke sturing geven, en wordt de samenhang tussen de verschillende initiatieven ten behoeve van de versterking van de Schengenruimte geborgd.
Op het moment van schrijven is dit rapport nog niet beschikbaar.
– Informatie door Griekenland
Griekenland zal een presentatie verzorgen over de uitvoering van het (herziene) Griekse Nationale Actieplan ter hervorming van het asiel- en migratiestelsel. In januari 2013 presenteerde Griekenland het herziene Actieplan. Zoals uw Kamer al gemeld is in het verslag van de Informele JBZ-Raad van 17–18 januari 2013 (Kamerstuk 32 317, nr. 154), vond Nederland het herziene Actieplan een verbetering ten opzichte van het eerdere actieplan omdat het duidelijker weergeeft wat er nog moet gebeuren, hoeveel dit gaat kosten en wanneer de specifieke acties afgerond moeten zijn. Dit maakt het gemakkelijker om de voortgang van de hervormingen te monitoren.
Echter, er zijn ook de nodige tekortkomingen te constateren in het herziene Actieplan. Zo is voor een aanzienlijk deel van de acties nog geen financiële dekking gevonden. Daarmee kunnen ook vraagtekens geplaatst worden bij de haalbaarheid van de planning van het Actieplan. Op verzoek van Nederland en enkele andere lidstaten is de Europese Commissie, in samenspraak met Griekenland, op zoek gegaan naar andere bronnen van financiering binnen de Europese begroting, zoals de EU-structuurfondsen, om bepaalde acties van financiering te voorzien. Ook heeft Griekenland samen met de Europese Commissie verdere prioritering aangebracht in het Actieplan, waarmee de focus van het Actieplan nog meer dan voorheen komt te liggen op de acties die gericht zijn op het verbeteren van de mensenrechten van de vreemdelingen in het algemeen en de situatie van kwetsbare groepen, zoals vluchtelingen en minderjarigen, in het bijzonder.
Van 12 tot 14 juni zal de tweede ondergetekende van deze brief Griekenland bezoeken. Naast gesprekken met zijn Griekse collega-ministers in Athene, zal de staatssecretaris ook een bezoek brengen aan de Evros-regio. De staatssecretaris zal diverse opvang- en detentiecentra bezoeken, met door Nederland uitgezonden personeel spreken en met diverse NGO’s die actief zijn op het terrein van asiel en migratie van gedachten wisselen. De uitvoering van het Actieplan staat centraal tijdens dit bezoek. De Tweede Kamer zal t.z.t. een beknopt verslag van dit bezoek ontvangen.
Geen bijzonderheden.
Raad – wetgevende besprekingen
– Stand van zaken
Zie agendapunt 1.
– Stand van zaken
Inmiddels hebben de Raad, het EP en de Commissie overeenstemming bereikt over alle onderdelen van het Gemeenschappelijk Europees asielstelsel (GEAS): de Dublin-verordening, de Eurodac-verordening, de procedurerichtlijn, de opvangrichtlijn en de kwalificatierichtlijn. Tijdens de JBZ-Raad van 7 juni 2013 zullen de procedurerichtlijn, de Dublin-verordening, de opvangrichtlijn en de Eurodac-verordening naar verwachting als een pakket worden aangenomen; de kwalificatierichtlijn is in december 2011 al formeel aangenomen. Op 13 juni zal het EP plenair stemmen over ditzelfde pakket. Indien het EP ook instemt, is het pakket formeel aangenomen.
Tijdens de onderhandelingen is uw Kamer meerdere malen geïnformeerd over de uitkomsten en de soms moeizame voortgang van de onderhandelingen. In december 2012 bent u geïnformeerd over de voorgenomen stemonthouding op de Dublin-verordening (Kamerstuk 21 501-33, nr. 399) met als belangrijkste reden dat deze verordening niet in samenhang werd bezien met de instrumenten waarmee deze inhoudelijk nauw verwant is. De Raad heeft uiteindelijk besloten de genoemde richtlijn en verordeningen toch inhoudelijk te koppelen en als pakket te behandelen. Inhoudelijk heeft Nederland nog steeds voorbehouden bij het bereikte onderhandelingsresultaat op de onderscheiden onderdelen, zoals eerder met de Tweede Kamer besproken tijdens de voorbereidingen op de JBZ-Raden. Niettemin vormt het pakket een stap verder op de weg naar verdere harmonisatie van het asielbeleid in de Europese Unie. Deze harmonisatie is ook in het belang van Nederland. In deze omstandigheid is het kabinet voornemens om, als het moment daar is, in te stemmen met het pakket als geheel. Vooralsnog is het GEAS als informatiepunt geagendeerd; het is echter mogelijk dat dit alsnog als A-punt aan de agenda wordt toegevoegd.
– Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de voorwaarden voor toelating en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op onderzoek, studie, scholierenuitwisseling, betaalde en onbetaalde stage, vrijwilligerswerk en au pairs (herziening)
Het Voorzitterschap zal het bovengenoemd voorstel aan de JBZ-Raad presenteren en er zal een eerste discussie op hoofdlijnen over plaatshebben. Het voorstel betreft een samenvoeging van de richtlijn inzake de toelating van onderzoekers en de richtlijn inzake de toelating van studenten, uitwisselingsscholieren, onbetaalde stagiairs en vrijwilligers. Tenuitvoerlegging van de richtlijn voor deze laatste drie categorieën was in de richtlijn inzake de toelating van studenten optioneel, maar wordt in het nieuwe voorstel verplicht, terwijl de categorieën betaalde stagiairs en au pairs worden toegevoegd. Daarnaast bevat het verbeterde bepalingen inzake intra-EU mobiliteit voor onderzoekers, studenten en betaalde stagiairs en geeft het een aantal rechten, met name op het gebied van gelijke behandeling. Onderzoekers en studenten krijgen het recht om gedurende twaalf maanden na beëindiging van het onderzoek c.q. studie werk te zoeken. De mogelijkheid voor studenten om tijdens de studie te werken wordt uitgebreid van tien naar twintig uur per week
Wat betreft het standpunt van het kabinet wordt u verwezen naar het desbetreffende BNC-fiche dat vóór het AO van 5 juni a.s. inzake de JBZ-Raad aan uw Kamer zal worden gezonden.
In de eerste raadswerkgroep heeft Nederland, onder een parlementair behandelvoorbehoud, aangegeven in hoofdlijnen positief te staan ten opzichte van de bepalingen inzake de onderzoekers en studenten. Daarentegen ziet Nederland geen toegevoegde waarde voor een verplichte EU-regeling inzake uitwisselingsscholieren, onbetaalde stagiairs, vrijwilligers en au pairs. Dit laatste bezwaar werd door veel lidstaten gedeeld.
– Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen in het kader van een overplaatsing binnen een onderneming
Het Voorzitterschap zal de stand van zaken van de onderhandelingen in de informele triloog met het Europees Parlement presenteren. Deze richtlijn heeft in de eerste plaats ten doel de overdracht van deskundigheid binnen een onderneming te vergemakkelijken ter versterking van het concurrentievermogen van de arbeidsmarkt en de economie. Hiertoe wordt het voor het sleutelpersoneel (managers, specialisten en trainees) van buiten de EU dat werkzaam is voor een vestiging buiten de EU van een onderneming makkelijker gemaakt om voor diezelfde onderneming tijdelijk bij een vestiging binnen de EU te worden gedetacheerd («intra-corporate transferees» of ICT’s). De belangrijkste elementen van het voorstel zijn:
– gemeenschappelijke EU-regels voor de procedure voor binnenkomst;
– aantrekkelijke voorwaarden voor tijdelijk verblijf voor de werknemer en zijn gezinsleden;
– grotere mobiliteit binnen de EU door het inzetten van de managers en specialisten in verschillende EU-filialen en -ondernemingen.
De onderhandelingen bevinden zich in de triloog. Belangrijkste discussiepunten zijn:
a. mogen lidstaten ICT’s op grond van een nationale regeling toelaten wanneer zij niet aan de voorwaarden van de richtlijn voldoen. Een blokkerende minderheid van de lidstaten, waaronder Nederland, vindt dit belangrijk. Een EU-regeling is goed omdat zij duidelijkheid biedt dat een ICT die aan de voorwaarden voldoet, zeker weet dat hij wordt toegelaten tot de EU. Daarentegen mag de richtlijn geen belemmering vormen voor die vreemdelingen die niet aan de voorwaarden voldoen, maar van wie de toelating wel wenselijk is.
b. Welke arbeidsvoorwaarden zijn van toepassing op de ICT’s? De Raad vindt dat de bepalingen uit de detacheringsrichtlijn van toepassing moeten zijn, omdat anders ICT’s van buiten de EU beter behandeld kunnen worden dan gedetacheerde EU-werknemers. Onder de detacheringsrichtlijn geldt dat de arbeidsvoorwaarden gelden van het land waar de ICT vandaan komt, maar met minimumvoorwaarden die gelden in het werkland (de zogenaamde harde kern, zoals minimumloon, maximum arbeidstijden etc.). Het EP vindt dat er sprake moet zijn van een gelijke behandeling.
– Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op seizoensarbeid
– Stand van zaken
Het Voorzitterschap zal de stand van zaken van de onderhandelingen in de informele triloog met het Europees Parlement presenteren. In deze richtlijn worden gemeenschappelijke bepalingen vastgesteld voor de toegang en het verblijf van derdelanders die als seizoensarbeiders gedurende een korte periode werkzaam wensen te zijn in een lidstaat. De richtlijn stelt ook gemeenschappelijke minimumnormen vast ten aanzien van de behandeling van seizoensarbeiders teneinde uitbuiting te voorkomen.
In overleg met de Tweede Kamer zijn in oktober 2010 de volgende vijf kernpunten geformuleerd:
1. Handhaving van de tewerkstellingsvergunningsplicht bij arbeid en verblijf korter dan drie maanden
2. Een maximale termijn van seizoenswerk van 24 weken (niet verlengbaar)
3. Adequate bepalingen inzake de voorwaarden van passende huisvesting en arbeidsvoorwaarden
4. Het multiple-entry visum of de gefaciliteerde re-entry van eerder toegelaten seizoensarbeiders wordt niet meer verplicht gesteld
5. De mogelijkheid van een aanvullend document met arbeidsmarktgegevens als bijlage bij de verblijfsvergunning om een adequate handhaving mogelijk te maken.
Tot nog toe zijn deze punten in de tekst van het richtlijnvoorstel verwerkt, maar het EP heeft in de triloog aangegeven dat het de re-entry van eerder toegelaten seizoensarbeiders in de richtlijn wil faciliteren.
Het Voorzitterschap informeert de Raad over lopende wetgevingsvoorstellen.
Raad – niet-wetgevende besprekingen
– Stand van zaken
Zie agendapunt 1.
– Presentatie door de Commissie
Tijdens de Raad zal de Commissie de bovenstaande mededeling presenteren in het kader van de VN High-Level Dialogue (HLD) die in oktober 2013 zal worden gehouden. De mededeling is op 21 mei 2013 gepubliceerd. In deze mededeling gaat de Commissie in op de waarde van migratie voor ontwikkeling en vice versa en de boodschappen die de EU namens de lidstaten in de HLD wil afgeven. Tijdens de HLD zal de EU namens de lidstaten spreken op basis van een nog op te stellen gezamenlijke EU-positie en zal Nederland dus geen zelfstandige positie innemen.
Uw Kamer zal volgens de gebruikelijke procedures over het Nederlandse standpunt worden geïnformeerd.
– Discussie
Naar verwachting zal een stand van zaken worden gegeven van de situatie in Syrië en de mogelijke ontwikkeling van een regionaal beschermingsprogramma in de omringende landen van Syrië. De Europese Commissie en de lidstaten samen hebben tot nu toe € 435,7 miljoen beschikbaar gesteld om de humanitaire noden van Syrische vluchtelingen te lenigen, waarvan € 235,7 miljoen door de lidstaten is bijgedragen. Nederland heeft meer dan € 35 miljoen bijgedragen aan de ondersteuning van Syrische vluchtelingen, met name in de buurlanden van Syrië.
– Brief van de ministers van Binnenlandse Zaken van Oostenrijk, Duitsland, Nederland en het Verenigd Koninkrijk
– Debriefing door het Voorzitterschap
Het Voorzitterschap entameert tijdens de lunch van de JBZ-Raad een discussie over de brief van Oostenrijk, Duitsland, Nederland en het Verenigd Koninkrijk. De gezamenlijke brief, die op 16 mei ter kennisgeving aan uw Kamer is gezonden, onderschrijft het belang van vrij verkeer van personen, maar wijst ook op ongewenste neveneffecten die optreden als EU-migranten niet aan de voorwaarden van de richtlijn voldoen en ten laste komen van de ontvangende samenleving. De brief vraagt, binnen de kaders van de huidige richtlijn, om meer effectieve maatregelen om oneigenlijk gebruik, fraude en rechtsmisbruik van het vrij verkeer van personen tegen te gaan. De Nederlandse inzet van de discussie in de Raad zal erop gericht zijn om te komen tot aanvulling van de richtsnoeren voor een betere omzetting en toepassing van Richtlijn 2004/38/EG. Die aanvulling zou een opsomming moeten bevatten van situaties van misbruik en oneigenlijk gebruik en de mogelijkheden voor effectieve en proportionele sancties. Sommige andere lidstaten hebben aangegeven de geschetste problematiek te herkennen.
