nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is om de Arbeidstijdenwet
te wijzigen teneinde uitvoering te geven aan artikel 19, tweede lid, van Verordening
(EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart
2006 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het
wegvervoer, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 3821/85 en (EG) nr.
2135/98 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3820/85 van
de Raad (PbEU L 102);
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Arbeidstijdenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1:7 worden onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel
h door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:
i. Verordening (EG) nr. 561/2006: Verordening (EG) nr. 561/2006 van
het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 maart 2006
tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer,
tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 3821/85 en (EG) nr. 2135/98 van
de Raad en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad (PbEU
L 102);
j. AETR-verdrag: de op 1 juli 1970 te Genève tot stand
gekomen Europese Overeenkomst nopens de arbeidsvoorwaarden voor de bemanningen
van motorrijtuigen in het Internationale vervoer over de weg (Trb. 1994, 123).
B
Artikel 5:15, vijfde lid, komt te luiden:
5. Bij de toepassing van dit artikel wordt Verordening (EG) nr. 561/2006
in acht genomen.
C
Artikel 10:14 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt onderdeel a en worden de onderdelen
b en c verletterd tot a en b;
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Voor de toepassing van deze paragraaf wordt verstaan onder «motorrijtuig», «trekker»
en «bestuurder», hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 4,
onderdeel b, onderscheidenlijk onderdeel c, van Verordening (EG) nr. 561/2006.
D
Onder handhaving van het opschrift komt artikel 10:15 te luiden:
Artikel 10:15
1. In afwijking van de paragrafen 10.2 tot en met 10.4, met uitzondering
van artikel 10:7, eerste en derde lid, kan deze paragraaf worden toegepast:
a. indien de overtreding heeft plaatsgevonden met of door middel
van een voertuig waarvan aannemelijk is dat de houder van het kenteken of
de bestuurder geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland heeft, of
b. in geval van een in Nederland vastgestelde overtreding, begaan
door een bestuurder van een motorrijtuig die geen bekende woon- of verblijfplaats
in Nederland heeft danwel in opdracht van een niet in Nederland gevestigde
werkgever, voor zover het betreft vervoer waarop verordening (EG) nr. 561/2006
of het AETR-verdrag van toepassing is.
2. In geval van vaststelling van een overtreding als bedoeld in het
eerste lid, onderdeel b, wordt geen bestuurlijke boete opgelegd indien voor
die overtreding reeds een sanctie is opgelegd dan wel een procedure tot het
opleggen van een sanctie is gestart.
E
Onder handhaving van het opschrift komt artikel 11:1 te luiden:
Artikel 11:1
1. De Nederlandse strafwet is mede van toepassing op iedere bestuurder
van een motorrijtuig ongeacht de woon- of verblijfplaats, alsmede iedere werkgever
ongeacht de plaats van vestiging, die zich buiten Nederland schuldig maakt
aan een overtreding van de regels, welke voortvloeien uit de op de artikelen
2:7, eerste lid, 4:3, tweede tot en met vierde lid, en 5:12, tweede lid, berustende
bepalingen, voor zover:
a. deze regels betrekking hebben op arbeid verricht door personen,
werkzaam in of op motorrijtuigen, en
b. het een economisch delict betreft als bedoeld in de Wet op de
economische delicten.
2. De Nederlandse strafwet is mede van toepassing op de bestuurder
van een motorrijtuig die geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland
heeft alsmede op de niet in Nederland gevestigde werkgever, die
zich schuldig maakt aan een overtreding buiten Nederland van de in het eerste
lid bedoelde regels, indien:
a. het vervoer betreft waarop verordening (EG) nr. 561/2006 dan wel
het AETR-verdrag van toepassing is;
b. de overtreding in Nederland wordt vastgesteld, en
c. het een economisch delict betreft als bedoeld in de Wet op de
economische delicten.
3. In geval van vaststelling van een overtreding als bedoeld in het
tweede lid, onderdeel b, wordt geen vervolging ingesteld indien voor de overtreding
reeds een sanctie is opgelegd dan wel een procedure tot het opleggen van een
sanctie is gestart.
ARTIKEL II
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,