A
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 januari 2010
Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen
op 8 februari 2010. De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring
van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens een van de Kamers
of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden
van de Tweede Kamer of door de Gevolmachtigde Ministers van de Nederlandse
Antillen onderscheidenlijk van Aruba te kennen worden gegeven uiterlijk op
10 maart 2010.Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste en tweede
lid, en artikel 5, eerste en tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking
verdragen, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, heb ik de eer u hierbij
ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen de op 30 januari 2009 te
Washington totstandgekomen Wijziging van de Overeenkomst betreffende de Internationale
Bank voor Herstel en Ontwikkeling (Trb. 2009, 191).
Een toelichtende nota bij deze verdragswijziging treft u eveneens hierbij
aan.
De goedkeuring wordt voor het gehele Koninkrijk gevraagd.
Aan de Gouverneurs van de Nederlandse Antillen en van Aruba is verzocht
hogergenoemde stukken op 5 februari 2010 over te leggen aan de Staten
van de Nederlandse Antillen en de Staten van Aruba.
De Gevolmachtigde Ministers van de Nederlandse Antillen en van Aruba zijn
van deze overlegging in kennis gesteld.
De minister van Buitenlandse Zaken,
M. J. M. Verhagen
TOELICHTENDE NOTA
De wijziging
Het advies van de Raad van State van het Koninkrijk wordt niet openbaar
gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vijfde lid jo
vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State).
De Gouverneurs van de Wereldbank namen op 30 januari 2009 een besluit
aan tot wijziging van artikel V, sectie 3, onderdeel a, van de Overeenkomst
betreffende de Internationale Bank voor Herstel en Ontwikkeling, met Bijlagen
(Washington, 27 december 1945, Stb. F 318).
De wijziging houdt een andere bepaling van het stemrecht in.
Het stemgewicht van de lidstaten van de Wereldbank wordt volgens het huidige
artikel V, sectie 3, onderdeel a, bepaald door de som te nemen van twee soorten
stemmen, te weten basis- en aandeelstemmen. Alle lidstaten hebben evenveel
basisstemmen (namelijk 250), ongeacht de grootte van de lidstaat. Het aantal
zogenaamde «aandeelstemmen» wordt bepaald door het aantal kapitaalaandelen
dat een lidstaat in zijn bezit heeft. Dat aantal hangt grofweg samen met de
grootte van de economie van die lidstaat. Voor elk kapitaalaandeel krijgt
die lidstaat een stem.
Volgens het besluit zal het aantal basisstemmen voor elke lidstaat in
de toekomst worden berekend door de som te nemen van het totaal aantal stemmen
(nu alle huidige basisstemmen en aandeelstemmen), daarvan 5,55% te
bepalen, en dat gelijkelijk te verdelen over de lidstaten. Hierbij wordt het
aantal basisstemmen afgerond op hele getallen. Vanwege het grote aantal aandeelstemmen
houdt deze wijziging een verdubbeling in van het aantal basisstemmen (namelijk
van 250 naar 500). De bepaling van het aantal aandeelstemmen blijft ongewijzigd.
De voorgestelde wijziging beoogt de invloed en vertegenwoordiging te versterken
van de lidstaten met weinig aandeelstemmen. Voor deze lidstaten (vooral ontwikkelingslanden)
wordt het stemgewicht immers vooral bepaald door het aantal basisstemmen.
De nieuwe berekening van het aantal basisstemmen zorgt mede ervoor dat
een toekomstige kapitaalverhoging (toename van het aantal aandeelstemmen)
het stemgewicht van deze lidstaten niet weer al te zeer verwatert. Het aantal
basisstemmen zal immers altijd 5,55% van het totaal aantal stemmen
moeten bedragen. Bij een toename van het aantal aandeelstemmen zal dus ook
het aantal basisstemmen toenemen. Ook veranderingen in het aantal lidstaten
zullen het relatieve gewicht van de basisstemmen niet aantasten. Vóór
de wijziging stond het aantal basisstemmen vast en hadden bovengenoemde wijzigingen
als gevolg dat het relatieve gewicht van de basisstemmen afnam. Vooral landen
met weinig recht op kapitaalaandelen hadden daarom te maken met een steeds
afnemend stemgewicht.
Koninkrijkspositie
Aangezien de Overeenkomst voor het gehele Koninkrijk geldt, wordt de goedkeuring
voor het gehele Koninkrijk gevraagd.
De minister van Financiën,
W. J. Bos
De minister van Buitenlandse Zaken,
M. J. M. Verhagen