Zweedse Voorzitterschap van het Global Forum on Migration and Development (GFMD) – Informatie door Zweden
Zweden zal vermoedelijk een update geven van de stand van zaken met betrekking tot de organisatie van het GFMD, waar het momenteel Voorzitter van is. Zweden zal naar waarschijnlijkheid een oproep doen aan lidstaten om de GFMD financieel te ondersteunen om de organisatie van meer financiële zekerheid te voorzien. Nederland zou een dergelijke oproep kunnen steunen. Nederland steunt het GFMD al geruime tijd financieel.
Boedapest Proces – Update door Hongarije over recente ontwikkelingen
Hongarije zal naar verwachting verslag doen van de vijfde ministeriële conferentie van het Boedapest Proces, die op 19 april jongstleden plaatshad in Istanbul. Hongarije is samen met Turkije voorzitter van het proces.
Het Boedapest Proces is een consultatief forum van bestemmingslanden in Europa, transitlanden ten oosten van Europa (Turkije, Rusland en de voormalige Sovjetrepublieken) en herkomstlanden langs de Zijderoute (Iran, Irak, India, Pakistan, Afghanistan, Bangladesh en China). Verder wordt deelgenomen door internationale organisaties als de EU, Frontex, ILO, IOM, UNHCR en UNODC. Doel van het proces is het beter beheren van migratiestromen van Oost naar West, het uitwisselen van informatie en concrete samenwerking. Hiermee wordt goed bestuur in het kader van migratie gestimuleerd, de aanpak van niet-reguliere migratie geharmoniseerd en bijgedragen aan het wederzijdse begrip van migratieconcepten en -beleid.
De belangrijkste resultaten van de conferentie in Istanbul zijn de oprichting van het «Silk Routes Partnership for Migration» en de afspraak dat dit zal worden ingevuld met concrete activiteiten. Dit is vastgelegd in de politieke, niet-verbindende «Verklaring van Istanbul» die aan het einde van de bijeenkomst bij acclamatie werd aangenomen. De Zijderoute is hiermee dé prioriteit geworden van het Boedapest Proces. De concrete activiteiten bestaan uit projecten die vooral zullen zijn gericht op capaciteitsopbouw van overheidsinstellingen op het gebied van migratie in en regionale samenwerking tussen de Zijderoutelanden.
Mobiliteitspartnerschap Marokko
En marge van de JBZ-Raad zal op 7 juni 2013 de ondertekening van het Mobiliteitspartnerschap met Marokko plaatsvinden. Naar aanleiding van de gebeurtenissen in de Arabische wereld heeft de Raad in 2011 conclusies aangenomen waarin werd vastgelegd dat met Egypte, Marokko en Tunesië een dialoog inzake migratie, mobiliteit en veiligheid zou worden aangegaan, die zou kunnen uitmonden in een mobiliteitspartnerschap. Uw Kamer is hierover geïnformeerd, onder meer in het BNC-fiche «Mededeling Herijking Nabuurschapsbeleid» (15 juni 2011, Kamerstuk 22 112, nr. 1184), alsmede in de «Kabinetsappreciatie Europees Nabuurschapsbeleid» (15 april 2013 Kamerstuk 22 112, nr. 1616). In 2012 en 2013 is met Marokko over een dergelijk partnerschap onderhandeld. Dit heeft geleid tot overeenstemming over de politieke verklaring waarmee een mobiliteitspartnerschap tot stand wordt gebracht. De politieke verklaring is opgebouwd uit vier pijlers, te weten het faciliteren van legale migratie, bestrijding van illegale migratie, inclusief terugkeer, asiel en internationale bescherming, en migratie en ontwikkeling.
Deelname door lidstaten aan een dergelijk partnerschap is vrijwillig. Nederland zal, evenals het Verenigd Koninkrijk, België, Frankrijk, Duitsland, Italië, Portugal, Spanje en Zweden, deelnemen aan dit mobiliteitspartnerschap met Marokko. Nederland heeft aangeboden activiteiten te ontwikkelen op het terrein van terugkeer en herintegratie, de preventie van illegale migratie, mensenhandel en -smokkel en de opzet van een asielstelsel, alsmede op het terrein van migratie en ontwikkeling. De activiteiten dienen nog te worden uitgewerkt in samenspraak met de Marokkaanse autoriteiten en de andere deelnemende lidstaten.
In lijn met bovengenoemde raadsconclusies is in de politieke verklaring in algemene bewoordingen opgenomen dat een visumfacilitatieovereenkomst zal worden uitonderhandeld en de eerder gestarte onderhandelingen over een terug- en overnameovereenkomst zullen worden afgerond. Het mandaat voor de terug- en overnameovereenkomst is reeds aan de Europese Commissie verleend. Voor de visumfacilitatieovereenkomst zullen de gebruikelijke procedures voor mandaatverlening en onderhandeling worden gevolgd.
Uw Kamer heeft een parlementair behandelvoorbehoud gemaakt bij afspraken over nieuwe visumfacilitatie- en terug- en overnameovereenkomsten met landen uit het zuidelijke nabuurschap. Overeenkomstig de wens van uw Kamer zal van de zijde van het kabinet een «overkoepelende» onderhandelingsinzet voor deze overeenkomsten worden gepresenteerd, zodra de Europese Commissie een verzoek voor het onderhandelingsmandaat voor de visumfaciltatieovereenkomst met Marokko heeft voorgelegd aan de lidstaten. Het mandaat voor de terug- en overnameovereenkomst met Marokko is overigens reeds in september 2000 aan de Europese Commissie verleend.
Wetgevende besprekingen
– Oriënterend debat
Over het voorstel voor een Europol-verordening zal een oriënterend debat plaatsvinden. Het voorstel heeft als doel de juridische basis van Europol aan te passen aan het Verdrag van Lissabon, namelijk door het werkterrein en de taken van Europol in een verordening vast te leggen, en Europol doeltreffender te maken en de rol van het Europees Parlement te versterken. Het voorstel heeft tevens als doel de manier waarop Europol de nationale rechtshandhavingsinstanties bij grensoverschrijdende samenwerking en onderzoeken ondersteunt, concreter en gerichter te laten worden. Het voorstel beoogt de informatie-uitwisseling en analyse van georganiseerde criminaliteit, terrorisme en andere vormen van zware grensoverschrijdende criminaliteit te verbeteren. Daarnaast wordt een fusie voorgesteld met European Police College (Cepol).
