32 305 Wijziging van de Uitvoeringswet EG-executieverordening ter uitvoering van het op 30 oktober 2007 te Lugano tot stand gekomen Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, met Protocollen, Verklaringen en Bijlagen (PbEU L 339)

Nr. 7 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 26 april 2010

Met belangstelling heb ik kennis genomen van het verslag van de Kamer. Op de daarin gestelde vragen ga ik in het navolgende graag in.

De leden van de VVD-fractie vragen de regering kort aan te geven of er, naast de al in de memorie van toelichting genoemde, nog meer vereenvoudigingen zijn van de procedure tot verkrijging van het verlof tot tenuitvoerlegging (exequatur).

Het antwoord op deze vraag luidt ontkennend. Ter verduidelijking merk ik met betrekking tot (de vereenvoudigingen van) de verlofprocedure het volgende op.

Op grond van het Verdrag van Lugano 1988 en het EEX-verdrag kan het verzoek om uitvoerbaarverklaring worden afgewezen om een van de in de artikelen 27 en 28 van deze verdragen genoemde redenen (art. 34 van beide verdragen). Dit zijn redenen waarom beslissingen niet worden erkend, zoals strijd met de openbare orde. Op grond van het Verdrag van Lugano 2007 en de EG-executieverordening vindt geen toetsing plaats aan de in de artikelen 34 en 35 genoemde gronden voor niet-erkenning en wordt een beslissing afgegeven na enkel een eenvoudige, formele controle van de overgelegde documenten (art. 41 van het verdrag en de verordening).

Op grond van het Verdrag van Lugano 1988 en het EEX-verdrag kan voorts tegen de beslissing waarin de tenuitvoerlegging wordt toegestaan door de partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd verzet worden ingesteld (art. 36 van beide verdragen). Dit verzet wordt in Nederland gebracht voor de rechtbank (art. 37 jo. art. 4 Uitvoeringswet EEX-verdrag). Tegen de op het verzet gegeven beslissing kan beroep in cassatie worden ingesteld (art. 37 jo. art. 5 Uitvoeringswet EEX-verdrag). De verzoeker wiens verzoek is afgewezen kan beroep instellen bij het gerechtshof (art. 40 jo. art. 6 Uitvoeringswet EEX-verdrag). Tegen de beslissing op beroep kan vervolgens beroep in cassatie worden ingesteld (art. 41 jo. art. 8 Uitvoeringswet EEX-verdrag).

Op grond van het Verdrag van Lugano 2007 en de EG-executieverordening kan elke partij een rechtsmiddel instellen tegen de beslissing op het verzoek om een verklaring van uitvoerbaarheid (art. 43 van het verdrag en de verordening). In Nederland kan dit bij de rechtbank (art. 4 Uitvoeringswet EG-executieverordening). De verklaring van uitvoerbaarheid wordt door het gerecht dat oordeelt over dit rechtsmiddel getoetst aan de artikelen 34 en 35 van het Verdrag van Lugano 2007 en de EG-executieverordening genoemde gronden voor niet-erkenning (art. 45 van het verdrag en de verordening). Tegen de op het rechtsmiddel gegeven beslissing kunnen op grond van artikel 44 van het Verdrag van Lugano 2007 en de EG-executieverordening alleen de in bijlage IV genoemde middelen worden aangewend (in Nederland beroep in cassatie).

De leden van de VVD-fractie vernemen verder graag waarop de in de memorie van toelichting genoemde aanvulling ziet van de regeling voor de tenuitvoerlegging van de door het Verdag van Lugano 2007 bestreken executoriale titels in het interne recht van de door het Verdrag van Lugano 2007 gebonden staten.

Met deze aanvulling wordt niet anders bedoeld dan de in het wetsvoorstel opgenomen uitvoeringsregeling. Het verdrag behoeft alleen op het terrein van de procedure inzake het verlof tot tenuitvoerlegging uitwerking in het nationale recht. Deze uitvoering wordt op dezelfde wijze geregeld als de uitvoering van de bepalingen van de EG-executieverordening in de Uitvoeringswet EG-executieverordening.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven