32 311 Wijziging van de Arbeidstijdenwet in verband met de uitvoering van artikel 19, tweede lid, van verordening 561/2006/EG

Nr. 4 VERSLAG

Vastgesteld 8 april 2010

De vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat1 , belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen van haar bevindingen. Het verslag behandelt alleen die onderdelen waarover door de genoemde fracties inbreng is geleverd.

Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig en afdoende zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Algemeen

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel.

Deze leden vragen in hoeverre de regering met dit wetsvoorstel slechts strikt uitvoering geeft aan de letter van de verordening.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de voorgestelde wijziging van de Arbeidstijdenwet.

Deze leden onderschrijven het doel om tot verbetering van de verkeersveiligheid en harmonisering van de onderliggende concurrentieverhoudingen te komen.

De leden van de PvdA-fractie hebben nog wel enkele opmerkingen over de gewenste inwerkingtreding van de wet. De verordening is al in 2007 in werking getreden, maar de uitvoering van artikel 19, tweede lid, is nog niet in Nederland geregeld. Nederland voldoet daarom nog niet aan deze Europese bepaling. Deze leden vragen waarom artikel 19, tweede lid niet vóór het aflopen van de uitzonderingsbepaling per 1 januari 2009 in de Nederlandse wetgeving is geïmplementeerd.

De leden van de PvdA-fractie hebben de indruk dat de Europese Commissie, omdat zij voorstellen voorbereidt voor een uniforme aanpak van overtredingen door lidstaten, op geen enkele wijze gevolg zal geven aan het feit dat Nederland niet voldoet aan deze Europese bepaling. Deze leden willen in dit kader graag weten of deze indruk klopt en zijn benieuwd of er een risico bestaat – en zo ja, hoe groot dat is – dat de Nederlandse Staat voor het Europese Hof van Justitie wordt gedaagd vanwege niet-uitvoering van dit onderdeel van de Europese verordening in kwestie.

De leden van de SP-fractie hebben met verbazing kennisgenomen van het voorstel tot wijziging van de Arbeidstijdenwet.

Het probleem dat volgens deze leden behandeld zou moeten worden, is het feit dat beroepschauffeurs voor dezelfde overtreding in meerdere landen meerdere keren bestraft kunnen worden. Maar de regering zit volgens de leden van de SP-fractie met dit voorstel niet op de goede koers om te komen tot een verbetering van de rechtspositie van de internationale beroepschauffeur op dit gebied.

Waar op veel gebieden de ontwikkeling zichtbaar is dat lidstaten van de EU de internationale uitwisseling van gegevens bevorderen, lijkt hier te worden gekozen voor een volledig andere koers. In plaats van voor een betere uitwisseling, wordt er gekozen voor géén uitwisseling en wordt de verantwoordelijkheid voor de bewijsvoering neergelegd bij de individuele chauffeur. De leden van de SP-fractie zijn van mening dat hierdoor sprake is van een omkering van de bewijslast, met als gevolg een ongewenste verschraling van de rechtspositie van de beroepschauffeur.

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de voorgestelde wijziging van de Arbeidstijdenwet in verband met de uitvoering van artikel 19, tweede lid, van verordening 561/2006/EG.

Deze leden ondersteunen deze wijziging niet en hebben hun bezwaren hiertegen reeds eerder kenbaar gemaakt. Zij zijn van mening dat de gehanteerde controletermijn van 28 dagen onnodig lang is. Daarbij zouden alleen overtredingen die relevant zijn voor de verkeersveiligheid, beboet moeten worden.

De leden van de VVD-fractie menen dat de gestelde reden voor de wijziging van de Arbeidstijdenwet onvoldoende is. Deze leden vragen of de regering nader kan toelichten waarom de rapportage van overtredingen aan het land van vestiging in de praktijk te weinig effectief is gebleken. Ook vragen zij welke acties de regering heeft ondernomen om deze effectiviteit te vergroten en welke acties in Europees verband zijn ondernomen om deze effectiviteit te vergroten.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van genoemd wetsvoorstel, dat regelt dat lidstaten van de EU een sanctie opleggen aan ondernemingen of bestuurders voor overtredingen van de rijtijdenverordening die zij op hun grondgebied vaststellen en die begaan is op het grondgebied van een andere lidstaat. Deze leden hebben hierover een aantal vragen, dat verderop in dit verslag is opgenomen.

Uitvoering van de verordening in andere lidstaten van de EU

De leden van de CDA-fractie vragen of de regering inzicht kan geven in de wijze waarop in andere lidstaten van de Europese Unie (EU) met de implementatie van deze verordening is of wordt omgegaan. Deze leden zijn van mening dat de verordening onbedoeld tot ongewenste effecten heeft geleid, doordat Nederlandse chauffeurs in het buitenland streng worden bestraft voor overtredingen die in Nederland zijn begaan en die hier gedoogd of slechts licht bestraft zouden worden. De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat Europese harmonisatie op dit terrein hard nodig is. Deze leden vragen of de regering kan aangeven of deze harmonisatie ook in het verschiet ligt en of zij hier actief in optreedt.