Nederland staat voorzichtig positief tegenover de algemene strekking van het voorstel, omdat Europol hiermee doeltreffender wordt gemaakt. Nederland plaatst nog wel vraagtekens bij de regeling van de verstrekking van gegevens door de lidstaten aan Europol. Nederland steunt voorts niet de (volledige) fusie met Cepol en de Europol Academie. De vraag is of de kwaliteit van het politieonderwijs voldoende gewaarborgd blijft en of de fusie risico’s met zich brengt voor de kwaliteit van het proces van de kerntaak van Europol (het informatieproces). Nederland heeft voorts grote twijfel over de financiële onderbouwing van het voorstel voor de fusie en zal de kostenonderbouwing en -dekking bij de Commissie aan de orde stellen. Het gevolg van de door de Europese Commissie voorgestelde fusie tussen Europol en Cepol is vermoedelijk dat Cepol verhuist van het Verenigd Koninkrijk naar het kantoor van Europol in Den Haag.
Wat daarnaast ontbreekt in de verordening is een nieuwe rolinvulling op het gebied van operationele analyse van criminele netwerken in de EU en pro-actieve advisering aan lidstaten. Dit taakaccent komt voort uit de EU-beleidscyclus voor de aanpak van georganiseerde criminaliteit. Tot slot is nadere analyse van de (o.a. financiële en administratieve) lastenverzwarende gevolgen van de verordening voor de Nederlandse politie en marechausseeorganisatie noodzakelijk. Het Nederlandse standpunt is opgenomen in het BNC-fiche dat onlangs aan uw Kamer is aangeboden.
Een meerderheid van de lidstaten heeft bezwaren tegen de fusie van Cepol met Europol en wel om twee redenen, te weten 1) dat er onvoldoende vertrouwen bestaat dat de taken van Cepol niet verloren zullen raken binnen Europol en 2) dat de fusie niet zal leiden tot de kostenbesparing zoals de Commissie die heeft beoogd.
– Hoofdthema’s
Het Voorzitterschap wil een aantal hoofdthema’s bespreken van de algemene verordening gegevensbescherming.
De ontwerpverordening stelt nieuwe regels vast met betrekking tot de bescherming van de gegevens van natuurlijke personen en het vrije verkeer van persoonsgegevens. Het begrippenkader wordt verruimd. De rechten van betrokkenen worden versterkt, met name het recht om te worden vergeten en het recht op dataportabiliteit. De administratieve lasten van verantwoordelijken voor de gegevensverwerking worden verlicht, maar verplichtingen van die verantwoordelijken worden verzwaard. Het regime voor de doorgifte van persoonsgegevens aan derde landen is uitgebreid. Het toezicht op de naleving en de handhaving van de regels over gegevensbescherming wordt op EU-niveau vastgesteld. Dat stelsel is gecompliceerd. Er wordt voorzien in sanctionering, waarbij de hoogte van bestuurlijke boetes op EU-niveau wordt vastgesteld. De Commissie ziet drie beleidsdoelstellingen: versterking van de interne marktdimensie, een vergroting van de effectiviteit van het grondrecht op gegevensbescherming en de vaststelling van een integraal kader voor het gegevensbeschermingsrecht, met inbegrip van het gebied van politie- en justitiesamenwerking.
Nederland is enthousiast over de grote inhoudelijke en procesmatige vooruitgang die onder het Ierse voorzitterschap is geboekt bij de behandeling van de verordening. Nederland betreurt het feit dat er bij de richtlijn minder vooruitgang wordt geboekt, maar heeft begrip voor de keuze van het voorzitterschap voorrang te verlenen aan de verordening.
Wat de inhoud van het te behandelen document betreft, is Nederland van oordeel dat de hoofdthema’s op zichzelf genomen niet problematisch zijn. Wat wel aandacht verdient is dat het voorzitterschap aankoerst op besluitvorming over de hoofdthema’s. Deze punten betreffen een aantal zeer wezenlijke onderdelen van de verordening, zoals de materiële en territoriale reikwijdte en de uitzonderingen daarop voor de EU-instellingen, voor de verwerking van persoonsgegevens voor persoonlijke en huishoudelijke doeleinden, en voor de verwerking van persoonsgegevens ten behoeve van de rechtshandhaving. Daarnaast bevatten deze punten de begripsbepaling en verdere uitwerking van de toestemming als rechtvaardigingsgrond voor de verwerking van persoonsgegevens, de hoofdbeginselen voor de verwerking van gegevens en de verhouding van het gegevensbeschermingsrecht tot de nationaal geregelde grondrechten van de vrijheid van meningsuiting en het recht op openbaarheid van overheidsdocumenten. Al deze onderwerpen staan direct in verband met vrijwel alle andere onderwerpen van de verordening die nog niet gereed zijn voor besluitvorming. Besluitvorming in dit stadium kan daarom consequenties hebben voor besluitvorming op alle andere onderdelen van de verordening. Het is in elk geval in dit stadium nog te vroeg om te kunnen beoordelen welke consequenties dat kunnen zijn. Nederland is daarom van oordeel dat besluitvorming nog te vroeg komt. Indien besluitvorming niettemin onvermijdelijk is, moet een expliciete voorziening in de besluitvorming worden ingebouwd die het mogelijk maakt op eerdere besluiten terug te komen, indien dit om inhoudelijke redenen noodzakelijk is.
Voor het overige staat Nederland tamelijk positief ten opzichte van de ad informandum bijgevoegde tekst van de hoofdstukken I tot en met IV van de verordening. In de reikwijdtebepalingen en bij de rechtvaardigingsgronden is nadrukkelijk rekening gehouden met enkele belangrijke Nederlandse standpunten. De risicogeoriënteerde benadering van de lasten van de verantwoordelijk is echter nog niet voldoende uitgewerkt. Nederland hecht daaraan een bijzonder zwaar belang, gelet op de lasten die de verordening voor het bedrijfsleven oplevert.
Aangezien de Commissie niet heeft willen ingaan op een reeds in 2012 gedaan verzoek van Nederland en enige andere lidstaten om een volledige en meer gedetailleerde berekening van de administratieve lasten en nalevingskosten gemoeid met de verordening, is inmiddels onder gezamenlijke verantwoordelijkheid van de minister van Economische Zaken en de tweede ondergetekende van deze brief een eigen onderzoek gestart naar deze lasten en kosten. Dit onderzoek is nog niet geheel voltooid. Het zal aan uw Kamer worden aangeboden zodra het is afgerond.
De Kamer is bij brief van 26 april 2013 (Kamerstuk 32 761, nr. 48) geïnformeerd over het verloop van de onderhandelingen in het eerste kwartaal van 2013. Thans vindt op ambtelijk niveau een derde lezing van de hoofdstukken I tot en met IV van de verordening plaats. Ook ligt een tweede vergadering over de richtlijn in het verschiet.
– Algemene benadering
Het voorzitterschap wil in de Raad een algemene benadering bereiken over het voorstel voor de richtlijn strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt. Het voorstel strekt ter vervanging van de bestaande verdragen en protocollen over fraude en corruptie waardoor de financiële belangen van de EU worden geschaad.
