32 288 Wijziging van de Zeebrievenwet in verband met het uitbreiden van de grondslag voor het intrekken van een zeebrief

Nr. 5 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 januari 2011

Tijdens de procedurevergadering van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu van 15 december 2010 heeft uw Kamer mij verzocht om een uitleg over de verhouding tussen de wijziging van de Zeebrievenwet, die thans bij uw Kamer aanhangig is, en de door mijn voorganger aangekondigde Rijkswet nationaliteit zeeschepen. Ook is verzocht om de vaste commissie te laten weten of de wijziging van de Zeebrievenwet gehandhaafd dient te worden. Door middel van deze brief voldoe ik graag aan die verzoeken.

Mijn voorganger, de Minister van Verkeer en Waterstaat, heeft in zijn brief aan de Tweede Kamer (zie Aanhangsel van de Handelingen 2009–2010, nr. 3352) geschreven, dat in de Rijkswet nationaliteit zeeschepen, die thans in ambtelijke voorbereiding is, wordt beoogd uniforme regels te stellen voor het hele Koninkrijk over de registratie en nationaliteitsverlening van zeeschepen en de afgifte van zeebrieven. Deze regelgeving komt tot stand in samenspraak met alle landen van het Koninkrijk (thans Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten). De afstemming met de Caribische landen is nodig omdat de nationaliteit van zeeschepen in het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden als koninkrijksaangelegenheid is aangemerkt en in beginsel bij rijkswet geregeld moet worden.

De stelselherziening is bedoeld om uitvoering te geven aan het VN-Zeerechtverdrag en aan het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden en om de concurrentiepositie van rederijen in het Koninkrijk te versterken door het wegnemen van onnodige belemmeringen in de regelgeving. De rijkswet zal een modern registratiestelsel voor zeeschepen bevatten, wat deregulering tot gevolg heeft. Het komt mede tegemoet aan de wensen van het bedrijfsleven voor een meer modern registratiestelsel. Ook zullen regels omtrent verstrekking van zeebrieven in het nieuwe stelsel worden opgenomen. De nieuwe rijkswet zal voorzien in een effectief handhavingsmechanisme.

Het ontwerp van de wijziging van de Zeebrievenwet (kamerstukken II, 32 288) is vooruitlopend op de bredere stelselherziening tot stand gekomen en bij de Tweede Kamer ingediend. De daarin opgenomen extra bevoegdheden om een zeebrief in te trekken, voorzien in een behoefte om op korte termijn bestuursrechtelijke maatregelen te kunnen treffen ingeval ongewenste gedragingen plaatsvinden met een in Nederland geregistreerd zeeschip. Incidenten met zeeschepen, ook in de afgelopen jaren, hebben namelijk aangetoond dat er op dit moment geen bestuursrechtelijke middelen bestaan om handhavend op te treden. De behoefte om maatregelen te kunnen treffen bestaat derhalve nog steeds.

Vanwege de wenselijkheid om op korte termijn voornoemde middelen voor handen te hebben en de complexiteit en de benodigde afstemming met de Caribische landen inzake de rijkswet, is medio 2009 besloten om vooruitlopend op de rijkswet een wijziging van de Zeebrievenwet in te dienen. De wijziging van de Zeebrievenwet is 15 januari 2010 ingediend bij uw Kamer en na de val van het kabinet controversieel verklaard, waardoor de behandeling stil is komen te liggen. De nieuwe intrekkingsgronden, die met de wijziging van de Zeebrievenwet worden voorgesteld, maken onverkort deel uit van het handhavingsmechanisme dat in de rijkswet wordt opgenomen. De Zeebrievenwet zal in zijn geheel worden ingetrokken op het moment dat de Rijkswet nationaliteit zeeschepen in werking treedt.

De inzet is erop gericht om het voorstel van rijkswet nog voor het zomerreces 2011 bij de Tweede Kamer in te dienen. De behoefte om op korte termijn een bestuursrechtelijk instrumentarium voorhanden te hebben om op te kunnen treden tegen ongewenste gedragingen met Nederlandse zeeschepen is niettemin nog steeds actueel. Tot het moment van inwerkingtreding van de rijkswet zijn de voorgestelde intrekkingsgronden van toegevoegde waarde. Het is daarom dat de wijziging van de Zeebrievenwet tot stand komt en ik u in overweging geef de behandeling van het wetsvoorstel voort te zetten.

De minister van Infrastructuur en Milieu,

M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Naar boven