De leden van de SP-fractie vragen of de mogelijkheden tot bezwaar of beroep en de praktische haalbaarheid hiervan wel voldoende op orde zijn. Deze leden ontvangen namelijk veel signalen over ongekend grote obstakels om bezwaar aan te tekenen tegen een sanctionering in een ander land. En zelfs wanneer er succesvol beroep wordt aangetekend en de chauffeur in het gelijk wordt gesteld, blijkt het terugkrijgen van de reeds betaalde boete helaas geen vanzelfsprekendheid. De leden van de SP-fractie zijn dan ook benieuwd of de regering deze signalen ook ter ore zijn gekomen, en zo ja, wat zij heeft gedaan om deze problemen op te lossen.

De leden van de VVD-fractie hebben al eerder geconstateerd dat er sprake lijkt te zijn van willekeur in andere lidstaten van de EU, waarbij controleurs zwaarder lijken in te zetten op controle van buitenlandse chauffeurs dan van binnenlandse chauffeurs. Deze leden vragen wat de regering gaat doen om deze willekeur tegen te gaan.

De leden van de VVD-fractie constateren daarbij dat er geen eenheid is in het sanctiebeleid. De hoogte van de boetes loopt binnen de EU sterk uiteen. Deze leden vragen of de regering van mening is dat dit een wenselijke situatie is, zeker gezien de voorgestelde wijziging. Zij willen ook graag weten hoe de regering dit boetebeleid in Europees verband aan wil pakken.

Het voorkomen van dubbele sanctionering

De leden van de SP-fractie vragen of deze wijziging wel verenigbaar is met het principe van «ne bis in idem», oftewel het principe dat niemand voor een tweede keer mag worden berecht of gestraft voor een strafbaar feit waarvoor hij reeds is veroordeeld of waarvan hij is vrijgesproken. Want indien een chauffeur in het land van controle geen schriftelijk bewijs kan leveren van een eerdere sanctionering van eenzelfde overtreding (in welk ander land dan ook), gaat hij of zij voor dezelfde overtreding dus tweemaal of zelfs 27 maal «op de bon».

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen wat er na de voorgestelde aanpassing gebeurt met overtredingen die in meerdere landen worden geconstateerd. Deze leden vragen of het klopt dat het mogelijk is dat er meerdere procedures tegelijk aanhangig zijn, maar nog niet gesanctioneerd. Zij vragen dan of in alle situaties geldt dat alleen de als eerste gestarte procedure wordt doorgezet en de andere wordt gestopt.

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat het wetsvoorstel er vanuit gaat dat chauffeurs bewijzen met betrekking tot sancties of het instellen van een procedure moeten bewaren om dubbele sanctionering te voorkomen. Deze leden vragen hoe lang de bewaartermijn is, die hiervoor geldt.

De voorzitter van de commissie

Jager

De adjunct-griffier van de commissie

Tijdink


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Vendrik, C.C.M. (GL), Staaij, C.G. van der (SGP), Snijder-Hazelhoff, J.F. (VVD), Gerkens, A.M.V. (SP), Ham, B. van der (D66), Jager, H. (CDA), Voorzitter, Koopmans, G.P.J. (CDA), Mastwijk, J.J. (CDA), Samsom, D.M. (PvdA), Aptroot, Ch.B. (VVD), Boelhouwer, A.J.W. (PvdA), Roefs, C.W.J.M. (PvdA), Eski, N. (CDA), Broeke, J.H. Ten (VVD), Ondervoorzitter, Cramer, E.A. (CU), Koppejan, A.J. (CDA), Roemer, E.G.M. (SP), Ouwehand, E. (PvdD), Jansen, P.F.C. (SP), Polderman, H.J. (SP), Rouwe, S. de (CDA), Tang, P.J.G. (PvdA), Linhard, P. (PvdA), Meeuwis, CLM (VVD) en Mos R. De (PVV).

Plv. leden: Gent, W. van (GL), Vlies, B.J. van der (SGP), Harbers, M.G.J. (VVD), Bommel, H. van (SP), Koşer Kaya, F. (D66), Pieper, H.T.M. (CDA), Atsma, J.J. (CDA), Bilder, E.J. (CDA), Vermeij, R. (PvdA), Krom, P. de (VVD), Jacobi, L. (PvdA), Besselink, M. (PvdA), Hijum, Y.J. Van (CDA), Verdonk, M.C.F. (Verdonk), Anker, E.W. (CU), Knops, R.W. (CDA), Leeuwen, H. van (SP), Thieme, M.L. (PvdD), Vacature, SP (), Lempens, P.P.E. (SP), Haverkamp, M.C. (CDA), Waalkens, H.E. (PvdA), Depla, G.C.F.M. (PvdA), Neppérus, H. (VVD) en Agema, M. (PVV).

Naar boven