32 289 Wijziging van de Spoorwegwet, de Wet personenvervoer 2000 en de Wet op de economische delicten ter implementatie van de richtlijnen 2007/58/EG, 2007/59/EG, 2008/57/EG en 2008/110/EG

Nr. 14 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID SLOB TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 12

Ontvangen 1 november 2010

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

In artikel II, onderdeel D, komen in artikel 19a het zevende tot en met het tiende lid als volgt te luiden:

  • 7. Onze Minister kan het vervoer van passagiers tussen stations in Nederland beperken waarvan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit op een aanvraag, bedoeld in het tweede lid, heeft vastgesteld dat dit vervoer het economisch evenwicht van een of meer concessies van een spoorwegonderneming in gedrang brengt.

  • 8. Onze Minister betrekt bij de toepassing van het zevende lid de beschikbare kwaliteit voor de reiziger en de financiële belangen voor de een of meer betrokken concessiehouders.

  • 9. Onze Minister beperkt het vervoer van passagiers tussen stations in Nederland voor grensoverschrijdend openbaar vervoer per trein zonder concessie op het traject waarvoor de aan HSA beheer N.V. verleende concessie voor de duur van vijftien jaar, met aanvangsdatum 1 juli 2009, van toepassing is.

  • 10. Het personenvervoer per trein in strijd met de krachtens het zevende lid dan wel het negende lid vastgestelde beperkingen is verboden.

Toelichting

De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit (NMa) moet volgens het wetsvoorstel op aanvraag van één of meer concessieverleners of concessiehouders de beperkingen opleggen aan het vervoer van passagiers tussen stations in Nederland, die nodig zijn om het in gedrang komen van het economisch evenwicht van één of meer concessies van spoorwegondernemingen te voorkomen. De door de NMa te stellen beperkingen betekenen dat het economisch evenwicht van één of meer concessies van OV-bedrijven met een concessie voor spoor of voor multimodaal vervoer met spoor niet in het gedrang wordt gebracht. De beperkingen kunnen betekenen dat daarmee een betreffende nieuwe grensoverschrijdende treindienst niet rendabel is te exploiteren. Dit kan strijdig zijn met de belangen van de reizigers. Bij de uiteindelijke besluitvorming om eventuele beperkingen aan cabotage op te leggen dienen steeds naast de beoordeling van de verstoring van het economische evenwicht ook andere voor reizigers relevante zaken te worden meegewogen. Daarbij kan gedacht worden aan de effecten op het serviceniveau voor de reiziger. Tevens kan gedacht worden aan relevante zaken voor de vervoerder, zoals de verdeling van kaartopbrengsten. Deze brede beleidsmatige beoordeling behoort tot de bevoegdheden van de Minister van Infrastructuur en Milieu. Het amendement maakt die brede beoordeling door de Minister van Infrastructuur en Milieu mogelijk.

Slob

Naar boven