De besprekingen over de richtlijn lopen op het moment van het verzenden van deze brief nog over diverse details van het voorstel, zodat nu nog niet geheel duidelijk is hoe de tekst eruit zal zien die aan de Raad wordt voorgelegd. Op hoofdlijnen kan het volgende worden opgemerkt. Wat betreft de rechtsgrondslag zal het voorzitterschap met instemming van de meeste lidstaten artikel 83, lid 2, VWEU in de tekst opnemen. De Commissie blijft van mening dat artikel 325 VWEU de enig juiste rechtsgrondslag is, maar krijgt daarvoor slechts zeer beperkte steun van lidstaten. Inmiddels is bekend dat in het EP zich drie Commissies over de richtlijn zullen buigen, te weten JURE, CONT en LIBE. De Commissie JURE heeft inmiddels artikel 325 VWEU als rechtsgrondslag afgewezen en artikel 83, lid 2 VWEU als correcte grondslag aangemerkt. De beide andere Commissies hebben nog geen standpunt ingenomen. De verwachting is dan ook, dat de kwestie van de rechtsgrondslag in de trilogen een rol zal blijven spelen.
De formuleringen van de strafbaarstellingen vertonen grote overeenkomst met die uit de bovenbedoelde verdragen. Wel wordt nog bezien of sommige aspecten nog uitwerking behoeven. Belangrijk is dat bij de formulering van de sancties de figuur van minimumstraffen is geschrapt. De Commissie heeft daarbij een voorbehoud gemaakt. Overigens overschrijden de beoogde minimale maximumstraffen de Nederlandse strafmaxima niet. Ten aanzien van de verjaring bestaat overeenstemming over het uitgangspunt dat de termijn voor verjaring begint te lopen vanaf het plegen van het feit, maar is de mate van detaillering van de regeling nog voorwerp van discussie.
Het kabinet gaat ervan uit dat de eerste ondergetekende van deze brief de Tweede Kamer ten tijde van het algemeen overleg meer gedetailleerd kan berichten over de stand van zaken.
– Oriënterend debat
Tijdens deze bijeenkomst van de Raad zal een oriënterend debat worden gevoerd over het voorstel voor een verordening tot vaststelling van een Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen om de grensoverschrijdende inning van schuldvorderingen te vergemakkelijken.
Het voorstel is bedoeld om de civielrechtelijke inning van grensoverschrijdende schuldvorderingen voor burgers en bedrijven te vereenvoudigen. De nieuwe Europese procedure zal naast de bestaande nationale procedures voor het leggen van conservatoir beslag bestaan. Met een Europees beslagbevel wordt een bedrag op de rekening van de schuldenaar geblokkeerd.
Over het voorstel heeft in Nederland een (internet)consultatie plaatsgevonden. Ook wordt ambtelijk over het voorstel gesproken met onder andere de banken en de rechtspraktijk. Verder is de Adviescommissie voor burgerlijk procesrecht geraadpleegd. De onderhandelingen in de raadswerkgroep over het voorstel zijn begin september 2011 gestart. Op dit moment is men nog steeds bezig met de eerste lezing van het voorstel.
In het voorstel wordt tegemoetgekomen aan de wens van Nederland dat voorzien is in tussenkomst van de tenuitvoerleggende instantie (in Nederland de gerechtsdeurwaarder) in de lidstaat waar het beslag moet worden gelegd. Ook is er gekozen voor een Europese regeling die als alternatief naast de nationale regeling zal gaan bestaan. Wel moet er kritisch worden gekeken naar de kosten voor de banken. Voor Nederland is tevens van belang dat de juiste balans wordt gevonden tussen de belangen van de schuldeiser en de schuldenaar. Het document dat in de Raad zal worden besproken bevat een aantal uitgangspunten dat hiervoor moet zorgen. Deze betreffen de voorwaarden voor het uitvaardigen van een Europees beslagbevel, het ex parte-karakter van de procedure, de door de schuldeiser te stellen zekerheid, de aansprakelijkheid van de schuldeiser, de uitgezonderde bedragen en de rechtsmiddelen die kunnen worden ingesteld. Nederland kan, net zoals de meerderheid van de lidstaten, de meerderheid van de uitgangspunten steunen. Wel is Nederland kritisch over het opnemen van een bepaling over de aansprakelijkheid van de schuldeiser.
– Oriënterend debat
Tijdens deze bijeenkomst zal in de Raad een discussie worden gevoerd over richtsnoeren voor de verdere behandeling van het voorstel voor een verordening tot wijziging van verordening 1346/2000 betreffende insolventieprocedures. Dit onderwerp is al tijdens de informele bijeenkomst van de JBZ-Raad op 18 januari jl. besproken. Alle lidstaten reageerden toen op zich positief op dit voorstel tot modernisering van de huidige verordening betreffende insolventieprocedures.
De Commissie stelt voor om de Europese insolventieverordening te moderniseren, waarbij de verordening onder meer ook gaat zien op pre-insolventiebeslissingen, de verbetering van de doorstartmogelijkheden voor bedrijven, betere regels voor de afwikkeling van het faillissement van leden van een groep ondernemingen en een nauwere samenwerking tussen rechters en curatoren in grensoverschrijdende situaties. De verordening bepaalt welke rechter bevoegd is om faillissementsprocedures te openen en welk recht van toepassing is, en waarborgt in de hele Unie de erkenning van de hieruit voortvloeiende beslissingen.
Het Ierse voorzitterschap heeft grote prioriteit toegekend aan het dossier. Het voorzitterschap heeft de eerste technische behandeling nu afgerond en vraagt de Raad om meer politieke richtsnoeren voor het vervolg van het dossier. Daarbij staan de volgende vragen centraal:
a) bestaat er steun voor het voorstel om de werkingssfeer van de EU-verordening zodanig te verbreden dat een bijdrage wordt geleverd aan een tweede-kans-cultuur voor bedrijven;
b) moet het centrum van de voornaamste belangen van een onderneming grosso modo bepalend zijn voor de bepaling van de bevoegde rechter, met dien verstande dat er nadrukkelijk moet worden gekeken naar aanvullende maatregelen om forum shopping tegen te gaan;
c) bestaat er steun voor de beoogde koppeling van de nationale faillissementsregisters via het E-justice portaal; en
d) bestaat er draagvlak voor de uitwerking van samenwerkingsmechanismen om de afwikkeling van grensoverschrijdende faillissementen te bevorderen.
Nederland steunt de voorgenomen koppeling van de nationale insolventieregisters, maar ziet daarin uit transparantieoverwegingen ook graag de registratie van door een rechter opgelegde bestuursverboden opgenomen. Steun bestaat er eveneens voor een verbreding van het toepassingsbereik van het EU-instrument tot bijvoorbeeld bepaalde pre-failissementsprocedures, omdat dit een tweede-kans-cultuur bevordert. Wel moet duidelijk zijn waar de reikwijdte van de verordening begint en eindigt. Positief staat Nederland verder tegenover de bevordering van meer samenwerking tussen curatoren en rechters bij de (vaak complexe) afwikkeling van grensoverschrijdende insolventies. Ten slotte is Nederland verheugd over het feit dat het voorzitterschap duidelijk het belang onderkent van adequate maatregelen ter bestrijding van frauduleuze forum shopping. Nederland heeft daar herhaaldelijk op aangedrongen.
