32 313 (R1908)
Wijziging van de Overeenkomst betreffende de Internationale Bank voor Herstel en Ontwikkeling; Washington, 30 januari 2009

A
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 januari 2010

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 8 februari 2010. De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens een van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer of door de Gevolmachtigde Ministers van de Nederlandse Antillen onderscheidenlijk van Aruba te kennen worden gegeven uiterlijk op 10 maart 2010.Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste en tweede lid, en artikel 5, eerste en tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen de op 30 januari 2009 te Washington totstandgekomen Wijziging van de Overeenkomst betreffende de Internationale Bank voor Herstel en Ontwikkeling (Trb. 2009, 191).

Een toelichtende nota bij deze verdragswijziging treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt voor het gehele Koninkrijk gevraagd.

Aan de Gouverneurs van de Nederlandse Antillen en van Aruba is verzocht hogergenoemde stukken op 5 februari 2010 over te leggen aan de Staten van de Nederlandse Antillen en de Staten van Aruba.

De Gevolmachtigde Ministers van de Nederlandse Antillen en van Aruba zijn van deze overlegging in kennis gesteld.

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

TOELICHTENDE NOTA

De wijziging

Het advies van de Raad van State van het Koninkrijk wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State).

De Gouverneurs van de Wereldbank namen op 30 januari 2009 een besluit aan tot wijziging van artikel V, sectie 3, onderdeel a, van de Overeenkomst betreffende de Internationale Bank voor Herstel en Ontwikkeling, met Bijlagen (Washington, 27 december 1945, Stb. F 318). De wijziging houdt een andere bepaling van het stemrecht in.

Het stemgewicht van de lidstaten van de Wereldbank wordt volgens het huidige artikel V, sectie 3, onderdeel a, bepaald door de som te nemen van twee soorten stemmen, te weten basis- en aandeelstemmen. Alle lidstaten hebben evenveel basisstemmen (namelijk 250), ongeacht de grootte van de lidstaat. Het aantal zogenaamde «aandeelstemmen» wordt bepaald door het aantal kapitaalaandelen dat een lidstaat in zijn bezit heeft. Dat aantal hangt grofweg samen met de grootte van de economie van die lidstaat. Voor elk kapitaalaandeel krijgt die lidstaat een stem.

Volgens het besluit zal het aantal basisstemmen voor elke lidstaat in de toekomst worden berekend door de som te nemen van het totaal aantal stemmen (nu alle huidige basisstemmen en aandeelstemmen), daarvan 5,55% te bepalen, en dat gelijkelijk te verdelen over de lidstaten. Hierbij wordt het aantal basisstemmen afgerond op hele getallen. Vanwege het grote aantal aandeelstemmen houdt deze wijziging een verdubbeling in van het aantal basisstemmen (namelijk van 250 naar 500). De bepaling van het aantal aandeelstemmen blijft ongewijzigd.

De voorgestelde wijziging beoogt de invloed en vertegenwoordiging te versterken van de lidstaten met weinig aandeelstemmen. Voor deze lidstaten (vooral ontwikkelingslanden) wordt het stemgewicht immers vooral bepaald door het aantal basisstemmen.

De nieuwe berekening van het aantal basisstemmen zorgt mede ervoor dat een toekomstige kapitaalverhoging (toename van het aantal aandeelstemmen) het stemgewicht van deze lidstaten niet weer al te zeer verwatert. Het aantal basisstemmen zal immers altijd 5,55% van het totaal aantal stemmen moeten bedragen. Bij een toename van het aantal aandeelstemmen zal dus ook het aantal basisstemmen toenemen. Ook veranderingen in het aantal lidstaten zullen het relatieve gewicht van de basisstemmen niet aantasten. Vóór de wijziging stond het aantal basisstemmen vast en hadden bovengenoemde wijzigingen als gevolg dat het relatieve gewicht van de basisstemmen afnam. Vooral landen met weinig recht op kapitaalaandelen hadden daarom te maken met een steeds afnemend stemgewicht.

Koninkrijkspositie

Aangezien de Overeenkomst voor het gehele Koninkrijk geldt, wordt de goedkeuring voor het gehele Koninkrijk gevraagd.

De minister van Financiën,

W. J. Bos

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

Naar boven