Op 6 maart jl. heeft een algemeen overleg plaatsgevonden over de Nederlandse inzet op dit dossier. Daarbij is aangegeven dat Nederland op zich positief staat tegenover modernisering, meer samenwerking in grensoverschrijdende situaties en het feit dat daarbij ook wordt gekeken naar betere doorstartmogelijkheden van bedrijven. Verder is, zowel van de zijde van de Tweede Kamer als door de regering, het grote belang benadrukt van fraudebestrijding en -preventie. In EU-kader is met name aandacht gevraagd voor de meerwaarde van grensoverschrijdend inzicht in in een andere lidstaat door de rechter opgelegde bestuursverboden via opname daarvan in op EU-niveau te koppelen nationale registers. De Commissie staat hier op zich positief tegenover. Ook heeft Nederland, met andere lidstaten, zoals Duitsland, Italië en Spanje, aangedrongen op meer structurele maatregelen voor die gevallen waarin een bedrijf – kort gezegd – naar een andere lidstaat gaat om daar onder een voor de debiteur gunstiger rechtsregime een faillissement te kunnen afwikkelen.
Er bestaat weliswaar brede steun onder de lidstaten voor de beoogde modernisering van het Europese faillissementsrecht en de aandacht die daarbij nodig is voor een adequate fraudebestrijding; maar bij de technische uitwerking hiervan bestaan er nog de nodige vragen bij en verschillen tussen de lidstaten. Daar komt bij dat de Europese privacytoezichthouder nog de nodige suggesties heeft aangereikt ter verbetering van de Commissievoorstellen. Het komende Litouwse voorzitterschap heeft al aangegeven eveneens prioriteit te zullen geven aan dit dossier. Nederland steunt dit vanzelfsprekend.
– Presentatie door de Commissie
De Commissie zal het voorstel voor een verordening ter bevordering van het vrije verkeer van burgers en bedrijven door vereenvoudigde aanvaarding van bepaalde openbare akten in de Europese Unie en tot wijziging van verordening (EU) nr. 1024/2012 presenteren. Het Commissievoorstel vervangt voor twaalf openbare akten, waaronder m.b.t. geboorte, overlijden, huwelijk, adoptie, burgerschap, woonplaats en nationaliteit, de vereisten van legalisatie en apostillering door het uitgangspunt van wederzijdse erkenning, waardoor administratieve formaliteiten en onnodige bureaucratie worden teruggedrongen en het vrij verkeer van burgers en bedrijven in de EU wordt vergemakkelijkt. Dat moet ook leiden tot een reductie van vertaalkosten, een coherenter juridisch kader voor de aanvaarding van de in een ander EU-land afgegeven akten alsmede bijdragen tot een effectievere opsporing van fraude met en vervalsing van openbare akten. Het voorstel ziet alleen op het vrij verkeer van akten, en nadrukkelijk niet op de wederzijdse erkenning van de materiële gevolgen of inhoud van in het buitenland afgegeven akten van de burgerlijke stand. De echtheid van openbare akten die tussen de lidstaten worden gebruikt, wordt gewaarborgd door administratieve samenwerking op basis van het informatiesysteem interne markt (IMI), dat in 2012 is ingesteld. Het voorstel bevat ook meertalige EU-modelformulieren inzake geboorte, overlijden, huwelijk, geregistreerd partnerschap alsmede rechtsvorm en vertegenwoordiging van een vennootschap of andere onderneming. Het gebruik hiervan wordt facultatief, maar eenmaal gebruikt hebben ze dezelfde formele bewijskracht als nationaal opgestelde openbare akten. Het voorstel bouwt voort op een eind 2010 gepresenteerd Groenboek over het vrij verkeer van openbare documenten, waarop het kabinet begin 2011 heeft gereageerd (Kamerstuk 22 112, nr. 1161).
Nederland staat op zich positief tegenover een vergemakkelijking van het vrij verkeer van burgers en bedrijven, alsmede vermindering van de bureaucratie waarmee zij worden geconfronteerd en de reductie van administratieve lasten. Nadere opheldering van de Commissie is nodig over de vraag waarom niet kan worden aangesloten bij de bestaande internationale instrumenten, die eveneens op deze doelstellingen zijn gericht. Nederland hecht uiteraard groot belang aan een adequate bestrijding van fraude met en manipulatie van openbare akten. Nader moet worden bezien of daartoe de nu voorgestelde versterkte administratieve samenwerking en de uitwisseling van best practices inzake preventie daadwerkelijk volstaan. Nederland is geen voorstander van de voorgestelde verplichting om ongewaarmerkte vertalingen te moeten accepteren, omdat dit tot de nodige uitvoeringsproblemen en fraudemogelijkheden kan leiden, vooral als het gaat om de vertaling van stukken die in een moeilijk toegankelijke taal zijn opgesteld. Verder acht Nederland een veilige gegevensuitwisseling van belang. Positief is, ten slotte, dat wordt voorzien in Europese modelformulieren en dat gebruik gaat worden gemaakt van het Europese justitiële netwerk inzake burgerlijke en handelszaken.
In EU-kader is nog niet over het voorstel gesproken. Pas naar aanleiding van de presentatie van de Commissie van het voorstel zal een eerste inschatting gemaakt kunnen worden van het Europese krachtenveld. Wel is de verwachting dat het Europees Parlement positief tegenover de Commissievoorstellen zal staan, omdat het EP al in 2009 in een resolutie over het Stockholm Programma heeft aangedrongen op een eenvoudig en autonoom systeem voor de schrapping van voorschriften voor de legalisatie van akten en stukken.
Het Voorzitterschap informeert de Raad over lopende wetgevingsvoorstellen.
Niet-wetgevende besprekingen
– Aanneming
De Raad zal conclusies aannemen ter vaststelling van de prioriteiten van de EU ter bestrijding van de georganiseerde criminaliteit voor de periode 2014–2017. Het betreft de volgende prioriteiten:
– Illegale immigratie (en de facilitatie daarvan);
– Mensenhandel;
– Vervaardiging en distributie van namaakproducten in strijd met gezondheids-, veiligheids- en voedselvoorschriften;
– Intracommunautaire accijnsfraude en belastingfraude;
– Productie van synthetische drugs binnen de EU;
– Smokkel van cocaïne en heroïne naar de EU;
– Computercriminaliteit (zoals online fraude en betaalkaartfraude, cybercriminaliteit die de slachtoffers grote schade berokkent, zoals online seksuele uitbuiting van kinderen, en cyberaanvallen tegen kritieke infrastructuur en informatiesystemen in de Unie).
– Illegale handel in vuurwapens;
– Georganiseerde vermogenscriminaliteit door mobiele groepen.
De Raad geeft het Comité voor Interne Veiligheid (COSI) de opdracht om, binnen de grenzen van zijn mandaat, voor georganiseerde en zware internationale criminaliteit de uitvoering van de strategische meerjarenplannen en de jaarlijkse operationele actieplannen per prioriteit te coördineren, te ondersteunen, te monitoren en te evalueren, zoals bepaald in de beleidscyclus ter bestrijding van de georganiseerde criminaliteit. Daarnaast worden de Commissie, de lidstaten, de JBZ-instanties en de Europese Dienst voor Extern Optreden verzocht alle financieringsmogelijkheden te overwegen waarmee daadwerkelijk ondersteuning kan worden gegeven aan de in het kader van de beleidscyclus overeengekomen activiteiten.
Nederland kan instemmen met de raadsconclusies.
– Discussie
De Raad zal een discussie voeren over het voorstel van de Contraterrorisme Coördinator (CTC) over buitenlandse strijders en terugkeerders uit een contraterrorisme-perspectief, in het bijzonder met betrekking tot Syrië. De CTC biedt een aantal suggesties en ideeën waar gezamenlijke inspanningen het hardst nodig zijn:
– Gezamenlijke analyse;
– Voorkomen: het voorkomen van vertrek, counter-narrative, communicatie, hulp bij terugkeer;
– Vervolgen: de opsporing en vervolging / administratieve maatregelen, reisgegevens en travel intelligence;
– Samenwerking met derde landen.
Nederland ondersteunt deze initiatieven en stelt zich, met België, actief op als mede-initiator van de samenwerking op dit punt. Nederland pleit hierbij voor voorbereidende gecoördineerde samenwerking tussen een kleine groep voortrekkende landen (die het meest met de problematiek te maken hebben) die moet leiden tot een integrale Europese aanpak. Nederland maakt zich vooral sterk ten aanzien van versterking van de mogelijkheden tot monitoring van reisinformatie.
De meest bij dit onderwerp betrokken landen zijn aangehaakt en delen het gevoel van urgentie. Alle te ontwikkelen voorstellen dienen binnen de geldende regels voor gegevensbescherming te zijn.
– Aanneming
Het Voorzitterschap stelt de Raad voor om conclusies aan te nemen over twee samenhangende onderwerpen. Enerzijds beschrijven de conclusies het proces rond de inventarisatie van de meerwaarde en vormgeving van een aanvullend mechanisme om de rechtsstatelijkheid te bevorderen binnen de Europese Unie. Anderzijds wordt gereageerd, zoals inmiddels gebruikelijk, op het derde jaarrapport van de Europese Commissie over naleving van het EU Grondrechtenhandvest.
Een van de prioriteiten van het Ierse voorzitterschap is het meer effectief bestrijden van racisme en vreemdelingenhaat in en door de EU. Het stelt dat voor een effectieve aanpak van dit fenomeen wetgeving alleen niet afdoende blijkt. In de visie van het voorzitterschap is het voor een werkelijk effectieve aanpak van dit probleem en gerelateerde uitdagingen noodzakelijk dat de onderliggende rechtsstatelijke structuur van lidstaten op orde is. Vanuit die optiek heeft het voorzitterschap conclusies geagendeerd over de mogelijke ontwikkeling van een aanvullend mechanisme om rechtsstatelijkheid van lidstaten in kaart te kunnen brengen en op basis van daaruit voortvloeiende bevindingen passende follow-up te geven. Naar aanleiding van de brief van de Duitse, Deense, Finse en Nederlandse ministers van Buitenlandse Zaken op 6 maart jl. aan de voorzitter van de Commissie, waarin zij de Commissie oproepen om een aanvullend instrument te ontwikkelen om de rechtsstaat en de fundamentele waarden binnen de EU effectief te waarborgen en te versterken (Kamerstuk 33 551, nr. 17), is ook tijdens de Raad Algemene Zaken van 22 april jl. over dit thema gesproken. De raadsconclusies stellen voor deze discussie breed te beginnen door consultatie van EU-instellingen, lidstaten en het maatschappelijk middenveld. Aandachtspunten daarbij zijn het bepalen van de precieze insteek en focus van het mogelijke aanvullende mechanisme, goede aansluiting op binnen het JBZ-terrein al bestaande evaluatiemethoden en het voorkomen van overlap met de activiteiten van de Raad van Europa. Ook wordt de Europese Commissie gevraagd te rapporteren over de bevindingen van deze brede consultatie.
Op 8 mei jl. publiceerde de Europese Commissie het jaarrapport over naleving van het EU Grondrechtenhandvest in 2012 (COM(2013)271). Het rapport geeft een overzicht van activiteiten die de Europese Commissie heeft ontplooid om het Grondrechtenhandvest te doen naleven, onder andere door verschillende inbreukprocedures die ook op het Grondrechtenhandvest wezen. Daarnaast wordt dit jaar bijzondere aandacht besteed aan toepassing van het Grondrechtenhandvest door nationale rechters. De raadsconclusies verwelkomen de toegenomen rechterlijke toepassing van het Grondrechtenhandvest, en nodigen het Bureau van de Grondrechten van de Europese Unie uit hierover periodieke rapportages te publiceren. Daarnaast worden eerder binnen de Raad gemaakte afspraken in herinnering geroepen om naleving van het Grondrechtenhandvest bij de eigen werkzaamheden te bevorderen.
Nederland is, getuige ook de mede-ondertekening van de voornoemde brief van 6 maart jl. aan de voorzitter van de Europese Commissie, voorstander van ontwikkeling van een aanvullende mechanisme om rechtsstatelijkheid te bevorderen binnen de Europese Unie en zet zich actief in voor totstandkoming van een dergelijk mechanisme. Het huidig EU-instrumentarium is niet toereikend om de rechtsstaat en de fundamentele waarden binnen de EU effectief te waarborgen en te versterken. Het kabinet dringt er bij de Commissie op aan om zo spoedig mogelijk de concrete uitwerking van het initiatief op te pakken. Nederland is in dit kader ook positief over het idee van de Commissie voor een EU-Scorebord voor Justitie. Dat Scorebord zou kunnen worden gebruikt om een breder rechtsstatelijkheidsmechanisme te ontwikkelen. De toepassing van een dergelijk mechanisme op Europees niveau kan ertoe leiden dat de nationale rechtssystemen efficiënter zullen gaan werken en de kwaliteit van de rechterlijke procedures zal worden vergroot.
Nederland hecht groot belang aan een goede naleving van het Grondrechtenhandvest, zowel in het stadium van beleidsontwikkeling als in het stadium van rechterlijke controle (Kamerstuk 22 112, nr. 1097). Het kabinet is er dan ook voorstander van om het Bureau voor de Grondrechten van de Europese Unie periodiek te laten rapporteren over rechterlijke toepassing van het Grondrechtenhandvest binnen de EU en door nationale rechters. Daarnaast ondersteunt Nederland de insteek om toepassing van de eerder in de Raad gemaakte afspraken om naleving van het Handvest door de Raad zelf op de agenda te houden, en waar mogelijk te versterken.
Tijdens verschillende besprekingen in raadsverband, waaronder de Raad Algemene Zaken van 22 april jl., sprak een ruime meerderheid van de lidstaten steun uit voor de wenselijkheid van nadere bespreking van het thema van een aanvullend mechanisme om de rechtsstatelijkheid te bevorderen in de EU en concrete uitwerking door de Commissie. Een kleiner aantal lidstaten stond terughoudend tegenover een dergelijk initiatief. Ook de Commissie zelf heeft terughoudend gereageerd op het verzoek, daar zij eerst ervaring op wil doen met het Scorebord voor Justitie en het EU anti-corruptie rapport dat deze zomer voor de eerste keer zal verschijnen. Een enkele lidstaat had kritiek op de insteek van het Commissie-jaarrapport over naleving van het Grondrechtenhandvest vanwege een gepercipieerde onevenwichtigheid in nadruk op de grondrechtelijke situatie in die lidstaat.
– Presentatie door het EMCDDA
– Aanneming
De Raad zal het EU Drugs Actieplan aannemen. Het Actieplan is gebaseerd op de EU Drugsstrategie, die eerder door de JBZ-Raad werd aangenomen. Het Plan bevat acties op allerlei terreinen ter voorzetting en intensivering van wat al ondernomen wordt. Het gaat om preventie van gebruik, preventie en bestrijding van drugshandel en witwassen, internationale samenwerking, wetenschappelijk onderzoek en coördinatie.
De Horizontale Drugsgroep (HDG) heeft het plan uitgebreid besproken, geamendeerd en goedgekeurd.
Het stuk bevat een goede balans tussen vraag- en aanbodzijde. Het plan is ondersteunend aan ons nationaal beleid. Er vloeien voor Nederland geen extra verplichtingen uit voort.
Naar verwachting zijn er geen lidstaten tegen het Actieplan.
Daarnaast zal het Europees Waarnemingscentrum voor Drugs en Drugsverslaving (EMCDDA) het trendrapport 2013 presenteren, dat op dit moment nog niet verschenen is.
– Stand van zaken
Voor de Raad is een bespreking van de stand van zaken van de toetreding van de EU tot het Europees verdrag voor de rechten van de mens (EVRM) geagendeerd. April jl. is een doorbraak bereikt in de toetreding van de EU tot het EVRM. Tijdens onderhandelingen in Straatsburg is op expert-niveau overeenstemming bereikt over de tekst van het toetredingsverdrag. Belangrijke punten tijdens de onderhandelingen waren het toepassingsbereik, het co-respondentmechanisme en de rol van de EU binnen het Comité van Ministers. Een geconsolideerde tekst van het toetredingsverdrag met een uitgebreid toelichtend rapport is ad referendum vastgesteld. De SG van de Raad van Europa Jagland maakte de laatste dag van de onderhandelingen zijn opwachting in de groep en toonde zich zeer enthousiast over de uitkomst na bijna drie jaar onderhandelingen in Straatsburg. Het gehele pakket zal nu via het CDDH (Steering Comittee for Human Rights) aan het Comité van Ministers worden toegezonden.
Aan EU-zijde is het de bedoeling van de Commissie om de teksten zo spoedig mogelijk voor advies voor te leggen aan het EU-Hof om te oordelen over de verenigbaarheid van het toetredingsverdrag met de EU-Verdragen. Hiermee zullen naar verwachting 9 à 12 maanden gemoeid zijn. In de tussentijd kan intra-EU verder worden gewerkt aan de bijbehorende interne regels waarmee alle lidstaten zullen moeten instemmen. Deze interne EU-regels zullen handen en voeten geven aan het toetredingsverdrag. Het kabinet hoopt dat deze interne regels zo snel mogelijk kunnen worden vastgesteld, maar verliest hierbij de noodzakelijke zorgvuldigheid niet uit het oog. Het toetredingsverdrag moet door de 47 Verdragspartijen en de EU worden goedgekeurd en geratificeerd door de nationale parlementen.
– Resultaten tijdens het eerste semester 2013
De Commissie zal tijdens de Raad een overzicht geven van de werkzaamheden op het terrein van Europese e-Justice. Daarbij wordt gevraagd:
(a) kennis te nemen van het werk dat is verricht in de eerste helft van 2013;
(b) de conclusies van de raadswerkgroep e-Law (e-Justice) te onderschrijven met betrekking tot de beleidsmatige discussie over de inhoud en de besturing van het e-Justice portaal;
(c) de conclusies van de raadswerkgroep e-Law (e-Justice) te onderschrijven met betrekking tot het gebruik van de «automated translation tool» in het e-Justice portaal;
(d) de raadswerkgroep uit te nodigen om aan het eind van 2013 opnieuw een e-Justice voortgangsrapportage aan te leveren aan de Raad.
Nederland kan instemmen met de gevraagde beslissingen. Voor één punt in de voortgangsrapportage vraagt Nederland bijzondere aandacht.
Met betrekking tot insolventieregisters is het technische werk om insolventieregisters met elkaar te verbinden afgerond door de Commissie, in nauwe samenwerking met zeven lidstaten. De lidstaten dringen er echter op aan dat de Commissie haar interne procedures zo snel mogelijk moet afronden, zodat het ontwikkelde systeem in werking kan worden gesteld zonder verder uitstel en met respect voor de privacyregels.
Nederland (vertegenwoordigd door de Raad voor de rechtspraak) is één van deze lidstaten. Het was voor Nederland (en de andere zes lidstaten) veel werk om deze functie klaar te hebben. De European Data Protection Supervisor (EDPS) heeft goedkeuring gegeven aan de ontwikkelde applicatie. Het wachten is nu op een formeel besluit van de Commissie inzake de bescherming van de persoonsgegevens, maar de Commissie wacht nu al een aantal jaren met dit besluit, geeft geen indicatie over het tijdstip waarop zij een beslissing zal nemen en geeft geen inzicht in de overwegingen om het besluit niet te nemen. Nederland, gesteund door de andere lidstaten, wil daarom de Commissie in het bijzonder wijzen op deze aanbeveling uit de voortgangsrapportage om de interne procedures zonder verder uitstel af te ronden.
Het Voorzitterschap informeert de Raad over lopende wetgevingsvoorstellen. Daarnaast zal Litouwen een presentatie geven over het programma van het inkomende Litouwse Voorzitterschap (juli-december 2013).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32317-173.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.